Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de zomerscholen
Verslag
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, het nieuwe schooljaar is begonnen waardoor het zomerscholenproject op z’n einde is gekomen, voorlopig althans. U hebt immers aangekondigd dat het project een vervolg krijgt.
De zomerscholen hadden als bedoeling om de achterstand die de meest kwetsbare leerlingen tijdens de scholenlockdown hadden opgelopen, te beperken en de onderwijskansen zo gaaf mogelijk te houden. De zomerscholen waren vrijwillig voor leerlingen en leerkrachten die er moesten instaan voor de lessen. De initiatieven werden lokaal opgezet door schoolbesturen en/of stads- en gemeentebesturen die konden intekenen op de projectoproepen van het departement Onderwijs. De Vlaamse overheid voorzag in een vergoeding voor de organisatoren.
Bij de eerste oproep hadden er zich 144 zomerschoolprojecten aangemeld, waarvan er 123 door de administratie werden goedgekeurd. Na de tweede oproep kwamen daar nog eens 48 projectaanmeldingen bij, waarvan er 47 werden goedgekeurd. Dit bracht het totaal op 170 zomerscholen, wat zeker een succes was. Ruim 10.000 leerlingen werden daardoor bereikt. De vraag was in vele gevallen zelfs groter dan het aanbod.
U hebt aangekondigd dat u het project wilt verlengen, waardoor sommige van mijn vragen vervallen, maar ik wil er toch nog enkele stellen. Zijn alle van de 170 goedgekeurde zomerscholen effectief georganiseerd? Of zijn er zomerscholen vanwege de zogenoemde tweede coronagolf in augustus niet kunnen doorgaan? Ik pols hierbij specifiek naar de provincie Antwerpen, gezien daar eind juli een soort van ‘lockdown light’ is ingeroepen. Dezelfde vraag geldt ook voor Brussel, waar de situatie slecht was en eigenlijk nog altijd is.
Hoeveel leerlingen zijn er uiteindelijk naar de zomerscholen gegaan? Zoals gezegd, was er bij de start van de zomer sprake van ruim 10.000 ingeschreven leerlingen. Weet u exact hoeveel leerlingen die zomerscholen hebben gevolgd? Waren er leerlingen ingeschreven die uiteindelijk niet zijn gekomen waardoor er plekken leeg bleven? In juli was er sprake van dat enkele scholen zouden werken met een waarborgsysteem of dat er boetes konden worden gegeven indien men zijn kind inschreef maar het niet kwam opdagen, net omdat de vraag groter was dan het aanbod. Hebt u er zicht op of deze praktijk heeft plaatsgevonden?
Hebt u zicht op hoeveel leerlingen er bereikt werden via het digitale aanbod Zomerschool.Vlaanderen? Hoeveel keer zijn de programma’s online geraadpleegd en wat waren de kijkcijfers van de televisie-uitzendingen?
Minister, u beloofde een wetenschappelijke evaluatie. In de plenaire vergadering van 8 juli zei u dat deze studie vooral zal kijken naar de goede praktijken en welke suggesties van hieruit vertrekkende aan het onderwijsveld kunnen worden overgemaakt. Zal deze studie zich daartoe beperken of zal er ook gepeild worden naar de leerwinst die gemaakt is door de kinderen in die zomerscholen?
Door de grote autonomie van de lokale besturen ontstond er een discrepantie. In sommige gemeenten of sommige gebieden werden er veel zomerscholen georganiseerd, terwijl daar soms minder grote populaties van leerlingen waren met achterstand. In andere gebieden waar er net veel leerlingen met risico op achterstand waren, zijn er dan weer minder zomerscholen georganiseerd. Hoe wilt u deze discrepantie in de toekomst proberen te vermijden?
De zomerscholen werden vooral bemand door vrijwillige leerkrachten en studenten uit de lerarenopleiding. Gaat u in de toekomst op deze twee categorieën blijven steunen of komt er een andere aanpak? Zult u overleg plegen met het hoger onderwijs, namelijk de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) om de keuze om hieraan te participeren te promoten bij hun studenten?
Ik werd gecontacteerd door de Vlaamse Scholierenkoepel, die een beetje bezorgd is. Enerzijds zijn ze heel blij met het initiatief en de verlenging die u geeft aan de zomerscholen. Anderzijds vragen ze dat u erover waakt dat de vrijwilligheid gewaarborgd blijft. Dit is natuurlijk heel goed voor leerlingen in kwetsbare situaties, maar ze vragen om erover te waken dat ook deze leerlingen recht blijven houden op voldoende vrije tijd. Ik weet dat het vrijwillig is voor zowel leerlingen als leerkrachten, maar zij vrezen dat als er een tekort is en de school verplicht moet remediëren, die verplichte remediëringsmomenten in de weekends of de vakanties zullen vallen, en als de leerlingen niet deelnemen, ze niet hebben deelgenomen aan de aangeboden remediëring.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Na een woelig schooljaar wegens coronaomstandigheden werden tijdens de afgelopen zomerperiode in verschillende gemeenten zomerscholen ingericht. De bedoeling was om leerlingen voor te bereiden op het nieuwe schooljaar en om de vele gemiste lessen indien mogelijk en zo veel als mogelijk te compenseren.
Thomas More is bezig met een onderzoek om de goede praktijken en de verbeterpunten van de zomerscholen in kaart te brengen. Een evaluatie van dit initiatief is zeer waardevol, zeker gelet op de actie in het regeerakkoord om de zomerscholen te faciliteren met het oog op de taalstimulering van het Nederlands. Maar nu, tijdens de bijkomende leerscholen, is men ook in de richting van leerachterstand gegaan.
Tijdens mijn bezoeken aan de zomerscholen leerde ik dat er wisselende ervaringen zijn met onder andere de leerstofverwerking en de na te streven doelstelling van het inhalen van die leerachterstand.
Minister, wat zijn uw eerste inzichten over de zomerscholen? Welke goede praktijken en welke knelpunten werden vastgesteld? Wanneer zal het evaluatierapport van Thomas More worden opgeleverd? Wat zijn de onderzoeksvragen en de beoogde inzichten van dit onderzoek?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb nog geen volledig en gedetailleerd rapport opgeleverd gekregen. Van bij de start van die zomerscholen hebben we wel een grondig evaluatieonderzoek besteld bij de Thomas More-hogeschool. Ik verwacht dat dat rapport begin november zal worden opgeleverd.
In het kader van de uitbetaling van de zomerscholen vragen wij wel de effectieve leerlingenaantallen op die aan die verschillende klassen hebben deelgenomen. Die afrekeningen komen nog binnen. Dat geeft dus slechts een partieel beeld over wat werd geannuleerd en stopgezet.
Ik kan u wel het aantal geannuleerde zomerscholen meegeven. Die data zijn niet meer gewijzigd. In de eerste ronde werden 7 zomerscholen geannuleerd en in de tweede ronde 4. In ongeveer 40 zomerklassen in de eerste ronde heeft men aanpassingen aan het programma doorgevoerd en was er geen volledige annulatie nodig. In de tweede ronde was zo’n ingrijpende aanpassing nodig in 15 zomerklassen. Die aantallen moet je in het kader van de totale cijfers bekijken. In de eerste ronde gaat het om 40 scholen van de 634 zomerklassen, in de tweede ronde om 15 van de 152 zomerklassen. In beide rondes gaat het ongeveer om 10 procent van de zomerklassen. Uiteindelijk zijn er in totaal 11 zomerscholen volledig geannuleerd.
De belangrijkste reden voor aanpassing of stopzetting waren de stijgende coronacijfers, vooral in de provincies Antwerpen en Limburg en nauwelijks of niet in Brussel. Daarnaast was er een minimale afwezigheid om de klassieke redenen, zoals ziektes enzovoort. Op grond van een eerste vaststelling kunnen we dus wel stellen dat het publiek zeer gemotiveerd was. En dat is toch niet zo eenvoudig. Want je kunt misschien wel verwachten dat de ouders zeer gemotiveerd zijn, maar blijkbaar waren de leerlingen dat toch ook. De eerste evaluaties wezen op een betrekkelijk positieve evaluatie, ook van de leerlingen zelf.
Er hebben mij geen berichten bereikt over het werken met volmachten of boetes. Dat is dus niet nodig gebleken.
Zomerschool.Vlaanderen, het digitale verlengstuk, kunnen we als redelijk succesvol evalueren, denk ik. Het YouTube-kanaal heeft 4000 abonnees en 81.000 unieke kijkers. Op TikTok zijn er meer dan 16.000 volgers. Op televisie bereikten sommige afleveringen meer dan 50.000 lineaire kijkers.
We zorgen er ook voor dat de video’s van Zomerschool.Vlaanderen het hele schooljaar beschikbaar blijven als ondersteunend lesmateriaal. Dit is dus ook een investering voor de toekomst. We zullen er ook voor zorgen dat die lessen terug te vinden zijn via KlasCement, waar alles geïnventariseerd wordt, en het Archief voor Onderwijs. Op die manier kan dat lesmateriaal altijd kwaliteitsvol gebruikt worden.
Met die wetenschappelijke studie willen we een systematisch zicht krijgen op het profiel van iedereen die eraan heeft deelgenomen, waar en op welke wijze die zomerscholen georganiseerd werden, wat er werd aangeboden … Dat is heel divers en we willen de beste praktijken kunnen uitwisselen. Ik wil natuurlijk ook weten hoe alle betrokkenen die zomerscholen ervaren hebben, wat de sterktes en de zwaktes waren. Hiervoor is voor mij de stem van organisatoren en lesgevers, maar ook van leerlingen en ouders natuurlijk van tel.
Ik verwacht de resultaten van dat wetenschappelijk onderzoek in november. Er werd evenwel geen leerwinst gemeten. Daarvoor zou er bij aanvang een gestandaardiseerde nulmeting uitgevoerd moeten zijn en op het einde van die zomerschool nogmaals een test. Ik weet niet of dat echt zou bijdragen tot het welslagen. Als er gestart wordt met een test en afgesloten met een examen, is er niet veel ‘zomers’ meer aan. Dan is het precies enkel school.
Ik heb wel gevraagd aan de onderzoekers om hun onderzoeksresultaten ook naast andere wetenschappelijke literatuur en praktijkvoorbeelden te leggen, bijvoorbeeld die van Nederland, waar men hier meer ervaring mee heeft. Dat zou moeten resulteren in een toegankelijke en onderbouwde inspiratiegids voor organisatoren van toekomstige zomerscholen. We willen dit namelijk effectief verankeren voor de toekomst. Daarom wil ik streven naar een inspiratiegids die klaar is in het voorjaar van volgend jaar, zodat we op tijd zijn voor de zomervakantie.
In september lanceerde ik, opnieuw samen met mijn collega Bart Somers, een oproep voor ‘bijscholen’. Aanvankelijk was de titel ‘herfst- en winterscholen’, maar dat was eigenlijk niet correct omdat die zomerscholen gepaard gaan met sport en spel, wat niet het geval is bij het concept van de ‘bijscholen’. Daarom heb ik de noemer aangepast, omdat het bij de bijscholen enkel gaat om het inhoudelijke en niet over spel en vermaak. Daarvoor konden aanvragen ingediend worden tot 30 september. Ik heb die termijn ondertussen verlengd, omdat er nog te weinig aanvragen binnengelopen waren. Ik snap wel dat men in de zomer misschien wat meer tijd had dan nu bij de opstart van de scholen.
We willen ervoor zorgen dat scholen remediëringstrajecten kunnen organiseren om echt op maat te kunnen werken voor kleine groepen leerlingen uit het secundair onderwijs of zelfs individueel. Deze remediëringstrajecten hebben tot doel de leerlingen bij te spijkeren waarbij een bepaalde achterstand werd vastgesteld. Het gebeurt natuurlijk op basis van vrijwilligheid, wat inderdaad een dreigend gevaar blijft. Die bijscholen zijn niet alleen mogelijk tijdens de vakanties en in het weekend maar ook na de schooluren. Het kan dus ook in een gewone schoolweek. We moeten er wel voor opletten dat er niet de neiging ontstaat om dat te bekijken als verplichte remediëringstrajecten, waarop men uiteindelijk ook geëvalueerd zou kunnen worden.
Verschillende zomerscholen hebben studenten uit de lerarenopleiding ingeschakeld. Onder de vorm van coaching of onder begeleiding van een ervaren leerkracht, draaiden ze mee in de zomerklassen. Ook daar zal het evaluatieonderzoek aandacht aan moeten besteden, want dat is misschien wel een idee voor een soort structurele verankering, waarbij men vanuit de lerarenopleiding een soort ‘prestage’ zou kunnen uitoefenen in het kader van die zomerscholen.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
U geeft zelf aan dat er nu voor de tweede ronde en voor de bijscholen minder aanvragen zijn en dat u daarom de aanvraagtermijn hebt verlengd. Zou het niet kunnen dat er een soort van ‘bijschoolmoeheid’ ontstaat? In de zomervakantie gaat het over twee maanden, waarin twee weken zomerschool maar een klein percentage van de vakantie is. Als de vakantie maar een week lang is, zoals herfstvakantie, en als je daarin nog een bijscholing organiseert, dan is dat ingrijpender voor de leerkrachten.
In de Septemberverklaring is er veel geld beloofd voor het onderwijs – en dat juich ik alleen maar toe – maar het zou misschien ook een goed idee zijn om de leerkrachten die participeren in de bijscholen niet alleen een vrijwilligersvergoeding te geven maar ook beter te verlonen. Ik weet dat het geld niet tot in de hemel groeit; het is dus maar een suggestie. Het geldt evenzeer voor de studenten die worden ingeschakeld: als zij een vergoeding krijgen, zouden ze misschien ook meer gemotiveerd zijn.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Ik denk uit uw verhaal te mogen opmaken dat de zomerscholen vooral een forum zijn geweest om leerlingen op een leuke en educatieve manier voor te bereiden op het nieuwe schooljaar. We hadden oorspronkelijk gezegd ‘leerachterstand wegwerken’, maar u merkt terecht op dat in een onderzoek geen leerwinst kan worden gemeten door het ontbreken van een nulmeting en omdat men vaak maar tien dagen naar de zomerschool ging. Het is wel heel goed geweest om bepaalde begrippen, structuur, bepaalde leerstof, termen uit het rekenen en het lezen, op te frissen, zodat de kinderen veel beter hun schooljaar kunnen starten en er geen starterstijd meer verloren gaat.
Ik wil even ingaan op de remediëringstrajecten onder de noemer ‘bijscholen’. Ik had op de website gelezen dat het vooral de bedoeling was om maatwerk aan te bieden voor kleine groepen leerlingen uit het secundair onderwijs om een bepaalde achterstand weg te werken. Het zou zich dus vooral richten op het secundair onderwijs. Dat is heel belangrijk en het is ook een goed initiatief als er dan ook effectief wordt gewerkt op de finaliteit bij elke leerling. Het moet inderdaad de doelstelling hebben om leerachterstand en onderwijsdoelstellingen bij te stellen. Ook heel belangrijk is dat de flexibele organisatie die mogelijk kan worden aangeboden – sport en spel zoals bij de zomerscholen –, in de bijscholen ook kan, maar dat de onderwijsdoelen en de leerinhouden wel centraal moeten staan. Ik vind dit een heel belangrijk verschil met de zomerscholen, waar het speel- en ontspannende effect veel meer op de voorgrond stond. Als we daarmee starten en als er zich een aantal projecten aandienen, is het heel belangrijk om goed op te volgen wat het doel en de resultaten van de bijscholen zullen zijn en welke finaliteit de zomerscholen zullen krijgen.
Ik wil toch een blijvend onderscheid maken tussen de zomerscholen die we voor het ‘leren’ hadden opgericht en de taalinitiaties die al bestonden en die we moeten voortzetten. Ik vind het toch twee verschillende dingen. Ze heten allebei zomerscholen, maar ik vind het twee aparte zaken.
Voor mij is het vooral belangrijk om goed te evalueren zodat de centen efficiënt en functioneel worden ingezet.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, misschien moeten we eens nagaan of we in het Europees Parlement een zaal kunnen hebben waar we kunnen vergaderen omdat het hier binnenregent.
Zoals u weet, zijn mijn partij en ik grote voorstander van de zomerscholen. Ze zijn deze zomer georganiseerd op een kort tijdsbestek; dat is niet onbelangrijk om toch even te vermelden, want we dreigen dat te vergeten. Voor de manier waarop ze zijn georganiseerd in dat korte tijdsbestek, verdienen de minister en de administratie een applausje.
Een goede evaluatie is cruciaal, omdat het een project is dat, door de omstandigheden, snel is georganiseerd maar dat ons leert dat het een mooi initiatief is, ook om de volgende jaren voort te zetten.
Ik denk dat men een verschil moet maken tussen de zomerscholen en bijscholing, niet alleen wegens de tijd, maar bij een zomerschool heb je altijd een bepaald traject afgewerkt. Dan kan ofwel het afgewerkte traject worden herhaald ofwel het komende traject voorbereid. Ik denk dat dat bij bijscholing toch wat minder speelt bij die leerlingen.
Wat de opmerking betreft die collega Beckers daarjuist maakte over de lesgevers, ik denk inderdaad dat dat juist is. Je moet ook kijken naar de financiële haalbaarheid en dergelijke zaken. Het kan zijn dat het wordt meegerekend, maar als dat niet zou worden meegerekend, denk ik dat het toch interessant kan zijn om te bekijken of lesgeven in die zomerscholen of bijscholing geven zou kunnen worden meegenomen in de stage-uren van de stages die er altijd zijn bij lerarenopleidingen. Ik zeg niet dat dat op dezelfde manier moet worden meegenomen, maar misschien als percentage of iets dergelijks. Voor die leraren in opleiding is dat immers natuurlijk een extra drijfveer. Dat geeft hun ook de mogelijkheid om in die aangepaste setting toch ervaring op te doen. Daar valt dus misschien wel iets voor te zeggen.
We wachten de verdere evaluatie af, maar ik denk dat het heel belangrijk is om op tijd te beginnen met de organisatie voor volgende zomer. Hopelijk bereiken we opnieuw de doelgroepen die we willen bereiken. Die zomerscholen zijn voor iedereen, maar we moeten zeker degenen kunnen bereiken die we extra mee willen krijgen. Minister, uit de eerste resultaten en uit uw voorgaande antwoorden op dergelijke vragen over de zomerscholen bleek dat dat toch het geval is.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Vooreerst denk ik dat we alle kansen moeten aangrijpen om die kloof te dichten die er is, en die wellicht door corona nog werd vergroot. Minister, ik vroeg me af of er in het onderzoek dat u hebt gepland, dat eraan komt, ook rekening wordt gehouden met de verschillen die er zijn in de diverse zomerscholen. U haalde het eventjes aan, maar als we evidencebased beleid willen voeren, dan is het heel belangrijk dat we ook de conclusies van dat onderzoek kunnen meenemen, dat we evaluaties kunnen maken van wat er in de zomerscholen is gebeurd en daar conclusies uit trekken. Bent u dus bereid om bij een volgende call, voor het volgende schooljaar wellicht dan, ook rekening te houden met wat er uit die onderzoeken komt?
Als lokaal bestuurder heb ik zelf mogen ervaren wat het is om een zomerschool te mogen inrichten. Ik kan u allen verzekeren dat dat toch wel heel wat werk heeft gevergd. Zeker als je als openbaar bestuur zelf geen inrichter van basis- of secundair onderwijs bent, is het toch wel wat zoeken om ter zake coördinatie te vinden. Wordt die differentiatie naargelang wie die zomerscholen inrichtte ook meegenomen?
Is er ook een link tussen het leerplichtonderwijs en de ervaringen die er zijn in die zomerscholen? Hoe zal dat dan precies gebeuren? Onze fractie blijft er wel van overtuigd dat remediëring en differentiatie echt wel in de klas moeten gebeuren, dat er in de klas echt wel tijd moet worden gemaakt voor die leerlingen die het het moeilijkst hebben, die daar het meest nood aan hebben. Dat hebben we vanmorgen ook gehoord tijdens de hoorzitting.
Als we dit Vlaanderenbreed willen realiseren, als we voor elk kind, ongeacht waar het woont of les volgt, de mogelijkheid willen geven om de kloof te dichten en het kansen te geven, dan vraag ik me af hoe we dat zullen realiseren als we ook studenten uit de lerarenopleiding inzetten. Want ik merk dat, hoe verder de afstand is tot de lerarenopleiding, hoe minder stages er worden gelopen. Er zijn stages met bijvoorbeeld de Katrol, een vereniging voor huistaakbegeleiding. Hoe dichter de studenten gehuisvest zijn bij de hogeschool of bij de lerarenopleiding, hoe meer er stage doen op die plaats. Voor de verder afgelegen gebieden is dat niet zo positief, ik vroeg me af hoe we dat Vlaanderenbreed kunnen realiseren.
In de Septemberverklaring las ik dat de regering als doelstelling heeft om maximaal leerlingen tijdens de coronacrisis te begeleiden die vroegtijdig de school zouden verlaten en om die aan boord te krijgen. Daar wordt expliciet verwezen naar het jeugdwelzijnswerk. We moeten dat meenemen. Hoe staat dat in relatie tot de bijscholen, die toch echt wel op onderwijs gericht zijn en niet zozeer op dat jeugdwerk?
De heer Brouns heeft het woord.
Ik spreek vanuit mijn lokale ervaring. De evaluatie was globaal genomen heel positief. We werden aanvankelijk als inrichtende macht van de gemeentelijke basisschool wel geconfronteerd met kinderziektes. De verloning van de leerkrachten is even moeilijk geweest. Dat is een zekere kost als men dat niet kan doen via een vrijwilligersvergoeding. Ik begreep dat het een eenmalige enveloppe was, maar de continuïteit gaat gepaard met middelen die vanuit Vlaanderen blijven komen in de toekomst. Vraagteken? Ja.
De coördinatie die u aanhaalt, is zeker voor kleine gemeenten geen overbodige luxe. Ze kunnen die ondersteuning goed gebruiken. De provincie heeft dat bij ons opgenomen, tot ieders tevredenheid. Blijft u de rol van de provincies ondersteunen? Geeft u hun de nodige ondersteuning om de ondersteuning te kunnen blijven opnemen ten aanzien van de coördinatoren om de zomerscholen te kunnen inrichten?
Lokaal, dat is de ervaring, is het heel goed dat er een heel nauwe samenwerking is met de school of met de verschillende deelnemende scholen, klasraad en klasleraar die dan ook de nodige input geven rond de deelnemende leerlingen. Een aanklampende aanpak is hier toch ook wel nodig gebleken. Het gaat natuurlijk over kinderen – en ouders – voor wie ondersteuning en begeleiding daarnaartoe aangewezen is. Het is onze ervaring dat het goed is om lokaal nadien te evalueren wat de leerwinst of effecten zijn, kwalitatief, via gesprekken in de klas. Dat heeft ons geleerd dat daar positieve effecten uit kunnen voortkomen.
Hoe zit het met de rol van de provincie? Wat is de stand van zaken van de continuïteit van de middelen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Het onderzoek dat de zomerscholen – door Thomas More, denk ik – krijgen, zou heel wat werk omvatten. Is dat een eigen initiatief? Of komt dat van u? Is het een soort evaluatie of bevraging? Het is een vrij uitgebreide vragenlijst.
Ik wil nog iets anders onder de aandacht brengen van mevrouw Vandromme. Ik denk dat we hetzelfde zeggen. De zomerscholen en de taalcursussen in de vakanties, dat is natuurlijk bovenop, naast wat we in de scholen doen. En ik denk dat dat goed is, maar ik stel ook vast op het terrein dat het in de scholen niet altijd lukt om alles geremedieerd te krijgen in die school of om alles actief te houden. Die zomerscholen bereiden voor, frissen op. Minister, zult u dat continueren? De zomerscholen zijn er niet omdat de leerkrachten niet genoeg hun best doen in het gewone schooljaar. Dat is absoluut niet waar. Op een bepaald moment is de onderwijstijd wel op, de achterstand die sommige leerlingen oplopen is soms heel groot. Zomerscholen zijn een heel goede manier om die achterstand in te lopen zonder dat we zeggen dat leerkrachten in het gewoon onderwijs hun best niet doen.
Minister Weyts heeft het woord.
Die evaluatie is natuurlijk wel in mijn opdracht door Thomas More verricht, vrij uitvoerig, hoop ik toch. Ze wordt opgeleverd in november, maar dat is gebeurd, net met de bedoeling om te kunnen verankeren.
Dat gebeurt vanuit de overweging om dit geen one shot te laten zijn, maar om te proberen om dat onmiddellijk structureel te verankeren. Daarom zal ik ook in een structurele financiering voorzien, zoals hier gevraagd.
Iets anders is de bijschoolmoeheid. Dat is juist. Diegenen die de bijscholen moeten organiseren, zijn in hoofdzaak de scholen zelf. Daarvoor heb je alleszins een minder breed netwerk dan die zomerscholen. Voor de zomerscholen heb je ook diegenen die speelpleinwerking enzovoort organiseren. Als het gaat over de organisatie van de bijscholen in het weekend en in de week, is dat bijna exclusief het metier van de scholen zelf. Dat is een veel kleinere doelgroep die je kunt aanspreken. Dat maakt dat er minder interesse zal zijn. Ik wil ten minste de mogelijkheid bieden om via zoveel mogelijk kanalen te proberen om die leerachterstand aan te pakken.
U vroeg ook naar de verloning. Voor alle duidelijkheid, er is een verloning. Er is een vergoeding voor wie daaraan deelneemt. Dat gebeurt niet onbetaald. Maar er is wel een probleem met de decretale bepalingen die zeggen dat een leerkracht niet betaald mag worden voor het verrichten van lestaken in dezelfde school. Dat is een probleem. Voordien hebben we dat probleem grotendeels kunnen ondervangen omdat de zomerscholen altijd een organisatie was in samenwerking met een derde partij, met een andere vzw of met een lokaal bestuur. Maar wanneer het gaat over een gemeenteschool, dan is het lokaal bestuur en de onderwijsverstrekker dezelfde.
Het probleem is nog groter als het gaat over de organisatie van de bijscholen. We hebben daar nu een praktische mouw aan kunnen passen, maar we moeten dat structureel kunnen aanpakken. We moeten bekijken hoe we de decretale horde ook structureel kunnen nemen. Ik denk dat dat in dezen ook speelt. Dat maakt dat sommige scholen dat volledig met hun eigen personeel willen organiseren, en gelet op de decretale hordes, maakt het dat allemaal iets moeilijker.
Ik denk dat we, in het kader van de besprekingen die ook in de Septemberverklaring zijn toegelicht en de budgettaire consequenties van een en ander, daarvoor in middelen kunnen voorzien. Ook collega Bart Somers wil dat blijven financieren. Op dat vlak zit het goed.
Over de lerarenopleiding heb ik het gehad. We bekijken ook in welke mate we die kunnen integreren bij wijze van een vorm van prestage of zo, zoals ik daarstraks zei. Dat lijkt me wel … Moet dat structureel ook als een vaste stage worden aangeboden in de lerarenopleiding? Dat is misschien een horde te ver. Mochten we kunnen werken met die prestages en mocht daar ook een extra incentive zijn vanuit de lerarenopleidingen zelf voor hun studenten, dat zou mooi meegenomen zijn.
Ik ben trouwens ook nog bezig met de zogenaamde buddyprojecten, waarbij dezelfde ratio wordt gevolgd: leerkrachten in spe, diegenen die een opleiding volgen in het kader van de lerarenopleiding, dat die ook worden ingezet in de scholen voor het coachen van leerlingen. Daarbij mik je op een leerwinst voor zowel de leerling in kwestie als voor de leraar in opleiding. Maar daar hoort u dra meer over.
Er zijn absoluut verschillen in de zomerscholen. Daarom net die evaluatie om de beste praktijken in kaart te brengen en die allemaal te bundelen in een soort inspiratiegids die ik in het voorjaar van volgend jaar zou willen publiceren. Het is evident dat dicht-bij-huisalternatieven beter werken voor de studenten. Niks menselijks is hun vreemd.
Wat betreft het jeugdwelzijnswerk, eerlijk gezegd zou ik dat liever niet onder dat gesternte brengen. Ik denk dat we echt moeten blijven onderscheiden dat het een onderwijsproject is dat we, als het over de zomerscholen gaat, alleen wat aangenaam willen maken voor eenieder en dat het echt een zomers project is. Dat het een beetje vakantie is en een beetje leren: een mooie combinatie van de twee.
Daarnaast heb je dan de bijscholen, die zuiver gericht zijn op onderwijsdoelen. We moeten ook niet verbloemen dat dat een beetje seccer en schoolser is. Het is zuiver gefocust op de aanpak van de leerachterstand die ‘en cours de route’ is ontstaan.
Taken in het kader van het jeugdwelzijnswerk eraan toevoegen, zou ik niet doen. Ik vrees dan dat het project gecontamineerd dreigt te worden met allerlei doelstellingen en taken die niet die van het onderwijsveld zijn.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik meen uit uw antwoord begrepen te hebben dat er budgettaire gevolgen aan gekoppeld zullen worden en dat kan ik alleen maar toejuichen, want de structurele verankering is zeer belangrijk. Die zomer- en bijscholen zijn van groot belang. Natuurlijk moet het leren in de scholen gebeuren, maar we zien zelfs in grote vakanties een verlies van leerwinst bij leerlingen die met hun thuis niet naar musea gaan enzovoort. Het zijn net die leerlingen die we aan boord moeten houden. Ik ben blij met uw antwoord.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ook ik wil u bedanken voor uw antwoorden. De zomerscholen zijn op een heel korte tijd uit de grond gerezen. Het was een nood die gegroeid is uit corona. Er zijn heel veel initiatieven ontstaan. Dat mag al een succes genoemd worden en daar zijn we heel tevreden mee. We kijken uiteraard uit naar het rapport van Thomas More. De collega's hebben een aantal pertinente opmerkingen gegeven, waarvan ik hoop dat ze deels ook in het onderzoek zullen worden beantwoord.
Ik kijk uit naar het nieuwe initiatief van de bijscholen. Ik hoop dat er effectief projecten bij komen omdat uit onderzoek blijkt dat corona de leerachterstand van sommige leerlingen zeker geen deugd heeft gedaan. Dergelijke bijscholen zouden zeker hun nut kunnen hebben.
Ik begrijp ook de bezorgdheid van de Vlaamse Scholierenkoepel dat vakanties en periodes van rust nodig zijn voor iedereen en dat we de vrijblijvendheid zeker moeten bewaken. Het is echter ook belangrijk dat het kan gebeuren. Zoals de heer Daniëls al zei, is ondersteuning in de klas en tijdens de schooluren het eerste. Als gevolg van de extra achterstand die nu is opgelopen, is echter extra bijscholing ten zeerste aangewezen. Als dat op een vrijblijvende manier kan gebeuren langs beide kanten, dan kan dit mogelijk een bijkomend succes worden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.