Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag gaat over het vacaturegericht opleiden. Dat is een vernieuwende manier van werken, waarbij men niet meer in opleidingscentra of zo mensen gaat opleiden, maar specifiek in het bedrijf zelf op maat van de vacature mensen gaat opleiden. In Limburg heeft men daarmee geëxperimenteerd in de dienstenchequesector, en dat lijkt toch goed te werken. Er zijn ook al een aantal andere sectoren waarin dat wordt toegepast, bijvoorbeeld bij technisch tekenaars en zo meer.
Minister, ik heb daar een paar vragen over. Hoe lopen die projecten? Evalueert u die als goed? Wordt daarvoor ook goed samengewerkt met werkgevers? Op welke manier kunnen we een vliegwiel zetten op die manier van werken van het vacaturegericht opleiden?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, we besluiten de voormiddag met een vliegwiel, en dat vliegwiel is: opleiden, opleiden, opleiden. Dat is de matchmaker van de arbeidsmarkt.
Opleiden kan op vele manieren gebeuren, en op vele plekken. Daarom zet VDAB nu fors in op mobiele opleidingen. Dat zijn opleidingen die kunnen worden opgestart binnen het bestaande opleidingsaanbod, maar op een andere locatie plaatsvinden, namelijk op de werkvloer van de werkgever. In functie van specifieke lokale arbeidsmarktnoden en concrete vragen van werkgevers zet VDAB welbepaalde doelgerichte samenwerkingen op. Op die manier kunnen specifieke vacatures van werkgevers via gerichte competentieversterking worden ingevuld. De focus ligt in eerste instantie op knelpuntvacatures, maar VDAB laat andere opportuniteiten bij werkgevers die erom vragen, niet links liggen. In bestaande projecten zien we ook dat er projecten zijn die zich richten naar specifieke doelgroepen, zoals het opleiden van inburgeraars tot keukenmedewerkers in een hotel. Bij VDAB gaat men ook zelf proactief aan de slag daar waar men opportuniteiten ziet, zoals bij werkgevers met heel veel vacatures. Zulke opleidingen zijn kort, en de instructeurs geven opleiding op de werkvloer van de werkgevers of op een locatie die ter beschikking wordt gesteld door een lokaal bestuur. Zo kan een gemeentelijk woonzorgcentrum ter beschikking worden gesteld voor een opleiding van schoonmakers, die daarna aan de slag gaan bij de dienstenchequebedrijven actief in de gemeente. VDAB geeft aan dat mobiele en vacaturegerichte opleidingen effectief zijn in de snelle matching tussen werkzoekende en vacature. Specifieke uitstroomcijfers die enkel aan deze opleidingen zijn gekoppeld, zijn niet onmiddellijk beschikbaar, net omdat die opleidingen onder het brede opleidingsaanbod vallen en dus niet afzonderlijk worden geteld.
Wie slaagt voor een mobiele opleiding die exclusief voor een specifieke werkgever was georganiseerd, kan onmiddellijk starten in de functie. Vandaar de positieve respons. Voorbeelden van dergelijke opleidingen zijn onder andere te vinden in de schoonmaaksector. Die worden georganiseerd zowel voor werkgevers die schoonmaak- en onderhoudspersoneel zoeken voor de professionele schoonmaak, als voor tewerkstelling in de dienstenchequesector.
Voor de toeleiding van kandidaten wordt samengewerkt met de werkgevers, maar ook vaak met lokale besturen en OCMW’s, wat dan weer positief is in het kader van het activeren van niet-actieven. De instroom in de opleidingen kan dus van verschillende invalshoeken komen en is op die manier laagdrempelig.
Naast de schoonmaaksector heeft VDAB ook heel wat mobiele projecten opgezet binnen de retailsector en de horecasector. Binnen de retail kunnen dat mobiele projecten zijn bij de opstart van nieuwe filialen bij grote retailers, zoals Lidl, Primark en Action. Binnen de horecasector zijn er in samenwerking met de vormingsorganisatie Horeca Forma al een heel aantal mobiele opleidingen gerealiseerd met lokale werkgevers. Dat kan gaan van lokale restaurants tot specifieke werkgevers, zoals Holiday Inn, een vluchtelingenproject voor keukenmedewerkers in een Hilton, een sportcentrum, KV Oostende enzovoort. Ook in andere sectoren bekijkt VDAB welke mogelijkheden er zijn om, vaak met veeleer hybride leervormen, een antwoord te bieden op de vragen en de noden van werkgevers voor de invulling van hun vacatures. VDAB merkt ook op dat diverse sectoren, zoals de horecasector, deze manier van werken zeer geschikt vinden.
Ik kom tot uw derde vraag. Er wordt op dit ogenblik gewerkt aan een versterkte dienstverlening aan werkgevers. Meer proactief aan de slag gaan met specifieke vacatures maakt deel uit van die ambitie. VDAB wenst verder in te zetten op werkgevers met openstaande vacatures binnen knelpuntberoepen. VDAB zal voor die vacatures ook het vacaturegericht opleiden op de werkvloer van de werkgever of in korte hybride opleidingstrajecten versterkt mee naar voren schuiven in functie van een effectieve invulling van knelpuntvacatures bij de werkgever.
VDAB zal daar ook vaker lokale besturen bij betrekken en op zoek gaan naar kansen om de instroom in die vacatures en de opleiding te verhogen.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat dat vacaturegericht opleiden al zo breed verspreid is in de werking van VDAB. Ik ging net ook voorstellen om dat in de horeca te doen, maar ik hoor van u dat het in de horeca al gebeurt. Dat is dus zeer, zeer, zeer positief. We moeten nu ook niet te veel evalueren, maar als we zien dat de uitstroom naar werk door dat vacaturegericht opleiden veel groter is, dan denk ik dat dat op termijn eigenlijk bijna de norm zou mogen worden. Wat ik ook goed vind, is dat het niet enkel focust op mensen die uitkeringsgerechtigd werkzoekend zijn, maar dat ook leeflooncliënten kunnen worden meegenomen, en misschien op termijn ook zelfs langdurig zieken, of zelfs niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden, in dat vacaturegericht opleiden. Ik denk immers dat dat echt wel heel veel potentieel heeft.
Minister Crevits heeft het woord.
Dat was een positieve appreciatie. Ik zal die ook overmaken aan VDAB. Dank u wel.
Mijnheer Ronse, hebt u nog bijkomende positieve appreciaties, of is het genoeg geweest voor vandaag?
De heer Ronse heeft het woord.
U hebt deze commissie voortreffelijk voorgezeten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.