Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, deze vraag is al aan bod gekomen in de commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie. U hebt samen met uw collega Demir aangekondigd dat er een oproep komt voor nationale parken en landschapsparken. Het is uiteraard een goede zaak dat we daar verder op inzetten. Ik stel u hier de vraag meer vanuit de invalshoek van erfgoed. De klemtoon van de nationale parken zou op natuur en biodiversiteit liggen.
Bij de landschapsparken zou de klemtoon komen te liggen op landschapskwaliteit en de verschillende functies van het gebied: landschapsontwikkeling, recreatie, natuur, erfgoed, landbouw, wonen en dergelijke meer. Er wordt ook gespecificeerd dat historische gebouwen, sites en landschappen herkenbare bakens zijn en dat die daar ook een belangrijke rol in zullen spelen. Onze identiteit zal ook in die landschapsparken van cruciaal belang zijn.
Geïnteresseerde regio’s kunnen een aanvraag indienen. Er zal een jury van experten zijn die dat zal beoordelen. En op basis daarvan zal er een selectie komen.
Het is een goede zaak dat we ook het belang van erfgoed in die landschapsparken en nationale parken benadrukken. Ik heb daar een paar vragen over, minister. Welke partners zullen een aanvraag tot erkenning van een landschapspark kunnen indienen? Welke rol is voorzien? Wat kunnen bijvoorbeeld onroerenderfgoedverenigingen doen? Kunt u ook verzekeren dat de lokale besturen betrokken zullen worden?
Welke rol ziet u precies voor de verschillende sectoren – toerisme, landbouw, het bedrijfsleven – in de realisatie van die parken? Kunt u garanderen dat de verschillende sectoren bij de verdere uitwerking van de creatie van die parken zullen worden betrokken?
Kunt u verduidelijken wat de precieze rechtsgevolgen zullen zijn van een erkenning als landschapspark? Wat zijn de gevolgen voor de activiteiten die er plaatsvinden en voor de eigenaars?
Hoe ziet u meer concreet de samenstelling van de jury? Het is wel belangrijk dat erfgoed daar ook voldoende in betrokken wordt.
Enkel de gebiedscoalities die voldoende kwaliteit tonen, zouden kunnen instappen in een begeleidingstraject voor de opmaak van een masterplan en een operationeel plan. Wat moeten we verstaan onder ‘voldoende kwaliteit’? Zijn daar objectieve criteria voor? Liggen die vast? Kunt u meer duidelijkheid geven over wat dat traject precies zal zijn?
Minister Diependaele heeft het woord.
Bedankt voor uw vraag, mevrouw Schauvliege. Dit is iets dat volgens mij zeer interessant is. Het is zeer fijn om te merken dat daar al hard aan gedacht wordt, dat erop ingezet wordt, dat veel mensen daarmee bezig zijn en veel mensen zich betrokken voelen bij het eventueel uittekenen van zo’n plan of dossier om een erkenning te krijgen. We krijgen daar heel veel positieve reacties op.
Lokale coalities op maat van het gebied kunnen een aanvraag tot erkenning van een landschapspark indienen. Zowel bestaande coalities, zoals regionale landschappen, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden of wat dan ook, als nieuw op te richten coalities kunnen dat. Coalities zijn samenwerkingsverbanden tussen de belangrijkste stakeholders, betrokken bij de ontwikkelingen in het gebied: de lokale besturen; de betrokken provincies; middenveldorganisaties, voor zover ze zich engageren tot een actieve bijdrage in de ontwikkeling van het park op het vlak van landschap, natuur, streekidentiteit, toerisme en lokale economie; terreinbeherende instanties, organisaties en particuliere eigenaars/gebruikers die het beheer van hun eigendom afstemmen op de doelstellingen van het landschapspark.
Een coalitie bestaat uit verschillende soorten partners. De coördinerende partner staat in voor de organisatie en coördinatie van het samenwerkingsverband en fungeert als aanspreekpunt. Daarnaast zijn er de kernpartners en ondersteunende partners. De kernpartners engageren zich om een landschapspark op te richten en actief bij te dragen tot de opmaak en realisatie van het masterplan en het operationele plan. De ondersteunende partners ondersteunen de kandidatuur en dragen bij aan de opmaak van het masterplan en het operationeel plan. De samenwerking gaat uit van een hoge mate van participatie van alle partners.
Belangrijk is te streven naar een dynamische en coöperatieve gebiedscoalitie. De kiem van de coalitie moet in elk geval aanwezig zijn bij de kandidaatstelling. Op dat moment geven belangrijke partners hun engagement via een engagementsverklaring bij de conceptnota. De definitieve samenstelling van de gebiedscoalitie moet bepaald zijn tegen het moment van oprichting van het park. Maar ook na de oprichting is het natuurlijk niet uitgesloten dat de coalitie groeit of evolueert.
Het is hierbij wel niet de bedoeling dat we gaan opleggen dat de lokale besturen betrokken moeten worden of hun akkoord moeten geven opdat een gebiedscoalitie een aanvraag tot erkenning kan indienen. De samenstelling van de gebiedscoalities zal dan ook van gebied tot gebied verschillen. Dat is ook geen enkel probleem.
Op verschillende momenten in de voorbereiding van de nationale parken Vlaanderen en de landschapsparken overlegde collega-minister Demir, die trekker is, en haar administraties, namelijk het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), al met de diverse sectoren. Zo was er op 7 oktober 2020 een forum voor geïnteresseerden. Hieraan namen onder meer vertegenwoordigers van Landelijk Vlaanderen, Boerenbond, Natuurpunt, Regionale Landschappen, toeristische organisaties, provincies en gemeenten deel. Die zijn dus betrokken. Ook voor de verdere uitwerking van de plannen zullen de diverse sectoren betrokken worden. Het is immers belangrijk dat de verschillende sectoren, namelijk erfgoed, recreatie, natuur, landbouw, wonen, bedrijvigheid, toerisme enzovoort, samenwerken vanuit een geïntegreerde visie en dialoog om ambitieuze langetermijndoelstellingen te realiseren, zowel op Vlaams niveau als op het niveau van de gebiedscoalities.
Het erkennen van een gebied als Vlaams park heeft op zichzelf geen onmiddellijke gevolgen voor de eigenaars of gebruikers van percelen gelegen binnen de Vlaamse parken. Dat moeten we onderlijnen: er zijn geen onmiddellijke gevolgen. Er zijn geen verplichtingen die doorwerken in de vergunningverlening verbonden aan het label Landschapspark. De masterplannen zijn op zich geen juridisch verordenende beleidsplannen en vormen geen basis voor het vergunningenbeleid. Ik denk dat ik niet duidelijker kan zijn.
We gaan voor de realisatie van de parken uit van het creëren van kansen voor natuur en landschap door het overtuigen tot medewerking aan het realiseren van de ambities. We willen sensibiliseren, niet reguleren. Het is een positieve, constructieve manier van werken, dus niet beteugelend.
Een onafhankelijke jury van experten uit binnen- en buitenland zal de aanvragen beoordelen. Het gaat daarbij om vertegenwoordigers van de Vlaamse administratie en externe experten.
Per entiteit die een financiële bijdrage levert aan het Vlaams Parkenbureau, namelijk de VLM, Toerisme Vlaanderen, het Departement Omgeving, het agentschap Onroerend Erfgoed en het ANB, zal één jurylid worden afgevaardigd. Daarnaast zullen vier onafhankelijke experten voor de thema’s landschap, landbouw, economische innovatie en governance en participatie worden aangeduid, alsook twee buitenlandse experten. Eén van de experten zal als onafhankelijk voorzitter optreden. Het secretariaat wordt verzekerd door de VLM. De secretaris maakt geen deel uit van de jury.
Onze administratie zal alvast een jurylid afvaardigen met expertise inzake landschapsbiografie en ook voor de onafhankelijke experten en buitenlandse experten kandidaat-juryleden voordragen met expertise ter zake. De jurysamenstelling zal gebeuren door minister Demir.
De conceptnota wordt beoordeeld door een jury op basis van de formele selectiecriteria voor landschapsparken. Dat zijn er vier: de omvang en samenhang van het gebied; de landschapskwaliteit; de unieke belevingswaarde; de coalitie op maat van het gebied.
Voor wat betreft de landschapskwaliteit kan ik meegeven dat een van de subcriteria is dat in het gebied minstens 35 percent landschappelijk erfgoed aanwezig moet zijn. Alle criteria staan verder omschreven in de projectoproep, alsook de weging van de criteria.
De VLM werkt momenteel samen met de betrokken entiteiten het begeleidingstraject uit. Dat zal onder meer bestaan uit een aantal collectieve thematische verdiepingsworkshops georganiseerd door de Vlaamse overheid.
Onze administratie onderzoekt momenteel ook de mogelijkheden om in het najaar een cursus rond de landschapsbiografie te organiseren. Deze opleiding zal zich richten tot een ruimere doelgroep dan enkel de kandidaat-parken maar zal ook voor hen heel wat nuttige informatie bevatten.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitvoerig antwoord. Ik heb een paar opmerkingen. Ik ben het volledig met u eens dat hier veel kansen liggen, maar het zal heel belangrijk zijn om zoveel mogelijk partners mee te krijgen. Het zal dus cruciaal zijn om goed te communiceren over wat dat nu precies is en of er al of niet juridische gevolgen voor de eigenaars aan verbonden zijn. U was daarover heel duidelijk. Dat is goed. Het is belangrijk dat dat op die manier wordt gecommuniceerd.
Ik denk dat de aanwezigheid van 35 procent van die landschapswaarden ook iets goeds is. Het moet echt iets zijn dat meerwaarde biedt, dat uniek is. Dat lijkt mij heel belangrijk. Anders kan bij wijze van spreken alles een landschapspark worden, en zal de waarde daarvan ook een stukje weg zijn.
Ik hoop ook dat er voldoende aandacht zal zijn voor erfgoed, zodat die erfgoedgedachte daar ook voldoende plaats en aandacht zal opeisen, en het niet enkel opgaat in toerisme en recreatie. Ik denk dat we daar ook wel over moeten waken vanuit erfgoed. En ik hoop ook dat die communicatie duidelijk en goed verder wordt gevoerd, zodat dat een succes kan worden. Zo kunnen alle partners goed betrokken worden en zich daar goed en comfortabel bij voelen. Maar ik had dat ook zo begrepen uit uw antwoord. We zullen dat zeker verder opvolgen. Bedankt.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister Demir heeft al aangegeven dat er al vijftien aanvragen zijn wat die landschapsparken betreft, terwijl er maar drie beoogd worden. Dat duidt al op een succes, denk ik. Over succes gesproken: kijk eens naar het Nationaal Park Hoge Kempen in Limburg. Dat is toch echt een succesverhaal van 12.000 hectare, met dat prachtige fietsroutenetwerk.
Ik ben het eens met collega Schauvliege, die zegt dat de waarde van zo’n landschap ook wel moet liggen in de uniciteit ervan. Ik denk dat erfgoed daarin een zeer grote rol kan spelen. Ik heb altijd gezegd, dat is mijn vaste overtuiging, dat het succes van het Engelse erfgoed echt ligt in het feit dat veel van die monumenten in een prachtige omgeving liggen, waar iedereen toegang toe heeft, niet alleen toeristen maar ook mensen die in de omgeving wonen. Om nog maar eens het cliché te gebruiken dat we in deze coronatijden de waarde van de natuur herontdekken. Maar ik ben er echt van overtuigd dat we naar Engeland gaan voor die prachtige landschappen. Ik denk dat we toch ook in die richting moeten evolueren. National Trust heeft dat al heel vroeg ingezien, en dat is natuurlijk hun verdienste. Wij hinken daar wat achterop, maar niettemin vind ik het een fantastische zaak.
Ik heb wel nog een paar vragen. Hoe zit het met het beheer van die parken? Wordt dat overgelaten aan diegenen die nu al het beheer doen, of komen daar extra spelers aan te pas? Ik las ook in het oproepreglement voor de landschapsparken dat er maximaal zeven geselecteerde parken – een shortlist – financieel ondersteund zullen worden in die planfase. Die planfase duurt ongeveer een jaar, dus ik veronderstel dat er dan opnieuw een selectie komt. Kunt u daar iets over vertellen, over de uiteindelijke selectie van die drie landschapsparken en de eventuele ondersteuning na die planfase?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, we delen daar absoluut de bezorgdheid om iedereen te betrekken. Ik denk ook dat ik zeer duidelijk geweest ben over de juridische gevolgen. De tegenprestatie is natuurlijk dat we elkaar correct moeten informeren, en dat iedereen daar zijn rol in moet spelen om die correcte informatie door te geven.
Mijn ervaring is dat mensen die met natuur bezig zijn, hier heel hard in meegaan. Maar ik kom zelf uit de Vlaamse Ardennen, en daar heb je voornamelijk familiale landbouwbedrijven. De voorzitter kan daarvan getuigen. Ik ken weinig mensen die een groter hart hebben voor het landschap van de Vlaamse Ardennen dan die familiale boeren, waar ik letterlijk tussen woon. Zij zijn de eersten om mee te werken aan wat we kunnen doen om dat landschap te bewaren. Die zullen dat ook met hart en ziel doen. Maar dan is het inderdaad belangrijk dat zij correct geïnformeerd worden. Wij zullen daar zeker ons deel van de taak in opnemen.
Mevrouw Van Werde, ik ben het helemaal eens met uw punt over het Engelse erfgoed. Dan moet je natuurlijk vooral denken aan de Cotswolds. Ik weet niet of dat bij iedereen even bekend is, maar dat is een beetje centraal gelegen. Achter de Garden of England kom je dan voorbij Londen echt in centraal Engeland terecht, en dat is een schitterende streek. Wat u zegt, wordt daar het mooist mee bewezen: het erfgoed ligt daar in dat typische landschap.
Voor die financiering: dat zal ik moeten navragen. Ik kan u daar nu niet direct een concreet antwoord op geven. Dat zullen we eventueel nog doorsturen aan de commissiesecretaris, om dan onder de parlementsleden te verspreiden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.