Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Minister, collega’s, bij de invoering van een taalbereidheidsverplichting in de Vlaamse Wooncode onderzocht de Raad van State of die verplichting overeenstemde met de grondrechten. Gelukkig kwam de raad tot de conclusie dat die niet werden geschonden in het kader van sociale verhuring. Volgens de Raad van State kan de noodzaak van een behoorlijke communicatie tussen de verhuurder van sociale woningen en de huurders van die woningen worden beschouwd als een doelstelling van algemeen belang. We hadden de Raad van State daar niet voor nodig, maar het is wel een hele opluchting dat hij dit stelt.
De taalbereidheidsverplichting kan dus effectief bijdragen tot de totstandkoming van een betere communicatie tussen huurders en verhuurders.
Een gelijkaardige verplichting zou ook bij de activiteiten van het Vlaams Woningfonds (VWF) zinvol kunnen zijn. Het VWF verschaft sociale woonkredieten aan gezinnen en alleenstaanden met een beperkt inkomen, en verstrekt renteloze huurwaarborgleningen zodat huurders hun waarborg zouden kunnen betalen voor hun woning of appartement.
De Raad van State benadrukte evenwel dat: “(...) het vereist is dat de verplichting voor geen enkele categorie van personen de essentie van het recht op een behoorlijke huisvesting of van andere grondrechten aantast.” Dat betekent volgens de Raad van State dat: “(...) het ontwerp niet verder kan reiken dan noodzakelijk om de beoogde doelstelling te bereiken zodat die verplichting voor de betrokkenen of voor bepaalde categorieën onder hen geen onevenredig zware gevolgen heeft.” – de vereiste van evenredigheid met de beoogde doelstelling benadrukt de raad hier zeer specifiek op de vraag naar de taalbereidheidsverplichting – “Gezien de verplichting niet wordt opgevat als het opleggen van een taalvereiste om toegang te krijgen tot een sociale huurwoning, noch dat enige kennis van het Nederlands wordt vereist (geen resultaats- maar wel een inspanningsverbintenis), tast de verplichting het recht op een behoorlijke huisvesting niet aan.”
In oktober 2007 antwoordde voormalig minister voor Wonen Keulen in de commissie Wonen dat de bovenvermelde motivatie niet kan worden weerhouden om ook de taalbereidheidsvereiste op te leggen bij leningen bij het VWF. De communicatie tussen ontlener en VWF is immers zeer beperkt, en is niet te situeren in een context van huurder verhuurder, zei hij toen jammer genoeg. Vraag is of deze redenering vandaag nog altijd standhoudt.
Daarnaast zien we dat het Vlaams Woningfonds ook kredieten verleent aan mensen die enkel over een tijdelijke verblijfsvergunning beschikken, iets wat geen enkele andere kredietinstelling doet. Persoonlijk heb ik daar vragen bij.
Zijn er hier aangaande sinds 2007 – toch veertien jaar geleden – nieuwe precedenten geschapen of nieuwe invalshoeken opgedoken?
Is het, enerzijds vanuit de regelgeving van de bijzondere sociale leningen, anderzijds vanuit een voorzichtige kredietpolitiek überhaupt wel aangewezen om krediet te verlenen aan mensen met een tijdelijke verblijfsvergunning? Brengen we die mensen daarmee op termijn niet in de problemen?
Acht u stringentere voorwaarden voor kredietverlening bij het Vlaamse Woningfonds mogelijk dan wel zinvol, zowel op het vlak van de taalbereidheidsvereiste als van de verblijfsvergunning?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Smeyers, ik begrijp uw bedenkingen, maar het antwoord daarop kan heel kort zijn. Die motivering van collega Keulen van 2007 is nog steeds toepasselijk en er zijn sindsdien geen precedenten geschapen die anders doen oordelen.
De taalbereidheidsvoorwaarde werd op 1 januari 2008 ingevoerd om de communicatie tussen de kandidaat-huurder en de verhuurder te verbeteren. Het aanleren van een gemeenschappelijke taal tussen de huurder en de verhuurder moet worden bevorderd. Ook de noodzaak om een betere communicatie tussen huurders onderling te bekomen werd als doelstelling naar voren geschoven. Omdat deze doelstellingen niet werden gehaald met de eerder vrijblijvende inspanningsverbintenis, werd op 1 november 2017 de taalkennisvereiste opgelegd, dat is een resultaatsverbintenis. Gezien het niveau A1 op het terrein als een te laag niveau wordt aangevoeld, is er nu in het regeerakkoord opgenomen dat er een niveau hoger zal worden geschakeld, A2, wat nog steeds het basisniveau is.
Ook het Grondwettelijk Hof heeft in 2008 bevestigd dat de taalbereidheidsvereiste legitieme doelstellingen nastreeft, een doel van algemeen belang, namelijk het bevorderen van de communicatie tussen de sociale huurder en verhuurder en het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid van de wooncomplexen. Ook in een recenter arrest van 17 oktober 2019 waarover we het al verschillende keren gehad hebben in de plenaire vergadering, heeft het Hof de taalkennisvereiste afgetoetst aan de hogere rechtsnormen en geoordeeld dat ze ermee in overeenstemming zijn.
Die doelstellingen zijn niet voorhanden voor sociale leningen. Nadat een lening is gesloten, zijn de contacten tussen kredietnemer en sociale kredietgever zeer beperkt. Het opleggen van een taalkennisvereiste zou in dat licht zeker niet als een evenredige maatregel kunnen worden gezien.
Ik heb momenteel geen goed zicht op het aantal bijzondere sociale leningen dat de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en het VWF al hebben verstrekt aan mensen met een tijdelijk verblijfsrecht, maar beide instellingen geven wel aan dat dergelijke kredieten wel al werden verstrekt.
In de regelgeving zijn er geen voorwaarden opgenomen waardoor een persoon met een tijdelijke verblijfsvergunning zou kunnen worden uitgesloten van de bijzondere sociale lening. Het is evident dat die persoon een aankoop met financiering pas zal overwegen als hij hoopt en ook kan verwachten dat het tijdelijk verblijfsrecht zal worden omgezet in een definitief. Maar men kan hierbij zeker vragen stellen, zowel vanuit de regelgeving, die geen onderscheid maakt tussen de verschillende vormen van tijdelijk verblijfsrecht, als vanuit de principes van een voorzichtige kredietpolitiek.
We laten onderzoeken of er een aanpassing aan de regelgeving mogelijk en wenselijk is.
Los van de regelgeving kan het VWF, dat vanaf 2021 de enige kredietverstrekker van de sociale leningen zal worden, wel vanuit een voorzichtige kredietpolitiek ook een specifieke opvolging en aandacht bij een tijdelijk verblijfsrecht overwegen. Het is immers misschien wel aangewezen om bij de aanvraag en in het verdere verloop als er een lening wordt toegekend, strikter toe te zien, gelet op zijn onzeker verblijfsstatuut en de financiële risico’s die hieraan verbonden zijn. Ik heb aan het VWF gevraagd om dit te onderzoeken en de kredietverlening aan personen met een tijdelijk verblijfsrecht te monitoren.
Maar laten we realistisch zijn, dit gaat over uitzonderingen, want het is natuurlijk helemaal niet vanzelfsprekend voor een persoon met een tijdelijke verblijfsvergunning, zoals een erkende vluchteling, om in de eerste vijf jaar van zijn tijdelijk verblijf een woning aan te kopen, ook niet met een bijzondere sociale lening. Zij moeten immers voldoen aan alle voorwaarden om in aanmerking te komen voor een bijzondere sociale lening en dus ook voldoende inkomsten genereren om de lening terug te betalen.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord. Ik blijf het jammer vinden dat men die taalbereidheidsvereiste, die aangescherpt is en geen inspanningsverbintenis meer is maar een resultaatsverbintenis taalniveau A2 – wat heel goed is – dan niet uitbreidt naar de communicatie met de kredietverlener, het VWF. Ik denk dat voor deze doelgroep, maar ook voor elke persoon die een lening aangaat, het belangrijk is om de inhoud van die kredietakte – de aflossingstabellen zijn cijfertjes, dat zullen ze misschien wel begrijpen – en de voorwaarden van de betalingsverplichtingen goed te kennen. Het is in het individueel belang van de ontlener – misschien minder in het algemeen belang – dat hij dat begrijpt. Het is jammer dat we daar niet verder op kunnen doorgaan.
Minister, dank u wel om het VWF op te leggen te monitoren hoeveel ontleners er een tijdelijke verblijfsvergunning hebben. Ook daar is het in het belang van de ontlener dat erover wordt gewaakt dat zij niet lichtzinnig kredieten aangaan om nadien alle problemen bij wanbetaling te vermijden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.