Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Vlaanderen kent heel wat studentensteden met in en rond elk van die steden een aanbod van studentenkamers. De markt van de studentenhuisvesting is een dynamische markt in volle evolutie. We kennen daarin een groot en divers particulier aanbod, maar er is ook een groeiend segment van het professioneel en investeringsgerichte aanbod en daarnaast natuurlijk ook nog het specifieke aanbod van de hogescholen en de universiteiten zelf.
De coronacrisis heeft ook binnen deze specifieke vorm van huisvesting haar sporen nagelaten, want nooit eerder was er zo’n intens afstandsonderwijs als het afgelopen jaar. In dat kader heeft dit parlement unaniem een voorstel goedgekeurd, waaraan u in uw hoedanigheid van bevoegde minister gevolg gaf, dat instaat voor de kwijtschelding van de verbruikskosten van studenten. Ik bracht onlangs ook de problematiek van de waterfactuur, waarvoor domicilie nog altijd het enige criterium is, van studenten onder de aandacht van uw collega, minister Demir.
Vandaag stel ik een meer algemene vraag, die is ingegeven vanuit een bekommernis om een stabiel en afdoende, toegankelijk en betaalbaar aanbod aan studentenhuisvesting te kunnen blijven garanderen, ook in de toekomst. Vraag en aanbod op elkaar afstemmen is daarbij van groot belang, alleen zijn er geen exacte gegevens voorhanden van het aantal studentenkamers. We weten wel, afgaand op de demografie en op verschillende simulaties, dat er een grote nood zal zijn aan bijkomende studentenkamers.
Uit een recente analyse van de Confederatie van Immobiliënberoepen (CIB) bleek dat de prijzen voor de studentenkamers de afgelopen 2 jaar heel sterk zouden zijn gestegen. Ik wil daarbij wat kanttekeningen maken. Toen ik wat verder las dan de ronkende krantenkoppen, ging het uiteindelijk over een bijzonder kleine steekproef en alleen over de kamers die worden aangeboden door een erkende immomakelaar. Ik denk dat de daadwerkelijke stijging inderdaad overeenkomt met wat de studentenscholen aangaven. Dat neemt echter niet weg dat het aantal studenten zal blijven toenemen. Er wordt aangetoond dat we tegen 2030 behoefte hebben aan vele tienduizenden bijkomende kamers.
Minister, we hebben het in deze commissie al eerder gehad over de impact van de woningkwaliteitsnormering op de studentenhuisvesting. Intussen werd er voor de hoogslapers voor een pragmatische oplossing gezorgd en ook voor de ‘kotmadam’ wordt er op een goede manier met het gegeven omgegaan om ervoor te zorgen dat we de kwaliteit van de aangeboden kamers waarborgen, maar daarbij niet in een overregulering vervallen. U blijft dus ook mee zoeken naar een stabiel evenwicht tussen het bewaken van die kwaliteit en niet te veel reguleren.
Dat lijkt mij ook een cruciale uitdaging in het mogelijk stimuleren van die markt of in het blijvend garanderen van kwaliteit. Hoe kijkt u aan tegen de uitdaging die op ons wacht binnen dat specifieke segment van de huisvestingssector?
Welke initiatieven kunt, zult of wilt u nemen met het oog op het vrijwaren van de diversiteit en dus betaalbaarheid in het huidige en toekomstige aanbod?
Welke rol is er daarin volgens u weggelegd voor het Vlaams Overlegplatform Studentenhuisvesting (VOS) en zijn respectievelijke partners?
Minister Diependaele heeft het woord.
Bedankt voor de vraag, mevrouw Jans. Zoals u zelf hebt aangehaald, is het aanbodbeleid van studentenhuisvesting een grote uitdaging. Daar zijn we het in elk geval over eens. Het stijgende aantal studenten, zowel uit binnen- als uit buitenland, verhoogt de vraag naar studentenhuisvesting. Het tekort aan studentenhuisvesting en het tekort aan betaalbare residentiële huisvesting versterken elkaar nog. Grond is schaars en kan natuurlijk enkel bebouwd worden voor studentenhuisvesting óf voor residentiële huisvesting. In die zin zit je daar een beetje met een concurrentie van dat aanbod, hetzij studentenhuisvesting, hetzij residentieel. Heel wat studentensteden kampen daarmee.
Ik kan als minister echter niet het aanbodbeleid inzake studentenhuisvesting coördineren of aansturen. Dat ligt bij de lokale overheden en de onderwijsinstellingen. En dat lijkt mij ook de juiste plek te zijn. Zij hebben het beste zicht op de noden en mogelijkheden. Ik denk ook dat de lokale overheden en onderwijsinstellingen er geen vragende partij voor zijn dat het aanbodbeleid inzake studentenhuisvesting door de Vlaamse overheid wordt gecoördineerd of aangestuurd.
Wel wil ik de lokale besturen en onderwijsinstellingen zoveel mogelijk ondersteunen via het Overlegplatform Private Huur-Studentenhuisvesting. De studentensteden en onderwijsinstellingen hebben ook aangegeven dat zij het aanbodbeleid een belangrijk thema vinden dat daar moet worden besproken. Een nuttige en zinvolle bespreking vraagt echter de nodige voorbereiding. Daarom voert het vorige Steunpunt Wonen momenteel eerst een algemeen verkennend onderzoek uit naar interessante praktijken uit het buitenland. Het nieuwe Steunpunt Wonen zal specifieke onderzoeken rond studentenhuisvesting uitvoeren. De precieze thema’s moeten nog worden bepaald, maar het aanbodbeleid lijkt mij alvast zeker in aanmerking te komen.
Ik weet daarnaast ook dat aan de Universiteit Antwerpen een vergelijkend onderzoek rond studentenhuur wordt uitgevoerd. Ook daaruit kunnen nuttige elementen naar voren komen.
Het thema wordt dus opgevolgd door de administratie en het overlegplatform. En er zitten nog een paar studies van het steunpunt in de pijplijn.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik dank de minister van harte voor zijn antwoord. Ik ben blij te horen dat we het erover eens zijn dat dit een uitdaging is, waar hij zich achter wil scharen.
Het aantal studenten blijft inderdaad stijgen, en niet alleen de binnenlandse studenten. De internationalisering, een troef van onze hogescholen en universiteiten die we terecht uitspelen, maakt dat ook steeds meer studenten vanuit het buitenland komen. Het enige verschil met binnenlandse studenten is dat de buitenlandse studenten natuurlijk bijna allemaal op kot gaan, terwijl dat voor onze binnenlandse studenten bij iets minder dan de helft het geval is. Hotel Mama blijkt daar nog een goed alternatief te zijn in Vlaanderen, zo blijkt.
Minister, u verwijst in uw antwoord terecht naar de lokale overheden en de onderwijsinstellingen en zegt dat daar de sleutel ligt. Ik wou u vragen hoe u hen eventueel kunt ondersteunen en of u daartoe bereid bent, maar u bent daar in het vervolg van uw antwoord al verder op ingegaan. U wilt hen ondersteunen vanuit het woonbeleid. Ik denk dat dat een heel goede houding is. U hebt gezegd dat het Steunpunt Wonen een verkennend onderzoek is gaan doen, om dan wat meer fundamentele studies te gaan doen, om te kijken welke mogelijkheden er in het aanbodbeleid zijn en welke adviezen we lokale overheden en onderwijsinstellingen kunnen geven. U verwees ook naar een interessant onderzoek van de Universiteit Antwerpen. Dat is mij niet bekend, maar het is zeker interessante informatie.
Ik vind het positief dat u anticipeert op deze uitdaging, die in de toekomst ook op ons ligt te wachten. Ik wacht in alle vertrouwen af wat het Steunpunt Wonen in zijn verkennend onderzoek zal doen, om dan te kijken wat er uit die studies en uit mogelijke input uit het buitenland komt.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik heb geen bijkomende opmerkingen. We zijn het eens. En we volgen het verder op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.