Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag over de Limburgse werkzaamheidsgraad. Eind augustus was die namelijk vrij groot nieuws, niet alleen in het staatsblad van Limburg, Het Belang van Limburg (HBvL), maar ook nationaal, want het gaat niet zo goed in Limburg als vaak gezegd wordt. Een studie van arbeidseconoom Stijn Baert toonde immers aan dat bijna 110.000 Limburgers tussen 25 en 64 jaar niet werken en ook niet naar werk op zoek zijn. Dat is bijna 1 op de 4 Limburgers. De provincie Limburg bengelt zo achteraan het Vlaamse peloton en doet het zelfs slechter dan heel wat Waalse provincies.
Ik volg de analyse van de heer Baert, die aangeeft dat we ons veel te lang blindstaarden op de werkloosheidsgraad en te weinig op de tewerkstellingsgraad, terwijl dat nochtans een van de speerpunten is van de Vlaamse Regering. Voor Limburg is dat uiteraard geen goed nieuws, en ik heb dan ook een aantal vragen voor u, de minister van Economie.
Ik denk dat we na de sluiting van Ford Genk hard gewerkt hebben aan het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK). Vorig jaar hebben we SALK beëindigd met participatie van de Vlaamse Regering, maar ik stel vast dat er ondertussen een SALKturbo is, louter uitgaande van de provincie Limburg, zonder extra middelen. Ik denk dat we de cijfers moeten evalueren en kijken of er geen extra inspanningen nodig zijn.
Hoe interpreteert u de studie van Stijn Baert en de specifieke cijfers voor Limburg?
Bent u het ermee eens dat we ons in Limburg allemaal – het heeft niets met partijpolitiek te maken – te lang blindgestaard hebben op het aantal werkzoekenden, de zogenaamde werkloosheidsgraad, die in Limburg de goede richting uitgaat, en onvoldoende aandacht schonken aan het aantal inactieven, de werkzaamheidsgraad?
Het aantal werkenden uitbreiden was een van de belangrijkste doelstellingen van SALK. Bij het afsluiten en de evaluatie daarvan in december vorig jaar is daar op de zetel van de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) heel fel over gejuicht en werd het plan in de media ook bejubeld. Uiteindelijk moeten we die cijfers plaatsen tegenover de nieuwe werkzaamheidsgraadcijfers en dan is er, denk ik, veel minder reden om daarover al te positief te zijn. Gisteren is bovendien gebleken dat de cijfers inzake tewerkstelling sinds de coronacrisis wel de goede richting uitgaan, maar dat specifieke doelgroepen, vooral ouderen en laaggeschoolden, het slachtoffer dreigen te worden. Dat zijn de doelgroepen waar het in Limburg vooral om draait.
Erkent u dat de lage scholingsgraad en vooral het zeer lage aantal hooggeschoolde Limburgers de kern van het probleem vormen? Heeft de Vlaamse Regering voldoende gedaan om de scholingsgraad te verhogen? Ik heb ook al een aantal vragen gesteld aan minister van Onderwijs Ben Weyts over specifieke initiatieven hieromtrent, maar hij heeft daar altijd zeer ontwijkend op geantwoord. U kent dat probleem heel goed, als voormalig minister van Onderwijs.
In welke maatregelen wordt specifiek voorzien vanuit de Vlaamse Regering om Limburg verder te ondersteunen bij de aanpak van dit typische fenomeen? Zou het niet mogelijk zijn om effectief rond de tafel te gaan zitten met de provincie, met de Vlaamse Regering en met een aantal andere actoren om na te gaan of er geen SALK 2 uit de grond kan worden gestampt, met steun van de Vlaamse Regering?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, de berekeningen van Stijn Baert, en de verdere uitdieping op Limburgs niveau door Sarah Vansteenkiste, schetsen inderdaad de situatie van de Limburgse arbeidsmarkt. Daaruit blijkt dat de werkzaamheidsgraad in Limburg in 2019 de laagste is in Vlaanderen en dat een vijfde van de Limburgse bevolking tot de niet-beroepsactieven behoort. Het aandeel niet-beroepsactieven ligt hoger in Limburg dan in Vlaanderen, maar verschilt ook in samenstelling. In vergelijking met Vlaanderen omvat Limburg meer personen in een pensioenstatuut. Dat is niet helemaal onlogisch, gelet op de oudere bevolkingsstructuur van de provincie. Bovendien is de situatie ook voor een deel historisch te verklaren. Denk bijvoorbeeld aan de sluiting van de mijnen en de sluiting van Ford Genk. Zeker bij de mijnsluitingen in de jaren 80 en zelfs nog begin de jaren 90 kon na een beperkt aantal dienstjaren voor een voordelige pensioenregeling gekozen worden. Het gaat hier over grote getallen: van de 17.000 mijnwerkers die toen hun job verloren, opteerden er meer dan 7000 voor de pensioenregeling. Dat heeft ook een belangrijke rol gespeeld in het aantal inactieven op de arbeidsmarkt.
In het verdiepingsrapport lees ik ook dat de krapte op de arbeidsmarkt het voorbije decennium – en dat is goed nieuws, collega – nergens in Vlaanderen sterker toenam dan in Limburg. Het aantal niet-werkende werkzoekenden per openstaande vacature daalt al enkele jaren onder invloed van een aantrekkende economie en als gevolg van het gevoerde arbeidsmarktbeleid. Ik moet dus vaststellen dat ook de provincie Limburg groeipotentieel heeft op het vlak van de werkzaamheidsgraad. En dat moeten we steunen. We hebben in Vlaanderen absoluut de bedoeling om de werkzaamheid te verhogen. We moeten daar allerhande instrumenten voor inzetten.
Hebben wij ons blindgestaard op het aantal werkzoekenden? Dat niet. De kerntaak van VDAB was altijd het activeren van personen met een werkloosheidsuitkering. Daarin hebt u wel een punt, maar u ziet dat de rol van VDAB nu ook sterk gefocust is op mensen die niet gaan werken en die ook geen werkloosheidsuitkering hebben. Ik denk dus dat we nu wel de juiste keuzes maken en de juiste prioriteiten stellen.
SALK was het ambitieuze programma van de Vlaamse Regering om de economie in Limburg een boost te geven. De sluiting van Ford Genk heeft voor 6000 mensen jobverlies betekend. De Limburgse economie had extra zuurstof nodig. De werkloosheidsgraad is op dit moment, in coronatijden, 6,9 procent. In januari was dat 5,9 procent. Dus: alle credits voor Limburg. De provincie is er zeer goed in geslaagd om een grote inhaalbeweging te maken, mede door de mogelijkheden van SALK volop te benutten.
Ik geef een paar concrete resultaten. De jeugdwerkloosheid is met 5,3 procent gedaald, tegenover een daling met 2,8 procent in Vlaanderen. Het aantal werkzoekenden daalde met 6,2 procent. Voor heel Vlaanderen is dat maar een daling van 4,6 procent. En van de 5954 ontslagen werknemers van Ford vonden 3339 mensen een andere job. Dat zijn best wel goede resultaten.
Het werk is evenwel niet af. Wat ik niet wil doen, collega Vandenhove, is de cijfers van professor Baert minimaliseren. Ik probeer u een beetje hoop te geven. De cijfers duiden wel op een probleem, maar er zijn ook wel acties gebeurd.
Er is intussen een tweede SALK-programma opgezet, SALKturbo. Dat plan komt eraan in oktober 2020. De krachten worden opnieuw gebundeld voor de Limburgse economie. Er zijn een aantal werktafels aan de slag. Daaruit blijkt, zoals u zelf zegt, dat de scholing van in de kleutertijd tot het einde van het actieve leven een belangrijk element is om de sociaal-economische positie van de provincie te verbeteren. Scholing is absoluut de voornaamste hefboom.
Ik weet nog uit mijn tijd als Vlaams minister van Onderwijs dat er in de vroegere mijnregio nog steeds een lagere deelname is aan het hoger onderwijs. Daar wordt specifiek op gewerkt.
De Vlaamse Regering heeft ook beslist, op 20 december 2019, om de Limburgse economie aan de innovatiestructuren extra zuurstof te geven door in 2020 bij LRM een kapitaalsverhoging van 100 miljoen euro door te voeren. Bij mijn bezoeken aan Limburg sinds ik minister van Werk ben, heb ik gezien welke prachtige projecten er zijn voor jonge starters. Dat is iets waar de rest van Vlaanderen met ontzag naar kijkt.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Bedankt minister, u geeft effectief een goede analyse van de situatie. Maar de conclusie blijft dat het werk niet af is. Voorts is het een groot probleem dat de scholingsgraad niet is aangepast aan de arbeidsmarkt. VDAB moet daarin een grote rol spelen, maar ook de Vlaamse overheid moet daaraan samen met de Limburgse actoren nog een grote aandacht besteden. Ten derde: wat SALKturbo betreft, is er een essentieel verschil met de vorige fase. Nu is het een louter provinciale aangelegenheid. Vroeger was er een gezamenlijke aanpak vanuit Vlaanderen en Limburg met de nodige financiële middelen daaraan gekoppeld. Ik vraag dat deze kwestie permanent opgevolgd wordt en, zeker wat het onderdeel onderwijs, vorming en laaggeschooldheid betreft, mede met de steun van Vlaanderen accurater aangepakt wordt. Ik ben het niet eens met de analyse van de minister van Onderwijs, die zegt dat als hij iets doet, dit voor geheel Vlaanderen moet zijn en niet voor een of andere provincie. Ik vind dat als er specifieke problemen opduiken in een bepaalde regio, stad of provincie, die een specifieke aanpak moeten kunnen krijgen. Ik hoop op uw steun om dat duidelijk te maken aan minister Weyts.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik dacht, collega Vandenhove, dat ik gemeld had dat er nu gewerkt wordt aan de cel SALKturbo en dat ook Vlaanderen daarin participeert. Specifieke problemen moeten natuurlijk opgelost worden. Maar ik meen dat collega Weyts bedoelt dat als er in bepaalde zones om bepaalde redenen grote achterstanden zijn, daar maatwerk moet worden geleverd. Ik volg in elk geval zeer nauwgezet de werkzaamheden in het kader van SALKturbo op.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik zal daar opnieuw minister Weyts over ondervragen, die daar heel ontwijkend op antwoordt. U leest ongetwijfeld ook de Limburgse kranten. De voorzitter van de commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement, van dezelfde partij als minister Weyts, heeft opgeroepen om daarrond als Limburgers te gaan samenzitten. Het ware beter geweest als die oproep van de minister was gekomen. Maar de minister heeft op die oproep zelfs niet gereageerd. Ik hoop dat er in dit parlementair jaar iets positievers uit de bus komt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.