Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega’s, minister, een nieuwe HIVA-studie (Hoger Instituut voor de Arbeid) wijst onder andere uit dat de mentor op de werkplek een cruciale rol speelt in het opleidingstraject van de leerlingen die kiezen voor alternerend leren via het systeem van leertijd, duaal leren of het deeltijds beroepsonderwijs. De begeleiding van een jongere uit een alternerende opleiding vraagt van mentoren een zoektocht naar een evenwicht tussen voorzichtigheid en loslaten. Deze leerlingen kiezen immers voor dit type opleiding om meer met de praktijk bezig te zijn en een vak te leren. Zij willen dan ook zo snel mogelijk de nodige competenties en taken onder de knie krijgen. De ene leerling wil sneller zelfstandig aan de slag, terwijl de andere wat meer houvast en bevestiging nodig heeft.
Bovendien schatten leerlingen en mentoren eenzelfde situatie vaak anders in. Leerlingen schatten zichzelf soms hoger in terwijl de mentor inschat dat bepaalde taken te veel risico inhouden of nog te moeilijk zijn. Dit kan wel eens tot spanningen leiden. Het is voor mentoren niet altijd even gemakkelijk om te weten welke acties ze dan het best kunnen ondernemen.
Daarnaast heeft de mentor een sociale rol: hij of zij is vaak een luisterend oor en een tussenpersoon tussen de leerling, de collega’s en de baas. De begeleiding van een jongere uit een alternerende opleiding vraagt dus van mentoren een zoektocht naar een evenwicht tussen voorzichtigheid en loslaten.
In het rapport geeft men verder nog aan dat mentoren vaak weinig betrokken zijn bij het opstellen van het opleidingsplan en ze worstelen met de administratieve taken wat ten koste gaat van de tijd voor de begeleiding van de jongere. SYNTRA Vlaanderen riep in het verleden ook al op om te zorgen voor een duidelijke communicatie voor mentoren en trajectbegeleiding. Het mogelijk maken van een verdere professionalisering voor mentoren is nodig, net zoals het aanreiken van concrete handvaten voor het begeleiden van het leerproces van de leerlingen en voor de kwalitatieve evaluatie. Deze werkpunten worden in de studie opnieuw aangehaald. Een vast en gemeenschappelijk evaluatiesjabloon om met het opleidingsplan aan de slag te gaan zou volgens de wetenschappers een goede stap zijn.
Minister, hoe kunnen scholen vanuit hun expertise en knowhow over het opleiden van leerlingen, deze mentoren beter betrekken en ondersteunen zodat ze hun taak om de jongeren de nodige competenties op de werkvloer aan te leren met succes vervullen? Welke randvoorwaarden en welke richtlijnen zijn hiertoe nodig voor scholen? Bent u van mening dat er aan het opleidingsplan kan worden gesleuteld om mentoren sneller in het leertraject van de jongere te betrekken en in zijn cruciale rol te erkennen? Of denkt u nog aan andere acties die dit kunnen realiseren?
Minister Weyts heeft het woord.
Het onderzoeksrapport van HIVA evalueerde het decreet, maar dat decreet geeft zelf al een aantal antwoorden op uw vragen. Zo is de professionalisering van de mentor de verantwoordelijkheid van de onderneming. Sinds 2019 hebben we vanuit de Vlaamse Regering beslist om de mentoropleiding verplicht te maken voor ondernemingen die een alternerende opleiding inrichten vanuit een bekommernis om de cruciale kwaliteit van de begeleiding op de werkplek te versterken en te verzekeren. De sectoren en de collega’s van het beleidsdomein Werk ondersteunen de ondernemingen hierin.
Vanuit de invalshoek van Onderwijs is het de trajectbegeleider die de link tussen leerling en mentor faciliteert. De trajectbegeleider doet de opvolging en coördinatie van het leerproces van de leerling en geldt als aanspreekpunt. De link met de mentor is hier dan ook cruciaal om tot een kwaliteitsvol traject te komen.
Decretaal is al voorzien dat het opleidingsplan opgemaakt wordt in samenspraak tussen school en onderneming. We merken dat het in de praktijk de trajectbegeleider en mentor zijn die dit samen doen. Het is binnen deze samenwerking dat ook de eerste stappen worden gezet in het uitwisselen van expertise in functie van het begeleiden van leerlingen.
De bevindingen uit het rapport van HIVA geven aan dat er nog groeipotentieel is in het betrekken van de mentor. De professionalisering van de trajectbegeleiders zal hierbij een belangrijke rol spelen. Deze wordt in eerste instantie opgenomen vanuit de onderwijskoepels en -netten. Vanuit Onderwijs hebben we aan de onderwijsverstrekkers in 2019 en 2020 een budget van 270.000 euro voor professionaliseringstrajecten ter beschikking gesteld. Dat professionaliseringstraject kan dan de komende jaren gebruikt worden voor de professionalisering van de trajectbegeleiders. We vermoeden dat we de komende jaren hiervan de vruchten zullen plukken en tot een kwaliteitsvolle trajectbegeleiding kunnen komen.
Daarnaast liep er een Europees project van 2019 tot 2020 met als doel buitenlandse inspiratie op te doen met betrekking tot professionalisering van leerkrachten en trajectbegeleiders in het kader van duaal leren. De koepels waren daarbij betrokken en hebben inspiratie kunnen opdoen die ze kunnen gebruiken bij de professionalisering van trajectbegeleiders.
Tot slot verwijst u naar een gemeenschappelijk evaluatiesjabloon. De evaluatie valt natuurlijk onder de autonomie van de scholen. Het opmaken van een eventueel gemeenschappelijk sjabloon zal dan ook vanuit de scholen of koepels moeten komen. Zij zijn de eindverantwoordelijke in de evaluatie van de leerling en worden in die hoedanigheid ook aangesproken door de onderwijsinspectie. Als ik daar enige faciliterende rol kan spelen, ben ik daar natuurlijk altijd toe bereid, maar in dezen wil ik toch ook wel de autonomie van de onderwijsinstellingen respecteren.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister. Als het over de kwaliteit van onze opleidingen gaat, denk ik dat het van alle belang is dat we over alle sectoren en domeinen heen samenwerken en wat loskomen van het hokjesdenken. We moeten dat proberen te overstijgen. Zelf heb ik gedurende mijn carrière als leerkracht ook mogen ervaren wat het is om stagebegeleider – of trajectbegeleider, zo u wil – te zijn. Mijn ervaring daar was dat men eigenlijk zowel vanuit het onderwijs naar het werkveld als vanuit het werkveld naar het onderwijs toch wel met een heel specifieke bril kijkt en dat dat er soms voor zorgt dat er te weinig bruggen gebouwd worden. Er zijn een aantal initiatieven. Ik denk aan zijinstromers, maar ook aan andere initiatieven waarbij we het werkveld wat dichter bij de onderwijsvloer brengen. Dat zijn kansen die we moeten grijpen.
Ik ben zeer tevreden om te horen dat er middelen voorzien worden voor de professionele trajecten, maar toch denk ik dat er daar nog kansen liggen. Ik zie bijvoorbeeld mogelijkheden om gezamenlijke opleidingen te voorzien voor zowel trajectbegeleiders als mentoren, zodat die dichter bij elkaar staan.
In elk geval kijk ik uit naar wat komt. Als we willen dat het werkplekleren een blijvende plek krijgt, als duaal leren echt wel een onderdeel wordt van het opleiden van onze jongeren, dan denk ik dat we niet anders kunnen dan meer gaan samenwerken en meer gaan werken. Ik ben er trouwens van overtuigd dat als we investeren in dat coachen en dat evalueren, dat niet alleen voor onze leerlingen een effect kan hebben, maar ook voor de organisaties die ook meer en meer evolueren naar een lerende organisatie.
Een laatste vraag die ik nog heb, is in hoeverre de lerarenopleiding ook betrokken is in het opleiden van trajectbegeleiders en mentoren. Ik ervaar dat net het evalueren en het coachen, bijvoorbeeld het geven van feedback, toch iets is dat heel cruciaal is in het werkplekleren. En ik merk dat daar toch nog heel wat groeikansen zijn. Ik kijk dus uit naar de mogelijkheden die daar nog geboden worden.
Ik heb deze vraag vanmorgen trouwens ook gesteld, met wat extra vragen, aan uw collega Crevits, die daar ook wel een aantal punten in zag. Ik heb haar ook gevraagd of ze wou samenwerken met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en andere organisaties die zich inzetten voor het verzorgen van mentoropleidingen binnen zorgberoepen, omdat heel veel lokale besturen daar ook mee bezig zijn. Ze zou dat van zeer nabij opvolgen. Dus zeker voor die richtingen in de zorg lijkt me dat ook vanuit onderwijs een mogelijke piste. Ik hoor graag hoe u daarnaar kijkt.
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt voor de vraag, mevrouw Vandromme. De wisselwerking tussen onderwijs en werkplekken is een belangrijke wisselwerking. Maar, en ik spreek ook vanuit mijn eigen verleden, dat zijn soms twee verschillende werelden. De onderwijswereld laten spreken met de werkgevers- en werknemerswereld, is niet evident, maar omgekeerd ook niet. Uit het onderzoek komt ook naar voren dat bijvoorbeeld mentor zijn al bij al een zware taak is, vooral de administratie die erbij komt. En een leerling begeleiden, daar hangt natuurlijk alles aan: dat gaat over inhoud, maar ook over het feit dat dat een jongvolwassene is, met de nadruk veelal op jong, en niet zozeer op volwassen. Dat vraagt toch wel wat zaken.
Nu, ik wil wel oproepen, minister en collega’s, om ervoor op te letten dat we voldoende leerwerkplekken, of werkplekken tout court, blijven hebben. Want we zouden allerlei heel zware structuren en opleidingen kunnen opleggen aan die werkplekken, waardoor de kans bestaat dat ze ervoor gaan bedanken. Dan is dat natuurlijk wel jammer, want dan gaan we er op het vlak van leerwerplekken, duaal leren en stages op achteruit in plaats van vooruit. Net die leerlingen willen op die werkplekken aanwezig zijn.
Ik wil dus een pleidooi voeren voor gezond verstand, niet voor zware administratieve structuren, zware opleidingen en dergelijke meer. Dat lijkt me contraproductief. Dat wil niet zeggen dat we aan de sectoren niet mogen vragen om in te zetten op kwaliteit en begeleiding. Vanuit sectorfondsen binnen Werk worden allerlei zaken gedaan en ik denk dat dit een van de zaken is waarvoor we dit kunnen gebruiken, om vanuit sectoren gericht, vanuit hun expertise, mensen op de werkvloer op te leiden, te begeleiden, te vormen. Dat lijkt mij een goede wisselwerking, zonder dat dit al te zwaar zou worden en zonder dat die mensen onder de decreten Rechtspositie Onderwijs zouden gaan vallen, want dat lijkt mij niet wenselijk te zijn. Die nuance wou ik toch aanbrengen, in het belang van studenten, in het belang van werkplaatsen en in het belang van het geheel.
Minister Weyts heeft het woord.
Als het over het onderwijsluik gaat, dan nemen de koepels de belangrijkste rol op, namelijk de professionalisering van de begeleiders, maar de onderwijsadministratie faciliteert hen daarin. Men is momenteel ook aan het werken aan een gezamenlijke visie rond die trajectbegeleiding, waarbij de bekommernis was geopperd dat men dat bekijkt vanuit eenzelfde bril, vanzelfsprekend in goede samenwerking met collega Crevits. Op dit ogenblik zijn er in het kader van de lerarenopleiding ook plannen om modules in te richten voor het opleiden van mentoren en trajectbegeleiders, in samenwerking met de sectoren.
Fasegewijs nemen we dus verschillende initiatieven met eenzelfde ambitie, namelijk ervoor zorgen dat dat duaal leren een succes kan worden in Vlaanderen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel voor de aanvullingen.
Fijn te horen dat er een visie wordt uitgewerkt rond de trajectbegeleiding. Dat zal ik zeker opvolgen. De autonomie van de onderwijsinstellingen in het organiseren van de stages vind ik natuurlijk ook belangrijk, maar ik vind het ook belangrijk dat er een gemeenschappelijke visie komt, zodat men gelijke verwachtingen kan stellen. Het kan bijvoorbeeld niet zijn dat zorginstellingen – en ik spreek uit ervaring – samenwerken met verschillende scholen en allerlei verschillende trajecten moeten gaan opvolgen, wat er alleen maar voor zorgt dat die opleidingsaanbieders of leerwerkplekken afstand nemen. We moeten dus in beide richtingen gaan zoeken.
Maar goed, vanmorgen zei minister Crevits dat er in de sectorconvenanten ook nog wel wat mogelijkheden waren en dat er trouwens nog een aantal financiële tegemoetkomingen waren ten aanzien van bedrijven die leerlingen opvingen. Daar heb ik ook gevraagd naar de evaluatie en die komt eraan.
In elk geval ben ik blij dat de lerarenopleiding de expertise in het evalueren en coachen ook wil delen met de trajectbegeleiders en mentoren.
We kijken uit naar wat er komt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.