Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, ik hoop dat we onder hetzelfde positieve gesternte ook dit probleem kunnen oplossen, want het is zo mogelijk nog groter.
Ik wil het hebben over de precaire positie van individuele kunstenaars en cultuurwerkers tijdens en vooral na de coronacrisis. We hebben daarover allemaal al veel kunnen lezen, zeker in de laatste dagen. De VRT spreekt over een ongemeen moeilijke tijd die de livemuzieksector tegemoet gaat. Het zal allemaal heel hard worden.
Rekto:Verso concretiseert dat in een artikel van 15 april met vele getuigenissen. Het thema is meer dan gekend. Het gaat wel degelijk over cultuurwerkers die werken met kortlopende contracten via de sociaal bureaus voor kunstenaars (SBK). Er zouden ongeveer 4000 vte’s op die manier functioneren en op dit moment staan zij helemaal voor schut. Ze passen niet in de federale maatregelen van tijdelijke werkloosheid. Zolang er geen duidelijkheid is over het Vlaams noodfonds passen ze daar ook niet in, want dat geldt enkel voor gesubsidieerde actoren. Kortom, het is echt een probleem.
Ik wil daar een tweede verhaal aan koppelen. Er is een fenomeen bezig in ons landschap waar de minister-president in zijn visienota terecht veel aandacht aan besteedt. We krijgen een nieuw soort van organisatiestructuur, namelijk een collectief waarbij individuele kunstenaars en cultuurwerkers de krachten bundelen en samen een vzw runnen. Op die manier kunnen ze kennis, kosten en risico’s delen, administratieve krachten uitwisselen, enzovoort. Dat fenomeen wordt bevorderd door de cultuurwerkers waarover we het hier hebben.
Dat is op zich een interessante ontwikkeling, die we goed in het oog moeten houden. Een crisis heeft natuurlijk ook uitdagingen en we merken dat onder andere de mensen van State Of The Arts (SOTA), een complementaire belangenorganisatie naast het Overleg Kunstenorganisaties (oKo, die het belang van de individuele kunstenaar en de cultuurwerker uitdraagt en deelt, daarover een aantal heel duidelijke vragen hebben. Zij vragen de federale maatregelen voor hen open te stellen, zij vragen duidelijk ook naar dat Vlaamse noodfonds en zij doen dat heel concreet. Zij vragen een compensatie voor de verloren lonen, een compensatie voor de niet-recupereerbare kosten, zij vragen steun voor een intern solidariteitsmechanisme tussen kunstenaars en instellingen en zij vragen dat de lokale overheden zouden worden gesensibiliseerd om steun te verlenen.
Minister-president, bent u op de hoogte van deze relatief nieuwe organisatiemodellen? Zijn die concrete voorstellen bekend en hoe evalueert u de evolutie van deze nieuwe modellen?
Bent u al in gesprek gegaan, zijn de bezorgdheden bekend en bent u bereid om die over te maken aan de Federale Regering?
Bent u ook bereid ook met hun verzuchtingen rekening te houden bij de uitwerking van de modaliteiten van het Vlaamse noodfonds?
U hebt in uw visienota veel aandacht voor de dynamische ruimte maar ik heb niet het gevoel dat dit nieuwe fenomeen van die collectieven daar een juiste plek in krijgt. Moeten we dat niet monitoren en bijsturen?
Minister -president Jambon heeft het woord.
Deze organisatievormen bestaan al geruime tijd, maar winnen de laatste tijd inderdaad aan belang. Ze worden vaak aangeduid als ‘artist run’ en ‘artist centered’ organisaties, waarbij een lichte overhead de projecten en initiatieven van een groep van kernkunstenaars mogelijk moet maken. Ik ken dit model dus goed en het Kunstendecreet biedt er ook plaats voor.
Uw vraag over concrete voorstellen van SOTA staat daar wat los van. Maar wij hebben via steunpunten en belangenbehartigers al een aantal voorstellen voor compenserende maatregelen ontvangen. Wij bekijken die inderdaad samen met Cultuurloket om de opportuniteit en realisatiemogelijkheid na te gaan. Ik wil hier nog geen voorbarige uitspraken over doen. Wij hebben al een aantal voorstellen vanuit de sector vertaald naar de praktijk, zoals het Nooddecreet dat soepelheid stelt inzake administratieve en decretale deadlines en verplichtingen bij subsidies, of het vervroegd uitbetalen van voorschotten.
Tijdens de persconferentie van de Vlaamse Regering op 13 maart deed ik ook een oproep tot solidariteit, waarin ik expliciet gevraagd heb om indien mogelijk geen terugbetaling te vragen voor een ticket van een geannuleerde voorstelling of activiteit.
Mijn kabinet onderhoudt ook het contact met de Vereniging Vlaamse Cultuur- en gemeenschapscentra (VVC). We streven ernaar dat de verschillende bestuursniveaus complementaire steun kunnen voorzien voor de culturele sector.
Wanneer bepaalde maatregelen onvoldoende toegankelijk zijn voor culturele actoren, kaart ik dit aan bij de betrokken ministers. Zo sta ik in contact met het kabinet van federaal minister Muylle inzake het kunstenaarsstatuut en de regeling rond tijdelijke werkloosheid. De knelpunten van deze regeling zijn aangekaart. Cultuurloket volgt dit op mijn vraag op de voet op. Ik kan hier verder nog geen uitspraken over doen of en in welke mate de regeling wordt aangepast. Ik heb deze week nog een nieuwe brief naar minister Muylle gestuurd om te bepleiten dat de maatregelen rond de tijdelijke werkloosheid zouden kunnen verlengd worden voor de hele periode dat de culturele sector nog niet volledig zou kunnen opstarten. Ook in verband met de taxshelter is er al contact opgenomen met federaal minister van Financiën Alexander De Croo. Waar nodig en mogelijk, kaarten we de bezorgdheden aan bij de andere niveaus, vaak is dat het federale niveau.
Zijn we ook bereid met hun verzuchtingen rekening te houden bij het Vlaams noodfonds? Het departement zal een verdeling van het noodfonds voorstellen. Dat doet het via een vastgelegde methodologie waarbij in de eerste plaats de doelgroep wordt afgebakend, en aansluitend volgt een economische impactanalyse van de schade op basis van een externe analyse door Graydon en een interne analyse door een werkgroep binnen het departement op basis van gegevens op organisatieniveau. De kruising van de interne en externe impactanalyse zal een licht werpen op de te verwachten schade binnen de sector. De volgende stap is uiteraard het operationaliseren van het noodfonds.
Het is een evidentie dat bij het uitwerken van het noodplan rekening zal worden gehouden met de vele achtergrondinformatie die door de steunpunten en belangenbehartigers werd aangeleverd. Die werd besproken via onder andere de klankbordgroepen of de taskforces, twee organen die ik reeds in de vorige commissievergadering op 9 april toelichtte. Hierbij was ook een vertegenwoordiger van State of the Arts aanwezig. Ik kan dus wel bevestigen dat we de meest acute noden van zowel de gesubsidieerde als de niet-gesubsidieerde culturele spelers in beeld hebben.
Er is een intens overleg tussen mijn departement en mijn kabinet over de verdeling en verdere uitrol van het noodfonds voor wat cultuur betreft. We zijn deze oefening intern aan het finaliseren, maar het is nu nog te vroeg om dit al te communiceren. De finale verdeling van het volledige noodfonds moet ook nog worden afgeklopt binnen de Vlaamse Regering.
Overweeg ik in de visienota kunsten en de dynamische ruimte aan te passen? Zoals gezegd is de evolutie naar ‘artist run’ en ‘artist centered’ organisaties niet nieuw. Het Kunstendecreet van 2013 bood hiervoor al expliciet ruimte. Zij kunnen werkingssubsidies aanvragen – een aantal van hen worden nu al structureel betoelaagd – of veeleer op een projectmatige manier worden gefinancierd, via kortlopende of meerjarige projecten in de dynamische ruimte.
Daarnaast kunnen de individuele kunstenaars die al dan niet samenwerken met zo’n organisatievorm, ook zelf projecten of beurzen aanvragen in de dynamische ruimte. Op dat vlak verandert er niets ten opzichte van de situatie van voor mijn visienota Kunsten.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, ik laat uw bedenkingen over het noodfonds nog even naast me liggen om daar bij volgende vragen op terug te komen. Ik wil wel nog een gevoeligheid aankaarten. Ik verneem dat federaal minister Muylle openstaat om een aantal kanalen open te stellen voor de doelgroep. Er is wel wat vrees voor fraude en misbruik, en dat kan ik begrijpen. Het is ook een verantwoordelijkheid die je als minister hebt om daar goed naar te kijken.
Ik wil hier toch een pleidooi houden om dat te overstijgen. Het is een afweging van de kleine risico's die er zijn tegenover een veel groter gevaar. Als we die groep nu niet kunnen opvangen op de een of andere manier, dan zijn we een hele generatie cultuurwerkers kwijt, die een socio-economisch en cultureel weefsel van onze sector uitmaken.
Dat laatste zou catastrofaal zijn. Ik dring dan ook heel erg aan om die twijfels en onzekerheden te overstijgen, en daar helemaal voor te gaan. Dat geldt ook voor als u straks moet oordelen over de modaliteiten.
De heer Van de Wauwer heeft het woord
Dit is een heel complex probleem voor al onze kunstenaars. Het kunst- en cultuurveld is heel divers met een grote verscheidenheid aan statuten en manieren waarop ze werken, als payrollers, als freelancers, onder kunstenaarsstatuut of op nog andere manieren.
Maar ik weet dat de minister-president daar alvast ook contact over heeft gehad met de federale minister van Werk Nathalie Muylle. Ook de ministers Dalle en Crevits zijn daarmee bezig. En de CD&V-parlementsleden zijn ook mee op zoek naar een oplossing. We hopen dat die snel uit de bus valt. Het gaat om heel veel cultuurwerkers die momenteel tussen de mazen van het net vallen, die buiten het kunstenaarsstatuut werken. Zeker met die kortlopende contracten en verschillende statuten gaat het om een hele groep mensen binnen de cultuur maar ook binnen de evenementen- en de mediasector. Het is belangrijk dat daar een oplossing voor wordt gezocht. Ik heb er vertrouwen in dat de minister-president daar samen met zijn collega-ministers en minister Muylle volop werk van maakt.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u, collega Pelckmans, voor de vraag, en minister-president, voor het antwoord. Ik kan alleen maar instemmen met de aanvullende opmerkingen van de heer Van de Wauwer. Het cultuurveld is kwetsbaar. Het is het eerste dat getroffen is en zal allicht het laatste zijn dat kan heropstarten. Er zijn heel veel verschillende precaire statuten. Heel veel daarvan moet op federaal niveau worden geregeld.
Ik heb het gevoel dat we beter een gedachtewisseling hadden gevoerd in plaats van aparte vragen te stellen. Straks heb ik nog vragen over de festivals en over dat noodfonds. De minister-president bracht het noodfonds ook al ter sprake. Laat ons daar straks dieper op ingaan.
Volgens een studie van de UGent zou 9 procent van de mensen die werken bij de festivals niet op een of andere manier kunnen geholpen worden. De mazen van het net: dat geldt dus voor een 10 procent van de mensen niet. We zullen vooral op het federale niveau moeten bekijken hoe we die mazen moeten dichten. Ook het Vlaams noodfonds zal hierbij belangrijk zijn. Ik hoor uit de sectoren van cultuur, kunsten, evenementen en festivals dat we vooral de maatregelen moeten bekijken rond tijdelijke werkloosheid, die nu tot 30 juni zijn voorzien, maar ook die rond het overbruggingsrecht, dat maar tot vandaag, 30 april, is voorzien, en ook alles wat betreft de mensen die wel een engagement hadden maar nog geen contracten. Al die mensen moeten we helpen, en dat gaat natuurlijk veel breder dan de gesubsidieerde sector. Het gaat over de brede cultuursector, die voor een deel ook een private sector is.
Dit was inderdaad beter een gedachtewisseling geweest. Dit moet een aandachtspunt zijn voor de komende weken, anders zullen we weer bezig zijn over hetzelfde. Ik denk dat het antwoord van de minister-president altijd is dat hij en de regering daarmee bezig zijn. Iedereen kent de bezorgdheden, er zijn contacten met de sector, iedereen is op zijn eigen terrein oplossingen aan het zoeken. We krijgen steeds dezelfde antwoorden. Ik suggereer dat we onze vragen daarover inhouden en daarover binnen enige tijd opnieuw een gedachtewisseling houden.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, ik heb hier nog maar weinig aan toe te voegen. We delen allemaal dezelfde bezorgdheden. Denken dat wij alle schade die nu in de hele brede sector van kunst, cultuur, festivals en weet ik veel wat, tot de laatste euro gaan kunnen vergoeden: we kunnen er zeker van zijn dat dat niet zal gebeuren. Dat heb ik al van in het begin gezegd. Dat kan niet gebeuren. We kunnen niet met die factuur naar de belastingbetaler gaan. Waar het mij om te doen is, is dat we geen generatie verliezen en dat mensen en organisaties door deze periode geraken en daarna opnieuw hun werking kunnen ontplooien. Mijnheer Pelckmans, daar volg ik u ten volle in. Ik wil echter geen valse verwachtingen scheppen door te zeggen: ‘Dien maar in hoeveel schade ge hebt geleden, we zullen dat eens bekijken en we rijden dat gat wel dicht.’ Dat wil ik voor alle duidelijkheid zeggen. Als we dat al zouden willen, we zouden het niet kunnen.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Op dit eigenste moment dienen mijn collega's van Groen en Ecolo in het federale parlement een wetsvoorstel in dat al een heel stuk van dit verhaal zou kunnen oplossen, tenminste als de Federale Regering op dit voorstel wil ingaan. Ik wou even meegeven dat er een voorstel op tafel ligt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.