Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie gesteld.
Goeiemorgen, collega's.
Flamingo’s
Flamingo's op poten zo dun als de ff's
van mejuffer, of als twee sigarette-
pijpjes waaraan ze zuinig de rook
van zichzelf opzuigen: met dit soort
raffinementjes zetten ze zichzelf voortdurend
voorzichtig op stelten.
En hoe ze op één been staan, het andere
in hun veren opgeplooid als een handtas
onder de arm, deftige dames, wachtend op de tram
naar Rilke (psst, Germaine, laat niks merken,
daar zijn weer toeristen naar ons aan 't kijken!).
Collega’s, dit is een gedicht van Herman de Coninck uit ‘Zolang er sneeuw ligt - Kijk eens hoe echt’. Dit kadert vanzelfsprekend in de Gedichtendag waar het Vlaams Parlement elk jaar vast op de afspraak is. Het staat u vrij om zelf een gedichtje te brengen op deze Gedichtendag, die zoals ieder jaar het startschot geeft voor de Poëzieweek. Dat kan een gedicht zijn van eigen hand. Als het autobiografisch is, moet u er rekening mee houden dat er misschien gevoelige kijkers aan het volgen zijn.
Collega's, doe gerust, laat u niet volledig maar toch een beetje gaan op Gedichtendag.
We hebben een batterij aan vragen om uitleg. Mag ik iedereen nog eens op het hart drukken om zich aan de spreektijden te houden?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, ik wist op voorhand – dat is telepathie – dat u een gedicht van Herman de Coninck zou voorlezen. Ik heb er ook een meegebracht. Het is een heel kort gedicht, want we hebben een goed gevulde agenda.
Poëzie
Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt:
mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt
verdrietje, en het helpt niet;
zoals je een hand op haar hete voorhoofdje
legt, zo dun als sneeuw gaat liggen,
en het helpt niet:
zo helpt poëzie
Nu het echte werk, minister. Wij hebben het naar aanleiding van de bespreking van de begroting en van de beleids- en begrotingstoelichting van het beleidsdomein Onroerend Erfgoed voor het jaar 2021 uitvoerig gehad over uw plannen met betrekking tot de toekomstige financiering van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten (IOED’s). Er werd onder andere verwezen naar een ontwerp van visiedocument ‘Lokaal Onroerend Erfgoedbeleid’ en er werd vooropgesteld dat de jaarlijkse subsidie die de IOED’s ontvangen, zou worden vervangen door een opstartsubsidie en dat deze diensten daarna in staat zouden moeten zijn om verder te werken met bijdragen van leden en projectmatige financiering. Vanuit alle fracties zijn er wel wat opmerkingen en bezorgdheden over geformuleerd.
Minister, u hebt toen verduidelijkt dat het niet gezond is dat dergelijke initiatieven te afhankelijk zijn van Vlaamse subsidies en dat men daar te veel op steunt. U stelde wel dat u daarover in overleg zou gaan met de lokale besturen en IOED’s.
Minister, wat is de stand van zaken met betrekking tot de opmaak van de door u aangekondigde visienota? Is er nader overleg gepleegd met de lokale besturen? Wat zijn de conclusies uit dat overleg? Hoe zal dat vertaald worden in een definitieve visienota?
Hebt u meer specifiek over de plannen met betrekking tot de financiering overlegd met de betrokken organisaties en met de lokale besturen? Kunt u aangeven wat de resultaten zijn van dat overleg?
In welke mate hebben bestaande diensten reeds aangegeven dat de voortzetting van hun werkzaamheden niet mogelijk zal zijn als de bestaande vorm van financiering verlaten wordt? Hebt u daar enige indicatie van?
Minister Diependaele heeft het woord.
Goedemorgen, collega’s, ik begin zelf ook graag met een gedicht, eentje van mijn dochter, Manon Wittevrongel. Je hoort dan meteen waarmee tieners voornamelijk bezig zijn.
Elkaar
Winterse winden, donkerblauwe handen,
sneeuwwitte sneeuw en klapperende tanden,
een hart stilletjes aan het verwarmen
Glinsterende ogen, hoofd lichtjes voorovergebogen
een kleine glimlach,
gedachten bij de volgende dag
Kuiltjes, zwaluwzwart haar,
knik knak, krakkende vingers
Elkaar
Dat is een gedicht van mijn dochter Manon. Zij heeft al poëziewedstrijden gewonnen. Het leek mij dus maar gepast om een gedichtje van haar voor te lezen.
Ik geef graag een antwoord op uw vragen, mevrouw Schauvliege. Het is een eerder kort antwoord, aangezien het een ‘work in progress’ is en het dus nog niet helemaal is afgerond.
We zijn ondertussen ongeveer een jaar bezig met de visienota Lokaal Onroerend Erfgoedbeleid. Ik heb in de loop van dat traject al veelvuldig contact gehad met lokale besturen, zowel met individuele lokale besturen, vertegenwoordigers van erkende onroerenderfgoedgemeenten (OEG's) en IOED’s via het Netwerk Onroerend Erfgoed (NOE), als met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG).
Ik had de afgelopen maanden nog contact met het NOE. Op 20 november had ik zelf een overleg met vertegenwoordigers van het NOE. In december 2020 heeft mijn administratie de gesprekken met het NOE voortgezet. Op 22 januari jongstleden heeft het NOE mij een nota bezorgd met input voor het financiële luik van de visienota.
We nemen die gesprekken uiteraard zeer ernstig en bekijken telkens hoe we de verschillende suggesties kunnen verwerken in de visienota. Dat is een continu proces, het is onmogelijk om hier aan te geven wat de conclusies waren van elke vergadering. Het is ook nog niet helemaal afgerond en al zeker niet politiek afgetoetst of afgeklopt. Daarom moet ik mij hiertoe beperken.
Ik neem uw tweede en derde vraag samen. Wat de toekomstige financiering van erkende onroerenderfgoedgemeenten en IOED’s betreft, heeft mijn voornemen om de structurele financiering van IOED’s na een opstartperiode stop te zetten al voor wat bezorgdheid gezorgd. Ik begrijp dat ook. We hebben verschillende brieven ontvangen van gemeentebesturen en IOED’s, waarin ze hun bezorgdheid uitten. Wij hebben die brieven telkens beantwoord.
We zien in dat het draagvlak voor IOED’s op sommige plaatsen nog heel precair is. We nemen dat mee in onze overwegingen. We blijven echter wel overtuigd van onze bedoeling: we willen af van het systeem van een forfaitaire bijdrage waar geen of weinig verantwoordelijkheid aan gekoppeld is van de lokale besturen. En omgekeerd zijn we er ook van overtuigd dat de erkende onroerenderfgoedgemeenten ook financiële ondersteuning verdienen voor de taken en verantwoordelijkheid die ze opnemen, wat op dit moment niet het geval is.
We bekijken hoe ik die verschillende aandachtspunten kan verzoenen. Dat zal zich vertalen in een systeem waarbij de IOED’s financieel worden aangemoedigd om extra taken op te nemen. Ik zie wat dat betreft mogelijkheden, zeker wanneer IOED’s ten volle inzetten op schaalvergroting, zoals ook voorzien wordt met het traject van collega Somers inzake de regiovorming.
Ook het NOE denkt mee na in die richting, en heeft ons vorige week een interessante standpuntennota bezorgd – ik heb er al naar verwezen. We zijn die nu aan het bekijken.
We hebben dus nog geen indicatie van samenwerkingen die zouden worden stopgezet gebaseerd op de tekst die in de beleids- en begrotingstoelichting (BBT) staat. We willen oproepen om de finale visienota af te wachten vooraleer we overhaaste conclusies trekken. We hopen om dit zo snel mogelijk met jullie te kunnen doorpraten in de commissie.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is goed dat u al overleg hebt gehad. Aan de andere kant wil ik toch mijn bezorgdheid uiten. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat die intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten al heel goed en nuttig werk hebben verricht. Ik wil er toch voor waarschuwen dat we ervoor moeten zorgen dat we hen niet ontmoedigen en dat ze dat goede werk kunnen voortzetten.
Soms lees ik tussen de lijnen dat die appreciatie er niet zou zijn, maar ik vergis mij misschien. Ik krijg toch heel veel signalen uit het veld dat dit bijzonder goed werkt. Dus ik zou dat toch mee in het achterhoofd nemen wanneer u werkt aan de definitieve visienota. Het is voor ons een beetje moeilijk om daarmee om te gaan, er is een overleg, maar er is nog geen definitieve visienota. Het is een beetje de discussie van de kip en het ei: moet je eerst de nota hebben en daarover openlijk in debat gaan of moet je eerst in discussie gaan en dan pas tot die visienota komen? Het is voor ons allemaal nog een beetje onduidelijk. Maar ik zou toch mijn bijzondere grote steun willen uitdrukken voor de manier waarop die IOED’s vandaag te werk gaan. En ik vrees en ik hoor dat wanneer dat met een soort startsubsidie zou zijn, er wel eens meer problemen in het veld zouden kunnen opduiken.
U betrekt er nu ook de regiovorming bij, ook dat is dan weer iets dat erbij zou komen en ook weer ongerustheid en herschikking in het veld zou betekenen. Dus ik zou u echt wel willen vragen dat u er in de uitwerking van uw plannen toch rekening mee houdt dat die diensten ook verder hun goede werk – dat ze tot vandaag hebben gedaan – verder kunnen zetten en dat dat niet verloren gaat, want ik denk dat we dan heel veel expertise zullen verliezen en dat kan toch absoluut de bedoeling niet zijn en dat is ook uw intentie niet, denk ik.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Ik zal straks mijn gedicht voorlezen als ik aan mijn eigen vraag begin.
Minister, er is hier in de commissie al veel bezorgdheid geuit, ongerustheid meegedeeld over de visienota die eraan komt. Dat is hier allemaal heel duidelijk geformuleerd. Ik kan mij verzoenen met een financieringssysteem op basis van geleverde diensten en verantwoordelijkheden, zowel voor de IOED’s als voor de onroerenderfgoedgemeenten, en ik hoop ook dat duidelijk afgebakende taken dan de grote verschillen kunnen wegwerken die er nu zijn in de werking van de IOED’s. Het zal dan ook duidelijk zijn waarvoor je terecht kunt bij een IOED en bij een OEG. Dat is nu misschien niet altijd het geval.
Wat de timing betreft: u geeft zelf aan de visienota over een paar weken te kunnen indienen, daar hopen wij hier allemaal op. Want als het nieuwe systeem in zal gaan in het jaar 2023 – dat is ook het jaar dat er een nieuwe erkenningsronde is voor de onroerenderfgoedgemeentes –, dan is er toch een klein beetje haast bij de zaak, want na dat visiedocument zullen er waarschijnlijk ook nog wijzigingen moeten gebeuren aan de regelgeving. Die visienota brengt ook veranderingen mee voor de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, nieuwe onderhandelingen met lokale besturen, waarschijnlijk ook het uitstippelen van wijzigingen in hun beleid en de lokale besturen zullen waarschijnlijk hun financiering moeten herzien, en dat in het midden van de legislatuur. Maar ik ben blij dat u in overleg blijft. Dit is een ‘ongoing process’ zoals u zegt. Dus ik kijk uit naar de definitieve versie van de visienota.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen en opmerkingen.
Mevrouw Schauvliege, die waardering is er zeker wel. We gaan zeer regelmatig ook op het terrein en die IOED’s hebben wel degelijk een meerwaarde, ook al zit er wel een diffuus beeld op. Er is een groot verschil, sommige IOED’s zijn niet enkel en alleen bezig met onroerend erfgoed. Ze zijn ook met andere zaken bezig, met een meer toeristische inslag en dergelijke meer. Daar zit dus een groot onderscheid op. Wat niet betekent dat we voor het deeltje onroerend erfgoed geen waardering hebben, absoluut wel. Maar als ze met andere zaken bezig zijn, moeten we natuurlijk bekijken hoe die financiering moet lopen. Dat moet natuurlijk ook correct zijn.
Ten tweede, die waardering is er zeker ook voor onroerenderfgoedgemeenten. Die krijgen op dit moment geen subsidiëring en daar willen we natuurlijk ook iets aan doen. Die inzichten moeten we trachten te verzoenen. Ik begrijp dat dat voor jullie niet zo evident is, ik heb heel lang aan jullie kant gezeten en dan begrijp ik dat natuurlijk. Maar wij zorgen dat we de ruggespraak houden met iedereen op het terrein, met zowel de lokale besturen als met de IOED’s zelf, om tot een gedragen tekst te komen, om die visie eruit te filteren, en die dus te vervatten in de visienota, die ik inderdaad over een paar weken hoop te kunnen indienen.
Ik wil daaraan toevoegen, mevrouw Van Werde: het is de bedoeling dat als die visienota er is – en dat hebben we ook aangegeven in de beleids- en begrotingstoelichting, denk ik –, de omzetting naar wetgeving voor 2023 zal zijn. We hebben daar dus een zeer haalbaar traject. Ik denk niet dat het iets is waar we snelsnel haast mee moeten maken. Het is ook niet de bedoeling om het te laten liggen, natuurlijk, maar ik denk dat dat wel goed zit.
Regiovorming hebben we altijd meegenomen, het is altijd de bedoeling geweest om dat mee te nemen, sinds het initiatief van collega Somers. Voor zover we daar zicht op hebben, denk ik ook niet – dat is natuurlijk nog te bekijken over de verschillende IOED’s – dat daar grote problemen uit voort zouden komen. Het is wel moeilijk te zeggen omdat de referentieregio’s natuurlijk nog niet vastliggen. Zolang we daar geen duidelijkheid over hebben, is het nog wat te vroeg om daar nu al problemen te gaan zien.
Ik denk dat ik daarmee op de meeste bezorgdheden een antwoord gegeven heb.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw bijkomende antwoord, en goed dat u ook uitdrukkelijk de appreciatie voor die diensten uitspreekt.
Uiteraard zijn er ook de onroerenderfgoedgemeenten. Als u daar een financiering voor voorziet, moet het volgens mij mogelijk zijn daaraan een aantal voorwaarden te koppelen om intergemeentelijk te gaan samenwerken en als er een intergemeentelijke dienst is, moet daar ook voldoende financiering voor worden voorzien. Het zou mogelijk moeten zijn om dat op die manier uit te werken. Maar het is goed dat u daarover verder in overleg zal gaan. Ik zou toch willen vragen om de visienota, zodra ze gefinaliseerd is, zo snel mogelijk over te maken aan het parlement, zodat we daar dan ook in deze commissie verdere gedachtewisselingen over kunnen hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.