Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, in 2017 lanceerde het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) en de Vlaamse Statistische Autoriteit de Gemeente-Stadsmonitor. In het voorjaar van 2018 konden de resultaten worden gepubliceerd.
De Gemeente-Stadsmonitor bevat meer dan 200 omgevingsindicatoren waarvan er bijna 100 worden verzameld door middel van een driejaarlijkse burgerbevraging. Van woensdag 25 maart tot midden juni organiseert ABB daarom een nieuwe burgerbevraging. Een representatieve groep van 400.000 burgers tussen de 17 en 85 jaar zal worden uitgenodigd om de survey in te vullen. Zoals uit de vorige monitor bleek, bevat deze een grote hoeveelheid aan informatie waarmee de lokale besturen aan de slag kunnen om een beleid te ontwikkelen op maat van de noden en de behoeften van hun inwoners.
In welke mate werd de vorige burgerbevraging van de Gemeente-Stadsmonitor geëvalueerd? Zo ja, wat zijn de resultaten daarvan?
Zijn er in de nieuwe burgerbevraging wijzigingen aangebracht in de surveyindicatoren? Zo ja, waarom?
In welke mate werd opgevolgd hoe de lokale besturen gebruik gemaakt hebben van deze monitor om hun beleid gestalte te geven? Met ander woorden, is het een nuttige tool?
Wanneer zullen de resultaten worden bekendgemaakt?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Warnez, ik dank u voor uw vragen. Ik moet u opbiechten dat ik als burgemeester altijd enorm gefascineerd was door die stadsmonitoren. Ik wachtte telkens met spanning af tot de volgende er kwam. Ja, het is voor een stuk de evaluatie van het lokaal beleid. Het voordeel is dat er zoveel indicatoren zijn, dat je er altijd wel kunt vinden waarmee je naar buiten kunt komen. Over andere ben je dan weer wat stiller. Intern, in de organisatie is het toch wel een heel interessant reflectiemoment.
Burgemeesters die dat al hebben gekregen – tegenwoordig zijn er ook gemeentemonitoren –, weten dat dit toch wel een mooie foto oplevert van uw beleid. Het is een moment waarop je in de spiegel kijkt en daar conclusies uit kunt trekken. Ik ben ervan overtuigd dat die Stadsmonitor een wezenlijke impact heeft op beleidsbeslissingen. Als ik naar mijn eigen stad mag verwijzen, dan is de bibliotheek er gekomen vanwege de Stadsmonitor. We waren dertiende in een lijst van dertien en we hebben daaruit besloten dat we daarin moesten investeren. Dat is een heel concreet voorbeeld van hoe het werkt.
Dan kom ik tot uw vragen. U vroeg of de gemeente- en stadsmonitoren werden geëvalueerd. Dat is inderdaad gebeurd, met betrokkenheid van alle lokalen besturen. Die evaluatie was tweeledig. Er was een praktische evaluatie omtrent de organisatie van de survey. Naar aanleiding van deze evaluatie werden een aantal zaken beslist. In de aankomende bevraging mikken we bijvoorbeeld op meer digitaal ingevulde vragenlijsten. Maar na een herinnering bieden we de mogelijkheid om ze op papier in te vullen. Wie onvoldoende digitaal vaardig is, moeten we immers meehebben. Daarom werken we nu met die tweetrapsraket.
De evaluatie betrof ook de inhoud van de vragenset. De bestaande vragenlijst werd gescreend, samen met de lokale besturen, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en het Kenniscentrum Vlaamse steden, vanuit de vraag of we de juiste zaken op de juiste manier bevragen, en vanwege de nieuwe thema’s die op de agenda opduiken. Ook ikzelf heb de vragenlijst aandachtig bestudeerd in dialoog met ABB. Dit resulteerde in een aantal aanpassingen van de vragenset en de bevraagde indicatoren.
De vergelijking over de verschillende stadsmonitoren heen blijft immers belangrijk. Als je elke keer opnieuw nieuwe vragen bedenkt, heb je geen vergelijkingsbasis meer. Natuurlijk moeten er voldoende zaken zijn die doorheen de tijd stabiel gemeten worden, op eenzelfde manier, eenduidig, want anders zijn we appelen met citroenen aan het vergelijken. Maar er zitten ook opnieuw een aantal nieuwe vragen in.
Zijn er in de nieuwe burgerbevraging wijzigingen aangebracht in de surveyindicatoren? Ja, om drie redenen. Er zijn wijzigingen vanwege de inhoudelijke evaluatie, daar heb ik daarnet op geantwoord.
Ten tweede werden de vragen en de indicatorenset voor de gemeenten en de centrumsteden geharmoniseerd. Die was voor de steden immers uitgebreider dan voor de gemeenten, we gaan ze nu op eenzelfde niveau brengen, omdat iedereen gelijk moet zijn – dat moet u, mijnheer Warnez, als muziek in de oren klinken. Wij hebben ook een aantal toevoegingen gedaan, maar daarnaast hebben we ook een aantal zaken geschrapt, omdat anders de vragenlijst te lang wordt, mensen beginnen af te haken op die vragenlijst. We hebben die dingen geschrapt waar er overlap was in vragen. We hebben daar vooral gezocht om zo weinig mogelijk informatieverlies op te lopen.
In welke mate werd opgevolgd hoe de lokale besturen gebruikgemaakt hebben van deze monitor om hun beleid gestalte te geven? Naast mijn ervaring, die ik graag deel met iedereen, werden er ook verschillende feedbacksessies georganiseerd met focusgroepen, gebruikersworkshops en interviews met vertegenwoordigers van lokale besturen, maar tot op heden niet met alle lokale besturen. We hebben dus heel wat lokale besturen en vertegenwoordigers ervan bevraagd, we hebben dat nog niet met alle gedaan – het is natuurlijk ook heel omvangrijk om dat met alle te doen. Uit deze sessies leert de administratie dat de monitor een belangrijk instrument is geworden voor de opmaak van de strategische plannen en meerjarenplannen.
Ik begrijp van ABB dat ze dit voorjaar een volledige screening zullen doen van de meerjarenplannen van de lokale besturen om te bekijken in welke mate de indicatoren uit de monitor worden gebruikt in die meerjarenplannen en om die indicatoren ook zeker mee te nemen in het datarapport voor elk lokaal bestuur.
Uw laatste vraag was: wanneer zullen de resultaten bekendgemaakt worden? In maart 2021. We moeten nog een jaar en twee maanden vol spanning wachten om te kijken hoe onze gemeente of stad verder positief of negatief evolueert.
Ik hoop dat ik daarmee geantwoord heb op uw bezorgdheden, collega Warnez.
De heer Warnez heeft het woord.
Bedankt, minister. Ook ik kijk uit naar de resultaten, ook al moet de bevraging nog beginnen. Ik denk dat vele lokale bestuurders dat dus doen: aftellen naar maart 2021.
U begrijpt dat ik als voormalig academicus toch met argusogen naar bevragingen kijk, want ik geloof in het adagium ‘meten is weten’, maar ik geloof ook in het adagium ‘met cijfers kun je alles bewijzen’. Ik ben dus heel blij dat er een evaluatie is, misschien is er, richting administratie, daarvan ook ergens een schriftelijke neerslag te verkrijgen, of niet? Wat ik vooral belangrijk vind, is het volgende. Als er een aanpassing is aan de vragenset, lijkt het mij naar vergelijkbaarheid toe ook zinvol om, als we die resultaten gepubliceerd zien op de website, ook aan te duiden waar een vraag anders gesteld is en waarom dat zo is. Als we dan cijfers gaan vergelijken – en de media gebruiken die cijfers heel hard, wat ik ook goed vind –, moeten daar ook correcte conclusies uit getrokken worden.
De heer Vandeput heeft het woord.
Ik bedank eerst en vooral de heer Warnez voor zijn vraag, want ik denk dat het een heel interessante vraag is. We hebben hier vorige week of de week daarvoor een uitgebreide discussie gehad over de noodzaak aan beleidsinformatie voor steden en gemeenten, en zeker voor diegenen die daarmee aan de slag willen. Het kader is natuurlijk de Gemeente-Stadsmonitor, een bevraging; het zijn meestal geen heel concrete data, maar wel heel belangrijk in functie van strategische plannen en zeker ook voor het meten van de impact van gemeentelijk beleid bij de burger. In dat kader is het natuurlijk goed dat elke gemeente kan rekenen op haar aandeel in die monitor. Minister, ik heb ook gelezen in de vorige bevraging – ik heb dat trouwens vastgesteld voor mijn eigen stad – dat er toen twee steden waren die niet hadden deelgenomen aan de mogelijkheid voor centrumsteden om op dieper niveau te gaan, namelijk een aantal wijken of deelgemeenten te selecteren waarin men dat mocht.
Ik heb niet kunnen achterhalen waarom dat destijds niet gebeurd is voor mijn eigen stad. Een van de zaken is wel dat dat natuurlijk kosteloos is op het niveau van de gemeente, maar dat het financiële implicaties heeft als men zou verkiezen om op wijkniveau of op het niveau van de deelgemeenten te meten. Voor vele van onze centrumsteden is het natuurlijk zo dat een wijk of een deelgemeente vaak het inwonersaantal van vele gemeenten in Vlaanderen overschrijdt. In dat kader zou ik toch aan de minister willen vragen in welke mate er een bereidheid is om die kosten te bekijken die in centrumsteden gekoppeld zijn aan het fijnmaziger maken van de monitor, want daar komt het eigenlijk op neer. U weet net zo goed als ik, minister, dat in een centrumstad de ene wijk of de ene deelgemeente niet de andere is en dat er vaak heel specifieke elementen zouden kunnen naar boven komen, zeker als we het hebben over elementen als dienstverlening en veiligheid.
Minister, ik heb daarover een concrete vraag. In welke mate is er bereidheid om te bekijken hoe die kosten voor centrumsteden onder controle kunnen worden gehouden?
Minister Somers heeft het woord.
Dat zijn zeer interessante en uitdagende vragen voor een titelvoerend burgemeester van een centrumstad. (Lacht)
Eerst en vooral, wat de schriftelijke rapportage betreft, mijnheer Warnez, zal ik gaan kijken of we relevante documentatie daarover kunnen vinden. Dan maken we die ook graag over aan de commissieleden, want ik denk dat het zeker interessant is. U, met uw wetenschappelijke achtergrond, kunt ons dan misschien nog nieuwe inzichten of elementen aanreiken om het werk nog beter te doen. We staan daar zeker voor open.
De vergelijkbaarheid aangeven wanneer er een wijziging is, ook als is het een subtiele, in de vraagstelling in het rapport, vind ik op zich een goede suggestie. We gaan erover nadenken hoe we dat kunnen doen.
Uw derde opmerking, dat meten weten is maar dat je met cijfers alles kunt bewijzen, is waar. Maar er is nog een derde element bij, namelijk: wij benchmarken hier wel. Voor mij was dat altijd een interessant element, omdat een stijging of daling op zich niet veel zegt. Dan kun je van alles beginnen uit te drukken in procenten. Maar als je vaststelt dat in een korf van vergelijkbare gemeenten of steden, je voor een aantal zaken vooraan in de klas zit en voor een aantal zaken achteraan, dan geeft dat toch wel een goed beeld van hoe je aan het werken bent. Je merkt ook de evolutie doorheen de jaren, misschien van een slechte leerling naar een goede leerling op een bepaald domein. We moeten tenslotte niet altijd en overal het warm water opnieuw uitvinden.
Wat de bevraging betreft rond de deelgebieden: er waren er inderdaad twee. Maar u weet dat daar een kostprijs aan vasthangt, dat is evident. Ik denk dat de kostprijs om de bevraging op wijkniveau te organiseren ongeveer 13.000 euro bedraagt. Vorige keer, bij de vorige monitor, heeft de stad Mechelen dat, denk ik, ook niet gedaan. Dat was een keuze, om scherp met budgetten om te gaan. Op dit moment weten we dat enkel de stad Kortrijk gezegd heeft dat ze nu niet deelneemt aan de bevraging op wijkniveau. De motivatie daarvoor behoort tot de autonomie van elk stads- of gemeentebestuur.
Er werd gevraagd of Vlaanderen die 13.000 euro niet kan betalen voor de gemeenten. We hebben net een immense inspanning gedaan – u hebt die hier nog bejubeld – van 420 miljoen euro. Bovendien bedraagt de totale kostprijs ongeveer 1 miljoen euro. Daarvan wordt 760.000 euro gedragen door ABB. Steden die via het Stedenfonds al wat middelen ontvangen, zullen die 13.000 euro, als ze dat echt willen, wel vinden, denk ik. Als je daar niet geïnteresseerd in bent of als er objectieve redenen zijn waarom je andere keuzes maakt, dan is dat zo. Met pijn in het hart moet ik zeggen dat ik niet kan ingaan op die suggestie.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik dank u voor het antwoord, minister, maar vooral het agentschap voor de mooie oefening.
De vraag om uitleg is afgehandeld.