Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de leegstand in woonzorgcentra en de concurrentiestrijd om bewoners aan te trekken
Vraag om uitleg over verregaande commercialisering in woonzorgcentra
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
De leegstand in de Vlaamse woonzorgcentra ligt hoog. In december stond gemiddeld 11 procent van de woongelegenheden leeg. Ruim 5 procent daarvan zou te wijten zijn aan de gevolgen van de covidcrisis.
Ik heb daarover een schriftelijke vraag ingediend. Uit het antwoord daarop heb ik geleerd dat er een serieuze verschuiving is gebeurd van de voorzieningen die in voorgaande referentieperioden nog op de gemiddelde bezetting zaten van ongeveer 94 procent en nu terugzakken naar een bezettingsgraad van 70 à 90 procent. Er zijn ook een vijftigtal voorzieningen die in overcapaciteit zijn gegaan.
Op 5 februari konden we een nefast gevolg van die leegstand lezen in de media. Bewoners die gesetteld zijn in een voorziening worden door de bewindvoerder verhuisd naar een ander woonzorgcentrum. Dat zou – we spreken in de voorwaardelijke wijs – dan buiten de wil en het weten van die bewoner zelf gebeuren, omdat de bewindvoerder al contact heeft gehad met de nieuwe voorziening. De lagere dagprijs zou daarbij de doorslag hebben gegeven om de verhuis in te zetten. Verhuizen kan natuurlijk ook om heel legitieme redenen van het ene woonzorgcentrum naar het andere – laat ons daarover heel duidelijk zijn – bijvoorbeeld om dichter bij familie of vrienden te wonen. Maar het is belangrijk dat de bewoner daarover zelf de keuze maakt. Voor bewoners met dementie is het niet optimaal om uit de vertrouwde omgeving te worden gehaald. En of het een vzw-voorziening, een openbare of een commerciële voorziening is, zou in dezen helemaal niet mogen meespelen.
Dit verhaal gaat niet over commercialisering. Ik hoor ook verhalen van openbare voorzieningen die bewoners met een OCMW-tussenkomst bijna onder druk zetten om te verhuizen van een commerciële voorziening naar een eigen lokale voorziening. Dat zou gevolgen kunnen hebben voor hun tussenkomst, en dat is een praktijk die we niet kunnen goedkeuren.
Het is een verhaal dat dus niet zozeer met die commercialisering te maken heeft. De hele sector kreunt onder een vorm van leegstand en wil natuurlijk graag dat elk bed gevuld is.
In maart stoppen de compensaties en moet men met de huidige bezetting verder, wat gevolgen heeft voor de latere zorgfinanciering en dekking van de bestaande kosten, uiteraard meestal het jaar nadien. Een woonzorgcentrum heeft niet enkel infrastructuur af te betalen, maar moet uiteraard ook het personeel blijven betalen.
Enige tijd geleden hebben we reeds een debat gehad over de prijskortingen. Deze verhalen deden toen ook al de ronde. Prijskortingen en immowebsites om bewoners te lokken zijn nog van een andere orde dan echt bewoners gaan weghalen bij de ene voorziening om eventueel naar een andere voorziening te verhuizen.
Minister, hebt u weet van de praktijken die ik net heb geschetst? Vindt u dat een lagere dagprijs een bruikbaar argument is voor een bewindvoerder om de bewoner uit de vertrouwde omgeving te halen?
Er zou een structureel kader worden opgemaakt rond de dagprijskortingen. Hoever staan we daar vandaag mee?
Conform het Woonzorgdecreet primeert de vrije keuze van de cliënt. Zult u een kader creëren om dit soort praktijken, hoe goedbedoeld ook, toch meer te bewaken op het vlak van keuzevrijheid?
Ik voeg nog een vraag toe, minister, maar dat zal u niet verbazen. In maart eindigen de extra subsidies voor de woonzorgcentra. Dat lijkt me ergens ook wel logisch, aangezien niet iedereen ingeënt moet zijn en we bovendien een groot interprofessioneel akkoord hebben afgesloten, waardoor er meer handen aan het bed komen en er ook een betere verloning komt. Op welke ondersteuning kunnen woonzorgcentra dan eventueel terugvallen bij leegstand?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Parys is begonnen met cijfers, ik zal die niet herhalen. Ik begin met de oorzaak van de leegstand. Die oorzaak is tweeledig: meer overlijdens door het virus, maar ook minder opnames, vaker uitstel van opnames of langdurige ziekenhuisopnames. Tijdens de commissievergadering van 6 oktober vorig jaar, toen we spraken over kortingen in woonzorgcentra, vernoemde u, minister, ook de tijdelijke knik in de bevolkingspiramide en de uitbouw van de thuiszorgondersteunende diensten als medeoorzaak van leegstand.
Tijdens diezelfde vergadering van onze commissie was de minister het ermee eens dat, indien er permanente prijsverlagingen worden aangeboden, die moeten gelden voor alle bewoners. Er zou hierover naar de sector worden gecommuniceerd. In de jacht naar bewoners en het tegengaan van leegstand blijken woonzorgcentra heel creatief te zijn of te worden. Zo betalen ze om hun instelling aan te prijzen op vergelijkende websites of geven ze een premie aan personeel dat een bewoner aanbrengt. Het gebeurt ook dat woonzorgcentra bewoners van andere woonzorgcentra rechtstreeks aanschrijven en de eigen, lagere prijzen daarbij in de verf zetten.
De voorzieningen ontvangen nog steeds compensaties voor de bijkomende leegstand waarmee ze geconfronteerd worden in vergelijking met de periode voor corona.
Het besluit van de Vlaamse Regering voorziet in een controle en de mogelijkheid om de subsidies terug te vorderen wanneer bewoonde kamers toch als leegstaand worden doorgegeven. Minister, u stelde in oktober ook dat de evaluatie van de huidige dagprijscriteria en de integratie in de besluiten houdende de Vlaamse sociale bescherming (VSB) worden beoogd, om op een later tijdstip in deze legislatuur te worden uitgevoerd.
Het thema van de leegstand kwam ook al aan bod, onder meer in de plenaire vergadering van 5 februari vorig jaar, nog voor de coronacrisis. Ik heb toen onder meer gewezen op de mogelijkheid van de mantelzorgkamers, maar ook gevraagd naar mogelijke tijdelijke omzettingen naar bijvoorbeeld kortverblijf.
Minister, wat is uw standpunt tegenover praktijken als het uitkeren van premies aan personeel voor het aanbrengen van bewoners of de rechtstreekse reclame aan bewoners van ‘concurrerende’ – tussen aanhalingstekens, maar de facto wel echt concurrerend – woonzorgcentra?
Hebt u zicht op de evolutie van de dagprijzen in de woonzorgcentra sedert de uitbraak van de coronacrisis?
Hebt u de woonzorgcentra die levenslange kortingen aanbieden aan nieuwe bewoners daarover aangesproken? Wat was daarvan het resultaat? Hebt u sindsdien nog meldingen in die aard ontvangen?
Wat was het resultaat van het overleg over de kortingen?
Welke maatregelen neemt u nog om een oplossing te geven aan de problematiek van de leegstand?
Welke impact heeft de leegstand op de erkenningskalender?
Op welke manier gebeurt de controle op de compensaties die de woonzorgcentra ontvangen in het kader van corona? Wat is het juiste bedrag van compensaties die al werden toegekend? Werden er al effectief compensaties teruggevorderd? Zo ja, hoeveel en wat waren de redenen?
Op welke manier kan er op een andere manier een oplossing geboden worden aan de problematiek van de leegstand, bijvoorbeeld door tijdelijke omzetting?
Hebt u al meer zicht op wanneer de geplande evaluatie van de huidige dagprijscriteria zal kunnen gebeuren?
De heer Anaf heeft het woord.
Mijn twee collega’s voor mij hebben al een aantal belangrijke dingen gezegd. Ik ga de cijfers niet herhalen, maar feit is wel dat de leegstand in de woonzorgcentra momenteel redelijk hoog is, niet alleen als rechtstreeks gevolg van de coronacrisis. Daar zijn al verschillende discussies over geweest. Collega Schryvers verwijst terecht naar de commissievergadering van 6 oktober, maar ook naar de plenaire vergadering van begin februari. Toen hadden we het over de al dan niet tijdelijke kortingen die rusthuizen geven om toch maar de bedden te vullen en bewoners te lokken.
Maar nu lijken rusthuizen pas echt alle mogelijke middelen in te zetten om bewoners te lokken en zo de leegstand tegen te gaan om hun rendement te verhogen. Recent bleek uit een reportage op de Franstalige televisie dat er in sommige rusthuizen blijkbaar ook een premie bestaat voor personeel dat een bewoner kan binnenhalen. Het zou gaan om 500 euro voor het binnenhalen en nogmaals 500 euro als die bewoner na een jaar nog in het centrum verblijft. Dat zouden praktijken zijn die ook in Vlaanderen bestaan.
Het gaat er mij niet per se om dat er commerciële rusthuizen zijn en andere, maar wel om hoe u tegenover dergelijke praktijken staat, minister. Dat lijkt mij een wat te ver doorgeslagen commercialisering. Het kan niet de bedoeling zijn dat er een soort koehandel wordt opgezet op kap van de senioren. Vindt u dat ook laakbaar?
Worden dergelijke praktijken door het agentschap actief opgespoord?
Welke mogelijkheden ziet u om dergelijke praktijken eventueel tegen te gaan?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, laat me duidelijk zijn: het is tegen de principes van het Woonzorgdecreet om bewoners tegen hun wil te verhuizen naar een ander woonzorgcentrum. Personen met dementie hebben veel behoefte aan structuur en regelmaat. Dementie gaat gepaard met desoriëntatie in tijd en ruimte. Voor personen met dementie is het des te belangrijker om voorzichtig om te gaan met omgevingsveranderingen.
Een bewindvoerder moet als een goede huisvader de financiën van de te beschermen persoon beheren en wordt gecontroleerd door een vrederechter. Toch kunnen er belangenconflicten ontstaan tussen de subjectieve rechten van de te beschermen persoon, zoals in het voorbeeld dat u aanhaalt. De wet op de bewindvoering voorziet daarom ook in het aanstellen van een vertrouwenspersoon als een tussenpersoon tussen de bewindvoerder en de te beschermen persoon voor alle zaken die op de grens liggen van vermogenskwesties en van de persoonlijke noden en rechten van de te beschermen persoon. De bewindvoerder en de vertrouwenspersoon kunnen samen beslissen of een lagere dagprijs eventueel een valabel argument is om een te beschermen persoon toch van voorziening te laten veranderen.
Het verhogen van de controle op dagprijsverhogingen in woonzorgcentra is onderdeel van het Vlaams regeerakkoord. Samen met de koepels ouderenzorg willen we het huidige dagprijsbeleid, alsook het thema van de kortingen, onder de loep nemen. Zodra de coronacrisis de sector toelaat om naar een meer genormaliseerde werking te gaan, is dit een van de dossiers waar we prioritair werk van willen maken.
Zoals gezegd, voorziet de wet op de bewindvoering al via de aanstelling van een vertrouwenspersoon goede afwegingen van de belangen van te beschermen personen te maken. Indien de vrije keuze van een bewoner voor een voorziening in het gedrang komt, kan er worden opgetreden met de normale handhavingsmaatregelen. Bij klachten bij de Woonzorglijn zal de Woonzorglijn de klacht onderzoeken, ofwel zelf ofwel via Zorginspectie.
Dat personeelsleden hun eigen voorziening vanuit een beroepsfierheid en de oprechte overtuiging van de kwaliteiten van de voorziening bij potentiële nieuwe bewoners en hun familie aanprijzen, is in die zin ook niet verkeerd. Het toont hun engagement. Het uitkeren van premies aan personeel voor het aanbrengen van bewoners is een praktijk die in heel wat andere sectoren gebruikt wordt. Dat personeelsleden van woonzorgcentra daarvoor een premie ontvangen, gebeurt eerder zelden. Het agentschap kan deze beslissingen en maatregelen niet actief opsporen. Dit zijn overeenkomsten die gemaakt worden tussen een werknemer en een werkgever. Het agentschap kan natuurlijk wel optreden, als de vrije keuze van een bewoner in het gedrang komt. Burgers of personeelsleden die vinden dat hun keuzevrijheid beperkt wordt of dat zij onder druk gezet worden, kunnen steeds contact opnemen met de Woonzorglijn.
Jaarlijks vraagt het agentschap bij de woonzorgcentra de dagprijzen op die worden toegepast op 1 mei van het betrokken jaar. De eerste keer gebeurde dit in 2016. Dit maakt het mogelijk om de evolutie van de dagprijzen jaarlijks op te volgen.
Het agentschap heeft weet van één uitbater die levenslange kortingen aanbiedt. Verder hebben we geen meldingen ontvangen. Deze praktijk werd ook besproken met de koepels residentiële ouderenzorg. In het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 11 december 2020 rond de COVID-19-compensatiemaatregelen in de residentiële ouderenzorg werd de toepassing van commerciële kortingen aan banden gelegd in de periode 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021. Zo mogen voorzieningen enkel tijdelijke commerciële kortingen in functie van wachtlijstbeheer bieden, wanneer deze aan alle bewoners worden toegekend. Zo niet, verliest de voorziening het recht op de continuïteitsborg.
De bezettingscijfers worden per woonzorgcentrum geregistreerd sinds het begin van de coronacrisis. Daaruit leren we dat een groot deel van de woonzorgcentra geen leegstand ervaart of deze intussen weer heeft goedgemaakt. Voor hen die met leegstand kampen vanwege een coviduitbraak in de voorziening, voorzien we een continuïteitsborg, dit om te vermijden dat woonzorgcentra in financiële problemen komen.
Rond de evolutie van de bezetting wordt overleg gepleegd met de koepels ouderenzorg. We verwachten dat de beperkte bijkomende leegstand eerder een tijdelijk fenomeen is. Momenteel onderzoekt mijn kabinet de mogelijkheden om structurele leegstand te activeren.
Verder willen we de komende periode bijkomende aandacht schenken om het aanbod dat beschikbaar is in de woonzorgsector, op een positieve manier in de kijker te zetten en bepaalde beleidsinitiatieven die door COVID-19 tijdelijk onderbelicht zijn geweest, opnieuw op te pikken, zoals de initiatieven rond kwaliteitsvolle zorg, de implementatie van BelRAI, de opmaak van een individueel zorg- en ondersteuningsplan en een betere samenwerking tussen de verschillende sectoren. Ook zijn er de structurele maatregelen die worden genomen om de ouderenzorgsector beter te omkaderen, onder andere door een betere financiering voor zware zorgprofielen en de inzet van voldoende en geschoold personeel.
Daarnaast raad ik de koepels ouderenzorg en de individuele voorzieningen aan om ook zelf te communiceren over het leven en welzijn van de bewoners in een woonzorgcentrum en daarmee een realistischer en positief beeld te geven.
Op dit moment zijn er geen cijfers die kunnen onderbouwen dat de leegstand een rechtstreekse impact heeft op de erkenningskalender of dat er systematisch meer en langer uitstel wordt gevraagd vanwege de covidsituatie. Initiatiefnemers die houder zijn van een erkenningskalender, hebben altijd de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden uitstel te vragen voor een erkenningskalender tot maximum drie jaar.
Vanwege de covidsituatie kan een initiatiefnemer een bijkomend uitstel van maximaal één jaar aanvragen, vanwege vertraging die werd opgelopen door de COVID-19-pandemie. In de huidige context kan bijgevolg iedere initiatiefnemer op dit moment in totaal tot maximaal vier jaar uitstel aanvragen op het toegekende trimester voor de erkenningskalender. Er zijn op dit moment nog maar een handvol dossiers waarbij een vierde jaar uitstel werd verleend op basis van een gemotiveerd verzoekschrift.
Voor het jaar 2020 werd er in totaal 135 miljoen euro toegekend aan de woonzorgcentra voor de compensatie van de basistegemoetkoming voor zorg en de dagprijs naar aanleiding van de verminderde bezetting. 83,6 miljoen euro hiervan was een compensatie voor de basistegemoetkoming voor zorg die in normale omstandigheden ook zou zijn uitbetaald en die dus geen extra uitgave was. 51,4 miljoen hiervan was de compensatie van de gederfde dagprijsinkomsten, en kwam dus boven op het oorspronkelijk voorziene budget. Voor de compensatie van de extra personeelsinzet in 2020 in de woonzorgcentra werd 59,3 miljoen euro toegekend.
De compensaties van de basistegemoetkoming voor zorg en de dagprijs werden toegekend op basis van de verminderde bezetting die de voorzieningen doorgaven via het e-loket van het agentschap. Er gebeurt steeds een a-prioricontrole op afwijkende waarden die worden doorgegeven.
Als de opname- en facturatiegegevens die de voorzieningen voor 2020 doorgeven aan de zorgkassen volledig zijn, kunnen deze worden vergeleken met de gegevens in verband met verminderde bezetting die ze doorgaven via het e-loket. Indien hieruit blijkt dat er te veel compensaties werden toegekend, kunnen die worden teruggevorderd.
De tegemoetkoming voor extra personeelsinzet werd toegekend op basis van de gegevens die de voorzieningen doorgaven via het e-loket van het agentschap. Hierbij zijn een aantal controles op de input ingebouwd. A posteriori kan er een controle gebeuren of het zorgpersoneel over de vereiste kwalificatie beschikt. Daarnaast is een vergelijking met de gegevens uit de Raas-toepassing mogelijk om na te gaan of prestaties niet dubbel werden doorgegeven. Indien hieruit blijkt dat er te veel compensaties werden toegekend, kunnen deze worden teruggevorderd. Momenteel werden nog geen compensaties teruggevorderd.
De omzettingskalender is op dit moment voorbehouden voor initiatiefnemers die houder zijn van een voorafgaande vergunning voor uitbreidingscapaciteit voor woonzorgcentra of centra voor kortverblijf. Zij konden tot uiterlijk 1 februari 2019 een aanvraag indienen voor een of meerdere omzettingskalenders voor de periode van het eerste kwartaal 2020 tot en met het vierde kwartaal 2025. Deze omzettingskalenders werden toegekend met het besluit van de administrateur-generaal van 22 mei 2019 in een vaste planning voor de periode 2020-2025.
Er zijn in het huidige wetgevende kader nog geen mogelijkheden voorzien om een nieuwe oproep te lanceren, noch is een procedure voorzien voor het, al dan niet tijdelijk, omzetten van erkende capaciteit woonzorgcentrum of centrum voor kortverblijf type 1 naar andere zorgvormen. Indien we de wetgeving zouden aanpassen, dan gebeurt dit na overleg met de koepels ouderenzorg.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, dank voor uw antwoord. Het is vooral belangrijk om na te gaan welke leegstand structureel zal zijn en hoe we dat gaan monitoren. Stel u voor dat sommige van de leegstanden die we nu zien, structureel blijken te zijn en dat we dan een erkenningskalender hebben die net in zo'n regio veel extra bedden voorziet. We moeten daar toch een vorm van flexibiliteit inbouwen zodat we de beschikbare budgetten kunnen inzetten om mensen thuis beter te ondersteunen wanneer de nood tijdelijk niet aanwezig zou zijn op het terrein. We weten dat er een tweede golf van vergrijzing aankomt, en dus zullen we onze capaciteit daar altijd op moeten voorbereiden, maar in de tussentijd moeten we de zaak flexibel en van zeer nabij opvolgen.
De premies die worden uitbetaald aan personeelsleden die bijvoorbeeld iemand aanbrengen, bestaan al sinds 2018. Op 3 jaar tijd gaat het over 60 bewoners binnen een woonzorggroep. Over heel het land gaat het over 4 procent van de totale opnames. De premies voor de personeelsleden die een nieuw personeelslid kunnen aanbrengen, bestaan ook al een tijdje. Het gaat daar over 70 verpleegkundigen op 3 jaar tijd, gespreid over België.
Die premiestelsels zijn doorgesproken met de vakbonden en daar is nooit commentaar op gekomen. Wat ik veel schadelijker vind, is wat daarnet is gezegd over het feit dat mensen, zeker mensen die onder bewindvoering staan, worden verhuisd van de ene naar de andere woonzorgcentrumgroep omdat het ergens anders goedkoper zou zijn. Dat is echt iets waar we paal en perk aan moeten stellen. Minister, ik vraag dan ook om de zorginspectie daarnaar te laten kijken, om er zeker van te zijn dat dat geen courante praktijk is die bij ons de kop opsteekt. Zoiets kan uiteraard niet.
Dit zijn een aantal punten, minister, die ik u wil voorleggen: de erkenningskalenders, de premies en de vraag om de zorginspectie daar nauw op toe te laten zien.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Wanneer mensen naar een woonzorgcentrum gaan, dan spelen er verschillende elementen mee in de keuze daarvan. Het allerbelangrijkste is dat ze zich er thuis voelen, de kwaliteit van de zorg, de algemene sfeer, de nabijheid van hun kinderen, familieleden en vrienden. De prijs is natuurlijk ook een element, maar is slechts één element.
We moeten toch bewaken dat mensen niet zomaar worden verplicht of onder druk gezet om te verhuizen alleen door de prijs.
Minister, u zei dat het agentschap de premies niet systematisch kan opsporen, maar de vrije keuze mag niet in het gedrang zijn. Dat onderschrijf ik vanzelfsprekend, maar ik wil toch oproepen tot grote waakzaamheid. We weten dat het gaat over een kwetsbare groep van oudere mensen die in een zorgcentrum wonen. Die mogen op geen enkele manier enige druk ervaren.
Enkele maanden geleden zijn de commerciële kortingen hier al aan bod gekomen, maar die zijn nu aan banden gelegd voor de periode dat de compensaties nog lopen. Dat is niet meer zo lang, namelijk tot 31 maart. Nadien zal het probleem, als de compensaties stoppen, misschien nog scherper worden gesteld. Als de coronacrisis is gaan liggen, moeten we dit debat bij prioriteit voeren. Misschien moeten we dan bekijken of dat niet moet worden verlengd na 31 maart, of wanneer er een korting wordt gegeven, dat die dan ook voor alle bewoners geldt.
Collega Parys had het over flexibilisering in de thuiszorg en dat is ook terecht, maar ik wil de flexibilisering ook bekijken in het kader van het gebruik van de woonzorgkamers zelf. Momenteel is dat opgedeeld in woonzorg en kortverblijven. Het zou goed zijn om ook daar de nodige flexibiliteit in te bouwen. Dat heeft financiële consequenties en die moeten we dan misschien onder ogen zien en er bepaalde maatregelen tegenover stellen.
De heer Anaf heeft het woord.
In de plenaire vergadering van februari vorig jaar werd ik niet helemaal ernstig genomen over de kortingen. Ik ben blij vast te stellen dat er toch veel mensen zijn die nu voorstander zijn om dat fenomeen beter te reguleren.
Laten we duidelijk zijn, de dagprijs moet zo laag mogelijk zijn. Daar zijn we allemaal voor. Maar het principe dat de rusthuizen tijdelijk onder de dagprijs kunnen gaan om zo extra bewoners aan te trekken en de structurele rendabiliteit van de voorziening te verbeteren, werkt alleen maar als dat heel uitzonderlijk gebeurt. Als er meerdere rusthuizen zijn in een regio, dan krijg je een ‘race to he bottom’. Niemand heeft daar baat bij, niet de bewoners, niet het personeel, maar ook niet de rusthuizen zelf.
De dagprijzen voor de mensen zijn best zo laag mogelijk, maar ze moeten wel correct zijn en corresponderen met de reële prestaties en onkosten. Net zoals je geen onverantwoorde winsten mag maken op de dagprijs, mag je ook niet de indruk wekken dat het voor minder kan als de nood hoog genoeg is om die bedden te vullen. Iemand betaalt er altijd de rekening voor, ofwel het personeel, ofwel de bewoners, of uiteindelijk de samenleving zoals we zagen met het failliet gegane woonzorgcentrum Anemoon.
Minister, is dit niet het moment om te kijken naar reconversiemogelijkheden inzake zorginnovatie? Stel dat er structureel bedden in de woonzorgcentra leeg blijven staan in deze coronacrisis en dat we heel wat nieuwe zorgvormen zien ontstaan – de schakelzorgcentra, voorzieningen die tijdelijk extra zorg bieden –, dan is het misschien het moment om te hervormen naar iets dat meer aansluit op de nieuwe noden en mogelijkheden die er ontstaan. Misschien moeten we daar niet te rigide in zijn en dat zeker niet uitsluiten, en nagaan of er andere mogelijkheden van reconversie zijn.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De keuzevrijheid van mensen is essentieel. Dus de pandemie en de gevolgen daarvan inzake bezetting mogen die keuzevrijheid echt niet onder druk zetten. Minister, ik hoor u zeggen dat men altijd klacht kan indienen bij de Woonzorglijn, maar de Vlaamse overheid moet over degelijke instrumenten beschikken om die zogezegd verplichte verhuizingen tegen te gaan, want dat kan echt niet.
Het zal heel belangrijk zijn om structureel te bekijken hoe die leegstand in de toekomst zal zijn. Na deze crisis in de woonzorgcentra lijk me het moment vooral aangebroken om ook eens verder te kijken, te bekijken hoe we verder willen gaan met ons ouderenbeleid. Zetten we verder in op het bouwen van woonzorgcentra? Voorzien we in een stabieler kader voor kleinere initiatieven, bijvoorbeeld in een veilig wetgevend kader voor cohousing? Ik denk dat het heel belangrijk is dat men sowieso naar kleinere leefgroepen evolueert. Ik denk vooral dat hier de opportuniteit ligt om vooral die fundamentele discussie aan te gaan, want dat is natuurlijk wel iets dat essentieel zal zijn, aangezien er absoluut toch een vergrijzing zit aan te komen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, collega’s, de kern bij deze vraagstelling is: lege bedden en de keuzevrijheid van mensen. Ik wou even het idee bij jullie aftoetsen dat ik deze ochtend heb gelanceerd, namelijk om te werken met een soort Tripadvisor, zodat bewoners van een woonzorgcentrum hun appreciatie kunnen neerschrijven, een recensie van hun verblijf in dat woonzorgcentrum dat kan worden geconsulteerd door andere ouderen die op zoek zijn naar een woonzorgcentrum. Dat is niet nieuw. Dat is niet moeilijk. Dat is iets dat we allemaal zelf doen: als we op hotel gaan of logies zoeken aan zee of in de Ardennen, dan gaan we altijd bekijken wat anderen daarover denken. Nu heeft de Vlaamse overheid alleen maar een website waarop alle adressen en de dagprijs staan. Als we zo’n systeem kunnen maken, als de overheid dat kan aanbieden en we mensen hun appreciatie en hun ervaringen binnen de muren van een woonzorgcentrum kunnen laten neerschrijven, dan zullen we er op die manier goed voor kunnen zorgen dat nieuwe bewoners echt een keuzevrijheid hebben. Ik wou dat eventjes aftoetsen bij u. Wat vindt u daarvan?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, wat de verhuis van bewoners tegen hun wil betreft, als dat zou gebeuren, dan is dat iets dat niet kan. We zullen dat ook bespreken met de koepels tijdens een volgend structureel overleg.
Hoeveel woonzorgcentra hebben nu een wezenlijke structurele achterstand? Heel precies kan ik dat niet geven. Ik schat een 35-tal, maar dat is maar een schatting op het eerste gezicht. Ik denk dat het over iets van die grootteorde gaat.
Soms zijn er natuurlijk andere redenen waarom mensen verhuizen. Dat kunnen financiële redenen zijn. Dat kan zijn omdat men zich niet thuis voelt in het woonzorgcentrum. Verschillende redenen kunnen aan de grondslag liggen.
Wat het omzetten van de capaciteit naar andere zorgvormen betreft, dat zijn we, zoals ik heb gezegd, aan het bekijken binnen het kabinet. Wanneer we dat goed hebben opgelijnd, dan zullen we dat met het agentschap en ook met de koepels bespreken.
Wat die innovatieve zorgvormen betreft, dat moeten we inderdaad op een heel ruime manier bekijken, ook samen met de diensten voor gezinszorg, personen met een handicap en anderen. Dat zijn we op dit ogenblik ook aan het doen. Het is belangrijk om veel breder te kijken dan louter de residentiële ouderenzorg. Het gaat ook over de gezinszorg, de psychiatrisch verzorgingstehuizen (pvt’s) enzovoort. Die moeten er toch wel bij worden betrokken.
Collega, wat Tripadvisor betreft, ik heb dat gelezen. Ik heb daar een beetje mijn bedenkingen bij. Ik denk dat we er toch voor moeten zorgen dat de kwaliteit transparant wordt gemaakt, en dat dat wetenschappelijk onderbouwd moet zijn. Ik vind wel dat we moeten werken aan transparantere delen van de kwaliteitsindicatoren.
Die moeten dan ook op een juiste, gevalideerde manier in kaart worden gebracht. Dat lijkt mij ook een belangrijke eerste stap te zijn om de kwaliteit in de woonzorgcentra niet alleen te versterken en te controleren, maar die ook meer publiek te maken.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik denk dat er wel wat werk op de plank ligt om mee aan de slag te gaan. Wat ik vooral belangrijk vind, is dat we ook samen werken aan die beeldvorming van de sector. We zijn daar natuurlijk zelf voor een stukje mee verantwoordelijk voor, maar vaak komen woonzorgcentra ook alleen maar in het nieuws wanneer er iets verkeerd loopt en wanneer er iets slechts te vertellen valt. Dat vind ik bijzonder jammer, omdat dat eigenlijk afbreuk doet aan het feit dat er in meer dan achthonderd woonzorgcentra heel hard en goed wordt gewerkt en dat de bewoners daar ook meestal tevreden zijn over wat daar gebeurt. Dat is belangrijk.
Ik wil wat doorgaan op het idee van collega De Martelaer over Tripadvisor. Ik voel wel wat voor de filosofie die achter het idee zit, minder voor de concrete invulling die collega De Martelaer daaraan geeft. Wij zijn al langer vragende partij om veel offensiever te communiceren en veel actiever transparantie te geven over alle gegevens die we hebben over woonzorgcentra. Het Nieuwsblad heeft, twee jaar geleden, denk ik, nog eens geprobeerd om die informatie die publiek beschikbaar is of die kan worden opgevraagd, samen te voegen. Dan zie je dat die informatie vaak voor een stuk verouderd is, en dat er elementen ontbreken, omdat die gewoon niet voorhanden zijn. We moeten ervoor zorgen dat we snel en accuraat kunnen weten waar er plaats is, dat we snel en accuraat weten wat de actuele dagprijs is, dat we genoeg actuele bewonersbevragingen hebben, die dus op een methodologisch correcte manier zijn afgenomen en die ook geanonimiseerd publiek kunnen worden gemaakt op een website, met het oog op die keuzevrijheid. Er is dat idee, dat vandaag nog maar eens de kop opsteekt, om heel duidelijk ervaringen met een woonzorgcentrum publiek te maken. Daarover gaat het immers als men een heel belangrijke keuze moet maken. Dat is informatie die de overheid eigenlijk al heeft. Het is gewoon een kwestie van die te ontsluiten en met elkaar te verbinden. Minister, dat zou ik graag zien. Laat deze vraag daar dus nog maar eens een aansporing toe zijn.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik wil daar even op doorgaan. Ervaringen uitwisselen en ervoor zorgen dat andere mensen die kunnen consulteren, dat is één zaak. Samen bouwen aan kwaliteit, dat is natuurlijk nog iets anders. Dat lijkt me het allereerste te zijn. Dat moeten we ook doen, ook met participatie van bewoners, van familie en dergelijke meer. Dat is alleszins de eerste stap, dat we hen ook mee betrekken bij het beleid. Als mensen naar een woonzorgcentrum moeten gaan, dan moeten ze zich daar thuis kunnen voelen. Zoals ik daarstraks zei, daar spelen verschillende elementen bij mee. De prijs is daar één van, maar is lang niet het enige.
Wat die prijs betreft, dat moet natuurlijk een correcte prijs zijn, een eerlijke prijs, en die moet natuurlijk voor alle bewoners dezelfde zijn voor hetzelfde aanbod binnen eenzelfde voorziening. Daarom heb ik destijds ook dat systeem van die kortingen aangeklaagd. Minister, ik wil hierbij nogmaals vragen om dat ook in de toekomst verder op te nemen, want in de tussenperiode tussen nu en wanneer er wellicht opnieuw meer nood aan woonzorgvoorzieningen zal zijn, zal dat mogelijk toch nog verder de kop opsteken, of zullen we toch nog meer die concurrentie zien ontstaan. Dat mensen een keuze maken op basis van kwaliteit en nabijheid, dat lijkt de logica. Ze moeten zich thuis kunnen voelen. Dat er aan concurrentie wordt gedaan of dat mensen onder druk worden gezet op het vlak van prijs, dat lijkt ons niet de logica. Voor de rest ben ik het er helemaal mee eens dat we moeten zoeken naar flexibilisering en hoe we voor meer afstemming kunnen zorgen tussen de diverse zorgvormen.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat er al heel veel is gezegd en dat dit zeker een discussie is die we de volgende weken en maanden ook nog uitgebreid zullen voeren. Ik heb momenteel dus geen verdere tussenkomsten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.