Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel. Minister, collega’s, onlangs raakte bekend dat het gevangeniswezen, het directoraat-generaal bevoegd voor alle penitentiaire inrichtingen in ons land binnen de Federale Overheidsdienst Justitie, een nieuw personeelsbeleid zal introduceren bij de opening van de gevangenis in Haren. Daar zal voor het eerst niet langer gewerkt met ‘penitentiair beambten’ – cipiers dus – maar met zogeheten veiligheidsassistenten enerzijds en detentiebegeleiders anderzijds. Op zich een heel goede zaak. De veiligheidsassistenten zullen instaan voor de bewaking en beveiliging van personen en gebouwen terwijl detentiebegeleiders instaan voor het toezicht op en de begeleiding van de gedetineerden. Het gaat met andere woorden in zekere zin om een ontdubbeling van de huidige functie van penitentiair beambte. In eerste instantie zal die ontdubbeling enkel gebeuren voor de nieuwe gevangenis in Haren, maar het is de bedoeling dat het systeem vervolgens in de andere gevangenissen van het land geleidelijk wordt uitgerold.
Volgens het gevangeniswezen – en ik kan die redenering zeker volgen – is de opdeling nodig omdat de ‘samenleving steeds meer verwacht dat gevangenen niet alleen opgesloten en bewaakt worden, maar dat ze ook intensief begeleid worden naar hun terugkeer in de samenleving en sterker staan tegen eventuele recidives’. Het voornemen om een onderscheid te maken tussen functies van het gevangenispersoneel, stond ook al in de beleidsnota van de federale minister van Justitie.
Sinds de zesde staatshervorming is de opvolging van gedetineerden de bevoegdheid van de gemeenschappen. De rol die de detentiebegeleiders zullen opnemen, sluit nauw aan bij het werk van de justitieassistenten op Vlaams niveau. Minister, u kondigde al aan, onder andere naar aanleiding van uw beleidsverklaring voor dit politieke jaar, dat u de justitieassistenten wil versterken en beter wil omkaderen en wil zorgen voor een betere samenwerking en informatie-uitwisseling met de gevangenissen, zodat het traject binnen de gevangenis naadloos kan aansluiten bij het traject buiten de gevangenis.
Minister, hoe beoordeelt u deze hervorming bij het gevangeniswezen en de geplande ontdubbeling van de functie van penitentiair beambte? Hebt u hierover overleg gevoerd met uw federale collega bevoegd voor Justitie, of bent u, omgekeerd, daarover gecontacteerd? Zo neen, zal er nog overleg volgen? Hoe zal de functie van detentiebegeleider zich verhouden tot de justitieassistenten? Ziet u mogelijke bijkomende synergiën tussen beide functies?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Vandenhove, ik kan bevestigen dat er op verschillende momenten structureel overleg is tussen mijn kabinet en het kabinet van mijn federale collega, bevoegd voor justitie. Dit onderwerp is meermaals besproken en vormde een wederkerend punt op onze agenda, zodat de samenwerking zo goed mogelijk kan worden afgestemd op het terrein.
De geplande ontdubbeling van de functie van penitentiair beambte is goed met ons doorgesproken. Dat is ook een positieve evolutie. Het versterkt onze gezamenlijke opdracht om gedetineerden voor te bereiden op reclassering van bij de start van de detentie. We mogen daar niet mee wachten tot na de detentie. Ik vind dat dus goed.
Het werk van de detentiebegeleiders zal een impact hebben op de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden die wij vanuit Vlaanderen aanbieden. Momenteel bekijk ik met mijn federale collega hoe wij de bestaande samenwerking tussen de hulp- en dienstverleners en het penitentiair personeel op het terrein verder kunnen vormgeven zodat het een en het ander op het terrein goed werken.
De taak van de justitiehuizen speelt zich, met uitzondering van het nieuwe mandaat rond de voorbereiding van de reclassering in radicaliseringsdossiers, af buiten de gevangenissen. Op dit moment zie ik geen synergiën tussen de justitieassistenten en de detentiebegeleiders die uitsluitend binnen de muren werken. Zoals ik eerder heb gezegd, zie ik deze synergie wel met de medewerkers van de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden die er een opdracht hebben vanuit de Vlaamse Gemeenschap.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. U bevestigt dat het een heel goede evolutie is die plaatsvindt op het federale niveau, zodat er naast het bewaken en het opsluiten, een functie wordt bijgevoegd die tegemoetkomt aan wat nu al een stukje de bevoegdheid van Vlaanderen is. Ik ben blij dat dat gebeurd is in nauw overleg met u. Het is vooral belangrijk dat er op het terrein zo goed mogelijk wordt samengewerkt, want uiteindelijk gaat het hier over individuen, gevangenen, die langs twee kanten zullen worden begeleid. Het is een goede aangelegenheid dat dat zo individueel mogelijk gebeurt. Voor mij is dat een mooi voorbeeld van samenwerkingsfederalisme. Zoals uw overleg en uw contact met de federale minister van Justitie bevestigt, hebben we nood aan andere voorbeelden op andere beleidsdomeinen.
Ik heb de indruk dat u beter samenwerkt met de federale minister van Justitie dan met de minister van Binnenlandse Zaken, maar dat is een persoonlijke beschouwing van mijnentwege.
Ook daarvoor is er ruimte in deze comissie.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Goedemiddag voorzitter, minister, collega's, het feit dat die bevoegdheden verdeeld zitten over die verschillende niveaus, maakt het natuurlijk wat complexer. Dit land is zeer complex. Die bevoegdheden zouden beter gewoon op het Vlaamse niveau terechtkomen.
Maar we zitten natuurlijk nog niet zo ver. Wat nu belangrijk is – we horen dat vanuit justitie, zowel van de justitieassistenten als van de mensen van de penitentiaire inrichtingen – is dat we onmiddellijk moeten inzetten om recidive te voorkomen, en dat is ook heel belangrijk voor de kortgestraften. Dat is moeilijker, maar ook voor hen is het zeer belangrijk dat die dossiers goed worden doorgegeven naar de justitieassistenten, naar het Vlaamse niveau, om dan verder met een multidisciplinaire aanpak die mensen verder op te volgen.
Ik denk inderdaad, minister, dat er nog veel overleg zal nodig zijn om die informatie-uitwisseling op een deftige manier te doen. Maar ik hoor dat u, en de mensen van uw kabinet, daar hard mee bezig zijn. Veel succes!
Minister Demir heeft het woord.
Even kort: ik werk inderdaad met de collega die bevoegd is voor de federale justitie, omdat we ook veel raakvlakken hebben, collega Vandenhove, en we gaan uiteraard ook structureel in overleg. Maar ik werk ook graag met de collega van Binnenlandse Zaken. Eigenlijk met iedereen die van goede wil is en die vooruit wil gaan en dingen in beweging wil brengen, en waar er raakvlakken zijn. In dit dossier gaat dat nu over collega Van Quickenborne.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord, minister. Ik wil ook vooruit. Dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.