Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, we hebben het in deze commissie, tot spijt van wie het benijdt, vaak over de schade die onder meer door everzwijnen wordt aangebracht. Ik heb u hierover een schriftelijke vraag gesteld. Het onthutsende of toch opmerkelijke resultaat is dat er gedurende de laatste zeven jaar blijkbaar geen enkele schadevergoeding is uitbetaald voor schade die door everzwijnen is aangebracht. Dit heeft natuurlijk veel te maken met de zeer strenge verplichting om te bewijzen uit welk gebied het everzwijn komt. Het resultaat is dat we een zeer slecht beeld krijgen van het aantal schadegevallen dat wordt veroorzaakt. Mensen doen niet meer de moeite om de schade te melden of om een schadedossier in te dienen. Na deze korte inleiding wil ik u een paar vragen stellen.
Hoe evalueert u zelf de meldingen bij het meldpunt? Welke conclusies trekt u uit die meldingen en welke beleidsmaatregelen distilleert u hieruit?
Wat is volgens u de oorzaak van het klein aantal aanvragen in vergelijking met het aantal meldingen, waarvan de teller op ongeveer zevenhonderd staat?
Zijn er, naast gewasschade en verkeersongevallen, nog andere soorten schade waarvan melding wordt gemaakt? Ik heb de voormalige voorzitter van het Vlaams Parlement gisteren trouwens horen zeggen dat hij ook twee everzwijnen heeft aangereden. Het kan iedereen overkomen. Om welke andere soorten schade gaat het dan?
Hoe staat u tegenover de vaststelling dat we nog geen schadevergoedingen hebben uitgekeerd? Bent u het ermee eens dat we de regelgeving hiervoor tegen het licht moeten houden?
Minister Demir heeft het woord.
Voorzitter, Ik heb een uitgebreid antwoord bij me. Zoals altijd, probeer ik de leden van het Vlaams Parlement goed te informeren.
Wat de evaluatie van het aantal schademeldingen betreft, is het meldingssysteem pas in 2018 gestart. Ik beschik momenteel slechts over gegevens van de voorbije twee jaar. Het is misschien nog te vroeg om daar al eenduidige conclusies uit te trekken. Het is wel zeker dat de toenemende bekendheid van het meldpunt tot een toename van het aantal meldingen leidt.
Mijnheer Coenegrachts, u hebt gesteld dat landbouwers het meldingssysteem weinig gebruiken, omdat ze toch niet worden vergoed. Het zou voor deze groep duidelijk moeten zijn dat het gebruik van het meldingssysteem leidt tot een efficiëntere aanpak door middel van gecoördineerde bestrijdingsacties, wat finaal tot minder schade leidt. Het feit dat deze bestrijdingsacties het afgelopen jaar veelvuldig hebben plaatsgevonden, zou een bijkomende verklaring kunnen zijn voor de sterke toename van het aantal meldingen.
Soms wordt wel eens gezegd dat het huidig e-loket van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) te ingewikkeld is voor sommige landbouwers. Om die reden werkt het ANB momenteel aan een verbeterde versie die eenvoudiger en toegankelijker zal zijn. Het meldingssysteem en het schadeloket zullen ook in één enkel loket worden geïntegreerd. Door de positieve ervaringen met het meldingssysteem zal het ook worden ingezet voor andere diersoorten, zoals de bever. De lancering van het vernieuwde e-loket is voorzien voor juni 2020.
Het beheer van een zeer mobiele en zich snel voortplantende soort als het everzwijn is niet eenvoudig en is in Vlaanderen ook relatief nieuw. Dit vergt een gecoördineerde aanpak en de samenwerking van verschillende actoren. We kunnen nog niet stellen dat de schadeproblematiek in verband met everzwijnen onder controle is, maar we merken wel dat het beheer van de everzwijnen steeds efficiënter verloopt in de gebieden waar goed wordt samengewerkt.
Naast gewasschade zijn er ook andere vormen van schade. Het gaat dan om schade aan tuinen. Deze schade valt in sterke mate te voorkomen door een degelijke omheining en door ’s avonds de tuinpoorten te sluiten. Het is belangrijk dat de inwoners over het schaderisico worden geïnformeerd. Dat gebeurt ook. Ik zie dat verschillende lokale besturen informatie leveren, zodat ze weten wat ze moeten doen.
In Vlaanderen bestaat er sinds 2009 een administratieve schaderegeling waarbij schade onder bepaalde voorwaarden kan worden vergoed vanuit maatschappelijke middelen. Dit systeem is hoofdzakelijk bedoeld voor schade die door beschermde diersoorten wordt veroorzaakt. Voor jachtwildsoorten is het uitgangspunt dat deze bejaagbaar en dus beheersbaar zijn.
Daarbij komt ook dat schade die alsnog door jachtwildsoorten veroorzaakt wordt, in principe conform artikel 24 van het Jachtdecreet kan worden vergoed door de betrokken jachtrechthouders. Enkel in uitzonderlijke gevallen kan ook voor jachtwildsoorten een beroep worden gedaan op een vergoeding voor schade door de overheid.
We kunnen twee dingen doen: ofwel gaan we volop voor die schadevergoedingen, ofwel zorgen we ervoor dat er minder schade is. We moeten het probleem bij de bron aanpakken. Vandaag is het probleem niet onder controle, ik hoor van heel wat burgemeesters dat er extra inspanningen moeten worden gedaan. Om de populatie onder controle te krijgen – nu krijgt een zeug ongeveer zes biggen om de zoveel maanden – zal ik binnen onze diensten nagaan hoe de jacht op everzwijnen kan worden georganiseerd. Op die manier pakken we de bron aan. Als we dat niet doen, zal er altijd schade zijn en zullen we schadevergoedingen moeten blijven betalen. De everzwijnenpopulatie moet zeer professioneel en gericht onder controle worden gebracht.
Het is moeilijk te zeggen wat de oorzaak is van het klein aantal aanvragen tot schadevergoedingen ten opzichte van het aantal meldingen. In de regio’s met veel everzwijnenschade worden er in principe geen schadevergoedingen uitgekeerd door de overheid en worden schadelijders aangemoedigd om toch een melding te doen. De overheid heeft ook geen zicht op schadevergoedingen die in der minne worden geregeld tussen jachtrechthouder en schadelijder.
Zoals ik al aangaf, is de eerste prioriteit een doeltreffend en schadegestuurd beheer mogelijk te maken. Wanneer na evaluatie blijkt dat de regelgeving moet worden bijgesteld, zal ik met voorstellen komen. Maar eerst moet de populatie op een professionele en gespecialiseerde manier onder controle worden gebracht.
Wanneer een doeltreffend beheer mogelijk is, zou in principe de bestaande schaderegeling uit artikel 24 van het Jachtdecreet moeten volstaan. Voor het overige is het nog even wachten op het resultaat van die andere manier van aanpakken.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt gelijk dat we het probleem bij de bron moeten aanpakken. Het probleem is vandaag niet onder controle. Wanneer de overheid een probleem niet onder controle heeft en de burger daardoor schade lijdt en er een regeling bestaat om die schade te vergoeden, dan moeten we dat perspectief ook kunnen bieden.
Ofwel zeggen we aan de burger: er is een mogelijkheid om uw schade vergoed te krijgen. Ofwel zeggen we eerlijk: sorry, wij vergoeden uw schade niet. Maar nu hangt daar een wortel waarin de ezel niet kan bijten en waaraan ook veel tijd en energie verloren gaat. Ik denk dat veel ondernemers/landbouwers, die die dossiers wel proberen in te vullen, door de complexiteit – u had het er zelf over, en het is goed dat die wordt aangepakt – daar tijd en energie, en dus middelen, in investeren. Die dossiers worden dan behandeld door een administratie met tijd, energie en middelen om te concluderen, bijna per definitie, dat er niet wordt uitbetaald. Dat zijn toch heel veel tijd, energie en middelen die we aan het spenderen zijn. Ik wil ervoor pleiten om anders naar die schadevergoedingen te kijken en om misschien, zolang wij het probleem met die populatie niet onder controle hebben, die schadegevallen effectief te vergoeden.
Ik weet niet aan welke oplossingen u denkt. Ik ben ook heel benieuwd en kijk ernaar uit. Misschien denkt u, net zoals bij de bescherming van onze wolvin, aan het leger om everzwijnen te bestrijden. Maar ik houd een pleidooi om als overheid heel duidelijk en redelijk te zijn met burgers. Als er een regeling bestaat rond schadevergoedingen, moet er ook een redelijk perspectief zijn om een schadevergoeding te krijgen. Ik denk dat daar bij ons nood aan is.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Collega’s, het positieve in het verhaal is dat iedereen ten minste toch al de urgentie van het probleem inziet. Ik weet dat, toen ik tien jaar geleden voor de eerste keer een vraag stelde over everzwijnen, dat onderwerp geminimaliseerd werd en bekeken als een randfenomeen. Maar de werkelijkheid is veranderd, vooral omdat het everzwijn een groot zoogdier is, dat nu misschien dan wel twee predatoren heeft, maar daar stopt het dan ook mee. Everzwijnen leven in een paradijs waarin ze sneller groeien en zich daardoor ook nog eens sneller voortplanten, met zes biggetjes per dracht. Het gaat inderdaad heel snel. Ik heb de cijfers van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) bekeken over hoeveel everzwijnen er jaarlijks zouden moeten worden afgeschoten om de populatie enkel nog maar te bevriezen, niet eens terug te dringen. Dat leidt tot alle mogelijke gevolgen qua schade. Naast de schade aan velden, naast de schade aan gazons, is er de belangrijkste schade, die ik nog altijd op de eerste plaats zet: de verkeersveiligheid die op sommige plekken toch serieus in het gedrang komt.
Inderdaad, collega Coenegrachts, er wordt veel schade aangericht. Maar ik vind dat we toch moeten opletten. Die schadevergoeding is inderdaad te betalen door de jachtrechthouder, in dit geval. En we moeten natuurlijk opletten, om twee redenen. Ten eerste: als we de jachtrechthouder echt voor zijn verantwoordelijk gaan stellen, dan bestaat de kans dat een heel deel van die jagers zeggen: nu wordt het toch wel tijd voor mij om een andere hobby te zoeken. Dan verliezen we een belangrijke partner in de bestrijding van het everzwijn. Ten tweede vind ik ook, zoals u zelf al aangegeven hebt, dat het toch onze ambitie moet zijn om het probleem op te lossen in plaats van de schade aan te pakken.
Ik hoor u een aantal oplossingen aanreiken, minister, zoals het inschakelen van professionele teams. Ik denk dat we alle mogelijkheden moeten bekijken. Ik denk wel dat daar ook een bepaalde kostprijs aan vasthangt. Dus ik zou toch ook eens een pleidooi willen houden om de jachtsector hier zeker bij te betrekken. Ik weet dat de jachtsector vandaag geen goed imago heeft in deze commissie. Daar moet de sector zelf ook wat aan werken. Maar dat is dikwijls ook te wijten aan enkele individuen. Daar mag de rest van de sector niet door gestigmatiseerd worden. Ik denk dat we die sector mee moeten betrekken bij deze problematiek om het probleem mee op te lossen.
Minister, ik denk dat de afgelopen maanden lokale besturen, samen met jachtrechthouders, samen met het Agentschap voor Natuur en Bos, de verantwoordelijkheid genomen hebben om drukjachten te organiseren. Ik kan u uit ervaring meegeven dat dat geen gemakkelijke opdracht is. Dat betekent een afsluiting van heel veel openbaar domein, wat je niet op voorhand kenbaar kunt maken, want dan voelen enkelen zich toch weer geroepen om dat gebied te verstoren, waardoor er geen everzwijnen meer aanwezig zijn. Dus dat is een enorme materiële organisatie. En dan laat ik de ‘Sea Shepherd’s’ enzovoort buiten beschouwing die over de vloer komen om hun standpunt kenbaar te maken. Dat vergemakkelijkt het allemaal niet. Maar die drukjachten hebben wel resultaten opgeleverd.
Minister, uw voorganger heeft een opdracht gegeven aan de gouverneur. In Limburg zal dat op dit moment wat moeilijker zijn, ofwel moet de plaatsvervanger het daar doen. Daarnaast zijn er ook faunabeheerzones. Misschien kan het nuttig zijn om de drukjachten die er geweest zijn te analyseren en na te gaan of er iets kan gebeuren om een aantal zaken gemakkelijker te maken? Uw voorgangers hebben een aantal uitvoeringsbesluiten gemaakt waardoor een aantal zaken werden versoepeld. We hebben daar toen over gedebatteerd in het parlement. Collega Sanctorum was daar destijds een grote tegenstander van. Ik heb hem toen ook gezegd: je kunt die dieren niet vangen met een suikerklontje. Er zijn grove middelen nodig, die misschien minder populair lijken, om die te bestrijden. Minister, bent u bereid om een initiatief te nemen voor een evaluatie van wat er de voorbije maanden is gebeurd en op die manier misschien een aantal mogelijkheden te creëren om de bestrijding te vergemakkelijken?
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, ik treed mijn collega’s bij. Ik wil daar iets aan toevoegen. U hebt hier verschillende keren naar voren gebracht dat u uw welgemeende draagvlak wilt handhaven voor groot wild, niet alleen voor de everzwijnen, maar in het algemeen. Als de uitbetaling van de schade niet zou gebeuren, dan verliest u elk draagvlak, ook het draagvlak voor het behoud en het beheer van het groot wild. Daar is wel wat tegenstand tegen. Maar als er daartoe geen reden is, als men daar beheersmaatregelen tegenover zet, dan creëer je alleen maar draagvlak.
Zoals hier al werd aangegeven: ook het draagvlak bij de jagers, bij de jacht is nodig, omdat we die mensen inderdaad nodig hebben.
Minister, hoe zult u daar het draagvlak vergroten?
De heer Steenwegen heeft het woord.
De schaderegeling zoals ze nu is, is goed. We moeten vooral kijken naar hoe we de overpopulatie van everzwijnen aanpakken. We weten allemaal dat het heel slimme dieren zijn. Een evaluatie van de manier waarop men het probeert aan te pakken, is belangrijk. Er wordt veel over nagedacht. Hoe pakken we dat het best aan? Het werkt maar als we het gecoördineerd aanpakken, iedereen samen: alle eigenaars, grondeigenaars, gemeenten en lokale besturen, begeleid door mensen van het INBO en andere, die kennis van zaken hebben, in samenwerking met de jagerij. Het op een gecoördineerde manier aanpakken: dat lijkt mij de enige manier om het onder controle te houden. Alle actoren op het terrein zijn het daar ondertussen over eens. Ik steun de vraag om een evaluatie te maken en daaruit te leren. Wat zijn de dingen die werken? En wat werkt niet? We kennen de leuke verhalen waarin men heel veel mensen inzet, om dan vijf evers te schieten. Iedereen maakt zich daar wat vrolijk over. Het is een kwestie van goed te evalueren en te zien wat de meest effectieve manieren zijn die op een verantwoorde manier die populatie kunnen beheren.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik sluit graag kort aan bij deze vraagstelling. De problematiek is duidelijk aangekaart. Iedereen is ervan overtuigd dat het een uitdaging is om het beheer van de everzwijn onder controle te brengen. Het gaat vandaag in heel wat gebieden niet over het behouden van de controle, maar effectief over het onder controle brengen.
Minister, ik sluit mij graag aan. Want waar de everzwijn vandaag zeer fel en welig tiert, in Limburg, is het inzicht daarin zeer scherp. Iedereen zit op de dezelfde golflengte: er is een aanpak nodig om dat beter te beheren.
We weten ook dat er ondertussen elders in Vlaanderen regio’s zijn waar het everzwijn ook begint op te duiken. En daar is het nog maar het begin. Het leerproces dat we in Limburg gehad hebben, namelijk dat het beheer vanaf het begin zeer strikt moet worden opgevolgd en dat men het niet te ver mag laten uitbreiden, is ook een belangrijke boodschap voor de rest van Vlaanderen. In die zin wil ik vragen om de ervaringen die er in Limburg zijn, te delen met de andere beheerregio’s, om accuraat en kort op de bal te kunnen spelen, zodat het niet te ver naar de ene kant overhelt, zoals we vandaag toch spijtig genoeg moeten vaststellen in Limburg.
Ik ben ervan overtuigd dat het inzicht groter wordt, maar ik moet ervaren dat nog niet alle partners op het terrein even overtuigd zijn. Ik hoop dat u alles op alles zet om alle partners en ook alle eigenaars van bossen of terreinen mee te engageren om zich in te schakelen in dat beheerplan. Gezien de noodzaak en het algemeen belang moet iedereen zich inzetten in dat verhaal.
Ik wil kort nog even verwijzen naar mijn voorgaande vragen, waarin ik sprak over de draagkracht van Vlaanderen voor grote wilde dieren. Als het over de wolf gaat, spreken we natuurlijk over een beschermde diersoort. Dat is dan een iets ander verhaal. Maar er zijn ook de muntjakken, de damherten en alle andere grote wilde dieren. We moeten vooruitziend zijn en durven te zijn. Dat is niet omdat we tegen een of andere diersoort zijn. Integendeel, we zijn ook voor biodiversiteit. Maar we moeten ook rekening houden met alle sociale en maatschappelijke uitdagingen die er zijn. En dus moeten we vooruitziend zijn in het beheer van die grote wilde dieren.
Minister Demir heeft het woord.
Ik denk dat er algemeen wel eensgezindheid is in de commissie. Het ANB en het INBO volgen dat wel op de voet op, maar ik denk dat het inderdaad nuttig is om een iets grotere evaluatie te maken. Ik ben daarvoor nog niet zo lang geleden naar de gouverneur gegaan, samen met de arrondissementscommissaris, om te kijken waar we nu staan. Op basis daarvan hebben we gezegd dat als we die populatie onder controle willen houden, we dat echt professioneel moeten aanpakken. Daarom zijn we nu binnen de diensten aan het bekijken hoe we dat gaan doen. We zijn ook aan het kijken naar voorbeelden uit het buitenland. Zodra we daar zicht op hebben, hopelijk vrij snel, moeten we daar op een gespecialiseerde en professionele manier mee omgaan. Dat is ook nodig.
Ik hoor ook vanuit de jachtsector zelf dat het heel veel is. De signalen die ik krijg, wijzen erop dat men het niet onder controle heeft. We zullen dat echt professioneel en gespecialiseerd moeten doen om die populatie onder controle te krijgen. Want dat is natuurlijk de bron. Als we dat niet doen, gaan we gigantische schadeclaims krijgen. Daarom wil ik het probleem aan de bron oplossen. Er komt dus hopelijk heel snel iets degelijks uit de bus.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik wil nog even aansluiten bij collega Ceyssens. Ik ga natuurlijk akkoord dat we het probleem financieel niet gewoon gaan verschuiven naar de jager, naar de wildbeheerseenheden. Als een overheid constateert dat ze een probleem niet onder controle krijgt, moet ze alle krachten verenigen om dat probleem inderdaad aan de bron aan te pakken. We zijn het daar allemaal over eens. Maar als er dan schade is, zal het ook de overheid moeten zijn – ik pleit ook voor andere regels, niet voor een verderzetting van de huidige regels – die daar haar verantwoordelijkheid in neemt.
Collega Steenwegen, u vindt dat de huidige schaderegeling voldoet, maar er is veel schade gemeld en er is geen enkele schade vergoed. In mijn ogen voldoet de regeling aldus niet op dit moment, maar ik ga er helemaal mee akkoord dat men moet werken aan de bron en daar ook alle krachten voor moet bundelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.