Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag sluit aan op wat er bekend is en wat er al in de plenaire vergadering werd besproken, bijvoorbeeld op 13 januari. Toen heeft minister-president Jambon uitleg gegeven over het akkoord met de federale overheid en de andere deelstaten over de intra-Belgische verdeling van dat Europese herstelgeld. Ik denk dat iedereen ondertussen de bedragen en cijfers wel kent. Bij het deel waarop Vlaanderen recht heeft, komt er nog dat programma REACT-EU (Recovery Assistance for Cohesion and the Territories of Europe) bij, en ook de brexit.
Minister, intussen hebt u op 9 januari de commissie Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie geïnformeerd over een eerste selectie van 19 projecten in functie van de opmaak van een Belgisch Plan voor Herstel en Veerkracht, en dit voor verder overleg met de Europese Commissie. Die eerste selectie is goed voor een som van ongeveer 2,9 miljard euro, of zowat 600 miljoen euro meer dan het afgesproken deel van het Europese herstelgeld voor Vlaanderen.
Een ander aspect dat eveneens verband houdt met de inzet van de provisie van 4,3 miljard euro, handelt over de onderbenutting. Begin december 2020 nam u in deze commissie met indicatieve bedragen de relancemaatregelen onder de loep. U zei toen ook dat er rekening wordt gehouden met een onderbenutting van 10 procent of ongeveer 400 miljoen euro. Deze onbenutte middelen zullen volgens u dienen om de meerkosten te financieren van het naar voren halen van de uitkomst van een groeipad van de middelen voor mensen met een handicap van 2024 naar 2021.
Inmiddels heeft de minister van Welzijn op een vraag over het Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA) voor de social en non profit-sectoren – schriftelijke vraag 185 van collega Vaneeckhout – geantwoord dat ook de inzet vanaf 2021 van 100 miljoen euro voor de compensatie van de gestegen zorgzwaarte en de werkdruk in de ouderenzorg – ik citeer letterlijk – “van op de relanceprovisie gecompenseerd wordt.” De vervroegde besteding van die 100 miljoen euro komt uit een groeipad dat oorspronkelijk pas in 2024 in 140 miljoen euro extra voor de woonzorgcentra zou resulteren. Dat houdt dan in mijn ogen, als ik die twee combineer, eveneens meerkosten in.
Beide inspanningen voor de zorg zijn zeer terecht en vinden we legitiem, maar ze leggen wel voor ruim een half miljard euro beslag op het geplande en gecommuniceerde budget van het plan Vlaamse Veerkracht.
Minister, door de aanpak van de Vlaamse Regering zal de Europese Commissie in mijn ogen in aanzienlijke mate wegen op de focus van de relance in Vlaanderen, want voor de finale versie van het Belgisch Plan voor Herstel en Veerkracht zal tegen april nog voor om en bij 600 miljoen euro uit de eerste selectie moeten worden geschrapt. Welke projecten wil de Vlaamse Regering in elk geval en bij voorrang in de finale selectie ten belope van iets meer dan 2,2 miljard euro behouden?
Waarom neemt u de middelen uit REACT-EU niet mee voor de eerste selectie? Welke specifieke bestemming is voorzien voor deze REACT-EU-middelen?
Welke relanceprojecten uit het plan Vlaamse Veerkracht moeten wijken voor de financiële engagementen die met de relanceprovisie tegenover de mensen met een handicap en de woonzorgcentra zijn ingegaan? Hoe reageert u bijvoorbeeld op de kritiek van econoom Gert Peersman dat de genoemde uitgaven voor de zorg uit belastingmiddelen moeten komen en niet met eenmalige relance-investeringen mogen worden gefinancierd?
Minister Diependaele heeft het woord.
Zoals reeds eerder aangegeven zal de Vlaamse Regering het herstelplan Vlaamse Veerkracht van 4,3 miljard euro integraal uitvoeren. Het is ook zo dat het herstelplan het uitgangspunt vormt voor de bijdrage aan het interfederale Plan voor Herstel en Veerkracht. Het is op basis van dit interfederale Plan voor Herstel en Veerkracht dat de Vlaamse Gemeenschap aanspraak zal kunnen maken op 2,25 miljard euro van de totaalsom van ongeveer 5,9 miljard euro van de Faciliteit voor herstel en veerkracht (FHV) of de Recovery and Resilience Facility (RRF) die voor België als lidstaat gereserveerd is.
Het spreekt voor zich dat we als Vlaanderen natuurlijk die projecten indienen die het meeste kans maken om de Europese toets te doorstaan. Daarom kijken we naar projecten die in lijn liggen met de landenspecifieke aanbevelingen (LSA’s) en de specifieke doelstellingen die Europa vooropstelt, zoals het bijdragen aan de groene en digitale transformatie. Die toelichting heeft ook de minister-president al gegeven.
Zoals ik op 19 januari 2021 in de commissie voor Financiën en Begroting heb meegedeeld, werd een eerste selectie van negentien clusters gemaakt waarover in verder overleg kan gegaan worden met de Europese Commissie. Deze selectie beslaat 2,9 miljard euro. Dat is ongeveer 130 procent en dat laat toe dat er nog een selectie zal gebeuren op basis van het overleg met de Europese Commissie. We mogen dus iets meer dossiers indienen voor het geval er een paar niet zouden voldoen aan de voorwaarden. In dat geval hebben we toch nog altijd voldoende aanvragen om de volledige pot te kunnen opvragen.
Merk ook op dat het interfederale plan dat ingediend moet worden bij Europa niet beperkt moet zijn tot die 5,9 miljard euro. Dat bedrag bepaalt enkel het plafond aan Europese subsidies in het kader van de RRF. De verordening verbiedt niet om een omvangrijker plan in te dienen.
De middelen van REACT-EU vallen buiten de scope van de RRF. Uiteraard zal, net als voor de middelen uit de Brexit Adjustment Reserve, ook gekeken worden hoe deze top-up van de ESF- en EFRO-middelen (Europees Sociaal Fonds en Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) via REACT-EU het herstelplan Vlaamse Veerkracht mee kan ondersteunen.
Zoals steeds aangegeven zullen de financiële engagementen voor de personen met een handicap opgevangen worden met de onderbenutting van de relanceprovisie. Hoewel we er via een goede opvolging alles aan zullen doen om de projecten in het relanceplan zo snel mogelijk uit te voeren, is het op basis van eerdere ervaring aannemelijk dat er een onderbenutting zal optreden.
Ik merk op dat de financiële engagementen voor de personen met een handicap reeds waren voorzien in de meerjarenraming 2020-2024 van oktober 2019. In het kader van Warm Vlaanderen werd op kruissnelheid tegen 2024 270 miljoen euro uitgetrokken voor het wegwerken van de wachtlijsten in de sector. De Vlaamse Regering heeft in het kader van het relanceplan ervoor gekozen om deze opstap naar 270 miljoen euro reeds in 2021 te bereiken en de personen met een handicap dus sneller te helpen. We trekken de opstap dus naar voren, maar verhogen hem op zich niet. We komen in 2024 op hetzelfde niveau uit. De doelstelling vooruitschuiven betekent dus niet dat we structurele uitgaven financieren met eenmalige middelen, zoals professor Peersman beweerde, maar dat we tijdelijk deze opstap, die reeds structureel voorzien was, overbruggen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, hier blijf ik toch wat op mijn honger zitten.
Ik had in de eerste vraag ook gevraagd welke projecten de Vlaamse Regering in de finale versie van 2,25 miljard euro wil behouden. Daar heb ik niet echt een antwoord op gehoord.
Op de andere vragen heb ik wel een antwoord gekregen. Dat kan wat mij betreft volstaan, maar ik blijf wat op mijn honger zitten bij dat onderdeeltje van mijn eerste vraag.
De heer Muyters heeft het woord.
Ik wil heel kort aansluiten. Ik begrijp de vraag van de heer Rzoska niet goed. Als de minister en minister-president al hebben gezegd dat heel het herstelplan wordt uitgevoerd, dan kan het mij niet veel schelen welke projecten er betaald worden door Europa en welke via onze begroting. Ze worden allemaal uitgevoerd. Ik vond het antwoord van de minister heel duidelijk.
Je gaat die projecten indienen, van al degene die je gaat uitvoeren, waarvoor je de meeste kans hebt dat Europa ze gaat betalen. Of het nu project 1 is, en project 16, 17 en 18, of project 4, 8 en 9, dat geeft niet. We weten wat we kunnen krijgen vanuit Europa; we weten dat de rest moet komen van de algemene begroting vanuit de provisie. Alles wordt uitgevoerd. De selectie van wat je daar gaat indienen en wat je niet gaat indienen, dat is voor mij eender, als alles maar wordt uitgevoerd. Minister, ik heb toch begrepen dat dat de bedoeling blijft?
Minister Diependaele heeft het woord.
Inderdaad, daar komt het ongeveer op neer.
Mijnheer Rzoska, u vraagt specifieke projecten. Die kan ik u niet geven want we hebben die 19 nu via de federale overheid binnen gestuurd bij Europa. Die 19, dat is in totaal 2,9 miljard, maar we krijgen maar 2,25. Het is in onderhandelingen, zoals ik aangegeven heb in mijn antwoord. Er zal dus gepraat moeten worden met de Commissie. Als de Commissie daarin schrapt, dan hebben we nog voldoende. Mochten we maar projecten indienen voor 2,25 – en de Commissie schrapt dan iets – dan gaan we minder krijgen dan die 2,25.
Ik denk dat het een beetje te vergelijken is met een kindje dat een brief schrijft naar Sinterklaas. Het maakt een hele collage op dat blad, met allerlei cadeautjes, in de hoop er toch maar een of twee van te krijgen. Ik denk dat dit een beetje vergelijkbaar is. Niet dat de Europese Commissie Sinterklaas is, maar u begrijpt het. Je vraagt meer dan je uiteindelijk krijgt.
Er is dus geen selectie in die 19. Die zal gebeuren in overleg met de Commissie. Voor hetzelfde geld zegt de Commissie dat ze allemaal goed zijn. Dat is dan nog geen probleem. We krijgen dan het volledige bedrag, maar de volledige 4,3 miljard – dus zelfs veel meer dan de 2,9 – zal worden uitgevoerd. Het komt dus een beetje op hetzelfde neer.
De heer Rzoska heeft het woord.
Collega Muyters en minister Diependaele, ik stel die vraag niet omdat ik wil peuteren tot op het laatste project, maar we hebben straks de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Ik wil daar niet op vooruitlopen. We zullen straks wel horen wat de SERV daar zelf over zegt – ik moet niet voor hen spreken. Maar als ik hun advies lees, dan maken zij ook een opmerking om naar coherentere projecten te gaan, richting Europa. Ze maken een hele toetsing in hun advies. Vandaar dat ik daar zicht op wil krijgen. Als we de voorwaarden bekijken die Europa oplegt, en we leggen daar de projecten van de Vlaamse Regering naast, wat komt dan in aanmerking, en wat niet?
Ik wil ook wel een tweede punt maken, minister. Versta me niet verkeerd. Ik denk dat heel het Vlaams Parlement voorstander is van het tegemoetkomen aan de terechte vragen rond het wegwerken van de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg. Maar uit het antwoord van minister Beke komt daar nu nog eens een extra budget bovenop, rond de zorgzwaarte. Dat gaat volgens minister Beke ook uit die onderbenutting komen. Ik ga er toch wel voor een stuk mee op toekijken dat relance echt voor relance wordt gebruikt. Er is de discussie over het uitgeven van structurele middelen aan structurele problemen, die niet nieuw zijn, maar die we al jarenlang zien, bij wijze van spreken al meer dan een decennium. Die moeten we echt op een andere structurele manier financieren dan via een eenmalige relance. Dat is het punt dat ik daarbij wil maken.
Mag ik daar ter info van de heer Rzoska iets op zeggen? Die 100 miljoen is van de relanceprovisie en niet de onderbenutting. U hebt natuurlijk gelijk: je kunt dezelfde euro maar één keer uitgeven. Maar daar zit het grote verschil. De wachtlijst die we naar voren schuiven, die 270 miljoen, is de onderbenutting. Wat collega Beke in zijn antwoord gezegd heeft, is gewoon de relanceprovisie.
De heer Rzoska heeft het woord.
Dat was een verduidelijking – en ik snap het – maar dat je dat uit de provisie haalt, staat wat haaks, vind ik. Zorgzwaarte is geen nieuw fenomeen. Het is ook niet iets wat we tijdens corona ontdekt hebben in woonzorgcentra. Dat is een vraag die, in mijn ogen, vanuit structurele middelen zou moeten komen, en niet vanuit eenmalige relancemiddelen. Maar ik vrees dat dit een eeuwige discussie zal zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.