Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Begin maart zond het duidingsprogramma Telefacts een bijzonder onthullende reportage uit over extreemrechtse jongeren. Deze reportage lag ten dele in lijn van de eerdere Panoreportage over Schild en Vrienden, de militante jongerenorganisatie onder leiding van federaal volksvertegenwoordiger Dries Van Langenhove, met shockerende beelden van de racistische uitlatingen daar. Telefacts toonde door undercoverwerk in extreemrechtse chatgroepen aan dat er een hele nieuwe generatie van extreemrechtse jongeren klaarstaat. Het gaat niet alleen over universitairen maar ook over scholieren. Zo is er de chatgroep van rechts-extremistische Vlaams-nationalisten, het Volksverbond. Vele leden van deze chatgroep blijken zeer jong en misschien nog meer op geweld belust. Ze experimenteren met vuurwapens, verheerlijken terreuraanslagen waarbij moslims omkomen, doen racistische uitlatingen – bijzonder onrustwekkend allemaal.
Daarnaast toonde de reportage hoe vanuit de extreemrechtse chatgroepen mensen door middel van valse profielen met een migratieachtergrond op sociale media het debat wordt opgestookt en er ideeën rondgaan om geweld uit te lokken door een aanslag uit te voeren, die men vervolgens in de schoenen wil schuiven van Vlamingen met een migratieachtergrond, hopend op wraakacties. Dit soort daden noemt men ook wel ‘false flag operations’.
We hebben het al vaker gehad over de opmars van extreemrechts in Vlaanderen, minister. De reportage toont daar de nieuwe vormen van.
Welke maatregelen voorziet de Vlaamse Regering in het bijzonder rond radicaliserende minderjarigen? Het viel me op hoe jong die jongeren zijn.
Op welke manier wordt radicalisering onder minderjarigen online en offline gedetecteerd?
Welke maatregelen nam de Vlaamse Regering om wapenbezit door extreemrechtse jongeren in kaart te brengen?
Plant de regering specifieke bijkomende maatregelen om de dreiging van geweld door extreemrechtse jongeren tegen te gaan?
Hoe zullen dergelijke ‘false flag operations’ on- en offline bestreden worden?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Goeman, ik wil nogmaals onderstrepen dat wij in ons federaal land een bevoegdheidsverdeling hebben die ook in deze materie niet onbelangrijk is. Het repressieve luik, het inschatten van veiligheidsrisico’s, het nemen van politionele en gerechtelijke maatregelen behoort tot de bevoegdheden van het federale niveau. Voor al uw vragen aangaande strafbare feiten – wapenbezit, gebruik van geweld – is mijn federale collega van Justitie of van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk. Indien er nieuwe strafbare feiten aan het licht zouden zijn gekomen naar aanleiding van deze reportage, heb ik er alle vertrouwen in dat politie en Justitie hun werk zullen doen.
Wat het preventieve luik betreft van radicalisering en extremisme, weet u dat we recent een doelstellingenkader hebben goedgekeurd dat momenteel vertaald wordt in een actieplan. Dat doelstellingenkader heeft een sterke focus op alle vormen van extremisme: de preventie van zowel offline als online radicalisering en polarisering. Het doelstellingenkader, en dus ook het toekomstige actieplan, richt zich evengoed op meerderjarigen als naar radicaliserende minderjarigen, zowel hen die komen vanuit een salafistische als een rechts-extremistische of links-extremistische hoek.
Wat de radicaliserende minderjarigen betreft noem ik een aantal elementen. Ten eerste, naar het fenomeen van groeiende online haatspraak, of ‘hate speech’, gaan we bijkomend onderzoek verrichten, maar we gaan ook initiatieven ontplooien en bestaande initiatieven die zich richten naar het opbouwen van weerbaarheid, verderzetten. We zijn hierover ook in gesprek met collega Dalle om gezamenlijke initiatieven te ontwikkelen. Ook in andere beleidskaders, zoals het nationaal actieplan racismebestrijding, waarin een doelstelling rond cybercrime is opgenomen, zijn we actief. En ook in het horizontale integratie- en gelijkekansenbeleidsplan, waar ik samen met de collega’s specifieke actie ontwikkel rond discriminatie, bijvoorbeeld het project rond handelingsverlegenheid. Dat gaat over aan de zijlijn staan en blijven staan op het moment dat je dingen hoort of merkt die eigenlijk niet door de beugel kunnen. Tot daar wat betreft de online hate speech.
Ten tweede, wat detectie betreft: uiteraard is dat in eerste instantie een zaak van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het feit dat die hun werk doen, is vandaag ook nog in De Standaard – en ik meen gisteren ook in het federaal parlement – aan het licht gekomen. Onze gerechtelijke instanties en politiediensten zijn er namelijk in geslaagd zijn om vier radicaliserende minderjarigen die, vanuit een salafistische inspiratie, ernstig overwogen om geweld te gebruiken, tijdig te kunnen oppakken en dat te verhinderen. Dat is toch een pluim voor onze veiligheidsdiensten. Maar er zijn ook andere factoren die een cruciale rol spelen. Wat jongeren betreft, denk ik in het bijzonder aan het onderwijs en aan de jeugdsector.
Ook de lokale besturen kunnen een grote rol spelen bij vroegdetectie en begeleiding. Ik heb ter zake en projectoproep gelanceerd op 5 maart – u weet dat nog. Daarbij kunnen lokale besturen zich inschrijven om hun lokale integrale veiligheidscellen (LIVC’s) en hun beleid rond het voorkomen van radicalisering te versterken. Er is 1,5 miljoen euro beschikbaar voor dit actieplan, voor deze projectoproep. Gemeentebesturen of steden die geconfronteerd worden met jongeren waarvan met weet heeft dat ze online dreigen geradicaliseerd te worden, kunnen deze projectmiddelen gebruiken om, in overleg met de lokale veiligheidsdiensten, politie en preventiebeleid, een op maat gesneden aanpak te ontwikkelen. In het actieplan zal ook nog bijkomende ondersteuning voor lokale besturen worden voorzien.
Ten derde wil ik ook wijzen op het grote belang van de lokale integrale veiligheidscellen. Het is volgens mij de plaats bij uitstek waar men, op basis van casusoverleg, een maatwerkaanpak kan ontwikkelen naar specifieke concrete jongeren waarover men bezorgd is, of waarvan men ziet dat ze aan het radicaliseren zijn, ongeacht de inspiratiebron van hun radicalisering. Daarom hebben we het LIVC-decreet goedgekeurd in de Vlaamse Regering. Dat komt binnenkort naar het parlement. Het gedeeld beroepsgeheim moet ons helpen om jeugdwerkers, preventiewerkers, politiediensten en onderwijsmensen aan één tafel hun informatie te laten delen, zodat men een veel beter beeld heeft en veel korter op de bal kan spelen als zich een fenomeen van radicalisering voordoet.
Dan is er uw vraag specifiek in verband met de ‘false flag operations’. Dat zijn mensen die zich anders voordoen, een andere identiteit aannemen, met als enige bedoeling om onrust te stoken, mensen angst aan te jagen, haatgevoelens op te wekken, andere mensen in diskrediet te brengen. Dat is natuurlijk uitermate laakbaar, en ook heel laf en verwerpelijk. Het zorgt ervoor dat onze samenleving in een gepolariseerde geweldspiraal dreigt terecht te komen. Daar is iedereen slachtoffer van. Niemand is daarbij gebaat. Daar moet dus het best ook kordaat tegen opgetreden worden, daar waar ook strafrechtelijk opgetreden kan worden. Er zijn immers meerdere aspecten aan deze problematiek. Er kan sprake zijn van identiteitsfraude, en het aanzetten tot haat en discriminatie. Dan is het strafbaar, en dan moet het vervolgd en opgespoord worden. Dat is een verantwoordelijkheid van het federale niveau. Wat onze preventieve bevoegdheden betreft, willen we ook heel sterk inzetten op het voorkomen van polarisering. Dat is volgens mij de eerste doelstelling binnen ons actieplan en doelstellingenkader.
Gisteren heb ik naar aanleiding van de aanslagen van vijf jaar geleden het wij-zij-project, een netwerk over polarisatie bij Kazerne Dossin verder ondersteund en versterkt. Ik heb twee maal 104.000 euro vrijgemaakt om dat netwerk beter bekend te maken en te structureren. Het is een netwerk waar de geïntegreerde politie, de Universiteit Gent, Katholiek Onderwijs Vlaanderen, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) in zitten, die allemaal hun expertise delen om net te voorkomen dat jonge mensen worden meegesleept, onder meer door de ‘false flag’-technieken.
In een atmosfeer van haat en angst en polarisatie heb je een ‘counter narrative’, een tegenbeweging, nodig die dat ontmaskert, die jongeren andere argumenten aanreikt, die duidelijk maakt dat men frustraties en angsten kan hebben, maar dat dat zich niet mag vertalen in haat of het overwegen van het gebruiken van geweld, dat er andere, meer democratische methoden zijn om het debat te voeren. Dat netwerk kan een interessante rol spelen in de bestrijding van dit zeer verwerpelijke fenomeen waar u terecht op wijst.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, we zijn het er uiteraard over eens dat de strijd tegen alle vormen van extremisme een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is van alle overheden in dit land. Ik gebruik natuurlijk mijn plaats als Vlaams volksvertegenwoordiger om te horen wat er op het Vlaamse niveau gebeurt. Het is op zich een goede zaak dat er initiatieven worden genomen in de strijd tegen ‘hate speech’, en ook met dat project over handelingsbekwaamheid. Ik ben benieuwd wat dat nieuw initiatief inzake ‘false flag operations’ bij het netwerk polarisering concreet zal betekenen. Krijgen ze geld om een ‘counter narrative’ te ontwikkelen, of is het echt de bedoeling dat ze daar zelf online mee aan de slag gaan? Kunt u dat iets concreter maken? Want dat is wel interessant.
Minister, ik ben het uiteraard met u eens dat detectie een heel belangrijke eerste stap is om jongeren die radicaliseren zo snel mogelijk op de radar te krijgen. De lokale besturen spelen daar een heel belangrijke rol in. Ik ben blij met uw initiatief om hen daar beter in te ondersteunen. De verantwoordelijkheid en ook de rol van de lokale integrale veiligheidscellen moeten verder worden versterkt.
Detectie is natuurlijk maar een eerste stap. De volgende vraag is wat er gebeurt als er jongeren op de radar staan die daadwerkelijk geradicaliseerd zijn, in om het even welke vorm. Er zijn deradicaliseringstrajecten in Vlaanderen, maar die waren tot dusver heel erg gericht op mensen uit de moslimgemeenschap. Dat komt natuurlijk door het verleden van de aanslagen. Wordt er ondertussen ook nagedacht over nieuwe deradicaliseringstrajecten voor jongeren uit bijvoorbeeld extreemrechtse hoek? Ik zag in een reportage van Telefacts dat dat fenomeen in opmars is. Uit de voorbeelden uit het buitenland valt te vrezen dat die inderdaad op een dag wel eens de daad bij het woord zouden kunnen voegen en overgaan tot geweld, wat we op alle mogelijke manieren moeten bestrijden.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Ik begrijp natuurlijk vanwaar deze vraag om uitleg komt. Er is een reportage op tv en voilà, er wordt onmiddellijk een vraag om uitleg over ingediend. Als ik mag, wil ik toch even zeggen dat het mij een klein beetje stoort dat dergelijke zaken telkens maar een klein aspect van de hele problematiek belichten, en dat men dan zwijgt over andere vormen. Mevrouw Goeman, in uw repliek hebt u dat een klein beetje rechtgetrokken, maar in de vraagstelling zelf wordt er in alle talen gezwegen over andere vormen van radicalisering, waarvan de veiligheidsdiensten toch wel bevestigen dat de fysieke dreiging die ervan uitgaat, vele malen groter is dan de problematiek die hier vandaag wordt aangehaald.
Het wordt een beetje voorspelbaar: links stelt vragen over de extreemrechtse problematiek, en extreemrechts stelt dan alleen maar vragen over de problematiek van religieuze radicalisering. Ik vind dat we moeten focussen op alle vormen van radicalisering en dat we moeten proberen om daarvoor oplossingen te vinden. Minister, ik ben eigenlijk positief gestemd over uw antwoord. U alludeert erop dat de oplossingen die we zoeken, op al die vormen van radicalisering van toepassing zijn. Er is het voorbeeld van het LIVC-decreet dat er binnenkort aankomt, heel belangrijk, het nieuwe langverwachte – minister, met nadruk op ‘langverwachte’ – actieplan. Ik vind het goed dat u als antwoord zeker niet enkel over die enkele extreemrechtse gevallen spreekt.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Het is natuurlijk onvoorstelbaar dat een dag nadat wij de jihadaanslagen, de islamitische aanslagen van 22 maart 2016 herdenken, waarbij 32 doden vielen en 340 gewonden, waarvan velen zwaargewond en nog altijd getraumatiseerd en die door de overheid, waar de partij van mevrouw Goeman al decennia deel van uitmaakt, in de steek worden gelaten, dat op dat moment mevrouw Goeman hier een vraag om uitleg over extreemrechts radicalisme stelt. Hoe wereldvreemd kan je zijn?
En ze is wereldvreemd, heel haar partij natuurlijk, die zich nu herdoopt heeft tot het potsierlijke Vooruit. Ik ben het even nagegaan: in deze zittingsperiode heeft ze in het totaal drie vragen om uitleg ingediend rond radicalisering, waarvan twee over extreemrechts en één waarin ze de expertise van de imams kwam verdedigen. Zij is een ‘fellow traveller’ van de islamisering, zij gaat totaal voorbij aan de kwaliteit en de kwantiteit van de islamitische dreiging, die onnoemelijk veel groter is dan de opmars van de extreemrechtse radicalisering.
De cijfers laten het zien: in de databank van de overheid staan 645 jihadisten en geradicaliseerde moslims, mevrouw Goeman, en vooralsnog 49 mensen met een extreemrechtse achtergrond. Dat zijn er 49 te veel, maar in die zin begrijp ik uw vraag wel, want het zullen er wellicht, helaas, meer worden, omdat mensen zoals u het beleid blijven bepalen. Omdat mensen zoals u, en natuurlijk ook de heer Somers, blijven meeheulen met die islamisering, de islam importeren of faciliteren, subsidiëren en natuurlijk totaal geen kritiek geven als er rellen zijn van Black Lives Matter, van Antifa, de zogenaamde als antifascisten vermomde fascisten. En dan wordt hier de aandacht afgeleid door naar die verderfelijke Telefactsreportage te verwijzen, waar werkelijk amper iets … (onverstaanbaar).
Ik zou zeggen aan de traditionele partijen in deze commissie: doe vooral zo voort en u zult zien wat u oogst, namelijk meer islamisering, meer radicalisering aan extreemrechtse zijde en natuurlijk slechtere verkiezingsresultaten. Dat spreekt voor zich.
De heer Brouns heeft het woord.
Nu kunnen we misschien weer even focussen op oplossingen. Minister, u hebt er inderdaad naar verwezen: zoals u weet geloof ik ook heel sterk – een stuk vanuit mijn ervaring en vooral vanuit overtuiging – in de lokale integrale veiligheidscellen. Daar is inderdaad al een hele weg afgelegd. Het kader krijgt stilaan vorm. Ik kan u bevestigen dat de scope gericht is op extreem gedrag, in alle vormen dan ook, en het is een welgekomen, heel noodzakelijke verbreding van de scope als we met de mensen op het terrein spreken. De tafel wordt groter gemaakt dankzij het decretale werk dat op tafel ligt. Ik geloof dan ook heel sterk in de casusaanpak, zowel in het preventieve stadium – daar hebben we een aantal keren over gesproken – als uiteindelijk ook in de aanpak van concrete dossiers.
U hebt het onderwijs ook al een paar keer vernoemd. We stellen vast – en dat bleek ook uit de evaluatie van het Vlaams Vredesinstituut – dat daar soms nog wat aarzeling is, dat er vertrouwen moet worden gewekt om die mensen mee te betrekken. Vandaag is het soms wel verrassend om vast te stellen dat …
Excuseer voor het geluidsprobleem.
Ik zal meteen tot mijn vraag komen. Wat belangrijk is naast het decreet is het draaiboek, om die mensen, die verschillende actoren die we mee aan tafel uitnodigen, maximaal te betrekken, vanuit de casusaanpak. Minister, in welke mate hebt u zicht op de stand van zaken van die draaiboeken? In welke mate worden de verschillende partijen betrokken, zoals het onderwijs, dat daar toch een belangrijke rol in speelt? Daar zien we vandaag dat zij toch in een vrij laat stadium aan de alarmbel trekken – soms te laat vind ik zelf. In welke mate kan die betrokkenheid gegarandeerd worden via de draaiboeken die worden opgemaakt? Kunt u wat inzicht geven in de stand van zaken rond de opmaak van die draaiboeken, en de verbreding van het LIVC-kader?
De heer Ongena heeft het woord.
Collega Goeman, bedankt voor uw vraag. Ik deel uw bekommernis ten volle. In de commissie Radicalisering zijn de veiligheidsdiensten allemaal langs geweest, en die wijzen toch ook op hetzelfde: polarisering en radicalisering nemen toe, en daar mogen we niet blind voor zijn. De voorbije vijf jaar is zeker online de hate speech verdrievoudigd. Dat zijn cijfers die voor zich spreken.
Ik weet dat collega Van Rooy het niet graag hoort, maar die radicalisering stijgt vooral in de extreemrechtse hoek. Het jihadisme is natuurlijk ook verwerpelijk, laat daar geen misverstand over bestaan. Dat moet ook met alle middelen worden bestreden. Maar we mogen ook niet blind zijn voor het feit dat extreemrechtse radicalisering ook sterk aan het toenemen is. We mogen dat niet minimaliseren. En we moeten er ook geen excuses voor gaan zoeken, collega Van Rooy. We moeten niet zeggen dat het weer de schuld is van de anderen dat iemand radicaliseert. Met alle respect, maar ik denk dat we als democratie gewoon elke vorm van radicalisering vroeg genoeg moeten aanpakken. Het is zoals Bob Marley het zong: ‘Kill it before it grows.’ Dat moeten we doen.
Ik geloof ook heel sterk in de belangrijke rol van de lokale besturen hierin. Collega Brouns heeft ook al meerdere keren verwezen naar de LIVC’s en de ondersteuning die zij krijgen. Ik steun ook de minister in alle acties die hij neemt. Er worden ook extra middelen uitgetrokken om die radicalisering aan te pakken. Maar we wachten natuurlijk ook nog wel op dat actieplan. Mijn bijkomende vraag gaat ook in die richting: wat is de stand van zaken bij de actualisering, bij het nieuwe actieplan tegen radicalisering binnen de schoot van de Vlaamse Regering?
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil alle collega’s danken voor hun vraagstelling en hun interessante insteken en suggesties. Ik zou toch eerst willen opmerken – ik ga het oneerbiedig zeggen – dat ik vind dat we soms weg moeten van de wat simpele discussie rond wat nu goede en slechte radicalisering is. Wat is gevaarlijke en ongevaarlijke radicalisering? Iedereen die van zichzelf meent geweld te mogen gebruiken om zijn ideologie, zijn maatschappijvisie op te dringen aan andere mensen, is een gevaarlijk iemand. Die moet consequent worden aangepakt en bestreden.
Ik zou er echt voor willen pleiten dat we die discussie, die bijna elke keer terugkomt, achter ons laten. Ik denk dat we daar gewoon objectief de rapporten die de veiligheidsdiensten ons geven, moeten gebruiken als uitgangspunt. We moeten niet zelf denken dat we een soort van Sherlock Holmes zijn, of ons eigen afwegingskader maken. Want dan riskeren we blind te worden voor die vormen van radicalisering die minder in ons kraam passen. Eigenlijk zou gewelddadige radicalisering, van waar die ook komt, nooit in ons kraam mogen passen.
Wat we ook zeker niet mogen doen, is eigenlijk bijna excuses aandragen voor radicalisering. En dat is wat collega Van Rooy toch wat te veel doet, vind ik. ‘Zolang mijn politieke tegenstanders, de andere politieke partijen een beleid voeren dat mij niet zint, is dat de oorzaak van radicalisering.’ Met andere woorden: daar zit de legitimatie van de radicalisering. Als men zulke uitspraken doet, komt men heel dicht bij het legitimeren van zulk gedrag. Ik denk dat we daar veel consequenter en kordater moeten in zijn. Want er is geen excuus voor gewelddadige radicalisering. Er is daar geen motivatie voor te geven. Dat is gewoon verwerpelijk. Zelfs al wordt er een beleid gevoerd dat radicaal ingaat tegen iemands opvattingen, dan nog kan dat geen reden zijn om geweld te gebruiken, geweld te prediken of haat te zaaien. Dat is volgens mij het fundamentele uitgangspunt van elke democraat die gelooft in de democratische rechtstaat, wanneer hij geconfronteerd wordt met gewelddadige radicalisering.
Ik wil ook nog wat zeggen over dat wij-zij-netwerk. Dat netwerk heeft de bedoeling om mensen die op het terrein geconfronteerd worden met radicalisering en met mechanismen van polarisatie, te leren daarmee om te gaan, zodat ze kunnen de-escaleren en dat kunnen voorkomen. Dat gaat over mensen in het onderwijs, dat gaat over politiemensen op het terrein, dat gaat over jeugdwerkers, dat gaat over mensen in buurtopbouw, dat gaat soms over ambtenaren, dat gaat zelfs over mensen uit de economische wereld, mensen die in vakbonden actief zijn of in werkgeversorganisaties enzovoort. Dat netwerk bestaat al twee jaar en heeft al honderden mensen bereikt vanuit het multiplicatoridee: als we mensen kunnen vormen, bijvoorbeeld in het onderwijs, dan kunnen zij op hun beurt in de school de opgedane kennis en dat kader om daarmee om te gaan, delen met andere mensen.
De bedoeling is niet dat het wij-zij-netwerk het probleem komt oplossen in jouw plaats, maar wel dat je leert hoe je het op een goede manier kunt aanpakken. Zo stellen we vast dat in het onderwijs veel leerkrachten, wanneer er bijvoorbeeld scherpe uitlatingen uitgebracht worden door leerlingen in een klas, soms angst hebben om het gesprek te voeren. Langs de andere kant voelen we net dat jongeren heel veel behoefte hebben om ook over die moeilijke thema’s – soms heel confronterende thema’s en heel extreme denkbeelden – te kunnen praten. Wel, op zo’n moment moeten we leerkrachten empoweren, in staat stellen om dat debat niet uit de weg te gaan, niet de vluchtheuvel te kiezen van wegkijken, maar leren hoe ze dat gesprek wel kunnen aangaan. Dat is namelijk belangrijk, want daar kun je zaken herkaderen, daar kun je dingen de-escaleren, daar kun je met oplossingen komen. Alle verschillende partners in dat wij-zij-netwerk hebben daar een heel sterke nood aan en willen van elkaar leren en de handen in elkaar slaan.
Mensen wordt geleerd dat, als iemand een andere mening heeft, dat geen vijand is maar gewoon een medeburger met een andere mening. Er wordt geleerd dat diversiteit of verschil – of het nu is op basis van afkomst of gender of wat dan ook – iemand niet angstig moet maken en ook geen haatgevoelens moet oproepen, maar dat dat een deel is van onze samenleving en dat dat ook een voorwaarde is van de eigen vrijheid. Dat wanneer iemand een meningsverschil heeft, het resultaat daarvan niet moet zijn dat men op elkaars gezicht klopt, maar dat men praat met elkaar en dat men probeert een oplossing te zoeken. Het zijn die mechanismen die wij onszelf meer eigen moeten maken, zeker in een wereld waarin sociale media mensen de hele tijd oppoken en inspelen op die gevoelens van angst en haat. Dat gebeurt ook in een internationaal kader, dat op dat punt heel veel stimulansen en prikkels geeft om heel extreem te denken. Dat is de inzet van dat wij-zij-netwerk. Dat zal dat dus blijven doen, met vormingssessies en met expertisedeling. Het grote voordeel is, als je dat doet met politie en preventie, binnen eenzelfde theoretisch kader – het kader van Brandsma is daar een voorbeeld van – dat je dan dezelfde taal spreekt. Dat is heel belangrijk. Dan kennen mensen met verschillende posities in de maatschappij – bijvoorbeeld mensen uit de preventiewereld of mensen die repressief of politioneel moeten werken – wel elkaars referentiekader om om te gaan met zo’n gepolariseerde situatie.
Er was de vraag of er nieuwe trajecten gemaakt moeten worden voor extreemrechts. Ik denk dat niet. Ik denk eigenlijk dat de methodologie die we tot nu toe gehanteerd hebben om islamitisch extremisme of jihadistisch extremisme aan te pakken, dezelfde mechanismen kent die toegepast moeten worden op andere vormen van radicalisering, of ze nu van rechts, links, of van waar dan ook komen. Zo kan bijvoorbeeld ook het doemdenken vanuit ecologische hoek – als mensen een heel armageddonachtig beeld krijgen van de nabije toekomst – ook leiden tot een call tot gewelddadige actie. En telkens gaat het om hetzelfde: het isoleren van mensen, het afsnijden van kwetsbare mensen van de rest van de samenleving, door een virtuele of reële goeroe, die mensen in de greep krijgt, hen isoleert en hen dan indoctrineert. En het is dat isoleringsproces en indoctrinatieproces dat je voldoende vroeg moet kunnen stoppen. Dat is volgens mij wat de LIVC’s doen.
Het probleem van onze LIVC’s – het is eigenlijk geen probleem – is dat zij heel veel successen boeken. We hebben gezien dat onze veiligheidsdiensten vier mensen hebben gearresteerd die misschien op pad waren om geweld te gaan gebruiken, maar de LIVC’s slagen erin, via hun casusoverleg, om veel jonge mensen die dreigen te radicaliseren, tijdig te stoppen. Alleen blijft dat onzichtbaar, omdat die jongeren of mensen nooit voor de rechtbank hoeven te verschijnen, omdat we die nooit hebben hoeven op te pakken, omdat die nooit echt volledig ontspoord zijn. Die successen – en het gaat in sommige steden over tientallen mensen die men terug heeft kunnen brengen naar de normaliteit – zijn onzichtbaar maar wel ongelooflijk belangrijk en ongelooflijk waardevol.
Het actieplan inzake radicalisering zal eind april, dus net na de paasvakantie, aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd. Het draaiboek zal klaar zijn op het moment dat het LIVC-decreet wordt aangepast. Er is nu al heel veel input geweest vanuit verschillende sectoren, we zijn nu aan het schrijven, en daarna gaan we terug naar het onderwijsveld, naar het jeudgwerk en dergelijke meer, voor feedback. Maar de ambitie is om het draaiboek klaar te hebben op het moment dat het LIVC-decreet in het Vlaams Parlement is goedgekeurd.
Ik denk daarmee toch een iets duidelijker kader gegeven te hebben over de sporen waar we nu op werken en die volgens mij ook robuust zijn. Ik denk niet dat we altijd nieuwe sporen moeten uitvinden. Ik denk dat we robuuste sporen moeten versterken, waar nodig verbreden, maar niet noodzakelijk iets volledig nieuws gaan uitvinden. Wat goed werkt, laat dat verder ontwikkelen en laat dat verder versterkt en bijgestuurd worden. Het Vredesinstituut heeft inderdaad een interessante nota gemaakt met hier en daar nog verbeterpunten. Het is ‘work in progress’, maar ik denk dat we op dat spoor moeten blijven verdergaan.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik denk dat u en ik er allebei van overtuigd zijn dat extremisme in al zijn vormen een bedreiging vormt voor onze democratie, alsook voor onze veiligheid, want er vallen slachtoffers. Of het nu gaat om de aanslagen in Brussel, de brand in Bilzen of de moord in Beveren, voor mij telt elk mensenleven, en ik heb het gevoel dat dat niet geldt voor iedereen hier in de commissie.
Mijnheer Van Rooy, u hebt uw research niet goed gedaan. Ik heb in het verleden ook al vragen gesteld over bijvoorbeeld de ontvoering in Genk en de banden met religieus extremisme daar, omdat ik dat evenzeer een heel zorgwekkend fenomeen vind, waartegen streng moet worden opgetreden. Maar u bent duidelijk selectief blind, zoals u ook selectief verontwaardigd bent, want ik heb u bij mijn weten ook nog nooit vragen horen stellen over extreemrechts geweld, net zoals ik nog nooit uw verontwaardiging heb gehoord als er mensen die gelieerd zijn aan uw partij, de Hitlergroet brengen of bloemen gaan leggen bij het graf van voormalige SS’ers.
Die is buitengezet hé, Goeman! Die is buitengezet. Niet liegen, hé.
Ik heb het woord, mijnheer Van Rooy.
Bon, we kunnen de discussie blijven voeren, maar wat voor mij telt, zijn de oplossingen. Ik denk dat we er echt wel rekening mee moeten houden dat radicalisering in verschillende vormen komt: links, rechts en religieus. In die zin wil ik toch nog eens mijn vraag herhalen om toch goed nadenken over de nood aan deradicaliseringstrajecten op maat van extreemrechts en eventueel ook extreemlinks radicalisme, omdat jongeren die in een jihadlogica stappen, anders zijn dan jongeren die zich laten meeslepen in een extreemrechts discours. Ik ben het met u eens dat de processen achter radicalisering hetzelfde zijn, maar je moet natuurlijk wel rekening houden met specifieke denkbeelden als je daar een tegennarratief tegen wilt ontwikkelen.
Tot slot, minister, een oproep om daar verder naar te kijken, uiteraard in overleg met experts. Als ik in september terug ben, zal ik dan nog eens naar de stand van zaken vragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.