Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over een onderwerp dat in het Waasland voor enige beroering zorgt, weliswaar niet zo veruitwendigd als vorige week in Limburg.
Ook in het Waasland zijn er een pak vragen bij het gegeven dat de gemeente Zwijndrecht bij de regio Antwerpen werd ingedeeld. Intussen heeft de gemeenteraad van Zwijndrecht op 25 maart unaniem een motie aangenomen om dit te onderbouwen. Ze wijzen niet alleen op de historische banden van Zwijndrecht met het Waasland, misschien iets minder hard als argument, maar ook en vooral op de bestaande samenwerkingsverbanden van Zwijndrecht met de andere Wase gemeenten. Meer dan 75 procent van die samenwerkingen situeert zich in het Waasland, wat aantoont dat Zwijndrecht echt wel aansluit bij die Wase regio.
Vanuit de bredere regio komen duidelijke signalen dat deze ingreep een impact heeft op de concrete werking van de bestaande samenwerkingsverbanden. Uit een brief van Zorgpunt Waasland, een samenwerkingsverband op het terrein van de ouderenzorg, blijkt dat het verdwijnen van Zwijndrecht uit die samenwerkingsverbanden de verdere uitbouw van de zorg in de regio op de helling zet. De negen andere gemeenten in het Waasland, niet meteen de grootste regio die in Vlaanderen is afgebakend, dringen er echt op aan om Zwijndrecht in het Waasland te laten. Dat lieten ze weten in een schrijven aan uw kabinet op 8 april.
De bovenstaande standpunten sluiten nauw aan bij het advies dat de Oost-Vlaamse provinciegouverneur op 21 januari van dit jaar afleverde. Mevrouw Van Cauter was helder in haar advies: “Binnen de regio-omschrijving Waasland is er een unanieme vraag om in te gaan op de vraag van Zwijndrecht om zich aan te sluiten bij Waasland. Als gouverneur van Oost-Vlaanderen adviseer ik dit uiteraard ook positief.”
Het Vlaams regeerakkoord is duidelijk: “We zetten in op regiovorming. Deze regiovorming moet van onderuit worden opgebouwd en gedragen door de lokale besturen. De burgemeesters van de betrokken lokale besturen vormen de spil van deze regiovorming.” In de plenaire vergadering van 28 april 2021 liet de minister een opening vallen in verband met de regiovorming in Limburg. Zo heb ik het althans gelezen. Daarom dacht ik dat het toch de moeite waard was om ook eens te kijken naar het Waasland.
Minister, op basis van welke analyse heeft de Vlaamse Regering ervoor gekozen om de gemeente Zwijndrecht in te delen bij de regio Antwerpen? Bent u, gezien de duidelijke signalen vanuit de gemeente en de regio, bereid om de beslissing over de regiovorming in het Waasland te herbekijken? Indien niet, hoe is die beslissing dan te rijmen met de duidelijke passage in het Vlaams regeerakkoord?
Minister Somers heeft het woord.
Over de regiovorming en de afbakening van de referentieregio’s heeft de Vlaamse Regering op 12 maart een beslissing genomen. Dat proces is complex, want anders was de regiovorming al veel vroeger ontstaan. Ik heb bij het begin van de operatie gezegd en daarna steeds herhaald dat die afbakening altijd een voorwerp zal zijn van discussie. Elke gemeente ziet vanuit haar eigen logica een ideale afbakening, maar wanneer men die visies allemaal samenbrengt en ook nog eens rekening houdt met de specifieke belangen van de andere beleidsniveaus, zullen er altijd gemeenten zijn die op de grens liggen en liever de zaken wat anders hadden gezien. Ik ben me daarvan bewust, en ik begrijp dat een aantal gemeenten op een snijpunt liggen, waardoor het niet gemakkelijk is om een afbakening te maken die iedereen voor 100 procent bevredigt. Ik ben er altijd van uitgegaan dat die 100 procent niet haalbaar is. In deze oefening is ‘beter’ altijd de vijand van ‘goed’.
Bij het afbakeningsproces hebben we alleszins goed geluisterd naar de lokale besturen, maar er is ook de dimensie van Vlaanderen. De Vlaamse overheid heeft vanuit haar bevoegdheden heel veel samenwerkingsstructuren opgezet, en het zijn vooral die structuren die we moeten aanpassen. Vaak is Vlaanderen zelf de oorzaak van de bestuurlijke 'verrommeling' in de voorbije decennia. Het afbakeningsproces impliceerde dus een goed samenspel tussen bottom-up en top-down.
U verwijst naar het advies van de gouverneur van Oost-Vlaanderen en naar de vraag van de Waaslandgemeenten om Zwijndrecht in te delen bij het Waasland. Dat zijn inderdaad enkele van de puzzelstukken in de regioafbakening.
Maar de puzzel heeft ook nog andere stukken en andere realiteiten. Ten eerste is er de realiteit van de provinciale indeling. In geen enkele regio overschrijden we de provinciegrenzen, niet omdat de provincies heilig zijn voor ons, maar omdat heel veel afbakeningen binnen de provinciale grenzen vallen.
Het provinciebestuur behoudt zelf belangrijke plaatsgebonden bevoegdheden, bijvoorbeeld binnen Ruimtelijke Ordening, die aan de regionale werking raken. Het werkingsgebied van de gouverneur blijft de provincie, en dat is belangrijk voor noodplanning en toezicht op de gemeenten en omdat de gerechtelijke arrondissementen binnen de grenzen van de provincie vallen.
Kortom, als we over de provinciegrenzen springen, creëren we nieuwe bestuurlijke verrommeling. Ik denk bijvoorbeeld heel concreet aan de veiligheidsketen, waar justitie een belangrijke rol in speelt en waar ook de provinciegouverneur een heel belangrijke rol in speelt. Ik denk aan noodplanning. Indien we echt werk willen maken van een integraal veiligheidsbeleid, moet dit worden meegenomen in een goed afbakeningsproces.
Zwijndrecht heeft enkele heel belangrijke samenwerkingsverbanden met de stad Antwerpen: de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen, de interzonale samenwerking tussen politiezone Zwijndrecht en politiezone Antwerpen en uiteraard de vervoerregio Antwerpen. Er is het advies van Vlaams minister van Mobiliteit, Lydia Peeters. Daarin vroeg zij om de regioafbakening zo dicht mogelijk te laten aansluiten bij de indeling in vervoerregio’s.
Mobiliteit is ook vaak een motor voor regionale samenwerking, zeker in de regio rond Antwerpen.
Er is ook de vraag van de stad Antwerpen, opgenomen in het advies van de gouverneur van Antwerpen, om de indeling van regio Antwerpen aan te passen naar de feitelijke vorm van Fluvius Antwerpen, vervoerregio Antwerpen en IGEAN. Lees: een regio met de gemeente Zwijndrecht, maar ook met Lier, Boechout, Kruibeke en Beveren. U merkt dat ook op deze vraag slechts gedeeltelijk werd ingegaan.
Dit alles samen zorgt ervoor dat de Vlaamse Regering gekozen heeft voor een indeling van Zwijndrecht bij de referentieregio Antwerpen. Dat vinden we de beste keuze.
De Vlaamse Regering heeft op 12 maart een beslissing genomen over de definitieve afbakening van de referentieregio’s. Daarmee kwam voor vier van de vijf Vlaamse provincies een einde aan het afbakeningstraject.
De knopen zijn voor ons dus doorgehakt, ook in verband met Zwijndrecht. Het wordt nu zaak om vooruit te kijken en stap voor stap de samenwerkingsverbanden af te stemmen op de referentieregio’s.
Vlaanderen zal, zoals gezegd, zelf het goede voorbeeld geven. Alle nieuwe samenwerkingsverbanden zullen meteen gealigneerd worden op de referentieregio’s. Voor de bestaande samenwerkingsverbanden werd een traject uitgetekend. Dat traject heeft de ambitie om voor het einde van deze legislatuur het grootste deel van de samenwerkingsverbanden die Vlaanderen organiseert, op deze kaart af te stemmen.
Vlaanderen vraagt hetzelfde aan de lokale besturen waar zij de sleutel in handen hebben: de intergemeentelijke samenwerking in het decreet over het lokaal bestuur. Ook zij moeten hun nieuwe en bestaande samenwerkingsverbanden afstemmen op de referentieregio’s.
Zwijndrecht zal de oefening dus ook moeten maken. Ik wil het bestuur oproepen om daar in een positieve geest werk van te maken en aanmoedigen om stappen vooruit te zetten binnen de referentieregio.
Zoals jullie weten, valt niet alles onder het toepassingsgebied van de regiovorming. Dat is een belangrijke nuancering. Een kleinschalige ad-hocsamenwerking zonder nieuwe vaste structuren, valt erbuiten. Ook samenwerkingsverbanden waarbij de landschappelijke gegevenheid dominant is, bijvoorbeeld bekkenbesturen, vallen buiten de scope van de regiovorming.
Er is ook een ‘pas toe of leg uit’-principe ingeschreven: afwijken kan voor een bepaalde structuur of samenwerkingsverband indien daar een grondige motivatie voor wordt gegeven en enkel op het niveau van een individueel samenwerkingsverband. Het is de Vlaamse Regering die deze uitzondering kan toestaan.
Mijn kabinet heeft deze opties eind maart trouwens al besproken met het voltallige bestuur van Zwijndrecht. De bal ligt volgens de Vlaamse Regering nu in het kamp van Zwijndrecht zelf. Zij zijn nu aan zet. Ik wil nogmaals oproepen, met alle begrip voor de moeilijkheid en het feit dat Zwijndrecht op de grens van twee regio's ligt, om zich in te schrijven in dit proces van regiovorming. Daar waar er specifieke punctuele samenwerkingsverbanden zijn die men echt belangrijk vindt en waarvan men de meerwaarde wil bewaren, kan altijd het principe ‘pas toe of leg uit’ gebruikt worden om aan de Vlaamse Regering voor dat specifieke samenwerkingsverband een uitzondering te vragen. Dan zal de Vlaamse Regering dat altijd met een open geest bekijken, maar steeds met de filosofie dat we zoveel mogelijk bestuurlijke verrommeling willen vermijden.
Ik hoop dat dat een aantal elementen van antwoord zijn. Mijnheer Rzoska, ik ben ervan overtuigd dat ze u niet zullen overtuigen, maar ze kunnen misschien wel een stukje nuance brengen in het debat.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik zal meteen het antwoord geven. U hebt mij niet helemaal kunnen overtuigen. U zult dat ook wel begrijpen. De uitleg die u geeft, zou ik nog kunnen snappen mocht Zwijndrecht een heel diffuus, hybride statuut hebben. Maar ze hebben zelf het onderzoek gedaan, wat ze ook kunnen als gemeente, en zij stellen zelf vast, met heel de gemeenteraad, over alle partijgrenzen heen, dat 75 procent van hun samenwerkingsverbanden in de regio Waasland ligt. Zij vallen hun samenwerking met de gemeenten in de provincie Antwerpen helemaal niet af, want daar zit ook 25 procent van de samenwerking. Daar lijkt mij de discussie dus veel duidelijker.
Waarom ben ik wat ontgoocheld? Ik heb in u altijd een verdediger gezien van de lokale autonomie. Dat is in mijn ogen geen vodje papier of een passe-partout. Het staat duidelijk in de Grondwet ingeschreven, in artikel 162, 4°, waarbij heel duidelijk staat dat gemeenten ook wat betreft samenwerkingsverbanden autonomie hebben en dat zij zelfs niet kunnen worden gedwongen door een hogere overheid om in de ene of de andere richting in een samenwerking te stappen.
Daarmee wil ik niet zeggen dat Zwijndrecht dat niet zal doen. Mensen willen uiteraard ook vooruit. Maar uw antwoord verbaast me, omdat ik er altijd van uitging dat Vlaanderen geen keizer-koster wil zijn en echt wil luisteren naar de lokale besturen. En hier is een lokaal bestuur dat met steun van heel wat – eigenlijk alle – gemeenten in het Waasland, Zwijndrecht wil laten waar het zit.
Ik heb de indruk – maar misschien is dat een intentieproces – dat er in de stad Antwerpen een gevoeligheid bestaat aan de andere kant van het water, waarbij men de haven van Antwerpen heeft op de rechteroever, en dat die gevoeligheid op de linkeroever zwaarder heeft gewogen dan wat bij wijze van spreken Zwijndrecht in mijn ogen terecht vraagt. Het was voor mij als Waaslander een even grote verrassing dat Zwijndrecht uit het Waasland zou gaan, richting provincie Antwerpen.
Wanneer het gaat over noodplannen en andere zaken kan men evengoed de vraag stellen waarom men Zwijndrecht niet indeelt bij de provincie Oost-Vlaanderen. Daarmee zou een deel van het probleem opgelost zijn. Ik weet niet of u daartoe bereid bent.
Voorzitter, ik zie u het Jan Peumansgebaar maken. Daarmee sluit ik mijn repliek af.
Dat hebt u goed gezien, collega Rzoska.
De heer Daniëls heeft het woord.
Als Waaslander heb ik ook kennisgenomen van het standpunt van Zwijndrecht, maar ook van het standpunt van een aantal Wase gemeenten waar Zwijndrecht in allerlei hoedanigheden mee samenwerkt. Het klopt dat wat die samenwerking betreft – het gaat dan over afvalverwerking, zorgregio’s enzovoort – er door de eeuwen heen een verband is gegroeid. Ik hoorde collega Rzoska zeggen dat we Zwijndrecht misschien bij Oost-Vlaanderen moeten brengen. Maar misschien moeten we Antwerpen volledig overbrengen naar Oost-Vlaanderen, en dan kunnen we in de wereld spreken over de Waaslandhaven in zijn totaliteit, dan zijn we daar ook van af.
Ik hou het graag realistisch. Ik hoor minister Somers zeggen dat hij ook wel graag bij het Waasland zou horen. Welkom, zou ik zeggen. Het is een heel mooi gebied – maar dit zou ons te ver leiden.
Minister, ik wil toch een oproep doen om de vraag van Zwijndrecht en van het Waasland in dezen grondig te onderzoeken. Wanneer die stap wordt gezet in die regiovorming zoals de kaart nu ligt, dan heeft dat uiteraard ook een aantal gevolgen, onder andere voor die zorgregio, maar ook voor een aantal andere zaken.
Ik ben niet blind en ik ben ook niet naïef, in die zin dat ik me kan inbeelden dat zodra men dat openzet en alles opnieuw mogelijk is, er vanuit allerlei plaatsen nog vragen zullen komen. Er zijn uitzonderingen mogelijk voor bepaalde gemeenten wanneer zij in een andere regio zijn ingedeeld, om toch nog bepaalde samenwerkingsverbanden te sluiten over regio’s heen. Ik wil in dezen dan ook een heel groot pleidooi houden dat Zwijndrecht in het bijzonder in onze Wase regio, minstens in de huidige logische en historisch gegroeide verbanden kan blijven samenwerken wanneer het niet van regio kan veranderen. Ik dank u om daar rekening mee te houden.
De heer Warnez heeft het woord.
Vanuit mijn fractie en mede namens collega Van den Heuvel wil ik benadrukken dat we heel veel respect hebben voor de zorgen die de gemeente Zwijndrecht aankaart. We hebben altijd gezegd dat regiovorming van onderuit moet gebeuren en gedragen moet zijn door de lokale besturen zelf. Minister, ik begrijp u wanneer u zegt dat we niet iedereen een plezier kunnen doen, niet iedereen kunnen volgen, maar hier wringt het toch een beetje. Wanneer we elkaar eerlijk in de ogen kijken, moeten we dat toegeven. De Vlaamse Regering heeft een andere keuze gemaakt dan wat de gemeenteraad zelf vraagt. U hebt daar ook verschillende redenen voor gegeven, maar er moet wel rekening worden gehouden met de lokale spanning. Dat betekent dat de nodige flexibiliteit aan de dag moet worden gelegd.
Minister, onze vraag – en dat is waar ook collega Daniëls naar verwees – is of u voldoende flexibiliteit wilt garanderen ten aanzien van de gemeente Zwijndrecht, vooral wanneer het gaat over die goed werkende, efficiënte samenwerkingsverbanden.
De heer De Loor heeft het woord.
Ik ben tevreden dat collega Rzoska deze vraag over de situatie van Zwijndrecht stelt. We hebben dat ook gedaan met Vooruit tijdens de gedachtewisseling maar toen zijn daar geen antwoorden op gekomen. Ik ben dus blij dat u daar nu toch een gedeeltelijk antwoord op geeft, minister. Maar tegelijk ben ik verbaasd dat een van de eerste argumenten die u geeft de provinciale afbakening is, terwijl tijdens de hele oefening van de regiovorming is gezegd dat het niet noodzakelijk is om die provinciale grenzen te respecteren. Het is ook niet de eerste keer dat ik vaststel dat argumenten soms pro en soms contra worden gebruikt. Dat is een beetje vreemd.
Bij die definitieve afbakening zijn er een aantal pijnpunten die we hier al hebben aangekaart, waaronder het democratische deficit waar heel veel lokale besturen naar hebben verwezen in de adviezen. Sommige zaken staan haaks op de adviezen van de burgemeesters en de gouverneurs. Ook de top-downbenadering die collega Rzoska hier heeft geschetst, doet afbreuk aan het heilige principe van de lokale autonomie.
Minister, we hadden met Vooruit voorgesteld om hoorzittingen te organiseren nadat alle adviezen waren binnengekomen zodat die konden worden afgetoetst, vanuit de bezorgdheid om het draagvlak voor de hele oefening te herstellen. De huidige top-downbenadering zorgt ervoor dat het draagvlak wordt ondermijnd. Dat ziet de Vooruit-fractie liever niet gebeuren.
Minister, welke acties zult u ondernemen om het draagvlak van deze oefening van regiovorming te vergroten?
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank alle collega’s voor het debat dat we de volgende maanden nog vaak zullen hebben.
Die regiovorming is geen vrijblijvende oefening, maar een zeer ingrijpende en fundamentele oefening. Het is geen gemakkelijke oefening. Als dat wel zo was, dan was ze dertig jaar geleden al gebeurd. Het is iets waar we aan werken.
Voor een aantal collega’s uit de meerderheid: het gaat om een gezamenlijke oefening van de Vlaamse Regering. Die regiovorming heeft geen schijn van kans wanneer die alleen vertrekt vanuit de minister van Binnenlands Bestuur. Wat we net beogen, is dat dit beleidsoverschrijdend functioneert. We hebben eigenlijk het engagement nodig van alle vakministers om daaraan mee te werken. Heel veel van die Vlaamse structuren zijn immers geen structuren die door de minister van Binnenlands Bestuur zijn opgezet of die onder de bevoegdheid vallen van de minister van Binnenlands Bestuur, maar structuren die afhangen van andere ministers. Wanneer het gaat over de vervoerregio, dan is dat de minister van Mobiliteit. Wanneer het gaat over eerstelijnszones, dan is dat de minister van Welzijn. Huisvestingsmaatschappijen zijn de bevoegdheid van de minister van Wonen. Daarom heeft de Vlaamse Regering daar hard en unisono aan gewerkt.
Die kaart is niet uit de koker van de minister van Binnenlands Bestuur gekomen, collega’s Daniëls en Warnez, maar is het resultaat van het samenleggen van de puzzelstukken die de verschillende ministers hebben aangereikt. Men moet rekening houden met de lokale besturen, met het Vlaamse beleidsniveau, maar inderdaad ook met de andere beleidsniveaus die vandaag bestaan. Ons objectief is immers niet om lokale besturen in een soort van carcan te duwen waarbij niets meer mogelijk is, maar net om ervoor te zorgen dat de Vlaamse en de federale overheid bij het uitbouwen van hun interactie en samenwerking met de lokale besturen – driehonderd gemeenten is te veel voor een een-op-eenrelatie – dat altijd binnen hetzelfde verband doen. Dat is waar we aan werken.
Ik ben heel blij met de steun van de collega’s Crevits, Beke, Weyts, Jambon enzovoort om zich echt honderd procent achter deze kaart te scharen. Ik vind het goed dat wij dit samen dragen.
Mijnheer De Loor, behalve de specifieke discussie over Limburg waarbij ik al heb gezegd dat daar twee lagen zijn, de Limburgse laag en de subregionale en regionale laag die daaronder zit, is die kaart voor de rest van Vlaanderen neergedwarreld, neergelegd.
Met betrekking tot de specifieke discussie in Limburg heb ik al gezegd dat daar twee lagen zijn, namelijk de Limburgse laag en dan de subregionale, regionale laag die daaronder zit. Maar voor de rest van Vlaanderen is die kaart neergelegd, en het grootste deel van de gemeenten aanvaardt die kaart. Daar is weinig protest tegen. Er zijn een aantal gemeenten die inderdaad wat moeilijker liggen, die wat op de scheidingslijn liggen, die wat in twee richtingen kijken, en die het daar moeilijk mee hebben. Maar het grootste deel van de gemeenten vindt die kaart zeer acceptabel.
Ik ben tot nu toe al in twee regio's langs geweest, de regio Midwest en de regio Westhoek. Binnenkort ga ik naar de Kempen. Ik ga ze een voor een af. Voor mij zijn dat heel inspirerende bijeenkomsten, omdat je voelt dat men daar in de praktijk aan de slag gaat, dat men daar de handen in elkaar slaat en dat men ons ook wijst – en ik leer daar heel veel van – waar vandaag de knelpunten zitten om rond die regiovorming echt succesvol te kunnen werken. Ze zeggen bijvoorbeeld dat ze graag willen opschalen naar die regio, maar dat hen dat geld kost. Nu worden ze gesubsidieerd per eerstelijnszone. Als er morgen één eerstelijnszone wordt gemaakt, verliezen ze. Ze vragen om dat te veranderen. Of ze zeggen dat ze geen subsidieaanvraag kunnen doen, omdat je dat gemeentelijk moet doen. ‘Bovenlokale samenwerking wordt hier gesanctioneerd. Dat is toch niet goed, minister?’ Het zijn die wijzigingen die we nu een voor een aan het bekijken zijn en waar volgens mij heel veel meerwaarde mee te maken is. Dat gaan we de volgende maanden verder doen.
Ik zal nog één voorbeeld geven, mijnheer De Loor: het lokale energie- en klimaatplan. We gaan expliciet aanbieden dat we dat op regionaal vlak kunnen uitbouwen, omdat we daar doelstellingen inschrijven. Lokale besturen engageren zich in hun burgemeestersconvenanten om tegen 2040 een reductie van 40 procent te realiseren. Dat betekent dat we bossen moeten aanplanten en moeten renoveren. Een heel mooi project, dat we heel recent nog in het Kortrijkse hebben goedgekeurd, is met de regio Rivierenland – mijn regio – en de regio rond het Kortrijkse, Zuid-West-Vlaanderen, en de stad Gent, om een versnelling in te bouwen in het renoveren. We gaan dat op regionaal vlak aanpakken. Dat is een onderdeel van het lokale energie- en klimaatplan. Dat zijn de dingen die we moeten doen.
Ik ben ervan overtuigd dat die regio maand na maand en jaar na jaar aan kracht kan winnen en aan belang gaat winnen.
Nu kom ik terug bij de specifieke situatie in Zwijndrecht – nogmaals: met heel veel respect voor Zwijndrecht. Ik val dat niet aan. Ik begrijp dat zij een voorkeur hebben om richting Waasland te kijken. Maar er zijn objectieve argumenten. Ik heb u de vraag aangehaald die bij de stad Antwerpen en bij anderen leeft. Maar er is ook het feit dat wij nergens de provinciale grenzen doorbroken hebben. We hebben dat ook bewust gedaan. Ik kijk naar de veiligheidsketen. Een van de belangrijkste onderdelen van een succesvol lokaal beleid is een goed integraal veiligheidsbeleid. Dat stoelt op preventie, op politie, op brandweer, op noodplanning, op justitiehuizen, op nazorg, op slachtofferbegeleiding. Dat op een goede manier coördineren, is een enorme uitdaging voor een lokaal bestuur.
Sommigen, mijnheer De Loor, hebben het graag dat de provincie daar een rol in speelt, anderen ondergaan het dat de provincie daar een rol in speelt. U weet wat mijn positie daarin is. Maar ik werk in de realiteit van vandaag. In de realiteit van vandaag heeft de gouverneur daarin een belangrijke rol. In de realiteit van vandaag zijn onze parketten georganiseerd op basis van de provinciegrenzen. Als wij met de Procureur des Konings een regionale aanpak willen van een veiligheidsbeleid, waarbij die een een-op-eenrelatie kan aangaan met lokale besturen, dan moeten we daar rekening mee houden. Dat is voor mij een dimensie die ook belangrijk is en die daarin speelt.
We hebben ook het advies gekregen van de minister van Mobiliteit, die zegt dat regiovorming rond mobiliteit belangrijk is en sturend kan zijn. Ik denk dat u mij niet gaat tegenspreken, mijnheer Rzoska, als ik zeg dat een goed mobiliteitsbeleid zeer sterk verweven is met een goed ruimtelijkeordeningsbeleid en zelfs met een goed woonbeleid. Die drie factoren werken op elkaar in. En daarin is vandaag de realiteit dat Zwijndrecht wat de vervoerregio betreft, een onderdeel vormt van de regio Antwerpen.
We hebben zelfs gezegd dat Beveren, een andere gemeente, in de twee vervoerregio’s gaat zetelen. Hetzelfde geldt trouwens ook voor Lier. Lier wordt geen deel van de regio Antwerpen, maar van de regio Rivierenland. Maar voor dat ene specifieke onderdeel, namelijk de mobiliteit, zit het te paard op de twee en zal het deel uitmaken van de twee.
Dat brengt mij dan ook bij Zwijndrecht. In Zwijndrecht hebben ze in eer en geweten een oefening gedaan. Ze hebben uit die oefening geconcludeerd dat ze liever bij het Waasland willen. Maar wij hebben in de Vlaamse Regering gezegd dat voor ons de teerling geworpen is en dat de keuze gemaakt is. We gaan daar nu mee door. We hebben daar objectieve argumenten voor. Ik ben ervan overtuigd dat die argumenten niet iedereen overtuigen, want dat zijn geen absolute argumenten. Het zijn altijd wegingen die je maakt. Maar waar wij Zwijndrecht toe uitnodigen, is dat ze voor zichzelf twee dingen doen: de samenwerkingsverbanden screenen die ze nu hebben en kijken welke voor hen nu echt cruciaal zijn om verder te zetten met het Waasland, omdat ze voor hen een absolute meerwaarde hebben. En gebruik dan het principe ‘pas toe of leg uit’. Kom naar de Vlaamse Regering en zeg welke structuur of structuren je absoluut wilt bewaren. En wat de andere structuren betreft, kijk wat het aanbod kan zijn aan de andere kant. Want er speelt natuurlijk ook heel veel emotie in zo’n dossier, maar ik vind dat we op een zeker moment ook naar de ratio moeten gaan kijken. Wat kan er aan de andere kant opgebouwd worden dat waardevol is? En dan denk ik dat Zwijndrecht daar sterker uit kan komen.
U vraagt of we daar heel breed in gaan zijn. We moeten daar een zekere restrictieve houding in aannemen, want anders stopt de verrommeling nooit. We moeten dus wel wat streng zijn in welke structuren we buiten de kaart laten vallen, maar we gaan daar niet dogmatisch in zijn. Dus als er een of twee structuren zijn waarvan Zwijndrecht ons kan aantonen dat die voor hen echt belangrijk zijn – en we gaan luisterbereid zijn – dan kunnen die een of twee belangrijke samenwerkingsverbanden doorwegen. Ik ben zelf lang genoeg lokaal actief. Er zijn geen dertig doorslaggevende lokale samenwerkingsverbanden. Het zijn er een handvol voor iedereen, die echt relevant zijn. En de andere zijn juist niet relevant en kunnen ingeschreven worden, ingeschakeld worden, vereenvoudigd worden en herleid worden.
De heer Vaneeckhout kent die oefening. Die is gebeurd in zijn omgeving. Daar heeft men de oefening gedaan om van honderd-en-zoveel te zakken naar 36. Dat geldt ook voor Zwijndrecht. Zwijndrecht heeft geen honderd superbelangrijke samenwerkingsverbanden. Het zijn er een aantal. En binnen dat aantal moeten ze kijken welke die een, twee of drie zijn die voor hen echt belangrijk zijn richting Waasland, en voor de rest kijken wat ze kunnen opbouwen richting regio Antwerpen. Op die manier denk ik dat er een voor Zwijndrecht mooie en zinvolle regionale samenwerking kan worden uitgebouwd. Ik weet dat dat antwoord voor u niet 100 procent voldoet, maar ik probeer daar genuanceerd en redelijk in te zijn en me niet te veel te laten meeslepen in die iets te emotionele benadering die – begrijpelijk – soms lokaal bestaat.
De heer Rzoska heeft het woord.
Bedankt voor de bijkomende antwoorden, minister.
Ik blijf wat op mijn honger zitten. Ze hebben een heel rationele oefening gedaan, waarbij ze zeggen dat 75 procent in het Waasland zit en 25 procent in Antwerpen. Ik wil de collega's van de meerderheid danken voor de steun. U hebt daarnet wel een beetje de wacht aangezegd gekregen: terug in uw kot. U moet de beslissingen van de Vlaamse Regering steunen, maar ik ben een parlementslid in hart en nieren, dus ik geloof ook in de kracht van het parlement. Het is goed dat u zich uitgesproken hebt. Ik roep u op, minister, als u de regio Waasland bezoekt, om toch zeker goed te luisteren, ook naar de gemeente Zwijndrecht.
Het voorbeeld van de klimaatplannen is een heel interessant voorbeeld. Het is nu met name de gemeente Zwijndrecht die binnen het intergemeentelijke samenwerkingsverband Interwaas de trekker was om van zijn klimaatplan, samen met dat van Sint-Niklaas en van Kruibeke, een regionaal klimaatbeleidsplan te maken. Dat is dus een heel goed voorbeeld van hoe Zwijndrecht in zijn regio trekker was en de hele Wase regio heeft meegenomen in een regionaal klimaatbeleid. Tot daar, voorzitter, een duidelijke illustratie dat Zwijndrecht wat mij betreft, zonder enige emotie, puur op de ratio, wel degelijk bij het Waasland hoort. Ik zie niet graag een stuk Waasland vertrekken naar over het water.
Dank u, mijnheer Rzoska. De vorige keer dat het over Zwijndrecht ging, heb ik ook aangehaald dat de provinciegrens daar gewijzigd is op 31 maart 1923. Wie daar verantwoordelijk voor was, dat is aan de historici om dat na te kijken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.