Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Het dossier over de kolenwasserijen in Beringen is een dossier dat al jaren meegaat. De site in Beringen is de grootste in Vlaanderen. Het complex is sinds 1994 beschermd. Toen de vorige minister bevoegd voor Erfgoed, uw partijgenoot Geert Bourgeois, eind 2018 met de verrassende mededeling uitpakte dat hij de kolenwasserijen 1 en 3 zou declasseren, was het hek van de dam, zeker omdat hij vijf jaar eerder net de tegenovergestelde beslissing had genomen. De voornaamste argumenten voor de beslissing tot declassering waren dat het een beperkte erfgoedwaarde heeft en dat de restauratiekosten te hoog waren. Tegen deze beslissing werden maar liefst meer dan 1300 bezwaren ingediend en 172 daarvan kwamen uit de hoek van buitenlandse experts en erfgoedliefhebbers.
Het schepencollege van Beringen besliste om op 25 februari 2019 een hoorzitting voor de burgers en verenigingen te organiseren om hen in een open debat te informeren en te betrekken. Vertegenwoordigers van het agentschap Onroerend Erfgoed kwamen de procedure, het ministerieel besluit en de rechtsgevolgen toelichten. Op deze hoorzitting waren 113 mensen aanwezig, om maar aan te geven hoe dit dossier in Limburg leeft.
Op 5 april 2019 bezorgden drie internationale industriële erfgoedplatformen aan de toenmalig bevoegde minister en aan het agentschap Onroerend Erfgoed een verklaring waarbij ze aandrongen op het organiseren van een netwerk tussen de bewaarde grote kolenwasserijen in Europa. Voor steun zou zelfs op de Europese Commissie kunnen worden gerekend. Ze drukten hun verwondering uit dat bij het onderzoek van de behouds- en bestemmingsproblematiek geen beroep werd gedaan op de expertise aanwezig in andere landen en bij internationale deskundigen.
Na al deze bezwaren werd de optie genomen om de Vlaamse Bouwmeester in te schakelen om te proberen een consensus te vinden. Zijn conclusie was dat het mogelijk is om de steenkolenwasserijen 1 en 3 te herbestemmen binnen hun beschermd statuut. Dat bleek uit zijn rapport begin 2020.
Enige tijd geleden lazen we in De Standaard dat de minister de beslissing genomen heeft om alleen de sokkels van de twee wasserijen nog te beschermen en dat hierop dan gelijkaardige volumes als de huidige moeten komen. De bezwaren van de erfgoedverenigingen en het advies van de Vlaamse Bouwmeester legt de minister naast zich neer. Op 24 oktober vernamen we in de media dat de vzw Vrienden van het Mijnstreekmuseum Beringen zich kan vinden in die beslissing. Acht andere verenigingen verwerpen de beslissing en vragen de minister om deze beslissing te herbekijken.
Minister, wat zijn de voornaamste argumenten waarom u deze beslissing hebt genomen? Waarom hebt u de bezwaren en het advies van de Vlaamse Bouwmeester naast u neergelegd? Welke zijn de acht verenigingen die het herbekijken van de beslissing vragen? Overweegt u om de beslissing te herbekijken? Gaat u nog in overleg met deze verenigingen? Liggen de hoge kosten van de voorbije jaren vooral aan de lange duurtijd vooraleer een definitieve beslissing werd genomen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Slagmulder, ik zal een heel uitgebreid antwoord geven want het is een dossier waarin de voorbije jaren heel veel tijd is gestoken en dat ook niet evident is. Het gaat om een afweging tussen wat haalbaar, betaalbaar en wenselijk is en de emotionele waarde van het patrimonium. Ik weet niet of u het zelf al hebt bezocht, maar het is indrukwekkend. Het is een schitterende site, waar al heel veel werk aan is gebeurd. Het is absoluut de moeite waard om er eens langs te gaan.
De kolenwasserij van Beringen heeft een heel lange voorgeschiedenis met één constante, namelijk dat we al meer dan dertig jaar zoeken naar een zinvolle bestemming voor het hele complex. Sinds het sluiten van de protcolovereenkomst met de nv be-MINE in 2009 is op de site van de vroegere steenkoolmijn al veel gebeurd. Erfgoedwaarden zijn veiliggesteld en er werd een aanzienlijke maatschappelijke meerwaarde gerealiseerd. Alleen, die voormalige kolenwasserijen blijven een probleem, dat ik heb geërfd.
De kern van de zaak is dat het kolenwasserijcomplex een onmiskenbaar industrieel erfgoedicoon is, maar het is een organisch gegroeid en verbouwd monument in slechte staat, dat in mijn ogen in zijn geheel niet op een rendabele manier te herbestemmen valt, toch niet zoals het er vandaag bijstaat. U moet ook weten dat de mijnbedrijven die dat complex in het verleden gebouwd hebben, er toen niet van uitgingen dat dat ooit erfgoed zou worden, dat het complex ooit iets zou zijn dat we willen behouden voor het nageslacht. Het moest vooral snel gaan en functioneel zijn en dus heeft men dat allemaal zeer snel neergepoot, met als enige doel te voldoen aan de puur industriële noden die men op dat moment had.
Ik sta niet alleen met die mening. Al in 2004 concludeerden de restauratiearchitecten Lambert en Vancoppenolle in hun bouwhistorische studie dat kolenwasserij 1 een structureel onsamenhangend en overbelast geheel vormt dat het best kan worden gesloopt en vervangen door een nieuwbouw met een vergelijkbaar gabarit. Uit de bouwhistorische studie blijkt ze ook niet essentieel voor de erfgoedwaarde van het kolenwasserijcomplex.
Toen de Vlaamse Regering op 29 mei 2009 de protocolovereenkomst voor de meerjarenplanning van de herstructurering en de restauratie van de vroegere mijnsite van Beringen ondertekende, zat kolenwasserij 1 daar dan ook niet in. Iedereen ging toen dus ook al uit van afbraak. Ik ga dus verder op dat uitgangspunt, dat al meer dan vijftien jaar oud is en dat door mijn voorganger, de heer Bourgeois, anderhalf jaar geleden nog in de commissie Onroerend Erfgoed werd uitgelegd.
Maar er is wel een verschil met de standpunten die toen zijn ingenomen. We herleiden de afbraak nu tot de bovenbouw. Wie ter plaatse is geweest, kan heel duidelijk twee delen onderscheiden. Het onderste deel, waar het kolenspoor onder loopt en dat een vijftal meter hoog is, zou behouden blijven, maar het stuk erboven is van mindere waarde. De sokkel moet dus bewaard blijven. Op die sokkel kan dan een nieuw volume opgericht worden dat het oorspronkelijke volume herneemt.
Ook de declassering van kolenwasserij 3 komt niet zomaar uit de lucht vallen. In het derde addendum bij de lopende protocolovereenkomst, dat op 11 december 2015 werd goedgekeurd, is daar al sprake van. Maar de opheffing van de bescherming wordt wel uitdrukkelijk gekoppeld aan het behoud van kolenwasserijen 2 en 4. Die blijven sowieso behouden. U weet dat we er bij Erfgoed altijd van uitgaan dat het verhaal van het verleden verteld moet worden en dat we de geschiedenis moeten kunnen restaureren. Dat betekent dat er wel degelijk kolenwasserijen behouden zullen blijven. De restauratie van kolenwasserij 2 is inmiddels afgerond; aan kolenwasserij 4 is men op dit moment bezig.
Het feit dat ik vandaag vasthoud aan de opheffing van de bescherming van de bovenbouw van kolenwasserijen 1 en 3 heeft twee belangrijke redenen: de enorme kost om ze te restaureren en het gebrek aan perspectief. Ik ben onlangs nog ter plaatse geweest en ik kan u verzekeren dat kolenwasserijen 1 en 3 er niet goed bij staan. In december 2019, ondertussen al een jaar geleden, zijn we binnen geweest, tot boven, en die staan er wel degelijk zeer slecht bij.
Om ook maar iets te kunnen doen met de gebouwen, moeten de gevels en daken eerst wind- en waterdicht gemaakt worden. Dat is geen klein werk, want we spreken van enorme oppervlaktes. We mogen ook niet vergeten dat die gebouwen destijds werden gebouwd en verbouwd naargelang de economische realiteit en industriële vooruitgang. Men had toen niet de idee dat men erfgoed aan het bouwen was; het moest vooral een puur commercieel doel dienen. Ze waren dus zeer utilitair en werden in het verleden ook al vaak aangepast. Machines raakten in onbruik, structuren werden deels of helemaal verwijderd, circuits werden omgelegd enzovoort. Die historisch gegroeide situatie heeft een impact op de toekomstmogelijkheden van de gebouwen.
Het behoud van kolenwasserijen 1 en 3 staat dus voor een bijzonder dure operatie. Be-MINE zelf raamde de restauratie recent op meer dan 27 miljoen euro en dan hebben we het nog niet eens over een nieuwe invulling, enkel over een restauratie van het bestaande.
Wat dat laatste betreft: er is in het verleden beslist om kolenwasserij 2 integraal te bewaren en ze te integreren in het mijnbelevingscentrum be-MINE PIT, een museum of belevingscentrum dat de provincie de komende twee jaar wil uitbouwen. Dat is een keuze waar ik volledig achter sta, omdat dat ervoor zorgt dat het verhaal van de mijngeschiedenis in Limburg in al zijn facetten verteld kan blijven worden. Maar in Beringen zijn er dus nog drie kolenwasserijen en daar zit be-MINE PIT niet op te wachten. Ook dat begrijp ik. Voor zo’n belevingscentrum moet je vooral het verhaal vertellen en daarvoor volstaat kolenwasserij 2.
Ik wil ook aanstippen dat het mijn bedoeling is om erfgoed relevant te houden en een zo groot mogelijk publiek kennis te laten maken met de getuigen van ons verleden, onder meer ook door gepaste neven- of herbestemmingen te vinden. We moeten daar duidelijk in zijn: dat laatste lukt vandaag in Beringen niet met het volledige complex met de vier kolenwasserijen. Vandaar onze beslissing om een deel van het complex op te geven, om de rest te kunnen redden en om de ontsluiting van het complex op een zo goed mogelijke manier te kunnen realiseren. Voor alle duidelijkheid: dat was een heel moeilijke afweging. Het gaat over heel veel geld – ik denk dat u dat ondertussen ook al doorhebt – maar ook over emotionele betrokkenheid bij die erfgoedwaarden. We moeten echter ook rekening houden met realistische verwachtingen. Er moet eindelijk duidelijkheid worden geschapen, na dertig jaar bekijken, nadenken en overleggen.
Voor alle duidelijkheid, we gaan nu vooral uit van de afbraak, maar de bescherming blijft op dit moment van kracht. Die wordt pas gedeeltelijk opgeheven wanneer be-MINE een ontvankelijke vergunningsaanvraag indient voor de sloop van de bovenbouw en de bouw van een vervangend volume. Er moet met andere woorden dus duidelijkheid zijn over wat er in de plaats komt, en datgene wat in de plaats komt, moet refereren aan het bestaande volume. Het is dus geen blanco cheque die men krijgt, absoluut niet. Die bescherming blijft behouden zolang er geen heel duidelijk alternatief naar voren wordt geschoven door be-MINE. Be-MINE moet het beeldbepalende karakter van het complex behouden.
Ik heb ook vernomen dat de stad Beringen op 22 oktober heeft beslist om een projectregisseur en kwaliteitskamer aan te stellen om de verdere ontwikkeling op en rond de mijnsite te begeleiden. Dat lijkt mij een goede zaak. Ik moet zeggen dat we in elk stadium een goed overleg hebben gehad met Beringen. Zij vertegenwoordigen natuurlijk ook de mensen die het meest emotioneel verbonden zijn met die site. We hebben duidelijke afspraken gemaakt. Zij waren geen vragende partij voor de bescherming op zich, maar wel voor het bewaren van de ensemblewaarde, het groteske, het indrukwekkende van het gebouw. We hebben daar dus volledig rekening mee gehouden bij de beslissing die we hebben genomen. Vandaar het idee dat de bescherming pas wordt opgeheven op het moment dat be-MINE met een alternatief komt waarin de stad Beringen zich kan vinden en waarin geen afbreuk wordt gedaan aan de totaliteit van de site, waarbij die overeind blijft. Dat is dus eigenlijk een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur, wat ook logisch is. Ruimtelijke Ordening legt de verantwoordelijkheid bij het lokale bestuur om al dan niet akkoord te gaan met dat alternatief waarmee be-MINE zal komen. Daar zal de stad Beringen over beslissen, en pas dan zullen wij beslissen over de opheffing. In die zin denk ik dat we daar heel sterk rekening mee houden: zij hebben uiteindelijk de sleutel in handen voor het al dan niet verlenen van een sloopvergunning. Daarvoor is de stad Beringen bevoegd.
Ik ben het dan ook niet eens met uw stelling dat we de bezwaren en het advies van de Vlaamse bouwmeester naast ons hebben neergelegd. Dat is niet het geval. Als u het toestaat, kan ik u een paar citaten geven uit het verslag van zijn consultatieronde bij diverse belanghebbenden. Inzake kolenwasserij 1 suggereert het verslag herhaaldelijk dat behoud eigenlijk geen optie is. Ik citeer: “In het geval van kolenwasserij 1 is de uitrusting niet meer of moeilijk leesbaar. Dit heeft te maken met aanpassingswerken die gebeurden in 1980 en waarbij de installatie uit 1959 bleef staan zonder afgebroken te worden. Hierdoor is het industrieel archeologisch belang beperkt en kan de uitrusting verdwijnen. Bij het wegnemen hiervan, verdwijnt ook de eigenlijke functie van het visuele gebouw en heeft dit eigenlijk geen duidelijk bestaansrecht meer.”
Verder in het verslag erkent de Vlaamse bouwmeester dat de herbestemming van kolenwasserij 1 een moeilijke opdracht is. Hij heeft daarom bij de gesprekspartners gepeild naar hun houding tegenover een meer invasieve en forse ingreep in kolenwasserij 1, weliswaar met respect voor de ensemble- en beeldwaarde. Hij concludeert dat er een draagvlak lijkt te zijn voor een scenario waarbij de huid en de eerste paar traveeën van kolenwasserij 1 worden behouden, en er binnenin plaats wordt gemaakt voor een flexibel nieuw volume. Ik stel eigenlijk vast dat de Vlaamse bouwmeester en ik wat de eerste kolenwasserij betreft op hetzelfde spoor zitten. Hij stelt weliswaar voor om een deel van de gevel en de eerste traveeën te bewaren, maar dat lijkt mij geen kwestie van onroerenderfgoedzorg meer. We moeten durven toe te geven dat we die kolenwasserij loslaten, en dan is de keuze om een deel van de gevel en de onmiddellijk erachter gelegen traveeën te behouden in mijn ogen vooral een ontwerpkeuze in het kader van het vervangende project. Dat is dus hetgeen waarnaar u hebt verwezen. De rol van de stad Beringen daarbij mag niet worden onderschat. Dit is een verdedigbare keuze, maar ook een keuze waaraan een zekere kostprijs is verbonden. Dat is echter de uitdaging voor be-MINE.
Voor kolenwasserij 3 klopt het dat de Vlaamse bouwmeester de piste behoudt en herbestemming naar voren schuift. De dimensies van het gebouw lenen zich daartoe, stelt hij, en ook de structuur van het gebouw is in betere staat. Maar tegelijk vestigt hij er de aandacht op dat het gebouw niet autonoom stabiel is. Het rekent daarvoor op kolenwasserij 1. Het komt er dus eigenlijk op neer dat kolenwasserij 1 kolenwasserij 3 rechthoudt.
Om die stabiliteit te kunnen blijven verzekeren, moet kolenwasserij 1 deels blijven staan, of moeten bijkomende verstevigingen aangebracht worden die een impact zullen hebben op de mogelijkheden qua ruimtegebruik. Het zal een herbestemming van kolenwasserij 3 er niet gemakkelijker op maken.
In het verslag geeft de Vlaamse bouwmeester verder op verschillende plaatsen aan dat bijkomend onderzoek nodig is over het scenario dat het behoud van kolenwasserij 3 voorstelt, een stabiliteitsonderzoek, maar ook ontwerpend onderzoek in functie van de herbestemming. Hij ziet dus potentieel, maar er blijft een factor van onzekerheid.
Ik heb daarom, maar vooral om de eerder geschetste redenen, beslist om de bescherming van de bovenbouw van kolenwasserij 3 toch op te heffen. Ik wijk op dat punt inderdaad voor een deel af van de voorlopige conclusie van de Vlaamse Bouwmeester.
Maar ik wil toch ook graag benadrukken dat mijn beslissing zich inpast in wat hij elders schrijft over de belevingswaarde: “De kolenwasserij is samen met de andere mijngebouwen een uniek en beeldbepalend ensemble. De omvang en hoogte van de kolenwasserij zijn representatief voor de omvang van de kolenindustrie op haar hoogtepunt. Het volume is robuust en stoer, maar heeft tegelijk een sterke verticaliteit waardoor het toch rank en slank overkomt (…) Het samengaan van het materiaal, het volume, de hoogte en de gevelritmiek geven het gebouw zijn uitstraling van industriële kathedraal. Het ensemble bepaalt de kracht van het beeld. De omvang geeft aan hoe bepalend de industrie was voor de regio zowel op economisch als sociaal vlak. Alleen het volledige behoud van de huid van het ensemble – met zijn schaal en ritme - kan dit verhaal correct weerspiegelen en verbeelden.”
U kunt dit stukje heel strikt lezen – de klassieke benadering van onroerenderfgoedzorg – en als het ware de authentieke getuige in zijn volledigheid bewaren. Maar je kunt het ook lezen zoals de stad Beringen als vertegenwoordiger van de Beringse bevolking, en de totale waarde van het gebouw bewaren waarbij het ensemble het individuele overstijgt. Het zijn de volumes, de omvang en de ontwerpprincipes die de waarde van het complex bepalen.
In die visie is het niet ondenkbaar dat een deel van de gebouwen wordt vervangen door een volume dat zich inpast binnen dat ensemble.
U informeert naar de acht verenigingen die pleiten voor het behoud van het integrale kolenwasserijcomplex. In het krantenartikel waar u naar verwijst, lees ik dat mijnvereniging Het Vervolg daarbij zit. Ik heb naar aanleiding van mijn beslissing zelf contact gehad met Paul Boutsen van de vzw. Via het kabinet is ook contact opgenomen met de vzw Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie (VVIA) en Europa Nostra. Ik heb die mensen ook bij een andere gelegenheid nog gesproken.
Deze verenigingen hebben al enkele jaren, terecht, een prominente stem in het debat. Ik heb hun mijn beslissing toegelicht en zij reageerden voorzichtig positief. Er is ook een zeker begrip voor de afweging die wij moeten maken. Ze stelden ook hun expertise blijvend ter beschikking. Ondertussen ging de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) ook al met hen in dialoog.
Ik ben ervan overtuigd dat we de juiste beslissing nemen. Als er iets is waar het kolenwasserijcomplex, de site van be-MINE en Beringen nu niet mee gebaat zijn, dan is het wel langere stilstand en een heroverweging.
Mijnheer Slagmulder, ik denk dat we altijd goed in ons achterhoofd moeten houden welke elementen allemaal spelen in een dergelijk dossier. Het is zeer begrijpelijk, en ik heb daar alle begrip, waardering en zelfs een zwak voor, dat mensen zich emotioneel betrokken voelen bij dat complex. Het gaat dan vooral over ex-mijnwerkers die nog een zeer sterke gemeenschap vormen en over mensen die een hart hebben voor industrieel erfgoed. De afweging die we moeten maken is welke toekomst we een dergelijk gebouw kunnen geven. We hebben tot nu toe al 22 miljoen in die site gestopt, dat is welbesteed geld waar fantastische zaken mee gerealiseerd zijn. Naast het belevingscentrum staan nog een aantal schitterende projecten op stapel, maar dat heeft natuurlijk al zeer veel geld gekost.
Ik herhaal, ik heb er begrip en waardering voor – zeer veel zelfs, ik heb daar een boon voor – dat sommige mensen nu nog altijd pleiten voor een volledig behoud van de kolenwasserij. Maar als je bedenkt dat dat nog eens 20 tot 25 miljoen euro zou kosten, moet je op een bepaald moment een maatschappelijke afweging maken. Je moet weten of het dat wel waard is. En dan moet je kijken naar de principes die we vanuit Onroerend Erfgoed belangrijk vinden, namelijk dat we dat verleden, dat verhaal kunnen vertellen en op die manier die emotionaliteit kunnen laten voortleven. En dat doen we bijvoorbeeld door de kolenwasserij mee te nemen in be-MINE PIT. We hebben die afweging moeten maken: die hele grote kosten, nog eens 20 à 25 miljoen euro daaraan besteden, tegenover de erfgoedwaarde en het blijven vertellen van het verhaal.
We zijn ook gaan praten met de stad en met een aantal mensen. Er waren informele gesprekken, met een aantal mijnwerkers. Zij hebben er wel degelijk begrip voor dat het om een moeilijke afweging gaat en dat je ervoor moet zorgen dat dat gebouw ook in de toekomst een meerwaarde heeft. Niemand pleit ervoor om het volledige bedrag van 25 miljoen euro aan herstellingen te geven, er een stolp over te zetten en er eigenlijk niets meer mee te kunnen doen. Want dan is het ook verloren. Dan heb je een zeer mooi gebouw, dat je zeer veel geld heeft gekost, maar zonder meerwaarde.
Wat voor die mensen het belangrijkste is, is voornamelijk de uitstraling die dat gebouw heeft – de ensemblewaarde, zoals dat onder ontwerpers heet – in de streek. Als je daar toekomt, zie je het al van ver staan. Het is zeer indrukwekkend om te zien. Dat blijft behouden. We hebben de verantwoordelijkheid op dat vlak doorgeschoven naar het lokale bestuur, als vertegenwoordigers van de lokale bevolking, om die afweging te maken. Daarom hebben we gezegd: er is een optie om de bescherming van de bovenbouw op te heffen, maar enkel indien de stad Beringen zich kan vinden in het voorstel, het alternatief dat in de plaats komt en waaraan be-MINE nu werkt.
We hebben er alle belang bij om alle elementen, iedereen die daar emotioneel bij betrokken is, de bevolking, maar ook het feit dat dat zeer veel geld kost, de herbestemming van het project, met elkaar te verbinden. De meeste mensen, ook degenen waarmee wij hebben gepraat en de mensen die zich zeer sterk emotioneel betrokken voelen, kunnen begrip opbrengen voor het feit dat we die afweging hebben moeten maken. Ik heb daarmee niet gezegd dat niemand het jammer vindt dat we het niet volledig kunnen behouden. Maar ik denk dat er nog altijd mensen zijn die het jammer vinden dat er geen mijnen meer actief zijn in Limburg, en daar kijken we nu toch ook op een andere manier naar.
Dat is de afweging die we hebben moeten maken. Ik denk dat we hiermee op zijn minst duidelijkheid hebben geschapen, wat ook een goede zaak is. Het is een beslissing waar ik achter sta en die ik zal blijven verdedigen. Ik dank u.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik heb niet alles goed begrepen, door een onstabiele verbinding. Maar goed.
Deze kolenwasserij heeft inderdaad een industrieel-archeologische waarde. Wanneer een deel gedeclasseerd wordt, met een gedeeltelijke afbraak tot gevolg, dan vrezen sommigen toch wel dat de site zal worden verminkt, dat het monumentale karakter van het geheel zal verloren gaan.
De bezorgdheid die bij verschillende erfgoedverenigingen leeft, is dat het huidige scenario enkel gunstig is voor de bouwpromotoren en dat dit dan wordt voorgesteld als de redding van het erfgoed. Zij vrezen dat het belang van de bouwpromotoren voorgaat op de waarde van het erfgoed van de mijnwerkers in Limburg. De erfgoedvereniging Europa Nostra liet deze kolenwasserij trouwens ook op de tweejaarlijkse lijst zetten van meest bedreigde Europese sites. Op Europese schaal zijn kolenwasserijen een zeldzaamheid. Dat toont toch ook het Europese belang aan van deze site op het vlak van erfgoed.
Wanneer een deel of een groot deel wordt gesloopt, dan kan ook een precedent worden geschapen voor een aantasting van de site. Dat zijn bezorgdheden die leven. Het houdt misschien ook een risico in voor andere beschermde gebouwen in Vlaanderen.
Ik dank u.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, ik ben twee jaar geleden gaan kijken naar dat gebouw in Beringen. Het is een gigantisch volume waarbij je je afvraagt, als je er voor staat, wat er nog mogelijk is met bepaalde onderdelen van het complex, zonder kapitale gemeenschapsgelden te spenderen. Ik ben heel blij dat er duidelijkheid is, en dat alle partijen weten waar ze aan toe zijn. U hebt een heel realistische en maatschappelijk verantwoorde beslissing genomen. Niemand twijfelt aan het belang van de site. Ik kan ook de emoties van de plaatselijke bevolking begrijpen. Maar het verhaal van het mijnverleden is nog af te lezen uit een aantal onderdelen van dat complex. En dat is uiteindelijk de bedoeling: dat het verhaal niet verdwijnt. Het geheel van de kolenwasserijen heeft in de beslissing die u hebt genomen een toekomst. Stilstand is het ergste wat een monument kan overkomen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Van Werde, ik ben het natuurlijk helemaal met u eens.
Mijnheer Slagmulder, ik weet niet of u al eens ter plaatse bent gaan kijken. Dan zal u weten waarover het precies gaat en hoe het er allemaal uitziet. Als u er ooit de kans toe hebt, moet u er zeker eens proberen binnen te gaan. Het zal nog enkele jaren duren vooraleer die be-MINE PIT uitgewerkt is. Daar kijken we wel naar uit.
U zegt dat het zal verminkt worden. Neen, dat is net wat ik zeg. De stad Beringen zal kunnen oordelen over ons alternatief. Zij zijn uiteindelijk de bevoegde overheid om een sloopvergunning af te leveren. Dat ligt in hun handen, als vertegenwoordigers van de lokale bevolking. Ik vind het logisch dat we hen betrekken in het overleg.
Ik daag u toch eens uit om uw opmerking, dat dit gunstig zou zijn voor de bouwpromotoren, te maken wanneer die mensen vlak voor u staan. Zij zijn er zich zeer goed van bewust dat ze hier een gigantische uitdaging krijgen. Ik zou hen niet zomaar bouwpromotoren noemen, zoals u doet. Zij hebben in die site al heel wat waardevol werk ten aanzien van het erfgoed verricht. Zij hebben tot nu toe al een zeer positieve bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de site. Zij weten zeer goed wat de uitdaging is. Het is niet evident. Voor hen was het ook veel gemakkelijker geweest om 25 miljoen euro te krijgen van de Vlaamse overheid. Dan was hun probleem opgelost. Dan konden ze de hele site herstellen. Een herbestemming zou dan nog een uitdaging zijn geweest, maar dan was die uitdaging veel minder groot. Ik zou niet durven zeggen dat het in hun voordeel is. U moet maar eens de moeite doen om met hen te gaan praten.
U zegt dat het op de Europese lijst van bedreigd industrieel erfgoed staat. Eerst en vooral: kolenwasserij 2 blijft behouden. Die gaat niet weg en wordt meegenomen in het belevingscentrum. Dat het een precedent zou zijn voor de aantasting van de site, zie ik helemaal niet. Dan moet u echt eens ter plaatse gaan want een groot deel van de site is al gerenoveerd en in ere hersteld. Er zijn een paar prachtige projecten. Er is een groot waterreservoir, waarin een duiktank is gemaakt en waarin de twee laatste carrosserieën van Ford Genk in het water liggen en waarin je kunt duiken. Dat zijn allemaal schitterende projecten. U moet dat maar eens gaan bezoeken. Het precedent van de aantasting van de site is helemaal ongeloofwaardig als je ziet wat er op die site al allemaal gebeurd is en als je weet hoeveel centen Onroerend Erfgoed daar al in heeft gestoken.
Ik denk dat alle verenigingen voorzichtig positief zijn. Ik sluit zeker niet uit dat er nog mensen zijn die diehard willen vasthouden aan het volledige behoud van de kolenwasserij. En nogmaals, alle respect en waardering en zelfs een boon daarvoor. Maar het is inderdaad een afweging die we moeten maken. Mijnheer Slagmulder, als u wilt dat er nog 25 miljoen euro in die richting zal gaan, moet u dat maar uitleggen aan diegenen die dat opbrengen. Ik vind dat we daar ook rekening mee moeten houden. We moeten daar een evenwicht in bewaren. Met deze beslissing doen we dat ook effectief.
Ik vind het een goede zaak dat Onroerend Erfgoed eens wat ruimere aandacht heeft gekregen. Vandaar het iets langere antwoord.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Ik wou gewoon een aantal bezorgdheden uiten die hierover bestaan. De kolenwasserij staat symbool voor het mijnwerkersverleden, en dit stukje Vlaams erfgoed verdient toch het nodige respect, minister. Ik roep u inderdaad op om de nodige inspanningen te blijven leveren om dit verder op te volgen en ons op de hoogte te houden van verdere plannen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.