Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, na een boeiende gedachtewisseling wil ik het hebben over een heel ander thema dat hier niet zoveel wordt belicht maar dat niet onbelangrijk is, namelijk de kust en de toekomst ervan. Corona heeft ook hiervoor een aantal mogelijkheden geschapen, vandaar dat ik deze vraag wil stellen.
Niet enkel de Brusselse Grote Markt kleurt groen doordat er geen toeristen zijn, ook onze stranden dragen zichtbare coronasporen, op een positieve manier. Pioniersplanten krijgen meer de kans om zich te ontwikkelen. Specialisten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) registreerden tot duizend keer meer zeeraket dan in andere jaren. Ik ben geen specialist, maar andere specialisten leren ons dat er biestarwegras en stekend loogkruid te vinden zijn, die beide cruciaal zijn voor de vorming van embryonale duinen, die op hun beurt – daar zijn alle experten het over eens – essentieel zijn om onze kust te wapenen tegen de gevolgen van de klimaatverandering: een hogere zeewaterspiegel en extremer stormweer. Dat is het zogenaamde duin-voor-dijkprincipe. Het is een principe dat ook op andere plaatsen in de wereld wordt gehanteerd.
De coronacrisis met een stilvallend toerisme aan de kust bood dus een uitgelezen kans om te onderzoeken hoe snel de kust in staat is op natuurlijke wijze tot een versterkte kustbeveiliging te komen. Ook al valt te verwachten dat de druk op onze stranden en duinen heel hoog zal zijn, zodra er opnieuw vakantie aan zee mogelijk is, toch zou het zonde zijn om al dit werk van de natuur weg te vlakken. De aanzet van het duin-voor-dijkprincipe die nu spontaan gelegd werd, verdient de nodige opvolging.
Voor alle duidelijkheid: mijn fractie en ik pleiten er niet voor om de komende maanden geen toeristen toe te laten op onze stranden – als West-Vlaming en liefhebber van de kust zou het mij een grote zonde lijken –, maar wij pleiten er wel voor om te bekijken hoe we het toerisme beter kunnen laten samenleven met de natuur en het duin-voor-dijkprincipe. De pioniersplanten op onze stranden zijn van nature heel weerbaar tegen menselijke activiteit. Tegen het dagelijks mechanisch vegen van onze stranden zijn ze echter niet opgewassen, noch tegen het systematisch nivelleren, dat bovendien een grote kost is.
Ik ben ervan overtuigd dat we de natuur op sommige plaatsen haar gang kunnen laten gaan in combinatie met recreatief gebruik. Niet elk gezin dat onze stranden bezoekt, wil een perfect egaal stukje zand. Heel veel gezinnen met kinderen zijn op zwier met schepjes en vormpjes om de natuur in ere te herstellen; misschien kan de natuur dat werk ook zelf mee in handen nemen. Vegen tegen zwerfvuil is helaas te vaak nodig, maar het is bij uitstek een ‘end of pipe’-oplossing. Het voorkomen van dat zwerfvuil lijkt ook onder normale omstandigheden veel rendabeler.
Minister, in welke mate schat u de embryonale duinvorming die de voorbije maanden ontstond, naar waarde in functie van de evolutie naar een duurzame kustbeveiliging? Wil u dit momentum aangrijpen om een verdere spontane ontwikkeling van het duin-voor-dijkprincipe mogelijk te maken? Zult u aansturen op een andere omgang met onze stranden, waarbij er minder mechanisch geveegd wordt en waarbij niet alles biljartvlak moet worden gelegd, zodat de ontstane embryonale duinen niet overal weggevaagd worden?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, ik dank u voor uw vraag rond de embryonale duinvorming.
U weet dat duinen en stranden een natuurlijke bescherming tegen overstromingen zijn voor onze kuststrook. Embryonale duinvorming kan een aanzet zijn naar natuurlijke duingroei door het vasthouden van windgedreven zandtransport. Op die manier kan de zandmassa van de duin zorgen voor extra kustveiligheid.
Opdat deze prille duinen verder kunnen groeien, is extra zand uiteraard noodzakelijk. Aangezien sommige kustzones erosief van aard zijn en andere een natuurlijke neiging tot aanzanding kennen, zal een natuurlijke aangroei niet overal succesvol zijn. Na een rustig voorjaar en een rustige zomer komt er een nieuw winterseizoen waarbij stormen grote delen van de begroeiing opnieuw van de kaart kunnen vegen. Er is dus alleszins verder onderzoek nodig om meer inzicht te krijgen in de succesvolle omstandigheden. Daarvoor worden er binnenkort twee pilootprojecten opgestart en uitgevoerd langs onze kust.
Zoals al meegegeven in mijn beleidsnota, zijn stormen, in combinatie met de getijdenwerking, een van de belangrijkste natuurlijke bedreigingen in de Noordzeeregio. We beschermen onze kust en het getijdengevoelig Schelde-estuarium tegen stormvloeden. Ter uitvoering van het Masterplan Kustveiligheid zorgen we voor zandsuppletie, herstellen en beheren we de zeewerende duinen, renoveren en verhogen we de zeedijken en passen we de kusthavens aan. In het geïntegreerd investeringsprogramma (GIP) 2020 voorzien we bijvoorbeeld 5,5 miljoen euro extra voor de herstellingswerken na de storm Ciara.
Verder hebben we het complex project Kustvisie. Daarin onderzoeken we hoe we onze kust en de bevolking kunnen beschermen tegen de stijgende zeespiegel. We onderzoeken welke aanpak nodig is om, in lijn met de meest recente voorspellingen en wetenschappelijke inzichten, verdere inzichten te verkrijgen.
Op basis van de verschillende kustlijnlocaties zal worden onderzocht wat de beste ligging is van de kustlijn in de toekomst, rekening houdend met de vele functies die onze kust kent. Hierbij komen niet enkel zeewering en ecologie aan bod, maar ook andere domeinen, zoals toerisme, wonen, visserij en energie. Na dit onderzoek zal er een voorkeursalternatief naar voren worden geschoven rond de toekomstige kustlijn. In het kader daarvan zal worden bekeken waar het duin-voor-dijkprincipe een rol kan spelen.
Waar mogelijk en verzoenbaar met de andere functies, wordt de spontane ontwikkeling van het duin-voor-dijkprincipe alleszins ondersteund. U weet dat de stranden in centrumgebieden jaarlijks worden genivelleerd voor toeristische recreatie. Daarnaast zijn er ook een aantal overgangsgebieden. Daarin worden er in principe geen zwemzones voorzien en evenmin strandbars, badcabines of andere constructies. Men mag wel in die gebieden komen, maar men mag er geen nivelleringswerken of mechanische afvalverwijdering uitvoeren, zodat een spontane groei zich daar verder kan ontwikkelen.
De zorgplicht voor de natuurlijke ontwikkeling is al vervat in de bestaande strand- en zeedijkconcessies aan de kustgemeenten. Dit standpunt werd recent herbevestigd aan de kustburgemeesters, gelet op het feit dat zij aan het bekijken waren hoe ze toekomstgericht en in het kader van corona bijkomende ruimte konden innemen voor het toeristische seizoen. Daarom werd er nog eens heel duidelijk meegegeven dat in die overgangsgebieden sowieso de zorgplicht geldt voor de natuurlijke ontwikkeling en dat er daarmee rekening moet worden gehouden.
Samenvattend kan ik u meegeven dat we het duin-voor-dijkprincipe onderzoeken, onder meer in het kader van het complex project Kustvisie. We zetten al in op twee concrete proefprojecten, we geven kansen aan de natuur in de overgangsgebieden en we nemen nu al natuurontwikkeling op in de bestaande strand- en zeedijkconcessies. Ten slotte gaan we ook verder in overleg met zowel het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) als met de kustgemeenten, om te bekijken hoe we daar in de toekomst verder mee kunnen omgaan. Ik dank u.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. We zijn ons ervan bewust dat er al het een en ander gebeurt van beleidsvoorbereidend werk. U weet dat we nog voor de coronacrisis van gedachten hebben gewisseld over de inspanningen die Vlaanderen jaarlijks moet doen voor de zandsuppletie. Budgettair komt dat erop neer dat men geld in een bodemloze put stort, want na elke storm, na elk herfst- en winterseizoen is diezelfde schade opnieuw aanwezig. Dan moet men weer investeren om de schade te herstellen. Financieel zijn we daar toch heel bezorgd over. Daarnaast geloven we dat er toch echt kansen zitten in die combinatie van strand en duinvorming. We zijn blij dat dat door een aantal pilootprojecten duidelijk zal worden. We moeten toch niet met de kraan open blijven dweilen. Het is een beetje de kip of het ei: hoe minder begroeiing er is, hoe meer zanderosie door de wind. Als we de begroeiing in een aantal gebieden mechanish blijven tegengaan, zal het moeilijk worden om de erosie onder controle te krijgen. Ik begrijp uiteraard dat dat om een genuanceerde aanpak vraagt. Duinvorming zal op de ene plaats geschikter zijn dan op de andere.
Wanneer zal er zicht zijn op de resultaten van die pilootprojecten?
Hebt u zicht op de ambitie om die toekomstige kustlijn uit te tekenen, dit in overleg met de lokale besturen en met de afweging van alle functies die onze kust heeft? Wat is de timing van dat toekomstplan? Ik denk alvast dat we dit momentum moeten aangrijpen om te proberen meer inzicht te krijgen en dat we ook moeten versnellen om dit aan alle betrokkenen duidelijk te maken.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Ik zou het pleidooi van mijn collega, de heer Vaneeckhout, willen bijtreden. De kust heeft natuurlijk heel veel functies en de kustveiligheid is heel belangrijk, daar staan we in Vlaanderen toch wel achter. Er is de laatste jaren qua investeringen wel een versnelling geweest. Maar als men dit vergelijkt met wat men bijvoorbeeld in Nederland en Cadzand heeft gedaan, dan ziet men daar een mooie en prachtige visie op de kustbeveiliging en natuurontwikkeling enerzijds en op toerisme en genieten anderzijds. Ik denk dat er bij ons soms te veel een conflictmodel gehanteerd wordt. Het lijkt wel alsof je bij ons niet naar de kust zou gaan, indien er zich daar duinen en natuur ontwikkelen. In Cadzand heb je bijvoorbeeld een grote duinenontwikkeling die de kust beschermt, maar aan de andere kant heb je ook heel veel mooie staketsels waarop je kunt eten en drinken, waarop er heel veel beleving is, en dit elke 200 meter. Ik denk dat onze Vlaamse kust ook wel een stukje vragende partij naar die synergie is, zoals in het pilootproject. Je hebt synergie tussen enerzijds een verstandige manier om met dat zand om te gaan, en anderzijds de natuur die toch voor heel veel mensen vandaag belangrijk is – want in deze coronatijd waarderen mensen die natuur zeker – en dit in combinatie met het toerisme en de kustveiligheid. Ik wilde vanuit onze partij toch nog eens benadrukken dat het geen of-ofverhaal is, maar een en-enverhaal.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Vooreerst wens ik collega Vaneeckhout een gelukkige verjaardag te wensen. Hij is vandaag 35 jaar, dus bij deze een virtuele kus. De echte kussen volgen misschien later, over enkele weken of maanden. Dit terzijde.
Collega Vaneeckhout stelt een heel terechte vraag. Het is een bezorgdheid, vooral als we kijken naar de klimaatverandering die op ons afkomt, dat we veel tandjes bij moeten steken om onze kust maximaal te beveiligen. We hebben begin maart in de commissie nog gediscussieerd over storm Ciara en nog twee andere stormen, die veel schade aangericht hebben aan onze kust.
Vorige week hebben we tijdens de begrotingsbespreking 5,5 miljoen euro goedgekeurd, alleen maar voor dringende herstelwerkzaamheden. Ik ga er dus van uit dat het volledige herstel van de schade door die storm veel meer zal kosten dan die 5,5 miljoen euro. In 2017 kostte storm Dieter ons 20 miljoen euro. We hebben dan ook nog de kost van het stuifzand. Dat komt op ongeveer 2,5 miljoen euro per jaar, gedeeltelijk betaald door het Vlaamse Gewest en gedeeltelijk door de gemeenten.
Dat zijn heel grote bedragen voor alleen maar het herstel en onderhoud van onze kust. Laat mij wel duidelijk zijn dat wij vanuit West-Vlaanderen heel blij zijn met de nodige aandacht vanuit Vlaanderen voor onze kust. Dat is niet alleen goed voor West-Vlaanderen, maar voor heel Vlaanderen. De kust heeft een enorme economische, toeristische en ecologische impact. Die meerwaarde is zeker niet te onderschatten.
Ik heb het nu nog niet gehad over de kost om onze havens te beschermen tegen de klimaatverandering. Het gaat dus om heel grote budgetten.
We hebben in de vorige commissievergadering gesproken over het complex project Kustvisie, vroeger de Vlaamse Baaien. De minister heeft er nu ook naar verwezen. Ondertussen zullen er twee pilootprojecten starten, maar ik zou de minister toch willen vragen om een tandje bij te steken. Het project is gestart in 2013. We zijn intussen zeven jaar verder. Ik weet dat Vlaanderen heel graag onderzoekt en graag veel studies doet, maar het is nu toch wel het moment om een tand bij te steken en ervoor te zorgen dat onze kust maximaal kan worden beveiligd, op welke wijze dan ook. Zoals collega Vaneeckhout zei, mag het toeristische aspect zeker niet genegeerd worden, net als het economische aspect.
Minister, ook vanuit onze partij zijn we dus vragende partij om de nodige aandacht te besteden aan onze kustbeveiliging.
Minister Peeters heeft het woord.
Bedankt voor de bijkomende vragen, collega’s.
Mijnheer Vaneeckhout, er is het project Raversijde-Oostende en het project Middelkerke. Die zullen dit jaar gegund worden voor uitvoering. U vraagt ook naar de monitoring en dergelijke. Dat is alleszins mee opgenomen in het bestek. Het is ook ingebed in een Europees Interregproject. Dat wordt dus allemaal meegenomen. Het loopt alleszins tot in het najaar van 2020. Tegen dan zullen we waarschijnlijk heel wat meer weten over de resultaten van die twee proefprojecten, die uiteraard belangrijk zijn om verder mee op te volgen. Ze worden nu zo snel mogelijk aanbesteed en zullen in het najaar uitgevoerd worden. Als er een positieve evaluatie uit volgt, zullen we zeker overwegen om dat ook op andere plaatsen mee op te nemen.
Wat collega’s Van Volcem en Fournier benadrukken, kan ik alleen maar beamen. De synergie tussen natuur, toerisme, economie en kustveiligheid, al die facetten samen, moeten we natuurlijk in zijn totaliteit bekijken, en die zijn samen uiteraard heel belangrijk.
We blijven daar alleszins ook zeker op inzetten. Ik heb het daarstraks al gehad over het complex project Kustvisie, daar zijn we weer volop mee bezig. U denkt misschien dat u daar op dit ogenblik niet veel meer over gehoord hebt, maar onze administratie is daar alleszins mee bezig. Een aantal maanden geleden is er ook een overleg geweest met de kustburgemeesters om ook daar een zo groot mogelijk draagvlak te hebben om daar allemaal mee voort te gaan. We hopen dat we inzake die procedure van complexe projecten zo snel mogelijk kunnen komen tot een soort voorkeursbesluit om te kijken hoe we daarin verder moeten.
De tijd staat inderdaad niet stil en we moeten wel degelijk werk maken van die kustbeveiliging. Dat doen we enerzijds via het Masterplan Kustveiligheid, dat al langer loopt, en anderzijds ook via de procedure complex project Kustvisie, waar we ten volle op blijven inzetten. Het laatste hierover is dus zeker nog niet gezegd en het zal zeker nog zijn vervolg kennen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik ben ook dankbaar voor de steunbetuigingen en de ondersteuning van collega’s Van Volcem en Fournier voor de vraag die we stelden. Het is belangrijk dat we hier geen hokjesdenken van maken. De verwijzing naar de goede Nederlandse voorbeelden zijn interessant, omdat er daar wel in geslaagd wordt om niet in tegenstellingen tussen natuur en recreatie en toerisme te vervallen en omdat er daar volgens mij een iets creatievere kijk is op hoe we met onze kust kunnen omgaan.
Die uitdaging ligt voor ons en die is groot, maar uiteraard hebben we geen tijd te verliezen. Kustbeveiliging zal immers een zeer belangrijk probleem zijn de komende jaren; dat zal zeer snel op ons afkomen. We zien trouwens ook al bij grotere stormen dat de impact sowieso groot is.
Het is ook een financiële uitdaging. In krappe tijden is het zonde dat we jaarlijks zo veel geld moeten storten in werk dat zich iedere keer opnieuw aanbiedt en waar waarschijnlijk alternatieven voor zijn. Ik geloof ook echt in de economische recreatieve kansen van die combinatie met natuur, in een bepaald publiek dat op zoek is naar iets avontuurlijkere stranden om hun ding aan onze kust te doen. Het is goed dat die twee pilootprojecten lopende zijn, dat die aanbesteding loopt. Wie weet, misschien zijn er toch nog dingen die op ons pad komen die maken dat we al een aantal andere projecten eerder kunnen aandienen? Dit kan een momentum zijn, omdat we een aantal natuurlijke situaties op het strand zien ontstaan. Ik zou daar dus toe oproepen.
Ten tweede: wat het complex project Kustvisie betreft, zullen wij uiteraard in deze commissie blijven opvolgen dat we daar zeker niet stilvallen en dat we daar op relatief korte termijn, in overleg met de lokale besturen, echt naar een concreet voorstel gaan. Zoals collega Fournier terecht zegt, mogen we niet alleen goed zijn in studeren, maar moet het ook leiden tot daden, en die kunnen niet te lang meer op zich laten wachten. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.