Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Sinds de vraag werd ingediend, heeft ze zeker niet aan actualiteitswaarde ingeboet. Ook de voorbije dagen hebben sommige burgemeesters toch wel hun neus aan het venster gestoken en een aantal opmerkingen gemaakt, en ook de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Ik ga het heel kort houden; ik denk niet dat een lange inleiding nodig is.
Het is heel belangrijk dat de quarantaineplicht gehandhaafd wordt. Het lag ook voor de hand dat de lokale besturen daarin een belangrijke rol zouden spelen. Ze doen dat ook. Er is ook een decretaal initiatief geweest. Er is het protocol dat door de lokale besturen ondertekend moet worden. Heel wat lokale besturen doen hun best. Ik had daar een aantal vragen rond.
Wij hebben in Vlaanderen driehonderd lokale besturen en, zoals u al een paar keer gezegd hebt, minister, heel diverse lokale besturen, van heel gezellig klein tot even gezellig, maar zeer groot. Hoeveel gemeenten zijn er intussen in gestapt? Hoelang heeft dat allemaal geduurd? Is daar een zekere lijn in te trekken in welke mate lokale besturen gemotiveerd zijn om deze quarantaineplicht te handhaven? Als er nog bepaalde besturen aangemoedigd moeten worden, hoe kunnen we dat doen? Hoe kunnen we de wortel misschien nog wat groter maken?
Een tweede vraag is: hoe loopt het? Welke signalen krijgt men? Daar verwijs ik dan naar wat de voorbije dagen door de collega uit Oostende – ik weet niet of de heer Tommelein aanwezig is in deze commissievergadering – terecht werd opgemerkt, namelijk of dit nu het meest optimale middel is. In mijn eigen gemeente loopt dit tot hier toe goed, vind ik. Het is ook een wat kleinere gemeente, met 27.000 inwoners. De VVSG heeft gezegd dat het misschien toch wat geoptimaliseerd moet worden, dat de informatie-uitwisseling wat meer gedetailleerd moet worden, zodat de lokale besturen die handhaving beter en meer gericht kunnen doen en niet verloren moeten lopen in een te groot aantal lijsten die te onduidelijk zijn.
Minister, hoe staat u daartegenover? Kan daar iets aan gedaan worden, gelet op dit advies vanuit de VVSG? Hoe kunnen we die lokale handhaving verbeteren, eventueel met ‘good practices’ of andere raadgevingen of mooie voorbeelden, om de handhaving van de quarantaineplicht, die van kapitaal belang is om de covidcrisis vanuit de overheid goed aan te pakken, verder te optimaliseren?
Minister Somers heeft het woord.
Sinds 12 januari 2021 is het preventiedecreet en het uitvoeringsbesluit van toepassing. Op basis daarvan kunnen gemeenten de controle en de handhaving van de quarantainemaatregelen organiseren. Gemeenten dienen inderdaad in het kader van de GDPR-wetgeving (General Data Protection Regulation) een protocol voor de verwerking van de gegevens af te sluiten met het Agentschap Zorg en Gezondheid (AZG) voor de informatie-uitwisseling om aan controle en handhaving te kunnen doen.
De situatie op 8 februari 2021 is dat al 266 op 300 gemeenten het protocol hebben afgesloten in het kader van de handhaving van de quarantainemaatregelen. We hebben via de nieuwsbrief van het Crisiscentrum van de Vlaamse Overheid (CCVO) en een afzonderlijke mail alle burgemeesters op de hoogte gesteld van de mogelijkheden. Ik denk dat het resultaat behoorlijk is. Het zijn er nog maar 34 die dat niet gedaan hebben. Ik heb hier niet onmiddellijk een concrete lijst bij de hand van die 34, maar ik vermoed dat alle middelgrote en grote gemeenten dit zeker mee onderschreven hebben.
Burgemeesters krijgen na ondertekening van het verwerkersprotocol toegang tot de data die dagelijks tweemaal worden bijgewerkt. Lokale besturen krijgen voor de handhaving toegang tot de naam, de voornaam, de verblijfplaats van alle personen die op hun grondgebied verblijven en die in isolatie of quarantaine moeten, en hun telefoonnummer.
De lokale besturen organiseren de controle en de handhaving autonoom. Het is niet de bedoeling om een echte heksenjacht te organiseren, laat dat duidelijk zijn. Het doel is sanctioneren waar nodig, maar ook steeds de menselijke, psychosociale en maatschappelijke benadering te blijven verzekeren. De handhaving door politie en parket vormt dus een tweede lijn, die aansluit op sensibilisering en ondersteuning in eerste lijn. Een mooi voorbeeld hiervan is de methodiek die onder meer met de procureur van Vlaams-Brabant is ontwikkeld. Die loopt volgens een stappenplan. Dat is ook terug te vinden op de website vlaanderenhelpt.be. Stap 1: inzetten op sensibilisering, communicatie en preventie. Stap 2: een zachte controle, de medewerkers van de gemeentediensten bellen de personen die op de lijst voorkomen, en wie niet thuis is, krijgt een bezoek aan de voordeur. Stap 3 : personen die niet bereikt kunnen worden of wetens en willens zich niet houden aan de maatregelen, worden formeel gecontroleerd en gesanctioneerd door de lokale politie.
Op dit ogenblik krijgen gemeentebesturen geen informatie over de testverplichtingen. Er kan dus geen controle worden uitgeoefend op de personen die zich mogelijk onttrekken aan de verplichte testing. Het probleem is natuurlijk iets minder acuut geworden omdat je op dit moment niet naar het buitenland kunt reizen, maar het is een probleem dat wel nog op de agenda staat. Al deze gegevens over de personen worden centraal beheerd door Sciensano. De samenwerkingsovereenkomst tussen de overheden van de bevoegde deelstaten en de federale overheid laat niet toe die gegevens te delen. Het preventiedecreet regelt nu enkel gegevensdeling voor het luik handhaving van tijdelijke afzondering. Een aanpassing van dit decreet zal ook nodig zijn om de gegevens rond testen te delen met lokale besturen. Ik denk dat we ons daar bewust van moeten zijn. Maar lokaal kan men hieromtrent beperkt handhaven via een andere weg: met elkaar overeenstemmende ernstige vermoedens of een bekentenis op basis waarvan geverbaliseerd kan worden. Maar natuurlijk is dat onvoldoende. Men heeft ook in het Overlegcomité afgesproken dat men ons preventiedecreet zou moeten aanpassen zodat ook gegevens in verband met testing doorgegeven kunnen worden.
De interfederale werkgroep, onder coördinatie van de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken, werd belast met een maximale harmonisatie van de federale en interfederale regels inzake quarantaine en testing, het verbeteren van het geheel van processen om de vereiste datadoorstroming te stroomlijnen. De beoogde informatiedoorstroming moet ook al de gegevens bevatten die niet onder het medisch geheim vallen.
De interfederale werkgroep heeft een concreet voorstel uitgewerkt voor het Overlegcomité van 5 februari 2021. Na overleg in het Overlegcomité kwam men tot de volgende maatregelen.
Met het oog op het effectief handhaven van de quarantaine en testing en de bijhorende informatiedoorstroming, wordt aan de bevoegde overheden opdracht gegeven om voor 1 april 2021 de technische maatregelen te nemen die nodig zijn om de specifieke data te kunnen delen over het zich al dan niet hebben laten testen, in het bijzonder door de quarantainelijsten gebaseerd op de Passenger Locator Forms (PLF’s) te verrijken met geactiveerde activatiecodes; om de sensibilisering voor de strafbaarstelling van het niet naleven van de verplichtingen te versterken, onder meer door de sms inzake het testen aan te vullen met ‘Boete kan volgen’; om de grote reispunten te voorzien van de nodige middelen voor de testing en de digitale registratie; de nodige decreten, ordonnanties en samenwerkingsakkoorden aan te passen zodat de specifieke data over of, waar en hoelang iemand in quarantaine moet – de quarantainelijst – en het zich al dan niet hebben laten testen, op een juridisch correcte en solide basis niet alleen met de burgemeester, maar ook rechtstreeks kunnen worden gedeeld met de lokale en regionale inspectiediensten en met de politie, en dit met het oog op handhaving; te verduidelijken dat de meldingsplicht voor een testafname de plicht tot afname inhoudt, behalve bij medische contra-indicatie.
De overheden zetten de interfederale samenwerking verder om de maximale harmonisatie na te streven van de quarantaine- en testingregelgeving en de nodige decreten/ordonnanties/besluiten in dit verband aan te passen voor 1 april 2021. Om die informatiedoorstroming te verbeteren zijn we dus verplicht om ons preventiedecreet aan te passen, welbepaald één artikel, om te zorgen dat dit mogelijk wordt. Opgelet: de privacywaakhond gaat daar ook zijn advies over geven. U weet dat we daar eigenlijk al heel ver in gegaan zijn en niemand kan voorspellen hoe de Vlaamse Privacycommissie daarop gaat reageren, op een aanpassing waarbij men zou beslissen om nog meer informatie door te geven aan lokale besturen. Dat is toch wel een belangrijk voorbehoud dat we moeten maken op de mogelijkheid van ons, als Vlaams Parlement, om ons decreet aan te passen zodat die gegevens over testing ook kunnen doorstromen naar de lokale besturen.
Ik denk dat op dit moment onder de rubriek controle en handhaving al heel wat goede praktijken worden gedeeld. Mijn administratie gaat zelfs actief op zoek naar actieplannen die in dit verband worden opgesteld. Vlaams-Brabant is daar een voorbeeld van, daar is goed samengewerkt met de procureur. Dat is een modelaanpak die op de website is terug te vinden.
Mijnheer Van den Heuvel, u hebt ongetwijfeld zelf ook een aantal goede praktijken in uw directe omgeving. Als u die hebt, willen wij die graag verder delen met de rest van Vlaanderen.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik denk dat u de context mooi hebt geschetst en de pijnpunten hebt vermeld. Dat was mijn eerste opmerking, ook vanuit de VVSG. Ik ben ook vragende partij om de lokale besturen zo goed mogelijk in te lichten zodat ze zo gericht mogelijk kunnen handhaven. Maar waar zit de grens met de privacy? Dat knelpunt kennen we. We moeten dat terecht bewaken. We moeten ook een beetje opletten dat we als overheid op een kordate manier de quarantaineplicht doen naleven, maar dat we ook respect hebben voor de privacyredenen die er zijn.
Ik ben blij te horen dat intussen ongeveer 90 procent van de lokale besturen actie heeft ondernomen want dat is heel belangrijk. We kunnen vanuit Vlaanderen verschillende tools ter beschikking stellen aan lokale besturen maar als die daar niet op ingaan, dan blijft het een lege doos. 266 op 300 is net geen 90 percent. Dat is een mooi cijfer. Dat bewijst dat lokale besturen klaar zijn.
Maar hierover bent u een beetje op de vlakte gebleven: het is niet alleen het protocol onderschrijven, het is ook daadwerkelijk met het protocol aan de slag gaan. Het is misschien goed om vanuit het Agentschap Binnenlands Bestuur eens een enquête te doen rond de mate waarin het protocol en de motivatie bij de lokale besturen speelt om de handhaving daadwerkelijk uit te voeren. Het is belangrijk om te luisteren naar hoe we die werking kunnen verbeteren.
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega's, ik sluit mij heel graag aan bij collega Van den Heuvel. Ik vond het als lokaal beleidsmaker in bijna een jaar corona een van de moeilijkere zaken om daar een goede lijn in te trekken. We hebben wel eens vaker tegenstellingen of moeilijkheden gekend met protocollen of ministeriële besluiten, die wel openingen lieten, maar deze vind ik toch eentje die terecht door collega Van den Heuvel naar voren wordt geschoven. Ik had er zelf ook iets mee willen doen, maar de collega's binnen Welzijn zijn hiermee aan de slag gegaan. Dat op twee benen hinken tussen privacy en de maatschappelijke vraag om daar streng op toe te kijken als lokaal beleidsmaker, vind ik niet evident.
Minister, ik heb een concrete vraag. Heb ik het goed begrepen dat het de bedoeling is, als straks de Privacycommissie op een en ander heeft toegekeken, dat de gegevens rechtstreeks ook aan de lokale politie worden doorgegeven? Ik vind dat altijd een beetje omslachtig. Wij krijgen lijsten binnen en ik geef dan lokaal de opdracht aan de politie om met steekproeven wat controles uit te voeren. Alles controleren was wat veel, dat was moeilijk behapbaar. Heb ik goed begrepen dat u pleitbezorger bent, of dat het al is afgesproken, dat de gegevens onmiddellijk naar de politie worden doorgespeeld zodat die kan beslissen wat ermee gebeurt?
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, u hebt gezegd dat ongeveer 266 van de 300 lokale besturen een protocol hebben afgesloten met het Agentschap Zorg en Gezondheid. Dat betekent dat 34 gemeenten dat nog niet gedaan hebben. Gaat u de lokale besturen die dat nog niet gedaan hebben, op een of andere manier aanporren om daar toch gebruik van te maken?
Ik had zonet een interpellatie tot minister Beke, samen met collega Vaneeckhout. Ik stel vast dat de heer Vaneeckhout over het talent van de bilocatie beschikt want ik zag dat hij ook aanwezig was in die commissie. Ik ondervroeg de minister specifiek over de terugkerende reizigers uit een rode zone en de opvolging van de quarantaineplicht. Uit cijfers in de media blijkt dat daar nog een en ander aan schort. Daarbij werd verwezen naar de opmerking van collega Tommelein in de pers die zei dat hij de lijsten die men krijgt van het Agentschap Zorg en Gezondheid aan de kant had gelegd en niet gebruikt omdat ze totaal onwerkbaar zijn. Minister Beke zei daarop – ik heb hem ook verwezen naar deze vraag, dat zal u plezieren, collega Van den Heuvel – dat als een parlementslid dat ook burgemeester is, van mening is dat er onvoldoende gegevens worden meegedeeld aan de lokale besturen, dat parlementslid dan maar moet zorgen dat het decreet gewijzigd wordt zodat er voldoende informatie kan worden uitgewisseld met de lokale besturen. In de plaats van pingpong te spelen, kan ik misschien aan u de vraag stellen of u contact zult opnemen met minister Beke om die informatie-uitwisseling beter te stroomlijnen, zodat de lokale besturen over meer gedetailleerde lijsten kunnen beschikken, zoals ook de VVSG vraagt?
De heer Vaneeckhout heeft het woord. Blijkbaar zijn jullie vandaag samen op pad.
Voorzitter, het gebeurt zelden, maar heel af en toe vind ik het een goed idee om collega Janssens achterna te gaan. Ik vond dit wel een goede reden.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is een zeer terechte vraag over iets dat de voorbije dagen leefde. Wij hebben als parlement al een aantal initiatieven daaromtrent genomen, maar mij zijn een aantal dingen niet helemaal duidelijk. Het is niet omdat er een protocol wordt afgesloten, dat er in de praktijk controle gebeurt op die quarantaine. Hebt u op dit moment zicht op hoeveel gemeenten echt actief die rol opnemen? Want op het terrein is dat natuurlijk het allerbelangrijkste.
Voor mij is dit ook wel een beetje een signaal naar het parlement en het Vlaamse beleid dat er limieten zijn aan wat we kunnen verwachten van lokale besturen. We moeten die verwachtingen misschien juist zetten. We hebben ongelooflijk veel gevraagd van de lokale besturen en zij hebben dat telkens opnieuw waargemaakt. Dat wil ik echt onderstrepen. Maar men kan ook het onmogelijke niet verwachten. Daarnet ging het er in de commissie Welzijn ook over dat men niet kan verwachten dat een lokaal bestuur ervoor zorgt dat er 24 uur op een dag een politieagent gaat staan aan elke deur van mensen die in quarantaine zijn. En als we dat al zouden verwachten, is de vraag of dat wenselijk is. Ik ben het daar ook niet mee eens, dat lijkt mij niet wenselijk.
Aansluitend bij de vraag van collega Janssens: is er het voornemen om met een decreetswijziging te komen of is er de vraag aan het parlement om daarover na te denken? In de commissie Welzijn ging de minister geen initiatieven nemen. U hoor ik iets meer zeggen dat u daarmee aan de slag wilt. De vraag is: wat wordt het nu?
Minister Somers heeft het woord.
Ik heb een aantal antwoorden op een inderdaad complexe materie, dat zal niemand ontkennen. Ze is niet complex omdat er onwil is maar omdat men op een zeer moeilijk spanningsveld zit: het bezorgen aan lokale besturen van gegevens die, van ver of nabij, behoren tot de intieme privacysfeer van mensen. Het gaat over medische informatie die men deelt om op basis daarvan mensen te controleren. Wij als regering en zelfs jullie als parlement zijn gebonden aan een grondwettelijk en ook internationaalrechtelijk kader dat de contouren schetst van wat men kan doen en niet kan doen ten aanzien van privacy. Dat is de complexiteit waar we mee worstelen en waarover we advies krijgen van de Privacycommissie die het vorige Preventiedecreet heeft laten passeren.
Herinner u dat dit een centraal thema was in het debat in het parlement. Ik viseer daarbij niemand, ik spreek in algemene termen. In alle partijen leeft die gevoeligheid en dat is bij de ene partij wat anders uitgebalanceerd dan bij de andere. Iedereen die dat heeft aangekaart, heeft terecht gezegd: ‘Kan dit wel, zijn wij geen inbreuken aan het plegen op de privacy van mensen?’ Dat is een van de redenen waarom het debat grondig is gevoerd in het parlement. Voor het ingediend werd, is er ook nog discussie geweest in de wandelgangen en nadien hebben we een advies moeten indienen van de Privacycommissie. Die heeft toen gezegd dat het kon. De regering heeft uitvoeringsbesluiten moeten maken en is opnieuw naar die Privacycommissie moeten gaan. Dat is een gevoeligheid, dat maakt het zo complex.
Om concreet te antwoorden op een aantal vragen. Mijnheer Janssens, ik wil me engageren om de 34 gemeenten van de 300 die tot nu toe het protocol niet hebben ondertekend, opnieuw te vragen om dat toch te doen en er werk van te maken. Ik kan dat niet opleggen, dat heeft ook geen zin. Als ik dat ga opleggen, maar ze doen er in de praktijk niets mee, dan staan we geen stap verder. Het is een terechte vraag van u, om die opnieuw aan te spreken, dat neem ik mee.
Mijnheer Van den Heuvel, uw suggestie neem ik ook graag mee. We gaan dat doen. Het ABB gaat vragen om een enquête te organiseren over hoe lokale besturen in de praktijk omgaan met dat protocol, wat ze daarmee bereiken of niet. We gaan geen groot wetenschappelijk onderzoek doen, maar een enquête is een vinger aan de pols om te weten hoe het zit. Het kan verschillen van regio tot regio. Als ik burgemeesters van mijn partij hoor, zijn er die daarmee worstelen, anderen lukt het wel. In Oostende vindt collega Tommelein dat verschrikkelijk moeilijk. In Aarschot heeft collega Rutten goede afspraken met de procureur. Het hangt soms af van de samenstelling van de bevolking en van de context, ik vel daar geen waardeoordeel over. Maar dat is alleszins het geval.
De heer Van Miert heeft er ook heel hard mee geworsteld als burgemeester. De heer Vaneeckhout vraagt of dit niet de grenzen bewijst van wat een lokaal bestuur kan. Ik wil dat herformuleren: het bewijst de grenzen van wat een overheid kan. Het is geen probleem van lokale besturen. Als u mij morgen zegt dat u het gaat doen, zeg me dan hoe! We hebben geen Vlaamse politie! Sommige partijen dromen daar misschien van, van een Vlaamse politie, maar die is er niet. We hebben alleen de lokale politie en de federale en die laatste is heel klein. Het grootste deel zit op het lokale niveau. Dat is een beperking.
Als ik daar met mensen over praat, vergelijk ik dat vaak met alcohol- en snelheidscontroles. Mensen mogen niet dronken achter het stuur kruipen. De overheid moet daarop controleren, ze moet daar voldoende intens op controleren om impact te hebben. Als ze voldoende controleert, gaan de meeste mensen twee keer nadenken vooraleer ze dronken achter het stuur kruipen, maar dat gaat niet verhinderen dat er nog altijd mensen dronken met de auto rijden, hoeveel men ook controleert. Lokaal is dat altijd een mooi debat. We horen daar dat men meer moet controleren. Zelfs als men vijf keer zoveel controleert, zelfs als men daar de mensen, de mogelijkheden en de middelen voor heeft, dan nog ga je vaststellen dat sommigen het toch doen.
Dat is een beetje – elke vergelijking loopt mank – zoals met de quarantaine, dat moet voldoende in het nieuws komen, dat moet intensief zijn, er moet een pakkans zijn, zodat we mensen dwingen om daarover na te denken. Maar we moeten onszelf niet wijsmaken dat we daarmee iedereen in zijn kot houden die in zijn kot moet zitten, om het met de woorden van een gewezen minister van Volksgezondheid te zeggen.
We moeten realistisch blijven. Op zeker moment, daar ben ik beducht voor, gaat men die hete patat naar de lokale besturen doorschuiven. Men zegt dat zij maar moeten controleren. Dat lukt dan niet voor 100 procent, maar slechts voor 80 procent. Dan kan men zeggen dat ze het niet goed gedaan hebben, maar ze hebben het wel goed gedaan! De volledige 100 procent controleren gaat niet, want dan is men nergens anders meer mee bezig. Dat toont aan dat er grenzen zijn aan wat een overheid kan, wat een samenleving kan, tenzij we ervoor kiezen in een Chinese samenleving terecht te komen waar we bij wijze van spreken iedereen een chip in zijn kop planten. En als je buitenkomt krijg je een elektrische schok. Maar dat gaan we niet doen.
Is het de bedoeling dat de informatie rechtstreeks bij de politie komt? Ja, dat is afgesproken op het Overlegcomité, dat was een van de conclusies van het Overlegcomité. De informatie wordt rechtstreeks gedeeld met de lokale en regionale inspectiediensten en met de politie met het oog op handhaving. Dat is de ambitie die werd uitgesproken op het laatste Overlegcomité waar ook de Vlaamse Regering uiteraard deel van uitmaakt.
Mijnheer Janssens, u vroeg naar bijsturing. Je kunt het probleem van de informatiedoorstroming pas oplossen als men het decreet wijzigt. Daar moet dus aan gesleuteld worden, dat is artikel 37.4., om die extra informatie te kunnen geven.
Maar, collega Vaneeckhout, ik weet niet of dat steek gaat houden vanuit privacyoogpunt. Het vorige decreet had een heel verregaande impact. Het kwam op de grens van het toelaatbare. We zijn daar tot op de grens gegaan. Er zal altijd een zekere marge zijn die ook de Privacycommissie kan hanteren maar ik ben niet zeker dat, als we het decreet gaan wijzigen en advies gaan vragen, het er ongeschonden doorkomt. Je zou kunnen zeggen: we leggen het advies naast ons neer, maar we leven in een rechtsstaat. Als er dan mensen naar de rechter stappen, zouden we weleens met een ander probleem kunnen zitten.
Ik vind dat we meer informatie moeten geven want dat maakt de opvolging performanter, maar weet dat de bescherming van de privacy daar in het gedrang komt. Het is de bedoeling om het decreet aan te passen en stappen te zetten in die richting. De beheerder van het dossier is minister Beke. Het is alleszins afgesproken in het Overlegcomité.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister, u bent op de meeste vragen en suggesties ingegaan. Dank u wel daarvoor.
Het is belangrijk om die laatste 34 gemeenten aan te porren. Het is even belangrijk om zicht te krijgen op hoe de overige 266 gemeenten, die het protocol hebben ondertekend, daarmee omgaan. Het protocol ondertekenen is één, het naleven is twee. Op dat vlak zullen we meer weten als we de resultaten van de enquête kennen. Dan kunnen we wat verbeterpunten aanbrengen. Het is heel belangrijk, ik denk dat iedereen daarop gewezen heeft, om het evenwicht te bewaren. Het kan heel concreet gesteld worden wat een overheid aankan. Wat kunnen we ervan verwachten? Dat is belangrijk omdat we op de grens zitten – zoals minister Beke in de commissie Welzijn heeft gezegd – van de privacywetgeving. We hebben dat in het achterhoofd. Een Vlaamse politie, waar we op zich niets tegen hebben, zou wellicht ook niet de reddende engel zijn. Een nationale Vlaamse politie, laat staan een Vlaams-nationale politie zou hier ook niet de oplossing zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.