Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de afgelopen maanden voerde Welzijnszorg campagne met de boodschap ‘Wonen: onbetaalbaar? Onaanvaardbaar!’. De armoedeorganisatie wil daarmee aandacht vragen voor de moeilijke situatie van mensen in armoede op de woonmarkt. Collega's, die problemen zijn al een tijdje gekend. Men spreekt van een wooncrisis op het onderste segment van de private woonmarkt. Welzijnszorg is een organisatie die heel erg aanwezig is op het terrein. Ik heb ook wat cijfers uit het Vlaamse Woononderzoek. Die zijn ook niet nieuw. Een op de vijf huishoudens in Vlaanderen moet meer dan een derde van het inkomen besteden aan woonkosten. 30 percent van de private huurders houdt geen leefbaar inkomen over na het betalen van de huur.
Die campagne is afgesloten en resulteerde in een petitie met meer dan zevenduizend handtekeningen. Dat is toch niet min. Die werden overhandigd aan u, de minister van Wonen, op 2 februari als ik mij niet vergis. Zij vragen in de petitie om dringend werk te maken van een woonbeleid waar het recht op wonen voor iedereen gegarandeerd wordt. Zij vragen naast kwaliteitsverbeteringen en ondersteuning van de private huurmarkt een stevige boost in het systeem van sociaal wonen.
Minister, bent u het eens met de vaststellingen en oproep van Welzijnszorg? Erkent u de problematiek die zij aankaarten? U hebt die mensen op 2 februari ontvangen. Over welke punten werd gesproken? Zijn er conclusies gemaakt na afloop van het gesprek? Zijn er elementen van deze actie waar u concreet mee aan de slag wilt gaan? Bent u van mening dat u met uw beleid er deze legislatuur voor zult zorgen dat wonen betaalbaarder wordt in Vlaanderen? Een pijnpunt blijft het bouwen van voldoende sociale woningen. Dat haalt Welzijnszorg ook aan. Hoe zullen die middelen zo goed mogelijk worden ingezet zodat er toch zo veel mogelijk woningen bij komen? We spreken hier vaak over een heel grote som, maar zal dat allemaal binnen en buiten geraken? Dat is natuurlijk het objectief van beleid voeren. Wat met gemeenten die het bindend sociaal objectief niet behalen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Welzijnszorg is inderdaad langsgeweest, en we hebben dat op coronaveilige afstand georganiseerd. Ze hebben een pancarte achtergelaten die hier trouwens nog aan het onthaal van het kabinet staat. Nadien hebben we een digitaal overleg gehad om het over de inhoud te hebben.
De aanbevelingen van Welzijnszorg zijn: dat er meer sociale woningen moeten zijn om wonen betaalbaar te maken; dat de kwaliteit van het woonpatrimonium moet verbeteren; dat privaat huren betaalbaar gemaakt moet worden; dat er ruimte moet zijn voor alternatieve woonvormen; dat er oog moet zijn voor participatie aan het beleid.
Die aanbevelingen liggen in lijn met verschillende doelstellingen zoals geformuleerd in de beleidsnota Wonen. Zo zetten we naast het handhaven van de minimale woningkwaliteit op de private huurmarkt ook in op sensibilisering inzake verduurzaming van het private huurpatrimonium en moedig ik de renovatie ervan aan. Daarnaast zet ik in op zowel de ondersteuning van de vraagzijde als de aanbodzijde. Specifiek wat de nieuwe woonvormen betreft, wordt er ingezet op het creëren van de juiste randvoorwaarden om het aanbod aan nieuwe woonvormen te verhogen en te faciliteren. Tot slot waarborgt de oprichting van een proactief stakeholdersoverleg de betrokkenheid en inspraak van belanghebbende actoren aan het beleid.
Ik neem uw vraag over de gesprekspunten en conclusies van het onderhoud en de vraag naar hoe we daar concreet mee aan de slag gaan, samen.
Op het overleg heeft Welzijnszorg kort de vaststellingen en de oproep toegelicht. De vier belangrijkste aandachtspunten in het gesprek waren de volgende. Eerst en vooral is er de nood aan meer sociale woningen. Daar zal ik verder dieper op ingaan. Een andere vraag was om meer in te zetten op de huurpremie en huursubsidie. Ik heb daarop eerlijk en rechtuit geantwoord dat ik hier al meermaals heb toegelicht in de commissie dat er voor de huursubsidie en huurpremie een recordbedrag werd uitgetrokken van bijna 82 miljoen euro. Dat is maar liefst 24 miljoen euro of 43 procent meer dan in 2018. De hervorming van deze stelsels werpt dus duidelijk haar vruchten af. De budgettaire marge binnen de begroting is momenteel niet van die orde dat er opnieuw een grote surplus mogelijk is. Dat heb ik in alle eerlijkheid zo meegegeven.
Een volgende vraag vanuit Welzijnszorg was om meer in te zetten op woningkwaliteit en heel specifiek de vraag om het conformiteitsattest te verplichten over heel Vlaanderen. Zoals u weet, zetten we in op de verbetering van de woningkwaliteit via de verschillende initiatieven in de drie lagen van de woningkwaliteitspiramide.
De woningkwaliteitspiramide begint bij breed communiceren en sensibiliseren over de minimale woningkwaliteitsnormen, en eindigt met de strafrechtelijke procedure voor de ergste vormen van krotverhuur, waar – als u het mij vraagt – we geen medelijden moeten hebben.
De tweede laag van de piramide betreft het preventief toezicht. Hierin is een cruciale taak weggelegd voor de lokale besturen. We moedigen de lokale besturen aan om het conformiteitsattest te verplichten voor de huurwoningen op hun grondgebied. Alsmaar meer gemeenten voeren die verplichting ook daadwerkelijk in. Via de subsidiëring van de intergemeentelijke samenwerkingsprojecten lokaal woonbeleid ondersteunen we de invoering van deze verplichting in tal van gemeenten. Er zijn daarnaast nog veel andere proactieve initiatieven bij de lokale besturen, denk bijvoorbeeld aan krotspotacties en gemeentelijke premies. Wonen-Vlaanderen faciliteert de kennisdeling over deze proactieve initiatieven.
Daarnaast werken we dit jaar ook een opleidings- en certificeringstraject uit voor woningcontroleurs – die vraag is ook al verschillende keren aan bod gekomen in de commissie. Mijn bedoeling is dat gemeenten, die bijvoorbeeld het conformiteitsattest willen verplichten, hiervoor goedopgeleide en gecertificeerde woningcontroleurs kunnen inschakelen, hetzij door ze zelf aan te werven, hetzij door de controles uit te besteden.
Een laatste vraag van Welzijnszorg was om de renovatiepremie meer te richten op mensen met een lager inkomen. In de huidige renovatiepremie gelden al inkomensgrenzen en bepaalt het inkomen van de eigenaar-bewoner het premiepercentage. Maar, zoals u allen weet, werken we samen met de minister van Omgeving aan een nieuwe woningrenovatiepremie waarin de Vlaamse energiepremies en de Vlaamse renovatiepremie vervat zullen zitten. Vorige week is het voorontwerp van decreetswijziging door de Vlaamse Regering voor de eerste keer principieel goedgekeurd. Hiermee is een wettelijke basis gelegd in de Vlaamse Codex Wonen en in het Energiedecreet voor het eengemaakte loket en de eengemaakte premie. Voor een verdere invulling ervan bereiden we nu aanpassingen voor aan de respectievelijke uitvoeringsbesluiten van energie en wonen. Naast meer algemene uitgangspunten zoals de aandacht voor woningkwaliteit behouden, de aantrekkelijkheid van premies verhogen en de klantgerichtheid bevorderen, zijn vooral de mate van ondersteuning laten afhangen van de financiële draagkracht van de investeerder, aandacht voor de begeleiding en ontzorging van kwetsbare doelgroepen en de financiële haalbaarheid vergroten door prefinanciering belangrijke uitgangspunten voor de mensen in armoede bij de verdere uitwerking.
Wat betreft uw vierde vraag, of ik van mening ben dat mijn beleid ervoor zal zorgen dat wonen betaalbaarder wordt: ik denk dat we die vraag vorige week nog beantwoord hebben, met de vraag van collega De Rudder over de oproep van het Netwerk tegen Armoede. Ik verwijs naar het volledige antwoord dat daar gegeven is.
Ten slotte vraagt u dat de middelen bestemd voor sociale huisvesting zo goed mogelijk ingezet worden zodat er zoveel mogelijk woningen bij komen. Ook deze vraag kwam in de commissie van vorige week reeds aan bod en ook gisteren gedeeltelijk in de plenaire. Zoals u weet, is er de vorige legislatuur een recordbedrag geïnvesteerd in de bouw en renovatie van sociale woningen. Deze legislatuur doen we daar nog een schep bovenop. Het bouwen van voldoende sociale woningen faciliteren we door middel van de constructieve benadering overheidsopdrachten (CBO) en Design & Build (D&B). De CBO 2020 is in september gelanceerd. De bouwsector heeft meer tijd gekregen om projecten in te dienen omdat de bouwsector nu nood heeft aan investeringen. Door de D&B-procedure wil ik projecten versnellen. Dat is dit jaar toegewezen en dat loopt. Als dat lukt, gaan de al geplande projecten sneller kunnen opstarten.
Via SVK Pro (sociaal verhuurkantoor) zetten we in op een uitbreiding van het sociaal woonaanbod. Zoals reeds in eerdere antwoorden vermeld, is momenteel een aanbesteding lopende.
Uiteraard ligt er ook een belangrijke verantwoordelijkheid bij de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) en lokale besturen. Het realiseren van nieuwe sociale woningen is een van de belangrijkste prestatievelden van de SHM’s. Zij dienen hun activiteiten zodanig te organiseren dat een voldoende hoog bouwritme – dat in lijn ligt met de beschikbare budgetten – kan worden aangehouden of nagestreefd. De gemeenten staan op hun beurt in voor de realisatie van hun bindend sociaal objectief (BSO).
Voor gemeenten die hun BSO niet behalen, wordt de geldende regelgeving toegepast: gemeenten die onvoldoende inspanningen leveren om hun BSO te behalen, moeten een overeenkomst sluiten met een of meer sociale woonorganisaties. Die overeenkomst bevat het engagement van de partijen om een bijkomend sociaal woonaanbod in de gemeente te realiseren. Wonen-Vlaanderen en de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) zullen, indien de gemeente dat wenst, gesprekken voeren met de gemeente en de lokaal actieve sociale woonactoren om hen te begeleiden bij de opmaak van dergelijke overeenkomsten. Indien een gemeente niet bereid is een dergelijke overeenkomst te sluiten, dan zal ik een sociale woonorganisatie aanstellen die bereid is om het vereiste sociaal woonaanbod op het grondgebied van de gemeente te realiseren.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, dank u voor de antwoorden. Ik ben blij dat u de problematiek erkent en – dat had ik nog niet gezegd – ik vind het een goede zaak dat u uw best hebt gedaan om Welzijnszorg ook te verwelkomen. In deze tijden is dat niet evident en ik apprecieer dat u dat op die manier doet, dat u op die manier met de stakeholders omgaat. Ik ben dus blij dat u het probleem erkent.
U hebt het aangehaald: het gaat hier inderdaad vaak over hetzelfde, maar dat is omdat het probleem niet opgelost raakt. Als het over sociale woningen gaat, hebben we een groot nadeel ten opzichte van onze buurlanden, omdat we er veel minder hebben. In onze buurlanden is men volledig aan het renoveren; wij moeten én renoveren én bijbouwen. Dat maakt er een dubbele financiële oefening van.
U verwijst ook naar de plenaire, en dat vind ik wel interessant, omdat u gisteren op één vraag daarover niet geantwoord hebt, als ik me niet vergis, namelijk de vraag over het volgende actieplan. Gisteren ging het over het … (onverstaanbaar) … het Rekenhof over het actieplan om sociale woningen energiezuinig te maken, maar tegen 2050 zouden die energieneutraal moeten zijn, zoals in het regeerakkoord en ook in uw beleidsnota staat. Ik vroeg u gisteren of er daar vorderingen in zijn. Wanneer kunnen we dat verwachten? Komt dat er snel aan?
Het gaat natuurlijk over een lange periode. Zijn er tussentijdse evaluaties nodig om te vermijden dat we dertien jaar moeten wachten om te zien of het goed marcheert? Ik neem aan dat het niet op die manier georganiseerd zal worden, maar ik had het toch graag van u geweten.
En dan wat betreft de rol van een gemeente bij het niet halen van zijn BSO: stel dat een gemeente geen overeenkomst afsluit met een sociale huisvestingsmaatschappij om het BSO wel te halen, wat zijn dan de gevolgen voor die gemeente? Want volgens mij zijn er geen.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik zou eigenlijk het volgende willen vragen: er staan nu reeds jaren 150.000 mensen op die wachtlijsten voor een sociale woning. Dat is onder uw beleid zo, dat was vroeger zo en ik denk dat die wachtrij in de toekomst alleen maar zal toenemen. We weten dat eigenlijk slechts 23 procent van de mensen die recht hebben op een sociale woning, ingeschreven staat. Dus eigenlijk is de nood veel groter dan de lijst voor een sociale woning doet uitschijnen.
Veel mensen zijn ontmoedigd om zich in te schrijven, ondanks een prangende nood. Ze willen een huurwoning, maar ze moeten lange tijd wachten, alleenstaanden soms drie of vier jaar. Zij schrijven zich dan ook niet in en gaan ook niet naar diverse woonmaatschappijen. Het is een goede zaak dat er een eenloketfunctie zal komen, maar ik zou eigenlijk een bijkomende vraag willen stellen. U weet het: de grond raakt op, er zijn heel veel renovaties, er is heel weinig toewijzing aan nieuwe mensen in vergelijking met het totale woningenbestand. Ik denk dat de oplossing erin bestaat dat sociale huisvestingsmaatschappijen in de toekomst ook veel meer panden die reeds bestaan … (onverstaanbaar) … in huur kunnen worden genomen. Mijn vraag is of er op korte termijn en met dezelfde middelen niet meer mensen geholpen kunnen worden.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij deze interessante vraag over een absoluut relevant thema. We hebben er al een aantal keer van gedachten over mogen wisselen. Mijn collega Maaike De Rudder heeft hier vorige week of de week daarvoor vragen gesteld over een soortgelijk thema. Het is goed dat we het er op verschillende gelegenheden over hebben.
Mijn specifieke bijkomende vraag, minister, gaat over die nieuwe woningrenovatiepremie. Dat is ook een van de zaken die Welzijnszorg, als ik het goed begrepen heb, heel duidelijk naar voren bracht. Ik begrijp dat de focus bij de opmaak van de nieuwe woningrenovatiepremie, in samenspraak met uw collega van Omgeving natuurlijk, vooral zal liggen op klantvriendelijkheid en minder administratieve rompslomp. Dat lijkt me ook wel belangrijk, als ik zie wat er nu allemaal moet gebeuren om al die renovaties of die premies en subsidies te krijgen. Dus dat lijkt me alleszins een goed uitgangspunt.
Ik heb het misschien niet goed gehoord, misschien hebt u ernaar verwezen, maar op welke manier kunnen we er met die eengemaakte woningrenovatiepremie voor zorgen dat we meer mensen bereiken, meer mensen met minder financiële middelen, zodat die voor hen het verschil maakt? Kunt u daar al concreet iets over zeggen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen. Mijnheer Veys, wat betreft Welzijnszorg heb ik dat met veel plezier gedaan. Ik heb aan die mensen ook bekend dat ik ooit in mijn jeugd, toen ik 14 of 15 jaar was, nog voor Welzijnszorg heb gepreekt in de kerk, van Bevegem trouwens, voorzitter. Er was een actie van de school. Ik was toen nogal bezig met dergelijke zaken. Maar dat is lang geleden.
Voor alle duidelijkheid: ik heb er geen enkel probleem mee, mevrouw Jans, dat parlementsleden het probleem onder de aandacht blijven brengen. Het is geen verwijt, die vragen mogen voor mijn part elke keer gesteld worden, maar ik heb natuurlijk niet veel andere mogelijkheden dan altijd hetzelfde antwoord te geven. Ik ben blij dat jullie erkennen dat we met het probleem zitten dat we een erfenis uit het verleden hebben. Dat is niet eens een veroordeling van het beleid dat in het verleden gevoerd is. Ik begrijp zeer goed dat men vroeger eerder ingezet heeft op het bouwen van netto meer sociale woningen. Maar op een bepaald moment zijn we geconfronteerd met de slechte staat van heel wat bestaande sociale woningen. Wij hebben nu geen andere mogelijkheid. Daar heb ik gisteren in de plenaire vergadering ook naar verwezen, namelijk het voorbeeld in Gent waar we moesten gaan inzetten op renovatie. Daarom zitten we met een dubbele uitdaging. Ik meen te horen dat jullie dat erkennen.
Dat is niet evident. Beide moeten worden aangepakt. Dat heeft tijd nodig. Renovatie en bouw gaan nu eenmaal niet zo snel. We besteden nu een maximumbedrag, en het is wel degelijk onze bedoeling dat dat geld ook buiten geraakt. Maar dat is ook niet zo evident, want vorige week stond nog in de krant dat er blijkbaar veel binnenkomt bij de bouwsector op dit moment. Maar goed, dat is in elk geval de bedoeling. Maar ik denk dat we wat dat betreft op dezelfde lijn zitten. Dat jullie de druk op de ketel willen houden naar ons toe, daar heb ik geen enkel probleem mee.
Wat betreft het actieplan zelf: als ik het goed voor heb, wordt het rapport van het Rekenhof deze maand of begin volgende maand ergens nog besproken in de commissie. Het actieplan voor 2050 is wel degelijk in voorbereiding. Het is een heel omvangrijke oefening. Ik weet niet of het gaat lukken om jullie daar iets meer over te vertellen tegen dat het rapport van het Rekenhof wordt voorgesteld. Als dat mogelijk is, zullen we dat doen. Als het niet mogelijk is, dan vrees ik dat het nog wat later zal zijn. Maar we zijn daar in elk geval mee bezig.
Wat betreft de gevolgen voor de gemeenten: er worden wel degelijk samenwerkingsakkoorden gesloten. Daar wordt wel aan gewerkt.
Mevrouw Van Volcem, u stelde eigenlijk twee vragen. De eerste is zeker terecht. De ruimte raakt op, het is niet zo evident om bij te bouwen. Dat is een vraag voor Ruimtelijke Ordening. Dat heeft te maken met het Instrumentendecreet en dergelijke meer. Dat is een vraag voor minister Demir.
Het in huur nemen van bestaande woningen is een systeem dat al bestaat met de sociale verhuurkantoren (SVK’s). Dat is een sector die enorm stijgt, met meer dan 10 percent per jaar. Daarvoor worden voortdurend middelen vrijgemaakt. We gaan die nu ook in de woonmaatschappij samengooien met de sociale huisvestingsmaatschappijen zodat die expertise wederzijds gedeeld wordt. Een sociale huisvestingsmaatschappij die zeer veel expertise heeft in het bouwen van woningen, zal dat kunnen meegeven aan de sociale verhuurkantoren, die die expertise kunnen gebruiken richting SVK Pro. Omgekeerd gaat het dan over welzijnsexpertise en dergelijke meer die van de SVK’s richting de sociale huisvestingsmaatschappijen gaat. Ik denk dat daar echt een meerwaarde in zit. Maar het systeem om bestaande gebouwen in huur te nemen, bestaat al.
Mevrouw Jans, ik heb ‘eengemaakte woningrenovatiepremie’ opgeschreven, maar ik heb er niet bij geschreven wat de precieze vraag was.
Die premie is in het leven geroepen om klantvriendelijker en efficiënter te zijn, met één loket en één aanpakmodule. Is het ook voorzien dat daar meer mensen met een beperkter budget gebruik van kunnen maken?
Ik zal die concrete vraag moeten bekijken. Het voorstel is al uitgewerkt, het ontwerp is normaal gezien al bekend. Ik denk wel dat dat voor hen toegankelijker zal zijn en dat de inkomensvoorwaarden er in elk geval al in staan.
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, ik leer nog iets bij over het verleden van onze regering. Ik weet niet of dat een goede preek was, minister? Maar ik hoop dat uw beleid toch zeker goed zal zitten.
U geeft het aan: de sociale woningen zijn inderdaad een erfenis uit het verleden. Maar het minste onderhoud, het laagste bouwritme, dat was in de jaren 80. Ik wil er gewoon even op terugkomen: de jaren 80, dat was natuurlijk een specifieke beleidsperiode, waarin de Chicago School – het neoliberale economische model, waarvan u toch een aanhanger bent, tenzij ik mij vergis – er alleszins niet voor gezorgd heeft dat wonen betaalbaarder werd. Er zijn nieuwe inzichten tijdens deze pandemie: mensen weten dat een sterke overheid het verschil kan maken. Er zijn heel veel nieuwe linkse economen – ik weet niet wanneer uw verjaardag is, maar ik kan u wel enkele boeken aanleveren voor als u eens tijd hebt om te lezen.
Ik zou er toch willen op aandringen om niet te lang te talmen met dat actieplan, want 2050 lijkt veraf, maar is ‘the hell of a challenge’. Ik denk dat het vorige actieplan een mooi resultaat heeft opgeleverd. Het is niet volledig gelukt, maar ik denk dat dat op tien jaar tijd een goede prestatie is. Maar we mogen daar niet te lang mee wachten.
U hebt niet geantwoord op de vraag: wat als een gemeente niet voldoet aan het BSO en geen overeenkomst maakt met de SHM? Er is geen stok achter de deur, dat is ook de reden waarom ik de vraag stelde. We hebben meer en dringender sociale woningen nodig. Dat vraagt heel veel van de SHM’s. Ik herhaal het: die woonmaatschappij vormen, zal er volgens mij echt voor zorgen dat ze niet op de kerntaak kunnen focussen. Maar dat zullen we binnen enkele jaren kunnen vaststellen.
Minister Diependaele heeft het woord.
De heer Veys heeft gelijk: ik heb daarnet niet helemaal geantwoord. Maar er is wel degelijk een stok achter de deur. Wij kunnen zelf als Vlaamse overheid een SHM aanduiden die dat woningaanbod wil realiseren, dat kunnen we wel. Dat is die samenwerkingsovereenkomst waar ik naar verwezen heb. Natuurlijk zitten we dan wel met het probleem dat de gemeente uiteindelijk nog altijd de beslissing over de ruimtelijke ordening in handen heeft. Zij moet de vergunning uiteindelijk toekennen, het is niet dat we daar in de plaats kunnen treden. Maar ik denk niet dat er gemeenten zijn die zo ver zouden gaan om dat te gaan tegenhouden. Dan moeten ze al echt kwaadwillig zijn. Er is dus wel degelijk een stok achter de deur, wat het deeltje wonen betreft: wij kunnen zelf initiatief gaan nemen om de huisvestingsmaatschappij aan te duiden die ertoe bereid is om de woningen te bouwen. Op dat moment treden we dus eigenlijk een beetje op in de plaats van het lokale bestuur.
Dank u voor deze extra duiding.
Mijnheer Veys, wilt u daarop nog reageren?
Formeel moet het parlement het laatste woord hebben, dus ik moet wel iets zeggen. Ik wil er wel nog eens op reageren. Het zit immers niet zozeer in de vergunningen waar het tegengehouden wordt – dat is toch niet mijn ervaring –, maar op het totaal woonoverleg, waar projecten moeten aangemeld worden, waar de woonregisseur, dus de gemeente, kan zeggen dat ze daar geen project willen. Tenzij die regels dan aangepast worden als Vlaanderen overneemt, denk ik dat dat zonder gevolgen kan blijven. Ik zal nog een schriftelijke vraag indienen om dat nog eens te dubbelchecken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.