Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Vraag om uitleg over de nakende brexitonderhandelingen over een handelsakkoord tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU
Vraag om uitleg over de veranderende machtsverhoudingen binnen de Europese Unie na de brexit
Gedachtewisseling over de brexit
Gedachtewisseling over de brexit
Verslag
Dames en heren, we staan voor belangrijke onderhandelingen. We hebben met deze commissie het initiatief genomen om op regelmatige basis de minister-president uit te nodigen voor een voortgangsrapportage over die onderhandelingen, waarbij we onze vragen om uitleg bundelen, zodat het een diepgaander debat kan worden. We hebben ook de mogelijkheid om in te spelen op de meest actuele ontwikkelingen. We willen ons diepgaander informeren over de brexitonderhandelingen. Het Parlementair Informatiecentrum bezorgt ons de meest accurate informatie. Dat staat op een centrale pagina op het intranet, maar die informatie is ook toegankelijk voor alle andere Vlaamse volksvertegenwoordigers. Het is belangrijk dat we ons eerst vergewissen van alle informatie, maar daarnaast ook een aantal experten uitnodigen.
Deze namiddag wordt de eerste aanzet gegeven met professor Vandenbussche, die straks haar twee studies over de impact van de brexit zal toelichten, en met de Britse ambassadeur, die ons ongetwijfeld de huidige Britse onderhandelingspositie kan toelichten. In de toekomst plannen we nog een ontmoeting met de heer Barnier, de onderhandelaar voor de Europese Commissie. We plannen eind juni 2020 een werkbezoek aan Londen. We hebben uiteraard respect voor alle andere bevoegde commissies om heel specifieke vragen om uitleg te behandelen. Als coördinerende commissie is het een goede werkwijze om ons op regelmatige basis te informeren over de stand van zaken.
– Karl Vanlouwe en Annick Lambrecht worden als verslaggever aangeduid.
We zijn zeer geïnteresseerd in de start van de onderhandelingen over de brexit. We willen het Britse standpunt kennen.
De heer Martin Shearman, ambassadeur van het Verenigd Koninkrijk in België, heeft het woord.
Voorzitter, ik wil de leden van de commissie danken voor de uitnodiging en voor het feit dat ik hier de ruimte krijg om te spreken. Allereerst wil ik me verontschuldigen voor het feit dat mijn Nederlands niet beter is. Ik ben de commissie dankbaar dat ik mijn toespraak in het Engels mag houden. Ik zal mijn Nederlands verbeteren en de volgende keer zal ik meer in het Nederlands spreken.
Ik zal me in mijn opmerkingen focussen op de Britse benadering van de toekomstige relaties met het Verenigd Koninkrijk. Ik wil ook kort de bilaterale relaties tussen het Verenigd Koninkrijk en Vlaanderen of België aanraken. Tot slot zal ik nog een paar woorden wijden aan de internationale prioriteiten van mijn land.
Zoals geweten, heeft het Verenigd Koninkrijk op 31 januari 2019 de EU verlaten. Dit is een gevolg van de verkiezingen van december 2019, tijdens dewelke de huidige regering een substantiële parlementaire meerderheid heeft gewonnen. De Britse regering heeft de resultaten geïmplementeerd van het referendum over het lidmaatschap van de EU in 2016, dat op zich de grootste democratische stemming in onze geschiedenis was.
Onze benadering van de toekomstige relaties met de EU is op enkele belangrijke principes gebaseerd. Ten eerste willen we een relatie met de EU die op de vriendelijke samenwerking tussen autonome gelijken is gebaseerd en die rond vrijhandel is gecentreerd. Als basis voor deze relatie hebben we voorstellen voor een vrijhandelsakkoord en voor andere akkoorden naar voren gebracht. Ik kom daar straks nog op terug. Ten tweede is het voor de Britse regering een prioriteit de Britse politieke en economische onafhankelijkheid te herstellen, wat neerkomt op de vrijheid om onze eigen wetten op te stellen, onze eigen grenzen te controleren en onze eigen tarieven en handelsrelaties te bepalen. Ten derde zal het Verenigd Koninkrijk zich niet engageren tot het overnemen van Europese wetten, regels en standaarden en zal het Verenigd Koninkrijk de jurisdictie van het Hof van Justitie van de Europese Unie niet erkennen. Ten vierde zal het Verenigd Koninkrijk de eengemaakte markt en de douane-unie op het einde van dit jaar verlaten. We vragen niet om een verlenging van de huidige transitieperiode, die tot 31 december 2020 loopt. Vanuit Brits perspectief is de belangrijkste vraag voor de rest van dit jaar dan ook of we met de EU tot een overeenkomst kunnen komen in verband met een diepe handelsrelatie langs de lijn van het vrijhandelsakkoord dat de EU met Canada heeft of langs de lijn van het vrijhandelsakkoord dat de EU met Australië heeft.
Ik kom even terug op de voorstellen die we de EU hebben voorgelegd. Ik benadruk dat deze voorstellen op precedenten zijn gebaseerd en de lijnen volgen van de parameters voor onze toekomstige relaties, zoals toegelicht in de politieke verklaring waarover de EU en het Verenigd Koninkrijk in oktober 2019 tot een overeenkomst zijn gekomen.
We stellen een reeks overeenkomsten voor, met als belangrijkste element een alomvattende vrijhandelsovereenkomst met betrekking tot goederen, diensten en investeringen. We stellen aparte overeenkomsten voor over visserij en samenwerking in verband met wetshandhaving, maar ook technische overeenkomsten met betrekking tot thema’s als luchttransport en burgerlijke nucleaire samenwerking.
Ons voorstel voor een vrijhandelsakkoord is gebaseerd op bestaande Europese overeenkomsten, zoals het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) met Canada, het economisch partnerschap met Japan of het vrijhandelsakkoord met Zuid-Korea. We geloven dat deze op bestaande precedenten gebaseerde benadering ons zal toelaten snel te bewegen in de richting van het doel dat we voor ogen hadden met de politieke verklaring, waarin langs beide zijden het streefdoel is vooropgesteld te komen tot een handelsovereenkomst zonder tarieven of quota.
Ik wil even stilstaan bij het probleem van het zogenaamd level playing field (LPF), wat in vrijhandelsakkoorden meestal handelsverstoringen wordt genoemd. De Britse regering engageert zich om met betrekking tot regulering hoge standaarden te handhaven. We hebben een trots verleden met betrekking tot de verbetering van het milieu, de rechten van werknemers, de sociale bescherming en onze standaarden inzake voedsel, gezondheid en dierenwelzijn. Wat werknemersrechten betreft, bijvoorbeeld, bieden wij een jaar moederschapsverlof aan, met de optie dit in ouderschapsverlof om te zetten, zodat beide ouders dit kunnen delen. Het Europese minimum is amper veertien weken. Het Verenigd Koninkrijk was met de Climate Change Act de eerste grote economie ter wereld om wettelijk bindende doelen inzake de reductie van de emissie van broeikasgassen in te voeren. Het is een wettelijk bindend doel om tegen 2050 voor heel de economie een netto zero-emissie van broeikasgassen te bereiken. Om die reden streven we vanuit ons perspectief naar een vrijhandelsakkoord met de EU, dat op het vlak van de bescherming van het milieu, de rechten van werknemers en andere onderwerpen een robuuste bescherming biedt.
Waar we het eens over zijn, is dat de geschiktheidstest op deze vlakken van het Europees recht moet afhangen en aan de Europese modellen inzake governance onderworpen moet zijn. De EU past deze principes niet toe op de vrijhandelsakkoorden met andere derde landen en ze zouden niet van toepassing moeten zijn op een akkoord met het Verenigd Koninkrijk.
Ik wil het nu even over visserij hebben, want ik weet dat dit voor Vlaanderen van belang is, net zoals het dat voor mijn land is. Het Verenigd Koninkrijk zal eind dit jaar opnieuw als een onafhankelijke kuststaat de controle over de eigen wateren nemen. We zullen de toegang tot onze wateren niet verbinden aan de toegang tot de Europese markten of in een vrijhandelsakkoord opnemen. We staan echter klaar om een aparte overeenkomst over visserij te bespreken die moet voorzien in een jaarlijkse heronderhandeling van de toegang en de quota. We willen een mechanisme opstellen voor de samenwerking met betrekking tot visserij op die vlakken waar we met de EU gemeenschappelijke belangen hebben. Ook dit is op een precedent gebaseerd, want het loopt gelijk met de overeenkomst tussen de EU en Noorwegen.
Het derde belangrijke gebied waarvoor we een overeenkomst voorstellen, is wetshandhaving en samenwerking met betrekking tot criminaliteit. Deze afspraken moeten worden gebaseerd op de overeenkomsten die de EU vroeger met andere derde landen en nabije buren heeft bereikt. Die afspraken moeten natuurlijk de autonomie en de rechtssystemen van de EU en het Verenigd Koninkrijk respecteren. We staan echter open voor discussies over opties om de samenwerking te handhaven met betrekking tot de uitwisseling van strafbladen en andere gegevens en met betrekking tot realtime waarschuwingen in verband met personen en voorwerpen die worden gezocht, zijn vermist of op een andere manier van belang zijn.
Vorige week hebben we in Brussel een eerste onderhandelingsronde gehad. Hoewel we klaarstonden om sneller en verder vooruit te gaan, ging het volgens onze inschatting om een zeer constructieve start van het proces. Onze hoofdonderhandelaar, de heer David Frost, heeft een gemeenschappelijk begrip opgemerkt van de manier waarop we de gesprekken over bepaalde onderwerpen vooruit kunnen laten gaan. Zoals verwacht, is er met betrekking tot andere onderwerpen, zoals visserij, governance, strafrecht en handelsverstoring, nog veel werk aan de winkel.
De onderhandelingen zullen op 18 maart 2020 in Londen worden voortgezet. Voordien zullen we ontwerpversies van de teksten voor een vrijhandelsakkoord en andere overeenkomsten op tafel leggen. We zullen die ontwerpversies voor de volgende onderhandelingsronde op tafel leggen en we zijn erop belust dit proces zo snel mogelijk te laten voortgaan. We zullen er, vanuit ons perspectief, alles aan doen om goed voorbereid te zijn en om voorstellen in te dienen die een snelle vooruitgang mogelijk maken.
We zien de Europese top in juni 2020 als een belangrijk moment om de vooruitgang te controleren. Het is onze ambitie de onderhandelingen na juni 2020 voort te zetten en dit jaar tot een overeenkomst te komen. Als we geen vooruitgang boeken, zullen we op dat punt echter onze opties moeten onderzoeken.
Ik wil nog kort iets zeggen over de bilaterale relaties tussen het Verenigd Koninkrijk en Vlaanderen. Sinds ik hier afgelopen zomer als Brits ambassadeur ben toegekomen, heb ik zelf gezien hoe nauw die relaties zijn. We delen veel, geschiedenis, cultuur, waarden en de benadering van veel onderwerpen, maar ik heb ook zelf gezien hoe belangrijk de havens van Zeebrugge en Antwerpen voor het Verenigd Koninkrijk zijn en hoe belangrijk het Verenigd Koninkrijk voor die havens is. De eerste elektriciteitsinterconnector onder de zee tussen het Verenigd Koninkrijk en België komt nabij Zeebrugge aan wal. Ik heb het voorrecht gehad veel Vlaamse ondernemers te ontmoeten die handel drijven met en investeren in het Verenigd Koninkrijk. Ik heb gezien hoe nauw onze wetshandhavingsdiensten samenwerken om de georganiseerde misdaad aan te pakken en om de burgers veilig te houden.
Het resultaat van de onderhandelingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU over de toekomstige relaties zal de context scheppen voor de bilaterale relaties tussen het Verenigd Koninkrijk en Vlaanderen en België. Wat het resultaat van die onderhandelingen ook moge zijn, wij willen de bilaterale relatie met Vlaanderen en België zich in al zijn aspecten zien ontwikkelen en zien floreren.
Tot besluit wil ik het even hebben over de Britse rol in de wereld. Soms hoor ik de analyse dat ons vertrek uit de EU een soort terugtrekking is uit onze internationale engagementen, en dat wil ik weerleggen. Dat is niet zo. De huidige regering herbevestigt het Britse engagement om de 2 procent NAVO defensie-uitgaven na te streven en zelfs te overtreffen. Onze inzet voor Europa's veiligheid en defensie via de NAVO is absoluut, alsook onze vastberadenheid om internationale vrede en veiligheid te promoten als permanent lid van de VN-Veiligheidsraad.
Deze regering heeft ook de Britse inzet herbevestigd om 0,7 procent van het bruto binnenlands product te besteden als steun aan internationale ontwikkelingssamenwerking. We blijven het enige G20-land dat dit doet.
Zoals ik eerder al zei, is onze inzet om netto koolstof-nuluitstoot te bereiken, in de wet vastgelegd. In november van dit jaar ontvangen we de VN-klimaatconferentie COP26 in Glasgow. Alle ondertekenaars van de Parijsakkoorden zullen naar Glasgow komen om hun ambitieniveau op te krikken om hun koolstofuitstoot te verminderen, om zo de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 1,5 graden. Dat zal dit jaar en ook later een prioriteit zijn voor onze internationale acties. We zullen als onafhankelijk land ook opkomen voor de vrije handel bij de Wereldhandelsorganisatie en op andere internationale fora.
We hebben onze handelsbesprekingen met de Verenigde Staten al aangekondigd, en binnenkort zullen we ook gelijkaardige onderhandelingen met Japan, Australië en Nieuw-Zeeland aankondigen. Ons doel is te verzekeren dat 80 procent van onze handel door vrije handelsovereenkomsten wordt bepaald in de volgende drie jaar, en ook een rol te spelen in de bevordering van vrije handel in de wereld.
Tot besluit van mijn inleiding wil ik u danken voor uw aandacht en ben ik bereid om uw vragen te beantwoorden.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Mijnheer de ambassadeur, ik wil u heel uitdrukkelijk bedanken voor de toelichting die u in onze commissie hebt gegeven. Er is nu duidelijkheid over het feit dat de brexit zeker plaatsvindt. Gedurende lange tijd was er wat onzekerheid na het referendum, ondertussen toch al drie jaar geleden.
U hebt een toelichting gegeven over het feit dat ook het Verenigd Koninkrijk wel degelijk voorstander is van een goed handelsverdrag. Vandaag heb ik onder meer op Euractiv gelezen dat er voorstellen op tafel worden gelegd. Uw minister, Michael Gove, heeft dat gisteren toegelicht en we hebben dit vandaag in de media kunnen lezen.
U zult inderdaad geen lid meer blijven van de Europese club. Vlaanderen verliest wel een Europese partner, maar ‘less is more’, we moeten in Europa werken aan een beter en efficiënter Europa. Soms moeten we ook werk maken van minder regels in Europa. Het Verenigd Koninkrijk was soms de voortrekker om daarop te wijzen. Vlaanderen is voorstander van een sterk Europa, maar tegelijk een Europa dat minder regels oplegt.
Ik wil u enkele specifieke vragen voorleggen. Wij waren een belangrijke handelspartner in het verleden en zullen dat in de toekomst ook blijven. De haven van Zeebrugge en ook de haven van Antwerpen hebben een belangrijke overslag naar het Verenigd Koninkrijk. Heel wat Vlaamse bedrijven exporteren naar het Verenigd Koninkrijk en het is goed dat die bedrijven dat in de toekomst ook zullen doen. Wij rekenen daarom uiteraard op een goede samenwerking. Wij proberen die bedrijven, ook vanuit de Vlaamse overheid, verder te begeleiden, goed te informeren, met de federaties, met wat wij ‘de Vlaamse werkgevers’ noemen, zodat die bedrijven niet voor verrassingen komen te staan, op het vlak van douaneformaliteiten, administratieve afhandeling of douanetarieven. Het is vooral van belang dat iedereen goede informatie heeft over wat er moet gebeuren. De Vlaamse overheid neemt daarvoor de nodige initiatieven. We hebben meldpunten; Flanders Investment &Trade (FIT) doet daar onder meer het nodige voor. Ik ben ervan overtuigd dat ook in de UK het nodige wordt gedaan voor uw bedrijven.
Daarnaast moeten natuurlijk ook de burgers, de toeristen, eventueel de Vlamingen en Europeanen die zich wensen te vestigen in de UK en ook omgekeerd, goed geïnformeerd worden over wat er ons te wachten staat.
Mijnheer de ambassadeur, in Vlaanderen wordt algemeen aanvaard dat Vlaanderen, de EU27 en het Verenigd Koninkrijk in de periode na de brexit behoefte zullen hebben aan duidelijke afspraken over de nieuwe onderlinge verhoudingen en dat alle partijen baat hebben bij een ambitieus EU-UK-partnership. U hebt dat eigenlijk al wel benadrukt, maar wij gaan er echt van uit dat er een handelsverdrag moet komen. In het verleden hadden we soms weleens de indruk – ik zeg niet dat het zo is – dat er gedacht werd: als er geen soft brexit is, wel, dan is er geen handelsakkoord en dan zullen we wel zien. Maar u beseft natuurlijk ook wel wat de impact is wanneer we onder de WTO-regels zullen vallen. Dat geldt uiteraard voor uw bedrijven maar tegelijkertijd ook voor onze bedrijven.
Mijn vraag is de volgende. Is dat bewustzijn over wat het inhoudt als we niet tot een deal komen, ook echt voldoende doorgedrongen bij de Britse politici en bij de Britse samenleving? Voor alle duidelijkheid: wij respecteren uiteraard volledig de beslissing die enerzijds genomen is met het referendum en anderzijds met de laatste verkiezing, die duidelijkheid gaf over het feit dat de brexit er komt en er ondertussen inderdaad gekomen is.
In Vlaanderen hebben wij ons ook proberen voor te bereiden met heel wat studies. Straks komt professor Hylke Vandenbussche een toelichting geven. Zij zal wijzen op de impact die de brexit in Vlaanderen zal hebben, op werkgelegenheid, op export enzovoort. Zijn er ook in het Verenigd Koninkrijk gelijkaardige studies uitgevoerd door universiteiten, door academici, studies die met cijfers en analyses aantonen wat de impact is bij een soft brexit of een hard brexit, bij een deal of niet, wat de gevolgen zullen zijn voor uw economie? Wij denken dat wij erop voorbereid zijn. We moeten dat natuurlijk proberen op te vangen, in de hoop dat er zo weinig mogelijk negatieve gevolgen zijn. Is ook de Britse economie erop voorbereid?
Mijnheer de ambassadeur, we zijn er absoluut van overtuigd dat er een handelsverdrag moet komen met de UK. U hebt verwezen naar de basis van het vrijhandelsakkoord met Canada. U weet dat de onderhandelingen daarover zeven jaar geduurd hebben. U weet ook welke problemen er in ons land waren met de deelstaat Wallonië, die geprobeerd heeft om dat te blokkeren. Ondertussen is het al in uitvoering. Maar tussen Europa – de EU27 – en de VK zouden we tot een handelsakkoord moeten geraken op een termijn van negen maanden. We hebben natuurlijk inderdaad jarenlang goede handelsrelaties gehad, maar denkt u dat het haalbaar is om een nieuwe en een grondige handelsrelatie uit te werken binnen die periode van acht maanden? Laten we eerlijk zijn: eigenlijk moeten we in juni al min of meer een akkoord hebben. Juni is alleszins een belangrijke datum. U hebt het zelf aangehaald: dan weten we of de termijn al dan niet zal worden verlengd. Ik denk dat het standpunt van uw eerste minister, Boris Johnson, duidelijk is: we gaan niet verlengen, we moeten inderdaad dit jaar een akkoord hebben.
Dan kom ik tot mijn allerlaatste vraag. Bij een harde brexit moeten het Verenigd Koninkrijk en de EU handel drijven op basis van de regels van de WTO. Is dat voor het VK een realistisch en plausibel scenario? Niet enkel onze economie, maar ook uw economie zal daar mogelijk onder lijden.
Ziedaar mijn concrete vragen. Ik dank u alvast voor uw komst en kijk uit naar uw antwoorden.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ook ik wil de ambassadeur danken om hier aanwezig te zijn vandaag en wil hem graag welkom heten in onze commissie, waar de brexit zeer terecht een belangrijke plek krijgt op onze agenda.
Mijnheer Shearman, in uw toelichting gaf u duidelijk aan dat u inzicht hebt in hoe nauw verwant onze beide landen zijn. We zijn naaste buren. Als ik naar het station wandel en de trein neem naar mijn thuisstad, of ik neem de trein naar mijn broer, die in Londen woont, dan ben ik ongeveer even lang onderweg. We zijn elkaar fysiek zeer nabij. Maar zoals u hebt beklemtoond, zijn er enorm veel redenen die maken dat we heel belangrijke partners voor elkaar zijn en moeten blijven. De handel, het culturele, het economische: we kunnen dat onmogelijk onderschatten.
Mijn vraag loopt enigszins gelijk met die van de heer Vanlouwe. We zien dat onderhandelingen over een handelsakkoord tussen de EU en een andere natie of over een samenwerkingsverband met andere naties toch vaak zeer veel tijd in beslag nemen. Pas na intense, grondige, onderhandelingen en gesprekken komt men tot een eerste akkoord. Als premier Johnson heel duidelijk deadlines stelt en ons noopt tot een zeer korte periode om over een goed akkoord te kunnen onderhandelen, wil ik u vragen: hoe haalbaar wordt dat geacht? We werken met korte, strakke en duidelijk afgebakende termijnen, terwijl er zoveel redenen zijn om te streven naar een heel sterk, doorleefd, grondig, objectief, goed onderhandeld akkoord in plaats van een dat er onder hoge druk moet komen. Ik heb de indruk dat het Verenigd Koninkrijk die druk bijzonder hoog opvoert. Daar zijn mogelijk redenen voor, maar die vraag wil ik u zeker stellen.
Mijn tweede vraag is dat wij als Europese Unie heel sterk willen vasthouden aan hoge productnormen. Natuurlijk wil ook het Verenigd Koninkrijk eerlijke concurrentie, maar de vraag blijft toch: wat is de motivatie van het VK om het principe van het level playing field niet concreet en expliciet mee op te nemen? Dat is een vrij fundamentele vraag, die ik u wil voorleggen.
Ten slotte heb ik nog een vraag over visserij. U verwees er zelf al naar. Ook voor Vlaanderen is visserij heel belangrijk. Een aantal landen rond de Noordzee zijn sterk van elkaar afhankelijk. Natuurlijk focussen wij op een overeenkomst tussen Europa en het VK, maar is er volgens u een mogelijkheid dat we naast een handelsakkoord met de EU ook gaan kijken welke afspraken er te maken kunnen zijn van een aantal buurlanden rond de Noordzee, specifiek over visserij of over andere zaken, met het Verenigd Koninkrijk?
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Ik heet ambassadeur Shearman ook welkom. Ik heb twee korte vragen. De eerste gaat ook over visserij. Mijnheer Shearman, kunt u bevestigen dat de nieuwe visserijwet van het Verenigd Koninkrijk vanaf 1 januari 2021 het recht geeft om zelf te bepalen of vissers uit andere landen in Britse wateren mogen vissen?
De tweede vraag gaat, voor de duidelijkheid, nog eens over de inschatting van de timing. Schat u dat de evolutie die nu bezig is, in verband met 1 januari 2021, op schema ligt? Hoe evalueert u de datum 1 juli 2020? Zal dat ook op schema zitten? Ziet u nu al dat er vertragingen zijn, of net niet?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik dank u, ook voor de toelichting. Die gaf duidelijk aan waar u voor gaat en waar u niet voor gaat, waar u voor past.
Er is al heel wat gezegd en er zijn tal van vragen gesteld. Er waren enkele heel pertinente vragen, onder andere van collega Jans. Het ging over een level playing field en over onze productnormen, zeker op het vlak van landbouw. Wat dat betreft hopen we toch dat we heel goed kunnen landen.
Het is goed om te horen dat u een goed akkoord wilt en dat we partners kunnen zijn. Het lijkt mij belangrijk dat we met heel veel respect voor elkaar de toekomst kunnen ingaan. Voor de inhoud van het akkoord moeten we uiteraard naar de onderhandelaars kijken. We moeten hun ook het vertrouwen geven om dat op een goede manier te doen en onze belangen te verdedigen.
De timing werd al een paar keer aangehaald, en die is ook wat ons betreft een bezorgdheid. Juni staat eigenlijk al voor de deur, dat is heel kortbij. Het wordt een echte uitdaging om tegen dan al een akkoord te bereiken. Maar als ik het goed begrijp, kunnen er, eenmaal de bal aan het rollen is, na juni nog een aantal knopen worden doorgehakt. Maar het is belangrijk dat we tegen dan al een duidelijke aanzet hebben waarmee we verder aan de slag kunnen. Ik wil alle onderhandelaars daar alvast heel veel succes mee wensen.
Het gaat niet enkel over landen maar ook over mensen, over bedrijven. Het gaat over zoveel beleidsdomeinen: Toerisme, Economie enzovoort. Ik hoop echt dat we tot een goed akkoord kunnen komen, in het belang van iedereen.
De heer Shearman heft het woord.
Ik dank u voor de vragen. De eerste vraag ging erover of men zich in het Verenigd Koninkrijk bewust is van de gevolgen, en van wat er ons tegen het einde van het jaar te wachten staat. Ik zou zeggen dat dat bewustzijn er absoluut is. Het was een van de belangrijkste strijdpunten bij de verkiezingen van december.
De eerste minister was daar tijdens de verkiezingscampagne heel uitgesproken over. Hij heeft die verkiezingen ook gewonnen en mocht de nieuwe regering samenstellen. Het is zijn doel om dit jaar tot een overeenkomst te komen en de overgangsperiode niet te verlengen.
Deze kwestie is in het Verenigd Koninkrijk dus geregeld onderwerp van discussie geweest. Ik geloof dus wel dat we ons goed bewust zijn van de gevolgen. We hebben ook aandachtig geluisterd naar wat de Europese Unie de afgelopen drie jaar te vertellen had. U herinnert zich misschien de uitspraak van Michel Barnier, die het had over een handelsakkoord dat vergelijkbaar is met het akkoord tussen de EU en Canada. We hebben daar aandachtig naar geluisterd, en het heeft ook onze huidige aanpak mee gevormd.
We hebben natuurlijk ook de nodige inspanningen geleverd voor de handel in het Verenigd Koninkrijk, en we blijven dat doen. Onze belangrijkste boodschap voor de Britse handel is dat men zich moet voorbereiden op het einde van dit jaar. Daarnaast moet men ook rekening houden met de mogelijkheid dat, als de onderhandelingen niet succesvol verlopen, we een handelsakkoord met de EU krijgen naar Australisch model: we vallen buiten de interne markt, buiten de Europese douane-unie, en er komt geen vrijhandelsakkoord. Dat is niet onze doelstelling. We willen wel degelijk een vrijhandelsakkoord bereiken.
Wat de vragen rond de timing betreft: we geloven absoluut dat dat akkoord er dit jaar kan komen. We hanteren daarbij een voorzichtige aanpak, gebaseerd op precedenten. Ik ben mij ervan bewust dat er lange onderhandelingen zijn voorafgegaan aan het Canadese handelsakkoord. Maar men is wel degelijk tot een overeenkomst gekomen, en daar kunnen we ons op baseren. Er zijn ook de eerdere akkoorden tussen de EU en Japan en tussen de EU en Zuid-Korea. Daarnaast kunnen we ook putten uit een aantal eerdere WTO-deals.
In de context van dit vrijhandelsakkoord stellen we dus geen eisen die bijzonder of uniek zijn, of echt op maat van het Verenigd Koninkrijk. We zijn vragende partij voor een handelsrelatie die sterk gebaseerd is op reeds bestaande akkoorden en op goede praktijken uit het verleden. Op die manier geloven we erin dat we dit jaar tot een overeenkomst kunnen komen, mits er bij de twee partijen voldoende bereidheid is. We zullen ook allebei hard moeten werken om dat te bereiken, en dat gaan we van onze kant zeker doen.
Wat de impact op het Verenigd Koninkrijk betreft, zijn er uiteraard onderzoeken gedaan vóór het referendum van 2016. Er zijn een aantal onderzoeken gebeurd door diverse organen, door de Bank of England, door ons Ministerie van Financiën, en ook door onafhankelijke experts. De regering, premier Johnson voorop, heeft het volste vertrouwen in het vermogen van het Verenigd Koninkrijk om te gedijen, wat het resultaat ook moge zijn dit jaar. We hebben belangrijke economische voordelen. We zijn de vijfde of zesde grootste economie in de wereld. We voeren in belangrijke mate handel buiten de EU, alhoewel handel met de EU natuurlijk belangrijk is. We hebben een O&O-basis die wereldtop is. We hebben een universitaire sector die tot de wereldtop behoort. We twijfelen er dus niet aan dat, wat het resultaat ook moge zijn dit jaar, de economie van het Verenigd Koninkrijk zal blijven groeien en bloeien.
We geloven ook dat de mogelijkheid om soepeler te handelen, als een onafhankelijk land dat zijn eigen regelgeving en zijn eigen aanpak kan bepalen, voordelen zal opleveren voor ons. Dan heb ik het niet over een race naar de bodem of zo. Ik heb het over de mogelijkheid om wetten te maken in ons eigen belang, om nationaal beslissingen te nemen.
Nogmaals, we geloven er sterk in dat het mogelijk is om een akkoord te bereiken, mits goede wil en een proactieve aanpak aan beide kanten en op voorwaarde dat er respect is voor elkaars posities.
Dat brengt me tot de kwestie van het gelijke speelveld. Ik denk dat de vraag was waarom dat niet was opgenomen in onze voorstellen. We zijn absoluut ook bereid, en willen dat ook, om de problematiek te bespreken van het vermijden van regelgeving of subsidies of andere maatregelen die de handel verstoren. We zouden een soort wederzijdse toezegging op dat vlak willen zien. Dat is natuurlijk een standaardcomponent van de meeste vrijhandelsovereenkomsten. Nogmaals, op dat vlak zijn er veel precedenten. Wat we echter niet accepteren, is dat van het Verenigd Koninkrijk zou worden verwacht zich te conformeren aan de EU-normen, normen die wij niet hebben bepaald. Het is duidelijk dat we een gezonde handelsrelatie willen. We zijn ons er absoluut van bewust dat beide zijden met het oog op die gezonde handelsrelatie wederzijdse garanties en toezeggingen moeten hebben over redelijke normen en het vermijden van handelsverstorende maatregelen. Dat is mogelijk in de context van een vrijhandelsakkoord, maar als het EU-standpunt is dat er geen akkoord kan zijn als we ons niet schikken naar hun normen, dan zal er wat ons betreft geen akkoord zijn.
Wat visserij betreft, is het inderdaad zo dat we opnieuw soeverein zullen worden over onze wateren en dat het aan het Verenigd Koninkrijk zal zijn om te beslissen of we toegang verlenen daartoe en tot visserijquota in onze wateren. We zullen dus het huidige, bestaande quotasysteem niet verlengen, omdat dat systeem volgens ons niet op degelijke wetenschappelijke inzichten is gebaseerd. We stellen dus een overeenkomst voor met de EU waarbij er samenwerking mogelijk zou zijn inzake visserij, kwesties zoals duurzaamheid inbegrepen, en in die context eveneens een jaarlijkse heronderhandeling inzake de toegang tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk. Ik begrijp ten volle dat deze kwestie belangrijk is voor de Vlaamse visserij. Het is ook een zeer belangrijke kwestie voor de Britse visserij. Nogmaals, we zijn bereid om dat te bekijken en over een akkoord te discussiëren, maar dan ervan uitgaand dat het Verenigd Koninkrijk de toegang tot de eigen wateren zal controleren.
Wat is de reden voor de tijdsdruk? Eigenlijk komt dat neer op democratie. Dit is het programma waarmee de premier de verkiezingen is ingegaan en een meerderheid van tachtig zetels heeft gewonnen. Deze implementatie van het resultaat van het referendum gaat ten gronde over het respect voor democratische besluitvorming. Het lijkt me belangrijk dat beide zijden erkennen dat het Verenigd Koninkrijk, net als België en Vlaanderen, een maatschappij is en een politieke cultuur heeft die gebaseerd is op democratie. Als je gelooft in democratie, dan moet je ook de resultaten daarvan honoreren en uitvoeren.
Mocht ik vragen hebben overgeslagen, dan verontschuldig ik me daarvoor. Als dat zo is, laat het me dan alstublieft weten, en dan zal ik terugkomen en proberen ze te beantwoorden.
Geachte mijnheer Shearman, dank u voor uw verklaringen. De relatie tussen Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk is zeer belangrijk, dus we zullen ons best doen om een goed compromis te maken, waar Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk wel bij varen en door kunnen samenwerken. Ik hoop dat er een handelsakkoord zal zijn, maar ik begrijp dat er ook andere akkoorden zullen zijn, over visserij, over de politie en andere kwesties. Er valt dus veel werk te doen. We wensen u veel geluk, voor ons allen.
Dank u, ook voor het gelukwensen. Ook van mijnentwege.
Ik besef net dat ik toch een vraag heb gemist, of er een mogelijkheid is om tot bilaterale verdragen te komen in de visserij. We reageren op het standpunt van de EU, die zeer resoluut stelde dat de EU als één geheel onderhandelt. Het onderhandelingspad verloopt dus via de Europese Commissie, die binnen een mandaat werkt. Mocht een land ons natuurlijk benaderen met de vraag om iets bilateraal te bespreken, dan zouden we dat overwegen en zien of het mogelijk is om daarop in te gaan, maar dat is niet de situatie waarin we ons momenteel bevinden.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Ik zou toch nog graag een korte vraag stellen over de situatie in Schotland. De uitslag van het referendum in Schotland was anders dan in de rest van het Verenigd Koninkrijk. Ook de recente verkiezingsuitslag in Schotland was anders. Kunt u daar wat meer toelichting bij geven? Wij hebben de indruk dat de Schotten wel degelijk een bijzondere band hebben met de Europese Unie, of toch het liefst binnen de Europese Unie wensen te blijven. Kunt u wat toelichting geven over Schotland en misschien ook over Noord-Ierland, en de hele discussie over de grenskwestie?
De heer Shearman heeft het woord.
Het Verenigd Koninkrijk is een unie van vier landen: Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland. We hebben verschillende tradities en een vrij grote verscheidenheid als het gaat over de instellingen en de regels die van toepassing zijn op de diverse landen. Vooral de jongste twintig jaar is er een zekere mate van bevoegdheidsoverdracht geweest, maar bijvoorbeeld Schotland heeft een onafhankelijk juridisch systeem behouden sinds we verenigd werden in het begin van de 18e eeuw.
Wat de specifieke kwestie van onafhankelijkheid voor Schotland betreft: zoals u zeer goed weet, blijft de SNP pleiten voor een tweede referendum over die onafhankelijkheid. De positie van de Britse regering, die ik vertegenwoordig, is dat er daarover een referendum is geweest in 2014, dat een bepaalde uitslag heeft opgeleverd. Er was ook een overeenkomst dat dat referendum die kwestie zou beslechten voor een generatie. Steun voor een tweede onafhankelijkheidsreferendum in Schotland is dus niet de beleidslijn van de Britse regering.
Wat de situatie in Noord-Ierland betreft: voor het Verenigd Koninkrijk is het sinds het brexitreferendum altijd een prioriteit geweest om tot een akkoord te komen waarbij de grens tussen Noord-Ierland en de Ierse Republiek open zou blijven, en dat de volledige uitvoering en naleving van de Goede Vrijdagvredesakkoorden zou toelaten op het Ierse eiland, dingen zoals een gemeenschappelijke reiszone, een gemeenschappelijke elektriciteitsmarkt en alle belangrijke technische funderingen inbegrepen. Die overeenkomst bereiken was vrij moeilijk, maar dat hebben we verwezenlijkt via het Scheidingsverdrag overeengekomen met de EU. Daarover onderhandelen was vrij ingewikkeld, maar dat is gelukt, en we engageren ons ten volle om die overeenkomst volledig uit te voeren.
Het goede nieuws dit jaar in Noord-Ierland is dat de Northern Ireland Assembly haar werkzaamheden heeft hervat, dat de twee belangrijkste partijen daar, de Democratic Unionist Party (DUP) en Sinn Féin, hebben besloten om hun samenwerking te hervatten, zodat de Northern Ireland Executive kon herbeginnen. Dat is erg positief voor Noord-Ierland en ook voor de situatie van het hele eiland, denk ik.
Ik wil tot besluit u allen ten zeerste bedanken om me de gelegenheid te geven om vandaag het woord tot u te richten. Mijn grote bekommernis is ervoor te zorgen dat er een goede communicatie is. Ik ben dus te uwer beschikking als u me in de toekomst zou willen uitnodigen, maar ik dank u zeer voor vandaag.
Mijnheer de ambassadeur, ik dank u zeer hartelijk en overhandig u een klein cadeautje van het Vlaams Parlement. (Applaus)
Welkom aan professor Hylke Vandenbussche, die straks de twee studies zal toelichten.
Minister-president, we hebben net het statement gehoord van de Britse ambassadeur. Nu is het aan u om de eerste stappen in de onderhandelingsmarges toe te lichten. We hebben u ook al enkele vragen doorgegeven, maar ik ga ervan uit dat u hierop al antwoorden kunt geven. Als er nog bijkomende vragen zijn, is het aan het parlement om die te stellen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Beste collega’s, mijn excuses dat ik wat later ben, maar om 12 uur kwam de Nationale Veiligheidsraad in aanwezigheid van de ministers-presidenten bijeen om over het coronavirus te praten. Er zijn een heel aantal maatregelen afgekondigd. De agenda is aangepast en ik heb enkel spijt dat ik de ambassadeur zelf niet heb gehoord, maar ik zal zeker het verslag nalezen, want dat kan van belang zijn in de discussie waar we nu voor samenzitten.
Zoals u ongetwijfeld weet, heeft het Verenigd Koninkrijk op 1 februari 2020 officieel de Europese Unie verlaten en werd de brexit een feit. Het vertrek van Groot-Brittannië uit de EU werd geregeld door het zogenaamde uittredingsakkoord. Sinds de brexit op 1 februari loopt er een transitieperiode die ten vroegste op 31 december 2020 afloopt. Tijdens deze transitieperiode is het Verenigd Koninkrijk officieel geen lid meer van de EU en heeft het ook niet langer een stem in de EU-besluitvorming, maar blijft het wel nog het integrale Europese acquis implementeren.
Tijdens deze transitieperiode blijft de impact van de brexit op onze burgers en bedrijven dan ook beperkt. De Britten kunnen ervoor kiezen om de transitieperiode eenmalig te verlengen, maar als ze dit willen doen, dient het te gebeuren vóór 1 juli 2020, en kunnen ze het verlengen met een of twee jaar. De Britse premier Boris Johnson heeft reeds aangegeven dit onder geen beding te willen doen.
In de maand februari werden er tussen de 27 overblijvende Europese lidstaten afspraken gemaakt voor een gemeenschappelijk onderhandelingsmandaat.
Voor handelsakkoorden is het zo dat de Europese lidstaten aan de Europese Commissie een mandaat geven om te onderhandelen: dat is een samenvatting van de scope en de standpunten. Ik laat de link naar de ‘negotiating directives’ opnemen in het verslag zodat u dat kunt nalezen: https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/communication-annex-negotiating-directives.pdf
Op 2 maart zijn de effectieve onderhandelingen tussen het VK en de Europese Commissie over de toekomstige relatie van start gegaan. De bedoeling is om binnen elf thematische groepen over vijf opeenvolgende onderhandelingsronden van maart tot eind mei tot een breed akkoord te komen over de toekomstige relaties met het Verenigd Koninkrijk. Die thematische groepen zijn bijvoorbeeld: handel in goederen, handel in diensten, gelijk speelveld, transport, energie, visserij. Zo zijn er elf thematische groepen. De eerste vijf onderhandelingsrondes lopen van maart tot einde mei.
De zomer zal een keerpunt zijn om een stand van zaken op te maken en te evalueren hoeveel voortgang er werd geboekt. Indien het VK een verlenging wenst van de transitieperiode, dient die te worden aangevraagd voor 1 juli 2020.
Ik wil opnieuw benadrukken dat de timing die wordt opgelegd, enorm ambitieus is. De uitdagingen zijn immens en de tegenstellingen op sommige vlakken erg groot. Een no-dealbrexit, waarbij er na het aflopen van de transitieperiode geen akkoord is, blijft weliswaar absoluut onwenselijk, maar zeker niet ondenkbaar. We moeten daar nog altijd op voorbereid zijn.
Dit scenario blijven we dan ook verder voorbereiden. Hierin moeten zowel de overheid, de bedrijven als de burgers samenwerken om de gevolgen maximaal te beperken. Via het departement Buitenland en FIT blijven we bedrijven sensibiliseren en begeleiden bij de brexitvoorbereidingen.
Zoals u weet, heb ik de brexittaskforce eind oktober samengeroepen. Tijdens deze vergadering zat ik rond de tafel met de ministers van de meest geïmpacteerde beleidsdomeinen, hun administraties, de havens en het bedrijfsleven. Tijdens deze taskforce werd voornamelijk de Vlaamse voorbereiding op een no-dealscenario nogmaals overlopen.
Tijdens de voorbereiding van onze Vlaamse brexitvisienota en tijdens de onderhandelingen met de Europese Commissie en de andere lidstaten over het onderhandelingsmandaat, hebben mijn raadgevers en diensten de lijnen met de Vlaamse administraties en de sectorfederaties zeer kort gehouden. Er is een continue uitwisseling van informatie tussen alle betrokkenen. In die zin is de taskforce een permanent gegeven van afstemming met alle partijen zonder dat deze steeds fysiek samenkomt.
Binnen het Departement Buitenlandse Zaken is een specifieke brexitcel opgericht, die met de nodige expertise de onderhandelingen permanent opvolgt. Zij onderhoudt niet alleen de contacten op Belgisch niveau, maar legt ook de nodige Europese contacten. De Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering te Londen volgt de evoluties in de Britse politiek ook van nabij op. Daarnaast is FIT versterkt om de sensibilisering bij bedrijven in goede banen te leiden.
Vlaanderen behoort tot de meest geïmpacteerde regio’s in Europa vanwege onze nauwe historische banden met het Verenigd Koninkrijk. Voor de Vlaamse export staat het VK op de vierde plaats. Met onze Vlaamse zeehavens vormen we ook een belangrijke hub voor transport van het continent naar Groot-Brittannië.
Zoals jullie weten is de impact van een no-dealbrexit voor Vlaanderen immens: 2,5 procent van ons Vlaams bbp en 28.000 jobs staan op het spel. Daarnaast berekende onze Vlaamse Studiedienst dat een toekomstige relatie die gebaseerd is op een klassiek vrijhandelsakkoord, ter vervanging van de nauwe relatie die we nu hebben – en daar ziet het hoe langer hoe meer naar uit – een impact zou hebben van min 1,8 procent op het Vlaamse bbp. Professor Vandenbussche zal u hier straks ongetwijfeld meer over vertellen. Ik verwijs, voor het verslag, naar een tabel met cijfers van de Vlaamse export: https://www.flandersinvestmentandtrade.com/export/sites/trade/files/attachments/VlaamseExportcijfers_2018_v1.pdf.
We hebben in de afgelopen maanden aandachtig geluisterd naar de standpunten van de verschillende betrokken actoren en sectoren die de impact van de brexit zullen voelen. Qua economische sectoren zullen onder andere textiel, (agro-)voeding, visserij, chemie/farma, transport, automobiel/technologie hard geraakt worden. Op basis van deze input heeft de Vlaamse Regering op 7 februari 2020 een visienota goedgekeurd met daarin de uitgangspunten voor de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk.
Op basis van deze visienota heeft Vlaanderen ook maximaal gewogen op de gemeenschappelijke Belgische positie binnen de Europese onderhandelingen over het mandaat voor de gesprekken met het VK.
De Vlaamse positie was determinerend, aangezien wij het zwaarst getroffen worden. Onze partners in de andere gewesten hebben zich in dezen zeer loyaal opgesteld: ze hebben de opstelling van Vlaanderen gevolgd om de Belgische onderhandelingspositie te bepalen. Tot zover is de standpuntbepaling binnen België over brexit steeds zeer constructief geweest, ook over thema’s waar andere regio’s eigenlijk geen belang bij hebben, zoals visserij.
Tegelijkertijd hebben we ook rechtstreekse contacten genomen met landen die net als wij de grootste impact zullen voelen, zoals Ierland, Denemarken en Nederland, en heb ik ook zelf rechtstreekse contacten gehad met bijvoorbeeld de Europese brexitonderhandelaar, Michel Barnier.
Met betrekking tot de huidige stand van zaken kan ik wel meegeven dat de Vlaamse standpunten in globo goed hernomen zijn in het Europese onderhandelingsmandaat, dankzij de contacten die vooraf werden gelegd. Alle Europese lidstaten scharen zich volop achter dit EU-onderhandelingsmandaat en hebben alle vertrouwen in hoofdcoördinator Michel Barnier en zijn team.
Ik laat een vergelijkende tabel tussen onze visienota en het EU standpunt, die ik hier kort toelicht, opnemen in het verslag (zie bijlage).
Het EU-mandaat weerspiegelt de Vlaamse vraag voor een ambitieus en breed akkoord door het najagen van een ambitieus economisch luik met specifieke hoofdstukken inzake mobiliteit, transport, energie en visserij en samenwerking binnen Unieprogramma’s.
De bepalingen over visserij zijn mede op vraag van Vlaanderen versterkt. Zo wordt er nu gesproken over ‘uphold’ als het gaat over wederzijdse toegang tot de wateren en quota-aandelen. Verder wordt ook een sterke link voorzien met het handelsluik om maximaal druk te zetten op de Britse regering.
De flexibiliteitsclausule is conform de Vlaamse vraag aangepast, waarbij duidelijk wordt gemaakt dat de EU zowel tijdens als na de onderhandelingen openstaat voor een hoger ambitieniveau.
Het EU-mandaat weerspiegelt de Vlaamse vraag om niet te evolueren naar tarieven en streeft een ambitieuze benadering inzake regelgevende samenwerking na. Helaas zullen niet alle niet-tarifaire belemmeringen kunnen worden uitgesloten.
De EU streeft naar optimalisering van douaneprocedures binnen het Europees douanewetboek in lijn met de Vlaamse positie.
De EU streeft naar het behoud van een gelijk speelveld op een aantal prioritaire domeinen zoals consumentenbescherming, milieuwetgeving en arbeidsvoorwaarden, maar ook voor andere zaken zoals mededingingsrecht, staatsteunregels, enzovoort, wat ook in lijn ligt met de Vlaamse uitgangspunten.
Het mandaat werd gevoelig aangescherpt door Frankrijk, door de nadruk te leggen op het tijdselement en de bescherming op lange termijn enerzijds, en de Uniestandaarden als referentiepunt bij alle opgesomde LPF-domeinen anderzijds.
Dit zal ongetwijfeld het moeilijkste punt worden tijdens de onderhandelingen met het VK. Voor Vlaanderen is het belangrijk dat eerlijke concurrentie wordt nagestreefd en een no-dealscenario vermeden wordt.
Deze eerste week van onderhandelen en de communicatie van de Britse overheid in de afgelopen weken maakt wel duidelijk dat op een aantal belangrijke punten het water tussen beide partijen, de VK en de Europese Commissie, erg diep is.
Het Verenigd Koninkrijk legt sterk de nadruk op soevereiniteit: zij wensen geen deelname aan de interne markt noch aan de douane-unie. Zij leggen ook de nadruk op het gelijk speelveld: zij wensen geen gebondenheid aan Europese regelgeving en het EU-recht. Wel wensen zij tariefvrije en quotavrije toegang tot de EU markt.
Zij zijn wel voorstander van verregaande douanesamenwerking en handelsfacilitering. Wat ten slotte de visserij betreft, wensen zij jaarlijkse onderhandelingen inzake toegang en quota.
Tot slot wil ik nogmaals benadrukken dat Vlaanderen de keuze van de Britten om de EU te verlaten respecteert maar tegelijkertijd ook erg betreurt. Ongeacht het uiteindelijke scenario zal de impact van de brexit op de Vlaamse economie aanzienlijk zijn. Ik geloof dat mevrouw Vandenbussche daar straks in haar studie ook nog toelichting over zal geven. Daarom is het noodzakelijk dat iedereen – de overheid, maar ook de bedrijven – zich blijft voorbereiden op de realiteit na het verstrijken van de transitieperiode.
Dan waren er nog enkele meer specifieke vragen ingediend. Er was de vraag van de heer Vaneeckhout over hoe vaak de brexittaskforce samenkomt.
Binnen de Vlaamse Regering bestaat er een politiek-ambtelijk overleg, samengesteld uit relevante administraties en kabinetten, dat op regelmatige basis samenkomt om lopende handelsonderhandelingen op te volgen. De evolutie van het brexitdossier komt hier ook steevast ter sprake. De echte taskforce die ik in oktober heb bijeengeroepen, is niet meer bijeengekomen. Maar zoals ik al in mijn antwoord zei, worden bedrijven wel continu op de hoogte gehouden van de evoluties. Je hoeft niet altijd fysiek samen te komen om een goede informatie-uitwisseling te hebben.
Er was ook een vraag van mevrouw Talpe over de visienota en het voorstel om de Algemeen Afgevaardigde bij de EU deel te laten uitmaken van de Belgische delegatie voor alle Europese Raden die in het teken staan van de brexit.
Inderdaad, de Vlaamse Regering pleit ervoor om haar Algemeen Afgevaardigde bij de EU deel te laten uitmaken van de delegatie van de federale premier op Europese Raden waar voor Vlaanderen belangrijke thema’s zoals de Europese begroting of de brexit op de tafel liggen. Op de recente begrotingstop heeft onze Algemeen Afgevaardigde, net als vertegenwoordigers van de andere deelstaten, effectief kunnen aansluiten bij de Belgische delegatie. Ik hoop dat dit, gezien het grote belang voor de deelstaten, ook bij de toekomstige Europese Raden het geval zal zijn.
Ik heb er in deze commissie al een paar keer naar verwezen: als we de huidige samenwerkingsakkoorden van 1994 strikt volgen, moet dat niet gebeuren. Voor de begrotingsonderhandelingen van midden februari heeft de eerste minister toegelaten dat de deelstaten mee in de delegatie zitten. Dat is telkens ad hoc te bekijken. Voor de brexit is dit nog niet verworven. Een structurele oplossing zou erin bestaan de samenwerkingsakkoorden aan te passen. Dat heb ik hier ook al enkele keren geopperd.
Wat de dispuutregeling betreft is de Vlaamse en Europese positie heel duidelijk: er moet één globaal akkoord worden gesloten, waarin handel, visserij, transport en energie allemaal binnen dezelfde governancestructuur vallen. Op deze wijze wordt de coherentie verzekerd. Een adequaat instrumentarium van handhavingsinstrumenten verzorgt een goede uitvoering van de toekomstige verdragsbepalingen.
Wat de toekomstige rol voor het Hof van Justitie van de EU betreft, is dit enkel relevant als er in het toekomstige verdrag verwijzingen staan opgenomen naar Europese wetgeving. De onderhandelingen zullen dat de komende maanden uitmaken. Als in het verdrag het Hof van Justitie niet als een gezag wordt erkend, kun je dat ook niet inschakelen. Dat zal dus deel uitmaken van de onderhandelingen.
De positie van de Britse regering staat haaks op de pakketbenadering. Het Britse onderhandelingsmandaat vraagt een afzonderlijk governancesysteem voor elk onderdeel van de onderhandelingen. Ook daar is er dus een discrepantie tussen de positie van de Europese Unie en die van het Verenigd Koninkrijk.
Wat de douane en de douane-infrastructuur betreft: de Vlaamse Regering vraagt in haar visienota dat er blijvend werk wordt gemaakt van investeringen in douane, aangezien dit een grote weerslag heeft op de handelsstromen en de rol van onze havens.
We stellen met grote tevredenheid vast dat de federale douanediensten significante investeringen hebben gedaan, zowel qua capaciteit als qua infrastructuur, om volledig klaar te zijn voor de brexit. De samenwerking verloopt ook vlot tussen de douanediensten en onze diensten. Vlaanderen zal blijvend in dialoog treden met de federale douanediensten om dat op te volgen.
Dan was er ook de vraag of ik heil zie in een Noors of Zwitsers model voor het Verenigd Koninkrijk. De Vlaamse Regering wenst een zo ambitieus mogelijk toekomstig partnerschap af te sluiten met het VK. De Britse regering heeft echter te kennen gegeven dat de onderhandelingen zich dienen te beperken tot een traditioneel vrijhandelsakkoord en dat ze dus geen ambitieuzere vorm van economische samenwerking à la Noorwegen of Zwitserland wenst. Het VK wenst de douane-unie en de interne markt te verlaten. Zelf ben ik wel voorstander van het Noorse of het Zwitserse model, maar dat staat mijlenver af van de positie die het Verenigd Koninkrijk vandaag inneemt. We respecteren deze keuze, ook al valt ze te betreuren.
De heer Vanlouwe had een vraag over de werking van de North Sea Energy Cooperation na de brexit en wat het standpunt is van de Vlaamse Regering inzake de stopzetting van de samenwerking met het VK in dit kader.
Het North Sea Energy Cooperation platform is een initiatief dat werd opgezet tussen landen rondom de Noordzee. Het gaat hierbij zowel om EU-lidstaten, waaronder België en tot voor kort het Verenigd Koninkrijk als een niet-EU lidstaat, Noorwegen. De Europese Commissie verzorgt op dit moment het secretariaat van het initiatief; voorheen was dit het Benelux-secretariaat. Het klopt dat de Commissie recent het VK niet heeft uitgenodigd op enkele vergaderingen, gezien de uittreding van het VK uit de EU. Er is hierover blijkbaar juridische onduidelijkheid, inmiddels werd hierover een juridisch advies gevraagd.
Vlaanderen wil in het algemeen ook na deze uittreding een nauwe samenwerking met het Verenigd Koninkrijk handhaven. Dit geldt met name ook op het vlak van de productie van hernieuwbare energie op de Noordzee. Een eenvoudige blik op de kaart leert dat het Verenigd Koninkrijk, al was het maar vanwege zijn geografische ligging, een belangrijke partner is voor de ontwikkeling van offshore windenergie en een offshore netwerk in het Noordzeegebied.
U vroeg, mijnheer Vanlouwe, welke mogelijkheden we zien om deze beslissing te herzien. Zoals u opmerkt, heeft ook Europees vicevoorzitter van de Commissie Frans Timmermans aangekondigd dat hij ervan uitgaat dat de samenwerking met het VK in dit initiatief voortgezet kan worden. Dat is ook mijn standpunt. Zodra de juridische onduidelijkheid die er blijkbaar her en der heerst, is uitgeklaard, moet men er volgens mij op een pragmatische manier voor zorgen dat de belangrijke samenwerking met het VK op vlak van offshore energie en de ontwikkeling van het elektriciteitsnetwerk op de Noordzee kan worden voortgezet.
U vroeg ook toelichting bij de ambitie en plannen van de Vlaamse Regering voor meer samenwerking tussen de landen rond de Noordzee. Het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU maakt duidelijk hoezeer de verschillende Noordzeelanden economisch met elkaar verweven zijn. De Vlaamse aanpak is in dezen dan ook tweeledig. Enerzijds zetten wij in op een zo breed en ambitieus mogelijk toekomstig partnerschap met het Verenigd Koninkrijk. Anderzijds proberen wij ook maximaal te coördineren met de andere getroffen landen rond de Noordzee, zoals Ierland, Denemarken, Nederland. Zowel ikzelf als mijn diensten hebben hiervoor reeds politieke en diplomatieke contacten gelegd.
Voorzitter, ik denk dat ik hiermee de algemene situatie op dit moment heb toegelicht en geantwoord heb op de specifieke vragen van de leden van de commissie.
Minister-president, wij danken u. Ik zal de verschillende fracties aan bod laten komen, maar ik wil de sprekers vragen om zich te beperken tot eventuele bijkomende vragen, gelet op het korte tijdsbestek dat ons rest.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister-president, ik heb vier korte vragen om verduidelijking. De eerste vraag is wat er zal gebeuren als de onderhandelingen niet succesvol worden afgerond tegen het einde van het jaar. Zullen er prioriteiten worden gesteld? U spreekt over een globaal akkoord, maar misschien is het ene toch wat belangrijker dan het andere? Er zijn Vlaamse prioriteiten, zoals de visserij.
Een tweede vraag is: hoe staat de Vlaamse Regering in het moeilijke – ja zelfs – dilemma om te kiezen tussen de nadruk op een gelijk speelveld en toch de zaken te doen vooruitgaan, om niet af te stevenen op een harde brexit? Waar bevindt zich dan het compromis van de Vlaamse Regering? Hoever kunnen we daarin gaan?
Wat de visserij betreft, heb ik begrepen dat er jaarlijkse onderhandelingen zijn over toegang en quota, terwijl ik de ambassadeur zojuist hoorde zeggen dat de wens is ‘to take back control’ over hun wateren. Er is blijkbaar weinig ruimte voor inspraak van ons. Worden er voorbereidingen getroffen om die nadelige gevolgen voor de Belgische vissers toch enigszins te beperken?
Minister-president, hoe schat u de timing naar 1 juli 2020 en naar 1 januari 2021 in? Denkt u dat het Verenigd Koninkrijk zal halen wat het zegt en herhaalt, of bent u veeleer sceptisch?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister-president, het was goed dat u wat later was, want zo hoorden we eerst de ambassadeur. Het was heel interessant en ook wat confronterend, want hij was heel duidelijk in wat hij wou en wat hij niet wou. Ik ben dan ook niet helemaal gerustgesteld en zie dat het een grote uitdaging zal worden om binnen de krappe timing te landen, en dan nog het liefst met een elegant akkoord waar we ons allebei goed bij voelen.
Ik had ook een vraag om uitleg over de veranderde machtsverhoudingen binnen de EU. Daar bent u niet op ingegaan. Door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk betekent dat in het bijzonder dat Frankrijk wat machtiger wordt. Ziet u daar opportuniteiten in? Zal dat bepaalde wijzigingen teweegbrengen? Hoe gaat u daarmee om?
De timing is heel krap. De ambassadeur gaf daarnet aan dat ze een duidelijke visie hebben over waar ze naartoe willen. Ik had het aanvoelen – het kan natuurlijk ook zijn dat dat zijn persoonlijke houding was – dat er niet zoveel onderhandelingsmarge is. Maar goed, ik heb heel veel vertrouwen in onze onderhandelaars en het mandaat dat we hen hebben gegeven om er het allerbeste uit te halen voor alle sectoren. Een van mijn vragen was om zeker Toerisme daarin niet te vergeten. In de taskforce werd minister Demir toegevoegd, wat ik een bijzonder goede zaak vind. In de visienota zelf vinden we Toerisme niet expliciet terug. Het is toch een aandachtspunt waar we absoluut niet aan kunnen voorbijgaan.
De voorbije dagen en weken heb ik met heel veel bedrijven en ondernemers gepraat, zeker bedrijven die handelen met het Verenigd Koninkrijk. Ik wilde horen wat zij verwachten van dit akkoord en de impact ervan. Iedereen was wel bijzonder hoopgevend, want de signalen die ze zelf krijgen van de partij waarmee ze zaken doen in het Verenigd Koninkrijk, zijn wel redelijk positief. Dat kan me dan wel wat positief stemmen. Het zal heel belangrijk zijn om goed te communiceren naar de bedrijven, want u weet hoe snel er ongerustheid circuleert in de sector. We moeten daar heel kort op de bal spelen.
Vlaanderen zal hard worden getroffen en het brexitgarantiefonds zal voor een groot deel naar ons vloeien. Ik wil hier dan ook een lans breken om de middelen die we uit dat fonds krijgen, in te zetten voor de kmo's en de bedrijven die de brexit op het terrein hard zullen voelen.
Van een bedrijf in de transportsector heb ik gehoord dat er uit het Verenigd Koninkrijk signalen komen dat ze geïnteresseerd zijn in Vlaamse bedrijven om zich in het Verenigd Koninkrijk te vestigen, en dat ze ook al nadenken over bepaalde fiscale gunstmaatregelen om hen te lokken. Daar moeten we alert voor zijn en waakzaam blijven dat we onze Vlaamse bedrijven hier kunnen houden.
Minister-president, in de landbouwsector is er heel wat ongerustheid. Dat komt ook in de studie naar voren. Zij vragen Europese middelen en flexibiliteit in staatssteunregels. Deze morgen nog kreeg ik een mail van de Boerenbond waarin ze vragen naar een level playing field en vooral naar gelijke product- en kwaliteitsnormen. Daar hebben we al over gepraat en u gaf aan dat u daar volop voor wilt gaan.
De ambassadeur gaf aan dat het Verenigd Koninkrijk het Europese recht niet volgt. Dan wist ik meteen dat de deur van het Noorse model gesloten was.
Minister-president, tot slot wil ik u veel succes wensen. Ik hoop dat we kunnen landen met een elegant akkoord.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
We hebben inderdaad al een heel uitvoerig debat gehad met de Britse ambassadeur. Op bepaalde punten zijn we gerustgesteld. Er is alleszins openheid, en dat is een bijzonder goede zaak.
Wat betreft de opmerkingen van mevrouw Lambrecht over de visserij: dat blijft een grote bekommernis voor Vlaanderen, maar ik heb u eigenlijk niets anders horen zeggen dan wat de Britse ambassadeur vertelde. Hij pleit eigenlijk voor een kader voor jaarlijkse onderhandelingen, en dat is natuurlijk een goede zaak. Zo weten de vissers dat er telkens onderhandelingen plaatsvinden. Anderzijds geeft dat natuurlijk nog niet direct zekerheid over quota voor onze visserij. Ik wil gewoon aangeven dat ik geen verschil heb gehoord tussen hetgeen de minister-president zei en wat de ambassadeur heeft verteld.
Ik heb een paar heel concrete vragen. We hebben hier vorig jaar een kaderdecreet goedgekeurd, met een overgangsperiode tot 31 december. Volgens mij is dat kaderdecreet mogelijk achterhaald door de nieuwe transitieperiode die in het terugtrekkingsakkoord werd vastgelegd. Kan het zijn dat we hier opnieuw een decretaal initiatief zullen moeten nemen binnen deze noodwetgeving of brexitwetgeving die we zelf hebben moeten goedkeuren? En moet de Vlaamse Regering eventueel ook andere beslissingen in uitvoering nemen?
Anderzijds is het ook zo dat de Vlaamse Regering op zoek gaat naar partners – er was al overleg met uw Nederlandse collega Rutte en met uw Tsjechisch ambtgenoot. Is het nodig dat we ook met andere regio’s of andere Europese lidstaten actief samenwerken? Ik denk dan aan de Noordzeeregio. In de visienota wordt gesproken van een soort van Europese macroregionale strategie voor de Noordzee, met een overkoepelende visie, meer coördinatie en een duidelijk gedeelde visie op de ontwikkeling van de Noordzeeregio. Is er ondertussen ook al werk gemaakt van die macroregionale samenwerking?
Verder is het zo dat Nederland geregeld weleens uitpakt met grote cijfers inzake de aantrekking van Britse bedrijven. Ik was gisteren toevallig in Den Haag voor een overleg met enkele leden van de Tweede Kamer. Men presenteert inderdaad regelmatig cijfergegevens van Britse bedrijven die vanuit Londen naar Amsterdam komen. Het gaat over 140 Britse bedrijven sinds 2016; vorig jaar waren het 78 bedrijven. Ook Vlaanderen heeft daarvoor reeds inspanningen gedaan. In dat verband hoor ik soms weleens dat de cijfers die Nederland noemt lichtelijk overdreven zijn. Anderzijds is het natuurlijk van belang dat wij daar verder op blijven inzetten. Brussel blijft de hoofdstad, en we blijven een aantrekkelijke, centraal gelegen regio binnen Europa. Wat kan Vlaanderen doen? En ervaart u anderzijds mogelijke concurrentie, of werd dat ooit besproken met uw Nederlandse collega?
Met betrekking tot de douane hebt u inderdaad reeds gesproken over afspraken die moeten worden gemaakt.
Ik was gisteren ook wel verrast door wat de Nederlandse parlementsleden zeggen over een brexitgarantiefonds. Volgens hen kan zo’n garantiefonds wel interessant zijn, maar als we tot een goede deal komen, hebben we zo’n fonds misschien absoluut niet nodig. Ik zou persoonlijk toch voorzichtiger zijn, en ik zou graag zien dat er in het meerjarig financieel kader (MFK) toch een garantiefonds komt, naast de vele andere reeds bestaande fondsen.
Minister-president, hoe loopt de intra-Belgische samenwerking inzake de brexit?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor het ruime antwoord. Ik had het inderdaad kort gehouden, op vraag van de voorzitter. Ik denk dat de collega’s al heel wat hebben gezegd. Ik was zelf niet aanwezig bij de toelichting van de ambassadeur, maar mijn fractieleider heeft mij kort gebrieft, en het beantwoordt ook aan alle feedback die ik hier hoor. De twee benaderingen sluiten bij elkaar aan over wat de positie van het Verenigd Koninkrijk lijkt te zijn. En die positie is natuurlijk niet helemaal geruststellend, of zelfs helemaal niet – je kunt die volgorde nog zelf bepalen, afhankelijk van hoe positief of negatief je als persoon bent ingesteld. Er blijven hoe dan ook toch een aantal grote bezorgdheden.
Wat de visserij betreft, ben ik het er niet helemaal mee eens dat wat nu voorligt een interessant perspectief zou zijn voor de vissers. Het betekent namelijk een jaarlijkse onzekerheid. Als we elk jaar opnieuw moeten onderhandelen over die quota, is het voor die sector bijna onmogelijk om zich daarop te enten, bijvoorbeeld voor toekomstige investeringen. Ik denk echt dat dit een onwenselijke situatie is.
Verder blijft er toch wel de vraag waarom het Verenigd Koninkrijk eigenlijk zo hard in die strategie vastzit. Vanuit Vlaanderen zullen we dat niet op ons eentje oplossen. Daarover ben ik het eens met alle collega’s, denk ik. Als we de studie van professor Vandenbussche, die we straks bespreken, zien, zien we dat de economische impact ook voor het Verenigd Koninkrijk eigenlijk gigantisch is, eigenlijk sterker is dan de gevolgen die Vlaanderen zelf zal hebben. Het moet dus toch zijn dat er echt sprake is van een bepaalde modus. Ik vraag me af op welke manier we uit die destructieve houding ten opzichte van elkaar komen. De brexit is rond, we hebben respect voor de keuze die is gemaakt. Laten we dit zorgvuldig afwerken. Ik ga ervan uit dat er in het Verenigd Koninkrijk toch ook nog een aantal rationale stemmen zijn, mensen die die economische impact wel belangrijk vinden. Minister-president, hoe kunnen we, naast uw benadering van die problematiek, proberen dat inzicht nog wat te versterken?
U weet dat ik altijd bezorgd ben geweest over de vraag wat er gebeurt als er geen goede deal komt. Ik pleit er opnieuw voor om alles in te zetten om voor juni een goede deal uit de brand te slepen, want eigenlijk is de echte deadline dan. Een uitstel kunnen we niet echt meer krijgen als dat nadien nog wordt gevraagd. Als we er tegen dan niet goed uit zijn, dan ligt dat eigenlijk vast. Dan hebben de Britten alles in handen om te bepalen hoe ver ze springen. Is er al werk gemaakt van, of is er op dit moment al een zicht op de nood aan een aanvullend Vlaams brexitfonds, eventueel, met noodmaatregelen op Vlaams niveau? Ik wil niet te negatief doen, maar van nature ben ik misschien een beetje bezorgd ingesteld. We mogen niet pas in november, december beginnen na te denken over wat de financiële en economische impact kan zijn en hoe we daarin moeten bijsturen, ook in de huidige budgettaire context.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister-president, ik wil ook nog eens de aandacht vestigen op de land- en tuinbouwsector en de visserij, zoals collega’s die reeds hebben gegeven. Zoals u weet, bekleedt Groot-Brittannië voor de landbouwsector in Vlaanderen, wat ongeveer hetzelfde is als de Belgische landbouwsector, de vierde plaats wat onze exportmogelijkheden betreft. Per jaar wordt voor 3,3 miljard euro geëxporteerd naar Groot-Brittannië. Dat is toch wel een bijzondere impact. Daarom is de sector ook wel wat ongerust. Sowieso zullen er gevolgen zijn. Ook al zijn de tarieven niet veranderd, er zal altijd extra administratie komen qua certificering, voedselveiligheid en dergelijke meer. Er zal in elk geval dus een impact zijn. We hopen natuurlijk dat de mogelijkheid zal worden aangegrepen om die zo veel mogelijk te beperken. In welke mate zal de toegang tot het eventuele brexitgarantiefonds of het Solidariteitsfonds van de Europese Unie of het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering ook mogelijk kunnen zijn voor die wat kleinere land- en tuinbouwbedrijven? De vraag is welke criteria daar eventueel voor zullen worden opgesteld.
Dan is er ook de vraag over de eventuele monitoring van de impact. Die impact zal natuurlijk niet van vandaag op morgen volledig duidelijk worden. Monitoring, dit volgen op korte en lange termijn lijkt me dan ook heel belangrijk.
Ten slotte is er de terechte vraag inzake de toegang tot de Britse wateren voor onze visserijvloot. Vorige week hebben we in de plenaire vergadering nog gehoord dat er tien nieuwe vaartuigen zouden worden aangekocht door de Belgische reders. Ze geloven dus in de toekomst van de visserijsector, maar dat geloof zal natuurlijk ook moeten worden bevestigd in een goede regeling met betrekking tot de mogelijkheid om te vissen, ook in die Britse wateren. Zoals u weet, komt 50 procent van de door Belgische reders gevangen vis vandaag immers uit Britse wateren.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Intussen heeft collega Dochy de bekommernissen bijzonder goed verwoord. Minister-president, u hebt in uw algemene betoog ook geantwoord op mijn vragen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Lambrecht, wat de onderhandelingen betreft: nu geven we natuurlijk een mandaat aan de Europese onderhandelaar om zijn onderhandelingsstrategie te bepalen. Hij heeft een nota. Dat is eigenlijk bij wijze van spreken het onwrikbare kader waarbinnen hij onderhandelt. Ik denk dat we die man, en zijn team – want het is een heel uitgebreid team – nu vertrouwen moeten geven. Wel is het zo dat we regelmatig opnieuw met hem samenzitten voor een tussentijdse stand van zaken en om te bekijken of het kader moet worden bijgestuurd. U vraagt mij nu waar het compromis ligt, maar ik zou, eer dat te zeggen, eigenlijk toch eerst een paar onderhandelingsrondes willen afwachten en willen bekijken of er al dan niet beweging komt in de positie van het Verenigd Koninkrijk. Ik zou het onderhandelingsspel ten volle willen laten spelen.
U hebt gesproken over de jaarlijkse onderhandelingen over visserij. In mijn toelichting heb ik gezegd dat dit de positie is van het Verenigd Koninkrijk op dit moment, om jaarlijks over die quota te onderhandelen. Ik zeg niet dat dit de Europese positie is en zeker niet dat dit de Vlaamse positie is. Ik hoop ook niet dat dit de uitkomst van de onderhandelingen zal zijn. Het is duidelijk dat wij langeretermijnquota, die via een ander mechanisme worden vastgesteld, wensen. Ik heb alleen aangegeven dat dit vandaag het uitgangspunt is van het Verenigd Koninkrijk. We zullen proberen dat front in beweging te krijgen.
Hoe schat ik de timing in? Ik geef u een puur persoonlijke inschatting. Ik denk dat premier Johnson niet zal afwijken van de periode 2020. Ik denk niet dat hij voor juli een verlenging van het mandaat zal vragen. Het zal dus dit jaar zijn. Als we naast de onderhandelingen ook de periode moeten bijtellen van ratificatie, door het Europees Parlement, de parlementen van de lidstaten en van de deelstaten, zoals het Vlaams Parlement, is een reële timing, met een start op 1 maart, een maximumonderhandelingstermijn tot oktober, willen we de ratificatie nog tijdig rondkrijgen.
Mevrouw Talpe, wat betreft de machtsverhoudingen is Frankrijk inderdaad wat machtiger. Vlaanderen nam vaak een zeer eurorealistische positie in. We moeten een kat een kat noemen, we hadden het VK vaak als bondgenoot, of het ging zelfs nog een stapje verder dan wij. Door het wegvallen van het Verenigd Koninkrijk stel ik vast dat het heel voluntaristische Europa aan macht gewonnen heeft. U zegt dat de Britse ambassadeur de indruk heeft gegeven dat er niet veel onderhandelingsmarge is. Ik zou diezelfde indruk willen geven over het standpunt van Europa: daar is niet veel ruimte om te onderhandelen. Dat is een normale positie bij het begin van onderhandelingen. Het zal zaak zijn om de fronten toch wat in beweging te krijgen. U hebt 100 procent gelijk: we moeten goed communiceren met de bedrijven. We volgen de evolutie, onze administratie is daar volop mee bezig.
Wat het brexitgarantiefonds betreft, is het inderdaad mijn betrachting en ook die van de Belgische delegatie om ook de kmo’s, bijvoorbeeld uit de visserij, in dat garantiefonds aan bod te laten komen, en niet alleen de grote bedrijven.
Mijnheer Vanlouwe, u vroeg of er nog andere beslissingen nodig zijn. Tijdens de begrotingsbesprekingen 2021 moeten we bekijken of er nog een fonds nodig is op Vlaams niveau. Ik heb daarover al een paar ideeën. Ik zal dat graag toelichten samen met het resultaat van de begrotingsbesprekingen, maar nu wil ik daar niet op vooruitlopen. Ook dat is een onderhandeling die nog moet plaatsvinden. Er is gesproken over het kaderdecreet, met een overgangsperiode tot 31 december. Ik denk dat we in die periode zullen zitten.
We zijn inderdaad op zoek naar partners, maar als we het in onze visienota hebben over samenwerking met de Noordzeelanden, gaat dat veel verder dan enkel maar de brexitstrategie. Wat de brexitstrategie betreft, bevinden onze partnerlanden zich allemaal binnen de Europese Unie. Dat bondgenootschap is er ook om onze standpunten, die min of meer gelijklopend zijn, binnen dat Europees kader verdedigd te krijgen. Maar de macroregionale samenwerking waar we naartoe willen, overstijgt het brexitgegeven.
Wat het aantrekken van Britse bedrijven betreft: ik was onlangs in Londen om een Spilliaerttentoonstelling te openen. Ik heb een lunchontmoeting gehad en daarna nog twee bilaterale contacten met bedrijven die overwegen om naar Vlaanderen te komen. Op dit moment – het exacte cijfer heb ik niet – hebben tussen zestig en zeventig bedrijven al toegezegd om zich in Vlaanderen te komen vestigen. Daarboven is er nog een prospectielijst van ongeveer honderd bedrijven waar nog aan wordt gewerkt.
Wat de concurrentie van andere EU-landen betreft, denk ik niet dat ik minister-president Rutte uit zijn hoofd kan praten dat hij moet trachten bedrijven aan te trekken, net zoals ik dat Parijs wellicht niet uit het hoofd kan praten. Daar speelt gewoon de concurrentie tussen de partnerlanden van de EU om het laken naar zich toe te trekken. Ik denk dat we een goede prestatie hebben geleverd. De prospectielijst is nog reëel en daar wordt verder op gewerkt.
Over de intra-Belgische samenwerking heb ik het in mijn betoog gehad. De heer Di Rupo en de heer Vervoort hebben gezegd dat Vlaanderen het sterkst geïmpacteerd is, en dat ze achter de Vlaamse positie gaan staan. Dat is dan ook de Belgische positie geworden, omdat het de positie van het gezond verstand is. Daarover kan ik niet klagen, het is er heel loyaal aan toegegaan.
Mijnheer Vaneeckhout, over wat wij allemaal als een irrationele positie van de Britten zien, zouden we een hele boom kunnen opzetten. Er heeft heel wat gespeeld, in de City en de landelijke gebieden, bij de ouderen en de jongeren. Daar kun je heel veel assen op trekken. Ik heb een aantal straatinterviews gezien, en wat mij frappeerde, is dat ze weten dat dit hun geld gaat kosten, maar dat ze hun soevereiniteit terugkopen. Ze beseffen welke keuze ze hebben gemaakt en ze zijn bereid daar een tol voor te betalen. Iedereen van ons heeft daar zijn gedacht over, maar ik stel vast dat dat de geestesgesteldheid is.
Mijnheer Dochy, ik heb uw vragen beantwoord. Landbouw en visserij zijn voor ons belangrijke insteken, en ik hoop dat we die in het brexitgarantiefonds mee kunnen nemen. Dat is alleszins de drijfveer van onze delegatie.
Ik ga ervan uit dat alle vragen beantwoord zijn en ik wil u, minister-president, dan ook bedanken voor deze debriefing. Voor wat de brexit betreft, hebben we een goede werkmethode gevonden om regelmatig een voortgangsrapportage te krijgen. Minister-president, u hebt al toegezegd om een volgende voortgangsrapportage te hebben in juni en dan opnieuw half september. Voor het vervolg zien we dan wel. De vragen mogen worden binnengebracht de donderdag voor de volgende debriefing. Uiteraard kunnen we altijd inspelen op de actualiteit als dat moet.
Verder zullen we alles via de media blijven volgen. Wij werken in deze commissie verder door andere experts uit te nodigen om hun inzichten met ons te delen. De eerstvolgende expert is professor Hylke Vandenbussche, gewoon hoogleraar Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen KU Leuven. Welkom, mevrouw Vandenbussche.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
De timing tussen nu en juni is wel heel strak. Het risico bestaat wel dat, als we in juni samenkomen, dit al het einde van het proces is. Het lijkt interessant om in de regeling der werkzaamheden te overwegen om tussentijds nog een moment te hebben, hetzij begin april, hetzij half mei, om de vinger aan de pols te houden vanuit het parlement, aangezien de vijf rondes zullen plaatsvinden. Onze bijeenkomst in september zal waarschijnlijk dezelfde bijeenkomst zijn als in juni, want het zal nu gebeuren of het zal niet gebeuren. Dat heb ik begrepen uit de toelichting.
We pikken dat opnieuw op in de regeling der werkzaamheden. Het parlement kan vragen om een bijkomende voortgangsrapportage te hebben. Het kabinet staat er zeker voor open. We zullen bekijken wanneer we dat in onze planning kunnen inpassen. We komen daarop terug.
Professor Vandenbussche heeft het woord.
Voorzitter, ik heb de vraag gekregen op twintig minuten tijd een overzicht van de economische impact van de brexit te geven. Dat zal niet gemakkelijk zijn, maar ik zal het proberen. De beste start lijkt me een kort filmpje dat ik aan de faculteit heb laten opnemen en dat een korte weergave biedt van wat een harde brexit volgens mij zou betekenen. Nadien zal ik dieper ingaan op hoe we tot die resultaten zijn gekomen. Ik sta ook open voor alle vragen die de commissieleden eventueel hebben. (Professor Hylke Vandenbussche toont een opname)
Ik zal nu een beetje meer informatie geven over hoe die studie tot stand is gekomen en hoe we tot die resultaten zijn gekomen. Dat is een heel lange weg geweest, maar ik wil erop wijzen dat we die studie al in 2017 hebben gemaakt. Mijn onderzoeksteam en ik waren er heel snel bij. Ik denk dat ik me heb laten inspireren door het feit dat ik toen voor het Directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken (ECFIN) van de Europese Commissie werkte. Ik had sterk de indruk dat de Europese Commissie de economische impact nogal licht van de hand deed en ben naar de KU Leuven teruggekeerd omdat ik wilde weten wat de impact van de brexit voor mijn land en voor de EU zou betekenen.
Ik ben snel tot de vaststelling gekomen dat alles wat we over handelsschokken wisten, eigenlijk achterhaald was. De brexit heeft mij, als academicus, enorm veel geleerd over hoe we het niet moeten doen en over hoe we het wel moeten doen. Toen wij de resultaten van onze studie in 2017 naar voren brachten, hadden velen de neiging om de cijfers in onze berekening van de impact van de brexit hoog te vinden. Ondertussen zijn er andere studies waaruit blijkt dat de impact van de brexit in de studie die ik hier wil voorstellen, eigenlijk nog een onderschatting kunnen zijn.
Ik wil beginnen met de cijfers, want daar baseren economen zich graag op. Wat de export betreft, is het Verenigd Koninkrijk voor België de vierde belangrijkste handelspartner. Wat de import betreft, is het Verenigd Koninkrijk voor ons de vijfde belangrijkste handelspartner. Hiervoor baseer ik me enkel op de directe handel, met andere woorden alles wat over het Kanaal in de richting van het Verenigd Koninkrijk gaat. We hebben in onze studie echter achterhaald dat dit een schromelijke onderschatting is, want dit is een land van intermediaire producten. Dit betekent dat België enorm goed in de globale waardeketens geïntegreerd is. Het is een kleine, open economie, die heel wat input in andere sectoren produceert. Zodra we dit inzicht hadden, werd het verhaal van de brexit heel anders.
Ik wil nog even op die handelsrelatie ingaan. Het Verenigd Koninkrijk exporteert ongeveer een op twee Britse ponden naar het vasteland, maar slechts 8 op de 100 euro gaat in richting van het Verenigd Koninkrijk. Naar mijn aanvoelen zullen die cijfers zeer belangrijk zijn voor onze onderhandelingspositie. Het Verenigd Koninkrijk wil toegang tot die markt van 500 miljoen Europese consumenten. Onder welke voorwaarden ze toegang tot die eengemaakte markt zullen hebben, valt nog te bezien, maar die cijfers zullen tijdens de onderhandelingen belangrijk worden.
In het Verenigd Koninkrijk horen we wel eens dat ze naar hun andere handelspartners, namelijk China en de VS, zullen kijken indien de handel met de EU niet meer zou vlotten. Ik wil er de cijfers even bij halen. Het Verenigd Koninkrijk voert momenteel 18 procent naar de VS en ongeveer 4 procent naar China uit. Zelfs als we die twee percentages optellen, maakt het Verenigd Koninkrijk daarmee de handel met de EU niet goed. Het Verenigd Koninkrijk blijft overtuigd van het belang van de toegang tot de Europese markt omdat die markt voor de Britten op dit moment nog de belangrijkste is. Het is wel zo dat de handel tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU heel stabiel is. Daar zit niet veel groei in. De handel met de VS en met China groeit daarentegen enorm dynamisch. De dynamiek zit bij die handelspartners, maar de grote omvang zit bij de EU.
Het is natuurlijk zo dat een no-dealbrexit nog altijd niet van de tafel is. Als er iets misloopt met het nieuwe contract waarover momenteel wordt onderhandeld, betekent dit dat de tarieven van de WTO dan in principe aan beide kanten van het Kanaal van kracht zullen worden. Sommigen wijzen er dan op dat de tarieven van de WTO gemiddeld vrij laag zijn. Dat is ook zo, want het gaat om 3 tot 4 procent, maar dan gaat het wel om gemiddelden voor alle producten en sectoren.
Als we naar de tarieven voor verschillende sectoren kijken, zien we dat het gemiddelde voor visserij, voeding en textiel rond 9 procent ligt, wat niet weinig is. In het onderzoek geef ik weer wat in elke sector de tarieven voor de producten in die sector zijn. In de voedingssector zijn bepaalde producten onderhevig aan een nultarief, maar er zijn evengoed producten die aan een tarief van 58 procent onderhevig zijn. Dat is niets niks. Voor wie een bedrijf heeft in een van de sectoren waarvoor de tarieven op producten zeer hoog zijn, zal de brexit iets betekenen.
Hoe kunnen we de effecten van de brexit meten? In 2017 hebben we aan de KU Leuven gekeken naar de export van België naar het Verenigd Koninkrijk, en we zijn snel tot de vaststelling gekomen dat dit niet heel het verhaal kon zijn. We moesten de indirecte handel op een of andere manier in kaart brengen en dat was niet gemakkelijk. Het is een kluwen, want zodra we de indirecte handel erbij betrekken, moeten we alle globale waardeketens in kaart brengen. Gelukkig zijn er recente datasets die ons toelaten de input en de output op sectorniveau te traceren. De OESO heeft die gegevens in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen samengesteld. We hebben hier dankbaar gebruik van gemaakt. We hebben de recentste cijfers genomen. Die cijfers zijn in 2016 vrijgegeven en hebben betrekking op 2014. Zo hebben we, bijvoorbeeld, in kaart gebracht hoeveel Belgisch staal er zit in Duitse auto’s, Franse vliegtuigen, Duitse fietsen of Slovaakse constructiematerialen die allemaal hun weg naar het Verenigd Koninkrijk vinden.
Iedereen kan zich voorstellen dat het een zeer complexe zaak is dat allemaal in kaart te brengen. Om die reden noemen we dit een globaalnetwerkmodel. Dat is een heel ander model dat wat de economen en de academische sector tot nu toe hebben gebruikt om handelsschokken te meten. De meeste modellen zijn zwaartekrachtmodellen en kijken enkel naar de directe bilaterale handel tussen twee landen. Dat is gemakkelijker, want dan moet met slechts een tarief rekening worden gehouden. Voor de impact op de sector van het Belgische staal is het enige tarief dat van enig belang is het tarief op het Belgische staal. Als we dat staal als een input in Duitse auto’s, Nederlandse fietsen en Franse vliegtuigen beschouwen, worden al die tarieven ook van toepassing op het Belgische staal. Dat wordt natuurlijk een veel moeilijker berekening. Dit is slechts één voorbeeld, want we hebben geprobeerd alle globale waardeketens in de EU in kaart te brengen en de effecten per land te berekenen.
We hebben hiervoor twee scenario’s gebruikt. De harde brexit is het slechtst mogelijke scenario, maar er is ook een zachte brexit. Dat betekent dat er een alternatief komt waardoor het Verenigd Koninkrijk toch toegang tot de eengemaakte markt blijft hebben, maar zelf niet meer tot de eenheidsmarkt of de EU behoort. We hebben die twee scenario’s in kaart gebracht, en het grote verschil is dat er met een harde brexit tarieven en niet-tarifaire belemmeringen zijn en dat er met een zachte brexit geen tarieven, maar mogelijk wel transactiekosten aan de grens zijn. Dat kan dan gaan om grenscontroles als er verschillende standaarden zijn, bijvoorbeeld voor voeding. Ook de andere niet-tarifaire belemmeringen die mogelijk een effect op de handelsstromen kunnen hebben, moeten in kaart worden gebracht.
Het globaalnetwerkmodel dat we hebben ontwikkeld, probeert alle banden tussen input en output in de EU in kaart te brengen. We weten wat zal gebeuren op het ogenblik dat er een harde brexit komt. De tarieven zullen de prijzen doen stijgen. De stijgende prijzen zullen de vraag aan beide kanten van het Kanaal doen dalen. We moeten dit berekenen en dat zal een functie van vier parameters zijn.
Het wordt een functie van de hoogte van de tarieven, die per sector sterk verschillen. Het wordt een functie van de transactiekosten. Het gaat dan om de grenscontroles, die mogelijk ook per sector kunnen verschillen. Verder gaat het om de handelselasticiteit. Dit betekent dat we in kaart moeten brengen hoe gevoelig de Britten en de Belgen voor prijsstijgingen zullen zijn. Tot slot gaat het om de werkgelegenheidselasticiteit. De vraag is dan hoe de outputschok zich in de werkgelegenheid zal vertalen.
We berekenen dit met een aantal assumpties die ik onder de aandacht wil brengen. Het is belangrijk dat iedereen weet met welke veronderstellingen we dit model hebben opgesteld. We focussen enkel op de korte termijn, wat slaat op de termijn vooraleer elke vorm van reallocatie kan plaatsvinden. Als mensen job verliezen, zullen velen op termijn weer een nieuwe job vinden. We weten echter niet of dat in dezelfde sector of in een andere sector zal zijn en daar zeggen we dus niets over. We proberen eigenlijk de crisis op haar dieptepunt te meten. We houden geen rekening met migratie, met investeringsstromen en met wisselkoersverschillen. Volgens bepaalde berekeningen zou het Britse pond na een harde brexit met 15 procent kunnen devalueren. We weten dit en we kunnen dit eventueel op onze resultaten toepassen, maar in de studie houden we er geen rekening mee. We kijken enkel naar de handelseffecten en nog meer naar het netwerkweefsel dat door de brexit mogelijk zal worden aangetast.
Aangezien het een kortetermijnstudie is, doen we geen uitspraken over mogelijk nieuw netwerkweefsel dat zou kunnen worden geproduceerd. Ik geef een voorbeeld. Als een Belgisch bedrijf zich niet langer bij een Engels bedrijf, maar bij een Chinees bedrijf bevoorraadt, zit dat niet in onze studie. Als een bepaald bedrijf in Vlaanderen zijn input bij een ander Vlaams bedrijf haalt, zit dat ook niet in onze berekeningen. Het gaat ons enkel om de destructie van het netwerkweefsel op het dieptepunt.
Het goede van ons model is dat we iets over goederen en diensten kunnen zeggen. In de traditionele academische studies was dat enorm problematisch, want er zijn enkel tarieven voor de handel in goederen. De WHO heeft geen tarieven voor diensten. De vraag is dan hoe we dit in kaart brengen. Een land als Nederland exporteert veel diensten en heeft een probleem met de kwantificering van de mogelijke impact van de brexit. In een input-outputmodel kunnen we dit opnemen, want we bekijken in welke mate de diensten een input in goederen vertegenwoordigen.
Een voorbeeld is juridische en boekhoudkundige dienstverlening. Als een Duits bedrijf zich bij een Belgisch bedrijf verzekert, is dat een dienst die bij de productie van Duitse auto’s hoort. Als de Duitse auto’s door de brexit worden geaffecteerd, weten we wat dit voor de Belgische verzekeringssector betekent. Op die manier kunnen we de impact op de diensten in kaart brengen.
Ik heb op dit ogenblik nog geen enkel ander model gezien dat de echte tewerkstellingskost van de brexit in kaart brengt. Volgens mij zijn we uniek in de EU, zowel met betrekking tot de timing, want we waren zeer vroeg met onze studie, als met betrekking tot assumpties in andere studies, waar ik soms moeite mee heb. Ik vermeld altijd heel duidelijk wat in onze studie de assumpties zijn, maar voor zover ik heb begrepen, worden in andere studies assumpties gemaakt die in mijn ogen minder realistisch zijn.
We kunnen voor elk land en voor elke sector het jobverlies berekenen. We hebben dat geaggregeerd op landenniveau. We hebben ook, samen met het Departement Buitenlandse Zaken, dieper gekeken naar de Vlaamse context. Ik zal straks die resultaten geven.
Het is belangrijk te beseffen dat de Europese economie steeds meer een netwerkeconomie wordt. Landen maken gefragmenteerde deeltjes van een keten uit. Dat heeft te maken met de WTO, want vijftig jaar geleden hebben veel landen geliberaliseerd en de tarieven verlaagd. Als een opengrenzenbeleid wordt gevoerd, moeten de beleidmakers beseffen dat dit tot specialisatie leidt. Elk land en elke sector worden een klein schakeltje in een ruimere keten. Hierdoor wordt alles gevoeliger voor schokken, vooral als de economie voornamelijk uit intermediaire producten bestaat.
Er zijn de zogenaamde downstreamsectoren, die zeer dicht bij de consument staan, en de upstreamsectoren, die vooral input leveren. We ziet dat de brexit vooral indirecte effecten heeft op de upstreamsectoren, de sectoren die andere sectoren input leveren. Dat is niet zo verwonderlijk, want de upstreamsectoren staan veel centraler in het netwerk. Hoe meer aan andere sectoren wordt toegeleverd, hoe kwetsbaarder voor de indirecte effecten van de brexit. Dat zien we heel duidelijk in onze netwerkdata.
De cijfers over het verlies aan jobs in België, de EU en het Verenigd Koninkrijk hebben al in de pers gecirculeerd. Voor België liggen de aantallen, afhankelijk van een zachte en een harde brexit, tussen 10.000 en 40.000 jobs. Voor de EU gaat het om 200.000 tot 1.200.000 jobs. Dat lijkt heel veel, maar we moeten in rekening brengen dat de EU 500 miljoen consumenten en een actieve, werkende bevolking van ongeveer 350 miljoen mensen telt. Een verlies van een miljoen jobs blijft natuurlijk veel. De zwaarste verliezen, tot 500.000 jobs, worden in het Verenigd Koninkrijk geleden. Wie dat veel vindt, moet weten dat de Bank of England ondertussen rapporten heeft uitgebracht die een nog dramatischer beeld van de Engelse economie schetsen.
Daarnet is de vraag naar de ratio hierachter al gesteld. Ik wil daar op het einde nog iets over zeggen. Uit deze cijfers blijkt dat dit voor niemand, ook niet voor het Verenigd Koninkrijk, een goede zaak is. De vraag waarom de Britten deze koers varen, is een heel ander verhaal, dat niet zozeer met de impact te maken heeft. We kunnen straks nog van gedachten wisselen over de vraag waarom de Britten in een auto lijken te stappen om tegen de muur te crashen.
De inkrimping van de economie is voor de Britten 4,4 procent, voor ons 2,35 procent en voor de EU mogelijk 1,5 procent. Dit slaat op de inkrimping van de economische taart, wat niet betekent dat we nadien niet opnieuw kunnen groeien. Dat hangt allemaal af van het beleid dat de Vlaamse Regering zal voeren en van de instrumenten om dit tegen te gaan.
We hebben dieper gekeken naar Vlaanderen. Wat België betreft, hebben we de internationaal verbonden input-outputtabellen, maar we kunnen ook iets over de regio’s in België zeggen. Hiervoor hebben we de tewerkstellingsgegevens van Eurostat gebruikt. Die gegevens maken het mogelijk een splitsing tussen de regio’s te maken, en daaruit blijkt dat Vlaanderen ongeveer 28.000 jobs van het totaal van 42.000 jobs zou verliezen, maar Wallonië en Brussel zullen met respectievelijk 10.000 jobs en ongeveer 4000 jobs ook worden getroffen. Het is dan ook interessant dat de minister-president heeft verklaard dat België zich achter het Vlaamse standpunt heeft geschaard. Het is duidelijk dat de Vlaamse verliezen mogelijk het ergst zullen zijn, maar de Waalse en Brusselse verliezen zijn niet onbelangrijk.
Als we naar de Europese landkaart als geheel kijken, merken we dat de brexit een Europees probleem is. Er zijn landen die minder worden getroffen, zoals de Baltische staten of Griekenland. Frankrijk wordt duidelijk minder getroffen dan Duitsland. We zien heel duidelijk in de netwerkdata dat er zoiets bestaat als families van netwerken. De Duitsers zitten iets meer dan de Fransen in de Angelsaksische netwerken. Om die reden worden de Duitsers volgens ons harder getroffen dan de Fransen. De cijfers zijn echter voor elk land belangrijk.
Als we naar de Belgische situatie kijken, zien we dat België niet enkel op landenniveau, maar ook voor elke sector die we onder de loep hebben genomen tot de top drie of de top vier van de meest getroffen landen behoort. Zoals ik al heb gezegd, worden de Baltische staten het minst getroffen, maar Ierland wordt procentueel het meest geaffecteerd. Ik kan ook een schade-indicator tonen. Ten opzichte van het Europees gemiddelde zitten de rode landen in de slechte zone en de groene landen in de goede zone. België staat helemaal bovenaan, in de derde positie. We hebben dan ook veel te winnen of te verliezen tijdens de brexitonderhandelingen.
Als we nakijken welke sectoren in België het hardst worden getroffen, gaat het om de voeding- en dranksector, op de tweede plaats gevolgd door ‘administrative and support’, een algemene, vage categorie, waar onder meer toerisme onder valt. Aangezien de sectoren bepaalde benamingen hebben, zien we dat niet meteen in de cijfers, maar onder die benamingen zitten veel gedetailleerdere activiteiten. Ook textiel en ‘legal and accounting’ worden zwaar getroffen, maar voor de retailsector staat België op de eerste plaats. Ik ga ervan uit dat daar veel kleine bedrijven tussen zitten. Wat die sector betreft, is België het hardst getroffen land van de EU. Het gaat verder ook om ‘basic metals’, chemicaliën, de voertuigenindustrie enzovoort.
Ik wil nog even inzoomen op de Belgische provincies. Op regionaal vlak zien we dat Vlaanderen harder wordt getroffen dan Wallonië. Dankzij de samenwerking met FIT hebben we data gekregen die ons per provincie en per gemeente vertellen hoeveel mensen in welke sector zijn tewerkgesteld. Hierdoor hebben we dieper kunnen kijken naar de absolute jobverliezen in bepaalde provincies.
We zien dat de provincie Antwerpen absoluut het hoogste aantal jobs verliest, gevolgd door Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen. Limburg en Vlaams-Brabant worden minder getroffen. Als we naar de relatieve verliezen kijken, gaat het vooral om West-Vlaanderen, gevolgd door Oost-Vlaanderen en Antwerpen.
Als we nog dieper kijken, naar het gemeentelijk niveau, gaat het vooral om de as tussen Brugge en Kortrijk. Die as in West-Vlaanderen zou op basis van de sectorale compositie het meest worden getroffen. Ik moet hier twee kanttekeningen bij maken. Ten eerste gaat het hier om gesalarieerde jobs. Vanwege databeperkingen zijn de zelfstandige activiteiten hier niet in inbegrepen. Ten tweede gaat het hier ook om de plaatsen waar de jobs zich bevinden. Als er pendelaars zijn, kan het best dat mensen uit naburige gemeenten hun job verliezen terwijl ze werkzaam zijn in de gemeente waar ze de job verliezen. Ook dit is een gevolg van databeperkingen, waar we op dit moment weinig aan kunnen doen.
Ik kom tot mijn conclusies. Vanwege de globale waardeketens heeft de impact van de brexit directe en indirecte gevolgen. Volgens onze berekeningen zouden de indirecte effecten voor elke sector tot bijna 70 procent van de impact van de brexit kunnen oplopen. Als die indirecte effecten het nieuwe van onze studie vormen, kan iemand zich afvragen hoe groot die indirecte effecten zullen zijn. De meerderheid van de impact is een gevolg van die globale waardeketens. De brexit is voor heel de EU belangrijk, maar zit voor elke sector in de top drie of de top vier van de meest getroffen landen.
Een zachte brexit valt natuurlijk boven een harde brexit te verkiezen. De sectoren die we hebben geviseerd, zijn vooral textiel, voeding, farmacie, chemicaliën, petroleum en bepaalde dienstensectoren, zoals ‘administrative and support’, ‘legal and accounting’ en retail.
In Vlaanderen wordt wat absoluut jobverlies betreft vooral de provincie Antwerpen het hardst getroffen en wat relatief jobverlies betreft vooral de provincie West-Vlaanderen. Wat de gemeenten betreft, wordt de as Brugge-Kortrijk het meest getroffen als het om jobverlies gaat. Vooral de kleine ondernemingen zouden weleens het slachtoffer van de brexit kunnen worden.
Natuurlijk blijven er nog vragen over. Als we naar deze cijfers kijken, zien we eigenlijk een ‘lose-losesituatie’. Waarom gebeurt de brexit dan? Ik heb daar een bepaalde mening over, maar iedereen heeft zijn eigen mening, en misschien kunnen we hierover straks nog van gedachten wisselen.
Wat de bredere impact van de brexit betreft, denk ik dat dit gevolgen zal hebben voor het industrieel beleid, het militair en veiligheidsbeleid en het concurrentiebeleid.
Zal de EU verder desintegreren? Kunnen we hier lessen uit trekken? Wat is de belangrijkste sterkte van de EU? Dat zijn allemaal vragen die op ons afkomen en die we binnenkort moeten stellen. Naast deze impactstudie heb ik over die andere vragen een boek geschreven. Aangezien dit niet meteen tot mijn academische opdracht behoorde, heb ik mijn ideeën neergeschreven. Ik heb het boek bij me en wie interesse heeft, mag een exemplaar komen halen. Ik verdien daar niets aan, maar ik vind het interessant om die bepaalde visie de wereld in te sturen. Ik heb dit boek her en der gepresenteerd, want ik ben al op veel plaatsen in Vlaanderen en daarbuiten gevraagd. Het grootste plezier is altijd nadien informeel met mensen van gedachten wisselen. Ik heb nog niemand ontmoet die me heeft verteld dat ik er volledig naast zit. Ik ben al tweemaal in Zeebrugge geweest, waar de zaken al van in het begin op de voet worden gevolgd, en ook daar is mijn verhaal bevestigd. Wie een ruimere interesse heeft, nodig ik uit om mijn boek te lezen.
Op dit moment weegt België meer op de onderhandelingen dan in het begin. De Europese Commissie heeft ingezien dat het om de globale waardeketens gaat, wat twee jaar geleden niet het geval was. Toen ging het om die 8 procent en daar bleef het bij. Het besef is gegroeid dat dit een ruimere impact kan hebben, wat de onderhandelingen ongetwijfeld zal beïnvloeden, hopelijk ten goede. We moeten de Britten ernstig nemen en goed naar hun gevoeligheden luisteren, want we moeten beseffen dat we daar waarschijnlijk meer bij te winnen of te verliezen hebben.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Professor, ik wil u eerst en vooral danken voor uw uiteenzetting. Het is in deze context misschien vreemd, maar ik wil u toch feliciteren met uw werk. Gedurende de tijd waarin ik me in de brexit aan het inwerken ben, bent u de referentie in Vlaanderen en vermoedelijk ook daarbuiten om inzicht in de economische impact van de brexit te krijgen. Als een oud-student van uw faculteit die het geluk heeft gehad daar een masterdiploma te halen, ben ik zeer blij dat te kunnen vaststellen.
Ik ben ook blij met uw methodologische toelichting bij het netwerkmodel. Ik geloof dat dit de enige manier is om de impact geloofwaardig en correct te benaderen. Het blijft natuurlijk altijd een simulatie en een inschatting. Het is zeer moeilijk tot in detail en tot na de komma te bepalen wat de impact zal zijn, maar dit benadert het wel op de geloofwaardigste manier die ik tot nu toe heb gezien. Het verwondert me enigszins dat niet meer mensen in de EU verder staan met deze oefening. Gezien de impact zou ik verwachten dat er veel ambitie is, maar ik ben blij dat uw team en uzelf wel de ambitie hadden hiermee aan de slag te gaan.
Ik heb eerst een puur inhoudelijke vraag. Het onderzoek dateert uit 2017. Hebt u het aanvoelen dat er sindsdien veranderingen zijn geweest? Indien u het onderzoek nu opnieuw zou uitvoeren, zouden resultaten bij benadering hetzelfde blijven of kunnen een aantal zaken zijn verschoven? Bedraagt de export nog steeds 45 procent of moet dat ondertussen worden bijgestuurd? In welke mate heeft het Verenigd Koninkrijk van die drie jaar gebruikgemaakt om de strategie deels te bepalen? Heeft de EU dat gedaan?
Iets wat weinig aan bod komt, maar mij in het licht van de begrotingsdebatten altijd relevant lijkt, is de inschatting van de impact van deze economische cijfers op de publieke financiën. In november en december 2020 zullen we hier nieuwe debatten over de begroting voor volgend jaar voeren. Wat kunnen we verwachten? Het gaat dan niet om de vraag of we in middelen moeten voorzien. Die vraag heb ik net al aan de minister-president gesteld. Zullen de lagere groeicijfers een rechtstreekse impact op de publieke financiën en dus op de Vlaamse, Belgische en Europese begroting hebben? Hoe moeten we hiermee omgaan? Wat zijn de inschattingen hiervan?
Professor, u hebt terecht aangehaald dat het om de impact op korte termijn gaat. Ik vraag me af of er al academisch werk over de impact op lange termijn is verzet. Het is moeilijk om gelijkaardige situaties in het verleden te vinden, maar hoelang heeft een economie nodig om zich te reorganiseren? Die 45 procent aan export zal volgend jaar niet worden opgevangen, noch in het Verenigd Koninkrij, noch hier. Zijn er benaderingen? Hebben we tien jaar nodig om daarvan te herstellen en de stromen te reorganiseren? Zal het langer of korter duren? Wat zijn de consequenties?
Tot slot heb ik een veeleer onderhandelingstechnische vraag. Deze commissie en ikzelf worstelen met een vraag. Ik denk dat het de vraag van meer dan één miljoen is. Hoe kunnen we proberen het Verenigd Koninkrijk deze zaak rationeler te laten behandelen? Dat is niet gemakkelijk, omdat allerlei zaken een rol spelen. De minister-president heeft al verklaard dat deze keuze is gemaakt in het besef van de impact. Ik vraag me wel af of iedereen de volledige impact beseft, maar ik wil een origineel denkspoor uitproberen. Het is geen voorstel, maar ik wil uw mening horen. Zou de omgekeerde benadering interessant zijn? De EU zou het minder rationeel kunnen benaderen en ook bereid kunnen zijn om het spel hard te spelen. Als we meer op een harde brexit of hogere drempels als een mogelijk alternatief wijzen, kunnen we tonen dat het verlies verhoudingsgewijs groter is in het Verenigd Koninkrijk dan in de EU en Vlaanderen. Misschien zou die omgekeerde benadering een interessante en originele onderhandelingsstrategie zijn. Is dat wenselijk of niet? Ik zou graag uw deskundige mening hierover horen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Professor, ik heb een tijdje geleden al de eer gehad u te aanhoren. Ik vond uw uiteenzetting toen interessant en dat vind ik nu opnieuw. Ik heb uw boek, maar ik heb het nog niet gelezen. Ik zal dat zeker nog doen.
De economische impact van de brexit zal zeker voelbaar zijn, bij uitstek in de Noordzeeregio. U hebt de cijfers al aangehaald. Het gaat dan vooral om Ierland, Vlaanderen en Nederland. We zitten met onze havens, die een belangrijke pijler van onze economie zijn. De overslag in Zeebrugge gaat voor 45 procent naar het Verenigd Koninkrijk. De haven van Antwerpen is een economische motor en belangrijke werkgever voor de hele provincie. Ik heb u echter niet naar onze geografische ligging horen verwijzen. Is het feit dat Vlaanderen centraal ligt en een van de naaste buren van het Verenigd Koninkrijk is, relevant? U hebt naar verschillende sectoren verwezen, zoals de metaalsector. Er is export vanuit die sectoren en dit heeft uiteraard een grote directe en indirecte impact op onze economie. Kunt u dat even duiden? Zullen onze havens meer of minder worden geaffecteerd? Denkt u dat dit mee zal spelen?
U hebt het nu niet aan bod gebracht, maar ik herinner me wat u tijdens een vorige uiteenzetting hebt verklaard. Het zou ook in uw boek moeten staan. U hebt net gesteld dat het Verenigd Koninkrijk tegen een muur rijdt, maar daar zit ook een bepaalde strategie achter. Het Verenigd Koninkrijk kijkt nu natuurlijk naar de VS. De Britten zijn ongetwijfeld volop bezig met het afsluiten van een vrijhandelsakkoord met de VS. Die markt is misschien kleiner dan de Europese markt, maar ze kijken ook naar Azië.
Kunt u dat misschien eens toelichten? Het is niet zomaar een bevlieging geweest en dat is niet met fake news aan de bevolking voorgesteld. Het was de bedoeling van het Verenigd Koninkrijk om, los van de EU, die de mogelijkheden met alle regelneverij beperkt, andere horizonten op te zoeken en naar Azië, Zuid-Amerika en zeker en vast de VS te kijken. Ik zal nooit vergeten dat de vorige Amerikaanse president het over ‘the old Europe’ had. Hij bedoelde natuurlijk dat er buiten de Noord-Atlantische partner nog andere handelspartners in de wereld zijn.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Professor, ik dank u voor het harde werk dat u hebt geleverd om deze studie aan te leveren en voor de vlotte, maar zeker ook heldere toelichting die u net hebt gegeven. Ik denk dat iedereen nu beseft dat er naast de directe impact ook een indirecte impact zal zijn. U hebt die indirecte impact in kaart gebracht, en dat is bijzonder interessant en uniek. Het is ook een wake-upcall. Misschien kunt u die studie ook aan premier Johnson overhandigen, zodat hij ook wakker kan schieten en zien dat de gevolgen voor het Verenigd Koninkrijk misschien anders zullen zijn dan hij zelf inschat.
Mijn eerste concrete vraag is al gesteld, maar ik vind het toch relevant hierop in te gaan. De studie geeft een beeld op het moment van de brexit, maar wat zal op langere termijn gebeuren? In tijden van nood zijn mensen, en dan zeker ondernemers, bijzonder creatief. Ik kan me goed voorstellen dat er met betrekking tot de middellange en lange termijn een aantal factoren zijn die we nu nog niet goed kunnen inschatten en die onze economie opnieuw zullen doen opleven. Hebt u in dit verband al verder studiewerk ingepland? Dit lijkt me minstens even interessant. Ik heb al met bedrijfsleiders gesproken en ik weet dat er bedrijven zijn die naar andere afzetmarkten en afnemers zullen kijken indien de handel met het Verenigd Koninkrijk wat zou terugvallen. Hebt u in uw studie opgenomen in welke mate nu al naar andere afnemers en cliënten wordt gekeken en wat hiervan de impact kan zijn?
Ik wil eindigen met toerisme, wat voor mij een grote bezorgdheid is. Dat maakt deel uit van de tweede grootste pijler van de meest bedreigde sectoren, namelijk ‘administrative and support’. Het interesseert me te horen hoe groot het specifiek aandeel van toerisme in dat geheel is. Hebt u daar zicht op?
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Professor, ik wil u ook danken voor uw mooie uiteenzetting. Ik stel deze vraag aan iedereen, en ik zou ook graag uw antwoord horen. Hoe schat u de evolutie tot 1 juli 2020 en 1 januari 2021 in? Zal iedereen aan die data vasthouden of denkt u dat er verlengingen op komst zijn?
De heer Van Peteghem heeft het woord.
Professor, ik dank u voor uw toelichting. Ik vond het zeer interessant, en ik heb twee korte vragen. Mijn vragen zijn misschien wat moeilijker te beantwoorden, maar ze zijn wel interessant.
U hebt het globaalnetwerkmodel naar voren geschoven, maar kunt u ook nagaan welke impact de eventuele toekomstige relaties van het Verenigd Koninkrijk met andere, bijvoorbeeld China, op ons zal hebben? Als er een handelsovereenkomst met de VS of met China komt, zal er waarschijnlijk een groei komen. Welke impact zal dat op ons hebben? Hebt u hier eventueel cijfers over? U hebt vermeld dat u enkel naar de korte termijn kijkt, maar ik vermoed dat u, met een aantal assumpties, ook de langetermijneffecten hebt bestudeerd.
Mijn tweede vraag betreft de onderhandelingspositie van de EU. Hoe zullen we ons opstellen? Het grote gevaar is natuurlijk dat het Verenigd Koninkrijk de EU uit elkaar speelt door iets te verklaren over een sector die bepaalde landen belangrijk vinden en andere landen totaal niet belangrijk vinden. Aangezien uw model alles met elkaar verbindt, zouden we onze onderhandelingspositie kunnen versterken en intern kunnen aantonen dat het beter is een geheel te blijven en met één stem te blijven praten en onderhandelen. Bevat uw onderzoek elementen die deze stelling of assumptie kunnen bevestigen?
De heer Dochy heeft het woord.
Professor, u weet natuurlijk ook dat de keuze voor de brexit niet door alle inwoners van het Verenigd Koninkrijk met hetzelfde enthousiasme is goedgekeurd. Er zijn regionale verschillen. De vraag is of u zicht hebt op de regionale verschillen met betrekking tot de impact in het Verenigd Koninkrijk. Schotland was niet echt geneigd om mee te gaan in de brexit. Is de procentuele impact daar, bijvoorbeeld, groter dan in de regio’s waar uitdrukkelijk de keuze is gemaakt om de brexit te steunen?
Professor Vandenbussche heeft het woord.
Sinds 2017 zijn waarschijnlijk op het terrein een aantal zaken gebeurd, maar volgens mij wel minder dan wat overheden zouden wensen. Er zijn wel wat anticipatie-effecten, wat mogelijk te verwachten viel, maar uit de bevraging die de FOD ongeveer een jaar geleden heeft georganiseerd, blijkt dat heel weinig bedrijven toen al klaar waren voor de brexit.
Hoe langer de onderhandelingen duren, hoe meer tijd de bedrijven hebben om alternatieve scenario’s te bedenken. De grote bedrijven zijn er klaar voor. De mensen van GlaxoSmithKline of ExxonMobil hebben me verteld dat ze maar op een knop moeten duwen. Er staan tien tot vijftien mensen klaar om het plan B met betrekking tot de brexit uit te voeren. Ik kan me voorstellen dat dit in kleinere bedrijven niet het geval is. De anticipatie-effecten zijn er vooral bij de grote bedrijven en veel minder bij de kleine bedrijven.
De investeringsrespons is tot nu toe heel klein gebleven. De minister-president heeft in zijn rapport gewag gemaakt van 100 bedrijven die mogelijk naar Vlaanderen zouden verhuizen. Hij heeft ook gewag gemaakt van 140 bedrijven die sinds het referendum naar Amsterdam zijn verhuisd. Dat zijn eigenlijk lage cijfers. We kunnen niet spreken over een massale exodus van Britse bedrijven naar het continent, want dat is niet het geval. Het gaat hier en daar om een aantal bedrijven, maar volgens mij is het anticipatie-effect op dit ogenblik relatief klein.
Als we naar de migratiestromen kijken, blijkt dat er geen massale exodus is. Er zijn mensen die zullen verhuizen. Ik heb dat ook gehoord in het Flanders House in Londen. Er zijn mensen met plannen om naar het vasteland terug te keren, maar dat is nog niet massaal gebeurd. Ik denk dat veel mensen veel te lang hebben gewacht. Ze wachten om te zien wat het Verenigd Koninkrijk na de brexit zal doen.
Als we de studie opnieuw zouden uitvoeren, zitten we natuurlijk met een probleem met de data. We kunnen geen recentere data krijgen, want die data worden om de vijf jaar hernieuwd. We zouden dan opnieuw de data uit 2016 moeten gebruiken. Het enige punt waarop we tot een verbetering zouden kunnen komen, betreft de niet-tarifaire barrières. We hebben die niet per sector uitgesplitst, hoewel we weten dat er sectorale verschillen kunnen zijn. We zouden dat kunnen nakijken en er zijn wat technische aspecten die we zouden kunnen aanpakken, maar volgens mij zou dat met betrekking tot de orde van grootte niet veel verschil maken.
Als ik nadenk over wat we horen en lezen, blijkt dat de anticipatie-effecten eigenlijk klein zijn. Al bij al vermoed ik dat een no-dealbrexit op het terrein nog steeds erg zou worden gevoeld.
Wat het effect van de brexit op de publieke financiën en de begroting betreft, heb ik de minister-president daarstraks horen praten over de mogelijkheid een soort brexitfonds in het leven te roepen. Ik vermoed dat landen nu lobbyen om daarop te kunnen wegen. Ik vermoed dat bedrijven in Vlaanderen en België ook zullen lobbyen om hierop te kunnen wegen. Hoe het voor de begroting zal uitdraaien, ligt voorbij mijn capaciteiten. Ik kan daar geen uitspraak over doen.
Het onderscheid tussen de impact op korte termijn en op lange termijn is in de economie moeilijk. Als ik dat aan studenten moet uitleggen, zeg ik altijd dat de lange termijn de termijn is waarin de reallocatie-effecten plaatsvinden. Als iemand vandaag zijn job verliest, is de vraag hoelang het duurt voor hij en alle andere door de brexit getroffen personen een nieuwe job vinden. We gaan ervan uit dat het verschil tussen de korte en lange termijn tien tot vijftien jaar kan zijn. Zo lang zou het Verenigd Koninkrijk de schok van de brexit kunnen voelen.
Dat is natuurlijk geen korte periode, maar ik denk dat de Britten een plan B hebben. Wat is tien tot vijftien jaar? Tijdens de industriële revolutie hebben de Chinezen een achterstand opgelopen die ze op 200 jaar tijd niet hebben kunnen goedmaken. Als er een langetermijnvisie is, is tien tot vijftien jaar misschien de prijs die de Britten bereid zijn te betalen om in andere wateren te zitten. Het zou voor de Britten een relatief korte pijn kunnen worden.
Dit brengt me bij de vraag waarom de Britten met de auto tegen de muur rijden. Volgens mij is dit goed ingecalculeerd. Ze zullen verliezen wat een oorlog zou kosten. Als we daarover nadenken, weten we dat er een plan B moet zijn, met op lange termijn vooruitzichten op iets wat dit goedmaakt. Anders zouden ze het natuurlijk niet doen. Soevereiniteit kan veel waard zijn, maar ik betwijfel of het zo veel waard is. Ik denk dat de Britten rationeler en minder emotioneel zijn dan we denken. Dat is mijn persoonlijke mening.
Daarnet is voorgesteld dat de EU ook wat minder rationeel zou worden. We zullen tijdens de onderhandelingen misschien zien dat er in de EU een gek opstaat die de onderhandelingen saboteert. Dat zou kunnen.
Als ik aan de overkant van het water praat, merk ik wat de Britten vrezen. Ze vragen zich af hoe coherent dat Europese front is. Ze vragen zich af hoe ze die Europese landen tijdens de onderhandelingen kunnen aanpakken. Tijdens de onderhandelingen zullen ze er voor bepaalde landen iets lekkers en voor andere landen niets insteken. Zo zullen ze hun onderhandelingspositie trachten te versterken, maar ik durf daar geen uitspraken over doen. Ik denk dat we ons nog aan het een en het ander mogen verwachten.
Wat de effecten op de havens betreft, heb ik me laten vertellen dat de haven van Zeebrugge voor de autotrafiek een van de belangrijkste havens in Europa is. Aangezien de autotrafiek sterk zal worden geraakt, zal dit natuurlijk van belang zijn voor onze havens. We hebben geen gedetailleerde studies over de specifieke impact op de havens uitgevoerd. Daarvoor zouden we ander cijfermateriaal moeten hebben. In onze studie kijken we enkel naar de sectoren. Toevallig ligt de haven van Antwerpen en de haven van Zeebrugge in West-Vlaanderen. Die impact zit in de studie, maar er is geen havenspecifieke studie. Het zou mooi zijn indien die studie er zou komen, maar momenteel weten we niets anders dan dat Zeebrugge de sluis voor de autosector is en dat is de sector waarvoor de hoogst mogelijke tarieven zullen gelden en die het zwaarst mogelijk zal worden getroffen.
Een andere vraag is wat de Britse strategie ten opzichte van andere landen zal zijn. Dit is een van de redenen waarom de EU tijdens de onderhandelingen op de rem staat, wat volgens mij het slimste is wat de EU kan doen. Wat zal het Verenigd Koninkrijk doen met betrekking tot het vrijhandelsverdrag met de VS? Als daar voedingstandaarden worden afgesproken die onder de Europese lat liggen, zal de EU haar houding tijdens de onderhandelingen willen aanpassen. Zolang we daar geen zicht op hebben, is het moeilijk een verregaand akkoord met het Verenigd Koninkrijk af te sluiten. We weten niet wat de positie ten aanzien van de VS zal zijn. Dit zit zeker in het achterhoofd.
Met betrekking tot de vraag waar de Britten naartoe willen, heb ik altijd gezegd dat ze volgens mij hebben berekend waar de toekomst ligt. In mijn ogen denken de Britten dat de toekomst niet in de EU ligt. Er zijn aanwijzingen in die richting. De EU heeft een aantal zaken gemist, bijvoorbeeld met betrekking tot de digitale ontwikkelingen en de elektrische wagens. Ons concurrentiebeleid werkt anders dan in de andere grote machten van deze wereld, zowel de VS als China. Hierdoor hebben wij niet de digitale reuzen, technologische reuzen en warenhuisreuzen die zij wel hebben. Dat zal in de toekomst een handicap zijn. Misschien kan de EU zichzelf een eigen identiteit aanmeten. Dat moet de zelfreflectie in de toekomst zijn. Wat zal de rol van de EU in het groter geheel zijn?
De Britten hebben voor zichzelf uitgemaakt dat ze liever in een andere coalitie zitten. De reden is dat er momenteel op het wereldtoneel een strijd om de hegemonie aan de gang is. De vraag is wie de winnende coalitie zal vormen. Indien iemand voor zichzelf uitmaakt dat de EU geen deel van de winnende coalitie zal uitmaken, is het misschien de moeite van coalitiepartner te wisselen. Volgens mij gokken de Britten hierop. Dat zal gedurende tien tot vijftien jaar zuur opbreken en het zal pijn doen, maar ze beschouwen zichzelf als een sterk volk dat dit aankan, dat oorlogen heeft doorstaan en dat altijd als een soevereine staat zijn eigen keuzes heeft kunnen maken. Op dat vlak speelt de emotionele ingesteldheid, het verleden en de grootsheid van het volk mee in het proces.
Dat betekent niet dat we moeten zeggen dat we naar een democratisch proces zitten te kijken. Volgens mij zal niemand in deze zaal de brexit een voorbeeld van een democratisch resultaat noemen. Als iemand in een land zonder een traditie op het vlak van referenda een referendum met 52 procent wint en niet opnieuw naar de kiezer stapt, stel ik me grote vragen. Hij heeft dan een democratische basis waar hij mee verder kan. Het is voor hem niet wijs opnieuw naar diezelfde kiezer te stappen, want dan zou hij dat democratisch geheel en dat draagvlak weleens kunnen verliezen. Als we het verhaal door die bril bekijken, is er plots een ratio.
Volgens mij zijn mensen op zoek naar een verklaring om de brexit te begrijpen. Als we het vanuit die invalshoek bekijken, wordt het plots een puzzel waarover we kunnen stellen dat we eigenlijk begrijpen waarom ze het zo willen spelen. Het is een strijd om de hegemonie en de technologie, daar draait het om. Op dat vlak is de geschiedenis zeer belangrijk. Met betrekking tot 5G-netwerken en alles wat daarbij komt kijken, zit de EU niet in goede papieren. Andere landen zitten wel in goede papieren, en ik geef nog eens China als voorbeeld. De industriële revolutie is aan China voorbijgegaan en China heeft de trein voor tweehonderd jaar gemist. Nu komen ze daar weer uit. De Britten stonden aan de bakermat van de industriële revolutie en kennen de geschiedenis op dat vlak zeer goed. Wie toegang tot de technologie heeft, beheerst de toekomst.
Volgens mij hebben de Britten voor zichzelf uitgemaakt dat die toegang in een andere coalitie dan met de EU gemakkelijker zal zijn. Ze gokken erop dat ze hierdoor op langere termijn in de winnende coalitie zullen terechtkomen. Dat is mijn persoonlijke mening. Ik wil daarover van gedachten wisselen, want iedereen heeft zijn eigen mening en dat is eenieders goed recht, maar om de brexit te begrijpen, moet men weten dat er een zekere logica achter zit. Wie de Britten afschildert als een chaotisch zootje ongeregeld, legt de geschiedenis volledig naast zich neer. De Britten zijn keer op keer zeer goede strategen gebleken.
De economische impact is zo groot als de impact van een oorlog. Wie denkt dat dit aan de waan van de dag of aan de lezers van The Sun en The Daily Telegraph wordt overgelaten, onderschat de Britten. In mijn ogen is het onderschatten van een tegenstander het ergste wat iemand tijdens onderhandelingen kan doen. We kunnen ze beter overschatten, want dan zij we goed voorbereid. Dat is de houding die in de EU meer en meer de teneur wordt. We mogen de Britten niet onderschatten. Dit is niet het resultaat van een zootje ongeregeld. Premier Johnson mag dan een clown lijken, maar hij is niet zo clownesk en misschien wel intelligenter dan we denken.
Dit is geen onemanshow. Over voormalig premier May werd gepraat alsof het een onewomanshow was, maar het gaat om die hele Conservatieve Partij of althans toch om een klein groepje in die Conservatieve Partij dat nota bene tot de aristocratie behoort en zeer goed verweven is met het koningshuis. In het Verenigd Koninkrijk gebeurt niets zonder de goedkeuring van het koningshuis. We mogen niet denken dat dit zonder het medeweten of de goedkeuring van dat handjevol aristocratische leiders van dat land gebeurt.
Ik heb in Engeland gestudeerd. Ik ben daar tot de vaststelling gekomen dat België een land met een zeer grote middenklasse is. We hebben een zeer kleine ongelijkheid, en de economen bevestigen dat. Er zijn economische studies waaruit blijkt dat België het land met de kleinste ongelijkheid is. Dat zien we op vele vlakken. In het Verenigd Koninkrijk is de realiteit heel anders. Dat is een land met een zeer grote ongelijkheid. Een zeer grote ongelijkheid betekent altijd een concentratie van macht en middelen in de handen van weinigen. Als er een concentratie van macht en middelen in de handen van weinigen is, worden een aantal zaken moeilijker en een aantal zaken gemakkelijker. Dat is mijn inschatting van wat ik in het Verenigd Koninkrijk heb gezien, gehoord en beleefd.
Dat het idioten zijn, geloof ik niet. Dat de ongelijkheid daar veel groter is en dat er veel meer kan worden georchestreerd, geloof ik wel. Dat dit een democratisch proces is geweest, geloof ik ook niet. Dat er een zekere ratio achter zit, geloof ik wel, maar dan moeten we de veel grotere vragen zoeken. Dat zijn vragen die het Verenigd Koninkrijk en de EU overstijgen. Het gaat dan echt om de wereldhegemonie. Er zijn andere aspecten die dit benadrukken. Die oorlog tussen de VS en China past in datzelfde beeld van een strijd om de hegemonie. Dit is niet gewoon een handelsoorlog. Het gaat om de toegang tot de technologie. Eenmaal we dat beseffen, wordt de keuze van de Britten minder ridicuul en gemakkelijker te begrijpen.
Ik denk niet dat dit betekent dat de EU in een hoekje moet staan huilen. Ik denk dat we nog vele troeven hebben, maar we moeten heel goed nadenken over wat die troeven zijn. Er moet een moment van zelfreflectie komen. Ik heb dat Guy Verhofstadt ook horen verklaren tijdens het afscheid van de Britten in het Europees Parlement. Ik was blij dat te horen, want ik vond dat het besef was aangebroken. Wat ik de Europese Commissie in 2016 hoorde zeggen, is niet meer de taal die nu wordt gesproken. Iedereen is zich goed bewust van de problematiek die op ons afkomt, maar de vraag is wie we zijn en waar we naartoe gaan. Wat is onze positie? Hoe zullen wij ons plaatsje in de wereld uitkerven?
Volgens mij staat de globalisatie een beetje on hold. We komen terecht in een periode van ‘slowbalisation’, en voor ons is dat misschien wel een heel dankbare en welgekomen time-out. Dat geeft ons tijd om, los van de andere blokken, wat na te denken. Dat is geen speculatie. Als we naar big data kijken, zijn er recente studies die aantonen dat het merendeel van de handelsstromen, toen China in 2001 tot de WTO toetrad, tussen continenten lagen. Die handel ging tussen de VS, China en Europa. Nu, meer dan tien jaar later, zijn die handelsstromen veel meer regionaal geworden. Dat is gewoon een analyse van big data. Er is onderzocht waar de handelsstromen het felst zijn.
Er is een regionale integratie aan de gang. Dat betekent dat de handel tussen continenten minder intensief wordt, maar dat de handel in de regio’s intensifieert. Het gaat dan om de regio’s Azië, Noord-Amerika en ook Europa. Misschien geeft die time-out op het vlak van de globalisatie ons in de toekomst de mogelijkheid om het Europese huis op orde te stellen en dan sterker als globale machtsspeler aan de wereld te kunnen deelnemen.
Ik ben niet pessimistisch met betrekking tot de EU. Afgelopen zomer zijn er Europese verkiezingen geweest, en de anti-Europese partijen hebben niet gewonnen, ze zijn afgestraft. En dat is goed nieuws, want het betekent dat de Europese lidstaten kunnen zeggen dat ze niet van de EU houden, maar dat er geen alternatief is. Er zijn weinig alternatieven voor de Europese club, maar de Europese club moet dan wel aantonen dat er een perspectief en een toekomst voor dat Europees blok is. Dat is de uitdaging.
We kunnen niet ontkennen dat de invloed van Duitsland toeneemt. Vroeger lag de politieke macht in Frankrijk en de economische macht in Duitsland. We zien dat het economisch machtscentrum nog steeds in Duitsland ligt, maar dat het politieke machtscentrum ook naar Duitsland verschuift. Het is een rol die Duitsland tot nu toe niet wilde opnemen, maar het is een rol waarvan andere landen willen dat Duitsland hem opneemt. We zullen zien wat dat betekent.
De huidige voorzitter van de Europese Commissie komt uit een regering van bondskanselier Merkel. Ik heb er voorlopig wel vertrouwen in. Ik heb de openingsspeech van commissievoorzitter von der Leyen gehoord en ik vond die speech hoopvol. Daar zat een boodschap en een missie in. We kunnen enkel hopen dat het ons met de goede wil van velen misschien zal lukken.
De cijfers over toerisme hebben we niet. Dat maakt deel uit van een diepere sector en we kunnen daar voorlopig geen antwoord op geven.
Die andere afzetmarkten zullen er komen, maar dat zal op middellange tot lange termijn gebeuren. Onze studie doet geen uitspraken over de vraag hoelang het zal duren om nieuwe klanten te vinden. Dat hangt van de sector en het product af, maar het zal alleszins gebeuren. De vraag is hoelang het zal duren.
Ik denk niet dat premier Johnson zal proberen naar 2021 te gaan. Hij zal proberen zijn woord te houden. Het zal eind 2020 gebeuren of het zal niet gebeuren. Hij wil natuurlijk het mes op de onderhandelingen houden. Volgens mij zal er een miniakkoord komen. Een belangrijk punt dat tijdens de briefing daarnet niet aan bod is gekomen, is dat ik uit goede bron weet dat de Europese Commissie exclusieve bevoegdheden heeft met betrekking tot handel, maar dat, als het akkoord ruimer zou worden, de Europese Commissie geen exclusieve bevoegdheden meer heeft. Dat akkoord moet dan niet enkel door het Europees Parlement worden geratificeerd, maar moet door alle parlementen worden goedgekeurd. En dat willen de Britten te allen prijze vermijden. Met een miniakkoord dat enkel over handel gaat, zouden ze dat kunnen vermijden. In die zin zal het in 2020 gebeuren of het zal misschien voor lange tijd niet gebeuren.
Het lijkt wel een race wie het eerst een handelsakkoord met de VS mag afsluiten. Wij voeren nog altijd onderhandelingen over een miniversie van het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP). Ik ben benieuwd. Misschien zou het voor de EU niet slecht zijn eerst een akkoord met de VS te sluiten om dan over het akkoord met de Britten te kunnen onderhandelen. Dat wordt natuurlijk heel krap qua timing. Dat is bijna onmogelijk, maar het zou de ideale sequentie zijn. Als we weten wat we met de Amerikanen hebben afgesproken, zitten we in een betere onderhandelingspositie.
Ik heb geen cijfers met betrekking tot de regionale verschillen in het Verenigd Koninkrijk. Er zijn andere studies die proberen hierover uitspraken te doen, maar dat is dan een ander model. Dat model maakt niet zozeer gebruik van de volledige input-outputstructuur, maar laat wel toe om een aantal regionale inschattingen te maken.
Ik wil nog iets over Schotland zeggen. Voor het brexitakkoord hebben de Schotten ermee gedreigd uit het Verenigd Koninkrijk te stappen en zich bij de EU aan te sluiten. Persoonlijk denk ik niet dat dit zal gebeuren, maar ik begrijp waarom de Schotten dat hebben gezegd. Ik begrijp ook waarom hun houding meteen na 31 januari 2020 moest veranderen. De Schotten hebben dat argument gebruikt om te trachten de brexit tegen te houden. Nu de brexit een feit is, zullen de Schotten niet uit het Verenigd Koninkrijk vertrekken, om de heel eenvoudige reden dat er dan een grens tussen Schotland en het Verenigd Koninkrijk komt. Daar hebben ze veel bij te verliezen. De Schotse onafhankelijkheid zal een tijdje in de doofpot worden gestoken. Premier Johnson zal zijn akkoord niet geven. Hij zal erop wijzen dat de Schotten twee jaar geleden een referendum hebben gehouden en hebben beslist in het Verenigd Koninkrijk te blijven. Eerste minister Sturgeon gebruikt die woorden nu, maar dat is een klassiek spel. Aangezien het van premier Johnson niet mag, houdt haar vraag op. Ze heeft de verkiezingen met dat thema gewonnen, maar ze weet zeer goed dat ze met haar rug tegen de muur staat. Er komt geen Schotse onafhankelijkheid, want dat zou voor de Schotten de doodsteek zijn. Ik begrijp echter waarom de Schotten voor de brexit zo hard hebben geroepen, maar de brexit is nu een feit en de realiteit is anders. Het is voor de Schotten niet meer opportuun het Verenigd Koninkrijk te verlaten. Ik zie de integriteit van het Verenigd Koninkrijk niet zo snel uit elkaar vallen.
Volgens mij heeft het Verenigd Koninkrijk een plan B, en dat zal met het level playing field te maken hebben. Dat zal tijdens de onderhandelingen het heikel punt worden. In het vrijhandelsverdrag met Canada gaat de EU zo ver niet. Canada kan met taksen doen wat het wil en het Verenigd Koninkrijk vindt dat dit voor het Verenigd Koninkrijk ook moet gelden. De EU zal erop wijzen dat het Verenigd Koninkrijk vlak naast de deur ligt en dat het dus om een ander gegeven gaat. Uiteindelijk zal het neerkomen op de vraag of de EU ermee akkoord kan gaan dat de Britten zich op een aantal vlakken niet aan het level playing field willen houden. De visserij zal dan als een ‘bargaining chip’ worden gebruikt. Dat zal het spel zijn. Maar iedereen zal dat op het terrein zien aankomen. We zien de huidige posities en we zien direct waar het schoentje wringt.
In het najaar van 2018 was ik in de VS, en ik heb toen de speech van toenmalig premier May op Bloomberg gezien. Ze heeft toen al verklaard dat het Verenigd Koninkrijk het zakenparadijs van Europa zou worden. Ik vroeg me af hoe ze toen, toen het akkoord nog niet was gesloten, al openlijk op Bloomberg kon vertellen waar de Britten naartoe willen. Ze moeten ook, want het zou zelfmoord zijn die periode van tien tot vijftien jaar te moeten overbruggen zonder het instrument van de taksen te mogen gebruiken. Ze hebben dat instrument nodig en als dat voor de EU niet kan, zullen we misschien zien dat de visserij als ‘bargaining chip’ wordt gebruikt.
Dames en heren, het is een persoonlijke inschatting die ik hier meegeef. U doet ermee wat u wilt, maar dit kan nuttig zijn. U bent de beleidmakers. Hoe beter u bent voorbereid en hoe meer informatie u kunt filteren, hoe beter het beleid zal zijn. Hopelijk komt het allemaal goed.
Professor, ik dank u voor deze bijkomende antwoorden en persoonlijke inschattingen. We kunnen concluderen dat de impact van de brexit op korte termijn groot zal zijn. De onderhandelingen zullen snel moeten gaan. De no-dealbrexit is nog steeds reëel. De Britten moeten we niet onderschatten, want ze hebben duidelijk een strategie, wellicht op een iets langere termijn. U hebt wijze woorden gesproken. We mogen hen tijdens de onderhandelingen niet onderschatten. We moeten de troeven van de EU zoeken. Dat is op lange termijn onze taak, want we moeten natuurlijk naar het globale plaatje kijken. Het klopt dat de strijd om de hegemonie tussen de wereldmachten gaande is en we moeten hier zeker rekening mee houden. Wat de Britse strategie is, volgen we nauwgezet op. Ik dank u voor uw inzichten op dat vlak.
Professor, we laten u niet met lege handen naar huis gaan. U krijgt nog een kleine attentie van het Vlaams Parlement, die ik u met veel plezier geef namens de commissieleden en alle Vlaamse volksvertegenwoordigers die hier met volgehouden aandacht deze interessante namiddag hebben bijgewoond.
De vragen om uitleg en de gedachtewisselingen zijn afgehandeld.