Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, collega’s, op vrijdag 2 april 2021 werd een nieuwe projectoproep voor de zomerscholen gelanceerd, na het succes van de zomerscholen 2020. Minister, samen met minister Somers trekt u 10 miljoen euro uit om dit project te ondersteunen. Scholen zullen per leerling per dag 45 euro krijgen in plaats van 25 euro, wat uiteraard positief onthaald werd, met nog eens een extra 20 euro als het lokaal bestuur dit organiseert.
Wanneer een lokaal bestuur de regierol opneemt voor meerdere scholen op zijn grondgebied, is het onder meer verantwoordelijk voor: het instaan voor de toeleiding van de meer kwetsbare groepen en de integratie van het verrijkingsaanbod; het zoeken van de samenwerkende partners die de doelstellingen helpen realiseren met het oog op toeleiding en een passend verrijkingsaanbod; het vervullen van een brugfunctie tussen deze partners en de scholen.
Met de zomerscholen trachten de scholen leerlingen te bereiken met een bepaalde sociaal-economische achtergrond. Veel leerlingen uit die achtergrond vinden historisch hun weg niet naar de vele sport- en jeugdverenigingen die de steden en gemeenten rijk zijn. Sportverenigingen kunnen meewerken aan de zomerscholen om bijvoorbeeld sport en spel te voorzien en kunnen zo mee hun schouders zetten onder de zomerscholen. Dit zal niet enkel een positief effect hebben op de zomerschool en de leerlingen, maar het brengt ook deze verenigingen dichter bij bevolkingsgroepen waar ze historisch verder van verwijderd staan.
Minister, wat is uw visie op een samenwerking van sportverenigingen met de zomerscholen? Wilt u die samenwerking van lokale sportverenigingen met zomerscholen stimuleren? Wilt u bij de evaluatie van de zomerscholen 2021 ook peilen naar de visie van de zomerscholen op een samenwerking met de lokale sportverenigingen?
Minister Weyts heeft het woord.
Het gaat over zomerscholen. Dat wil zeggen dat we dat onderwijsaanbod aanvullen met sport en spel. Het moet plezant blijven. We gaan daarbij uit van een soort van fifty-fiftyverhouding. De samenwerking met lokale sportverenigingen zie ik daarin natuurlijk als een absolute meerwaarde voor de kinderen, de jongeren en de leerlingen, maar evengoed voor de organiserende instanties, de school en/of het lokale bestuur, maar zeker ook voor de sportclubs zelf.
Dat sluit aan bij onze visie, bij wat we ‘de gouden driehoek’ noemen: school-club-gemeente. Dit is een mooie opportuniteit voor sportclubs en lokale besturen om ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren kennismaken met sporten waarmee ze anders geen kennis zouden maken omdat ze een beetje verderaf zijn. Door ervan te proeven kunnen ze de stap zetten naar sportclubs in de buurt.
In het kader van het bestaande naschoolse sportaanbod hebben we daar wel wat ervaring mee. Voor de sportconcepten Sportsnack en de SNS-pas zetten Sport Vlaanderen en MOEV bewust actief in op het samenwerken met lokale sportverenigingen. Dat gebeurt ook in het kader van SportKompas. Heel specifiek in het kader van de zomerscholen zal Sport Vlaanderen de samenwerking met sportverenigingen actief promoten en aanbevelen bij alle deelnemende lokale besturen. Via de regiowerking zullen goede praktijkvoorbeelden ter inspiratie worden aangeboden.
Ik vind het daarbij wel belangrijk om de kwaliteit te bewaken. We willen aanmoedigen dat de zomerscholen een beroep doen op gekwalificeerde clubtrainers. Ik pleit ook voor het aanbieden van een laagdrempelig en gevarieerd sportprogramma van clubinitiaties in de meest diverse sporten, omdat deze impulsen de doorstroom naar de lokale sportvereniging zouden kunnen versterken en omdat sporten in clubverband verhoogde garanties biedt op levenslang sporten.
Ook MOEV draagt een steentje bij in het verrijkingsaanbod door sport- en beweegmonitoren ter beschikking te stellen en door spel- en sportmateriaal uit te lenen.
Momenteel zijn we nog volop bezig met de uitwerking van het concept voor de evaluatie van de zomerscholen 2021. Waar mogelijk en zinvol, zullen we voortbouwen op het evaluatieonderzoek dat de Thomas More-hogeschool vorig jaar heeft uitgevoerd. De samenwerking met externe actoren voor het verrijkingsaanbod maakte toen al deel uit van de evaluatievragen. We bekijken nog hoe we dat dit jaar opnieuw kunnen meenemen.
Het effect van de samenwerking met lokale sportverenigingen zal Sport Vlaanderen monitoren op basis van de evaluatiedossiers. Maar we zullen, zoals gezegd, proactief aan de geplande zomerscholen een kader aanreiken om maximale inspanningen te leveren voor de samenwerking met lokale sportclubs ter invulling van het verrijkingsaanbod. Daar ligt echt wel een win-win in, zowel voor de lokale besturen en scholen als voor de sportclubs en de kinderen. Wat betreft de sportclubs moeten we wel rekening houden met het feit dat het ook voor hen zomer is. Hun activiteiten zitten dan op een lager pitje, of er is zelf non-activiteit. Dat is misschien een praktisch probleempje, maar het biedt anderzijds een opportuniteit. De agenda is vrij. Er zijn geen andere trainingen. ‘Elk nadeel heb zijn voordeel’, om te eindigen met een grote filosoof in de sport.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, die laatste uitspraak kennen we inderdaad: ‘Elk nadeel heeft zijn voordeel.’
Uw antwoord is heel positief. Het ligt volledig in de lijn van de visie die wij in onze fractie hierover hebben. U neemt mij de woorden uit de mond: het is een opportuniteit, het is een win-winsituatie voor beide. We stellen vast dat het voor lokale besturen en sportverenigingen veel moeilijker is om kinderen met een wat moeilijkere sociaal-economische achtergrond te binden en toe te leiden naar sport, maar ook naar andere verenigingen. Het sociaal weefsel kan hier alleen maar baat bij hebben om sterker te worden. Die ondervertegenwoordiging is een gegeven. De zomerscholen zijn een mooie opportuniteit om elkaar daar te ontmoeten. We komen daar die kinderen vaker tegen. De sportclubs kunnen, via de lokale besturen, ondersteuning bieden om het aspect sport en spel in te vullen en zo toekomstig lidmaatschap te vinden.
Ik noteer drie positieve antwoorden op mijn vragen. Ik hoop oprecht dat dit een wezenlijk onderdeel is van de evaluatie, zodat we daar met de toekomstige zomerscholen verder mee aan de slag kunnen gaan. Ik heb dan ook geen bijkomende vragen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, alles wat hier is gezegd, zowel in de vraagstelling als in het antwoord, is zeer pertinent en zeer terecht. Als ik zie wat er in de zomerperiodes in onze driehonderd lokale besturen gebeurt …
Vroeger kenden we alleen de jeugdkampen, maar ondertussen is dat een hele waaier, met de Grabbelpas, de speelpleinwerkingen, de sportkampen en dergelijke. Soms wordt nogal smalend gezegd dat het allemaal een vorm van kinderopvang is, maar ik zie de inhoud en ik ben het daar niet mee eens.
Minister, wat ik een beetje op een piëdestal wil zetten, is het nieuwe gegeven van de zomerscholen. Dat is een grote verdienste. We mogen niet vergeten dat de hoofdopzet van de zomerscholen erin bestaat de leerachterstanden weg te werken. Dit moet worden gecombineerd. Dat hoort zo, maar ik vind dat dit element een beetje ondergesneeuwd geraakt. Het is belangrijk aandacht voor die achterstand te hebben. Als we dat met andere leerdomeinen kunnen aanvullen, denk ik dat we op een goede manier met onze jongeren bezig zijn. Ik wil iedereen in dit verhaal, van u tot de lokale besturen, een dikke pluim geven.
Mijnheer Brouns, ik zou me zelf ook graag bij uw terechte en relevante vraag om uitleg aansluiten. We staan allemaal achter de filosofie en we zijn het erover eens dat er sprake van een leerachterstand kan zijn, maar er zijn andere zaken waarover we ons even veel zorgen moeten maken, zoals het psychisch welzijn. Er wordt veel over leerachterstand gesproken, maar ook hierover zijn al vragen om uitleg gesteld. De cijfers zijn bekend. Door het gebrek aan beweging tijdens de coronaperiode is er een achterstand op fysiek vlak. Dat kinderen vaak aan de computer gekluisterd zaten, had zeker een impact op het fysieke. Veel mensen hebben al benadrukt dat we hierop moeten inzetten.
Minister, de andere aanwezigen zijn tevreden met uw antwoord, maar er is u gevraagd hoe u dit wilt stimuleren. Ik blijf nog met die vraag zitten. U hebt het opgesomd. Er zijn meer middelen voor de scholen en de gemeenten, maar wat zit erin voor de sportclubs? Zij hebben het tijdens het voorbije jaar ook moeilijk gehad en inkomsten gemist. Als we verwachten dat de samenwerking gratis is of als onduidelijk wordt gelaten wat de mogelijke vergoedingen zijn, zal dat misschien niet van de grond komen. Komen er richtlijnen voor de gemeenten om te voorzien in een zeker bedrag voor de sportclubs? Op welke manier zult u dit stimuleren?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat dat laatste punt betreft, is het zo dat we hebben voorzien in een heel uitvoerige financiering van 10 miljoen euro voor de organisatie van de zomerscholen. Dat is inclusief de vrijwilligersvergoedingen, maar het staat de organisatoren vanzelfsprekend vrij dat geld ook voor de vergoeding van de medewerkers van sportclubs in te zetten.
Er is terecht opgemerkt dat het hoofddoel van de zomerscholen het wegwerken van een leerachterstand is. De klassenraden spelen een belangrijke rol en kunnen leerlingen of ouders adviseren dat het beter zou zijn een kind de zomerschool te laten volgen om een leerachterstand in een domein in te lopen. Dat is natuurlijk een dunne lijn, we krijgen snel het risico van stigmatisering. Iedereen die naar de zomerschool gaat, moet iemand met een leerachterstand zijn. We hebben wat meer piment nodig om dat aantrekkelijk en zelfs een beetje exclusief te maken. Ik vind het dan ook goed dat de betrokkenheid van de sportclubs het voor iedereen veel aantrekkelijker maakt. Zo vermijden we de stempel dat het louter en alleen op het onderwijs is gericht. Het is de bedoeling er op een leuke, attractieve wijze voor te zorgen dat er een onderwijsaanbod is, maar dat ook met sport en spel te combineren. De betrokkenheid van de sportclubs is nog eens een upgrade. Zo maken ze kennis met zaken waarmee ze op een andere manier geen kennis zouden maken. Dat kan de aantrekkelijkheid van de zomerscholen enkel verhogen.
Ik doe dus een oproep aan eenieder die van ver of nabij betrokken is bij het lokale bestuur of bij scholen, om ervoor te zorgen dat de zomerscholen dit schooljaar een even groot succes worden als vorig schooljaar. Toen was het echt een novum. Nu hoop ik dat we dit ook kunnen verankeren voor de toekomst.
De heer Brouns heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. De vraagstelling was natuurlijk ook voor een stuk ingegeven vanuit een lokale en regionale evaluatie, waaruit inderdaad heel duidelijk bleek dat de sport- en spelcomponent – en uiteraard is het in de eerste plaats om de leerachterstand weg te werken, collega Van Dijck – ook bijzonder positief ervaren werd. Waar we geëxperimenteerd hebben en waar we erin geslaagd zijn om de voetbalclub mee aan boord te nemen, hebben we ook een positieve evaluatie gekregen van zowel ouders als kinderen. Eén aspect is de ondervertegenwoordiging die we daar zien, maar zoals collega Meuleman terecht opmerkt, is het fysieke aspect door corona nog meer dan anders wat ondergesneeuwd bij onze jongeren. Ook in die groep zien we dat de kansen soms kleiner zijn dan bij andere jongeren. Dus ook daar is er de win van de sociale vaardigheden, sport en spel, maar ook de fysieke vaardigheden die daar kunnen worden versterkt.
We nemen dat nu lokaal op. We hebben inderdaad een subsidiereglement, waarbij we de gediplomeerde jeugdtrainers extra kunnen ondersteunen. Maar alle hulp en steun vanuit Vlaanderen zijn op dat vlak welkom.
Ik onthoud vooral de positieve elementen uit de verschillende tussenkomsten en uit uw antwoord, minister, om de win-winsituatie die we hier toch wel echt zien, die opportuniteit in de relatie tussen de zomerscholen en de sportverenigingen, maximaal vast te houden en uit te rollen naar de toekomst.
De vraag om uitleg is afgehandeld.