Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, ik ben zeer blij misschien wel een van de laatste vragen om uitleg aan u te mogen stellen. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ons land heeft meer dan ooit nood aan een multifunctioneel ijsbaancomplex van het allerbeste niveau waar alle ijssporters terecht kunnen. Met Bart Swings beschikken we wel over een medaillewinnaar op de Olympische Winterspelen, maar we beschikken niet over adequate topsportinfrastructuur die dergelijke toppers de mogelijkheid biedt in optimale omstandigheden te trainen in eigen land.
Ongeveer een jaar geleden heeft collega Wynants deze problematiek aangekaart in deze commissie toen hij stelde dat Vlaanderen enkele hiaten inzake sportinfrastructuur moest opvullen door eigen prioriteiten na te streven. U liet toen verstaan dat er nog nooit een bovenlokale subsidieaanvraag voor de bouw van een 400 meterschaatsbaan werd ingediend, en dat er voor specifieke topsportinfrastructuur altijd een afweging moet worden gemaakt. Onder andere de nabijheid van topsportscholen, universiteiten of wetenschappelijke onderzoekscentra, het zogenaamde campusmodel, vormt daarbij een belangrijke factor. Als besluit gaf u nog mee dat het initiatief alleszins van een betrokkene moest komen.
Die oproep is, weliswaar met wat vertraging, niet in dovemansoren gevallen, want de voorbije weken schoven zowel Hasselt als Herentals zichzelf naar voren als de ideale locatie voor de eerste langebaanijspiste in België. Aangezien ik zelf een trotse Limburger ben, zal mijn voorkeur u niet meteen verbazen. Hoewel er, naast wat gezond chauvinisme, ook heel wat andere valabele argumenten voor zijn. Zo ligt de Hasseltse ijsbaan De Schaverdijn in de buurt van de universiteit en het sportmedisch adviescentrum Adlon en is de site volgens de huidige huurovereenkomst bestemd als topsportcentrum avant la lettre. Bovendien is er meer dan voldoende ruimte om combinaties te maken met andere sporten op topniveau, een belangrijke pijler op het vlak van talentontwikkeling. Met uw ambitie om van de centra van Sport Vlaanderen ‘centers of excellence’ te maken in het achterhoofd, lijkt ook daar het juiste moment aangebroken om het afgeleefde centrum van Sport Vlaanderen in Hasselt door middel van de nodige investeringen tot die felbegeerde status op te waarderen.
Hasselts N-VA-burgemeester Steven Vandeput deelt alvast mijn Limburgs chauvinisme en steekt niet weg dat hij van Hasselt een toonaangevende stad in Limburg, Vlaanderen en zelfs de Euregio wil maken, ook wat topsport en topsportinfrastructuur betreft. Hij reikt dan ook gretig de hand naar Vlaanderen om samen dit project te realiseren.
Minister, zijn er naar aanleiding van bovenstaande verklaringen in de pers effectief contacten met u of uw administratie geweest om de mogelijkheid van de realisatie van een eerste langebaanijspiste in België te bespreken? Zo ja, met wie? Hoe staat u tegenover de realisatie van dit project? Welke rol ziet u precies voor Vlaanderen weggelegd?
Welke locatie lijkt u het meest geschikt om als multifunctioneel ijsbaancomplex voor topsport te fungeren? Welke parameters zijn daarbij van doorslaggevend belang? Hebt u op basis van de visienota 2020 al een zicht op de toekomstplannen voor het centrum van Sport Vlaanderen in Hasselt? Op welke manier is er voorzien om dit centrum daadwerkelijk tot ‘center of excellence’ te laten uitgroeien?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega Moyaers, we hebben heel wat gedaan voor het sportinfrastructuurbeleid. We hebben het daar gisteren nog over gehad op het ISB-congres (Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid). Vanaf 2016 doen we vooral een beroep op het Sportinfrastructuurplan. Daarin zitten, zoals u weet, zes krachtlijnen. Vooral in de eerste drie zit de visie over waarin Vlaanderen wil investeren. Ik wil deze drie punten naar voren brengen omdat ze fundamenteel zijn in het antwoord op de vragen die u stelt.
De eerste krachtlijn is dat Vlaanderen financiële ondersteuning geeft voor bovenlokale sportinfrastructuur. Het parlement heeft dat decretaal verankerd. Er zijn intussen twee subsidierondes geweest. De derde oproep loopt eind deze maand af en heeft al een fantastisch budget bij elkaar gebracht. Ik kan u zeggen dat daarin een 400 meterschaatspiste door niemand is aangeboden, waarschijnlijk omdat we naar maximum 30 procent subsidie gaan en niemand in Vlaanderen 70 procent van dergelijke investering, met partners, gemeenten of weet ik wie, wil dragen. Er is daarvoor geen enkel dossier.
Wat de topsportinfrastructuur betreft, biedt Vlaanderen financiële ondersteuning maar dan een procentueel hogere bijdrage als gevolg van het economisch aspect bij het uitbaten van topsportinfrastructuur. We beseffen dat de mogelijkheid om die topsportinfrastructuur commercieel uit te baten vandaag lager ligt, maar ook dat is verankerd in het decreet. We spreken daar over een subsidieronde per olympiade. We hebben er nu een lopen tot aan de spelen in Tokio. Ook daar is er nooit een dossier geweest voor een 400 meterschaatsbaan. Tussen haakjes, ook daar is er meestal cofinanciering.
Over de topsportinvesteringen wordt beslist in functie van de nood aan die infrastructuur voor het mogelijk maken van de topsportontwikkelings- en topsportprestatieprogramma’s die we ondersteunen vanuit het topsportbeleid en dus vanuit het topsportactieplan. U bent wellicht niet de laatste die deze vraag stelt. De wijziging van het Koning Boudewijnstadion is een vraag voor de toekomst maar een deel van het antwoord hebt u al, namelijk waar we in willen investeren.
Een derde krachtlijn is de nieuwe visie 2020 op de eigen Vlaamse sportcentra, met daarin een doelstellingenkader om de centra die we willen behouden en waarin we willen investeren verder te ontwikkelen tot ‘centers of excellence’. Wat die centers betreft, zijn er vier prioritaire bovenlokale functies: het voorzien in topsporttrainingsmogelijkheden; mogelijkheden voor sportkaderopleidingen; mogelijkheden voor het organiseren van sportkampen; en bijzondere bovenlokale sportinfrastructuur, de zogenaamde niche-infrastructuur.
Hier keert de topsporttrainingsinfrastructuur dus terug, maar dan in onze eigen centra. Maar ook hier zal gekeken worden naar de noodzaak van de trainingsinfrastructuur in functie van de topsportontwikkelings- en topsportprestatieprogramma’s. Daarom heb ik bijvoorbeeld deze legislatuur geïnvesteerd in de realisatie van een dryslope voor het snowboarden in het centrum Sport Vlaanderen Genk.
Conform de krachtlijn over de eigen Vlaamse sportcentra werden de veertien centra van Sport Vlaanderen gescreend: aan de hand van 'key performance indicators' (KPI’s) wordt de situering van elk centrum ten opzichte van de prioritaire functies en de afstand tot het ‘center of excellence’ bepaald en maakt Sport Vlaanderen een toekomstvisie voor elk centrum op. Sport Vlaanderen bepaalt hierin ook, op basis van een behoefteanalyse, een prioritisering. We weten dat de budgetten beperkt zijn, dus moet er worden geprioritiseerd: welke noden en investeringen zijn meest noodzakelijk en prioritair? De bedoeling is om deze analyse te gebruiken als inzet voor een nieuw Vlaams regeerakkoord en dus aan de volgende Vlaamse Regering een voldoende basis te bieden om investeringsbeslissingen voor de Vlaamse sportcentra te nemen.
Het is in het kader van heel deze denkoefening dat Sport Vlaanderen ook alle stakeholders en toekomstige partners voor de centra bevraagd heeft. De sportfederaties en de betrokken lokale besturen zijn daarbij uiteraard de belangrijkste.
In dat opzicht werden er inderdaad verkennende gesprekken gevoerd met een vertegenwoordiging van de stad Herentals. En ik kan u zeggen dat onze politieke collega’s vanuit Herentals evengoed lobbyen als die van de stad Hasselt.
Ook de ijsschaatsfederatie werd gevraagd. Het is logisch dat de ijsschaatsfederatie aangeeft dat er nood is aan een piste van 400 meter. Het is ook logisch dat gemeenten als Hasselt en Herentals beginnen te lobbyen want op hun grondgebied is er vandaag een ijsschaatsbaan in het Sport Vlaanderencentrum. Ik hoef u ook niet te vertellen dat beide schaatspistes vandaag verre van excellent zijn.
Zoals gezegd, zitten we vandaag in een verkennende fase. Het is de bedoeling dat die fase wordt afgerond tegen de start van de volgende regering, zodat zij een grondige basis heeft. Dit is een zeer moeilijke oefening. Als je de veertien centra moet bekijken en ten gronde moet bekijken hoe groot de afstand is naar een ‘center of excellence’, als je daarbovenop nog prioriteiten moet stellen, een inschatting moet maken van de kostprijs en dergelijke meer, dan is het logisch dat daar de tijd voor moest worden genomen. Maar ik wil effectief de volgende Vlaamse Regering een grondige basis bieden om dan de beslissingen te nemen.
Het lijkt mij heel belangrijk om daarbij goed te weten en af te wegen hoe groot en hoe prioritair de behoefte is van alle vragen die er zijn, zoals de schaatsbaan van 400 meter. Is het daar dat we dan voor kiezen, of zijn er andere dingen waar meer prioriteit voor is? Als een 400 meterschaatsbaan hoog op de prioriteitenlijst komt te staan, dan moet ook nog de beste locatie daarvoor worden bepaald. Is dat dan in Hasselt, in Herentals, of ergens anders in Vlaanderen? Daar kan ik me vandaag nog niet over uitspreken. Dat zal de hele visieoefening en de investeringsgolf in topsportinfrastructuur van de volgende olympiade duidelijk moeten maken.
Ik denk dat ik daarmee een duidelijk beeld schets. We zitten niet stil. We beseffen wat er moet gebeuren. Maar ik heb u ook heel het kader geschetst. U weet wat decretaal is vastgelegd aan budgetten. Voor topsportinfrastructuur is dat 10 miljoen euro per olympiade. We weten welke oefening we moeten maken. Het is pas als we heel die oefening, samen met de analyse van onze sportcentra van Sport Vlaanderen, hebben gemaakt, dat we keuzes kunnen maken.
Door de bevraging is natuurlijk de belangstelling gewekt in Hasselt, in Herentals, bij de ijsschaatsfederatie, vanuit de idee dat we nu zouden beslissen. Maar de analyse is niet af.
Minister, bedankt voor een op zijn minst verduidelijkend antwoord. Het geeft alles veel concreter weer dan wat we vandaag overal in de wandelgangen horen. Daar ben ik u zeer dankbaar voor.
U spreekt over de zes krachtlijnen, waarvan u er drie uitpikt die in dit geval belangrijk zijn. De derde is hier misschien het meest van toepassing: de visie op de Vlaamse sportcentra. Tegelijkertijd hoor ik u wel min of meer zeggen dat het ook de topsportinfrastructuur is die per olympiade kan subsidiëren. U zegt eigenlijk dat het voor het volgende regeerakkoord is. En eer we aan een schaatspiste toe zijn, zitten we eigenlijk ook in een volgende olympiade, die na Tokio komt. Ik denk toch dat ik dat goed begrepen heb.
Het is natuurlijk logisch dat er overal gelobbyd wordt. Dat vind ik op zich ook niet abnormaal. Ik heb u wel horen zeggen dat u op dit moment alle sportcentra van Vlaanderen screent, om te bekijken hoe ver die nog af zijn van een ‘centre of excellence’. Betekent dat dat als men daar te ver van af is, en als de investering daar dus te groot is, u ervoor zult pleiten om niet naar een ‘centre of excellence’ te gaan en het gewoon als een bovenlokale sportinfrastructuur te zien en niet als een ‘centre of excellence’ van Vlaanderen?
Als het over de prioriteitenlijst in Vlaanderen gaat, dan lijkt er misschien niet zo’n grote schaats- of ijssportcultuur te bestaan, maar onderzoek spreekt dit tegen. In de kerstperiode zie je op markten overal veel schaatspistes verschijnen. Die worden ook gretig gebruikt, maar daarbuiten zijn er misschien wel te weinig schaatspistes. Als je het vergelijkt met Nederland, dan wordt er op elke vierkante meter ijs die er hier in Vlaanderen is tot zeventig keer meer geschaatst dan in Nederland. Er is eigenlijk wel een schaatscultuur, alleen is die uiteraard iets anders ingevuld door het gebrek aan topsportinfrastructuur en omdat de ijsbanen meer voor recreatieve doeleinden worden gebruikt. Ik denk wel dat als je een groot ijsbaancomplex kunt creëren, met binnenin ook ruimte voor recreatieve schaatsers, dat je in de toekomst een heel mooie schaatscultuur voor Vlaanderen kunt ontwikkelen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
De vraag van de heer Moyaers houdt niet alleen Limburg wakker, maar ook Liedekerke. Van de drie Bloso-ijsbanen die er in Vlaanderen zijn, is er naast die in Hasselt en Herentals ook een in Liedekerke. Ik was achttien toen die geopend werd en ik heb er toen leren schaatsen. Onze ijsbaan heeft trouwens Kevin Van der Perren, onze olympisch kampioen, voortgebracht. Zijn succes toont het belang van nabijheid aan. Hij is van Ninove, dichtbij Liedekerke, en zijn succes bewijst dat de nabijheid van infrastructuur echt nodig is als je voor topsport wilt gaan.
U had het erover dat de Bloso-centra ‘centers of excellence’ moeten worden. U bent die nu aan het monitoren. Dat is heel goed. Ik hoor her en der dat dat ook impliceert dat er centra zullen verdwijnen en sluiten. Klopt dat? Hoe ziet u dat? Wat betekent dat voor de schaatsbaan in Liedekerke?
Minister Muyters heeft het woord.
De volgende oproep voor topsportinfrastructuur ligt decretaal op 21 maart 2021 vast, in het jaar na de Olympische Spelen. U hebt dit decreet mee vastgelegd. Voor die datum moet de indiening gebeuren.
Uw vraag over de ‘centers of excellence’ vind ik heel goed. Ik zal aan Sport Vlaanderen ook vragen wat hun prioriteiten zijn. Hoeveel is er nodig, wat is de afstand en wat zijn de mogelijke alternatieven? Stel dat we zeggen dat de afstand tot een ‘center of excellence’ heel ver is, is er dan een alternatief? Wat kan er dan wel of niet gebeuren? Ik denk dat we daarin keuzes moeten maken. Ik wacht op Sport Vlaanderen om te zeggen wat er wel of niet moet gebeuren. Het is ook niet altijd logisch. Er zijn sportcentra die onder Sport Vlaanderen vallen, maar in andere steden en gemeenten wordt het sportcentrum stedelijk of gemeentelijk georganiseerd. Waarom wordt het ene beheerd door Sport Vlaanderen en het andere door de gemeente? Dat is ook de reden waarom we zeggen dat als het een sportcentrum van Sport Vlaanderen is, het een ‘center of excellence’ moet zijn. Het moet meer zijn dan een gewoon sportcentrum en duidelijk bovenlokaal zijn. Als dat niet het geval is, moeten we daaruit conclusies trekken. Ik wacht nog even voor ik daarover een uitspraak kan doen.
Als u vraagt wat er met Liedekerke zal gebeuren, dan kan ik daar nog niet op antwoorden, want ik heb de analyse nog niet gekregen. Kan men Liedekerke uitbouwen tot een ‘center of excellence’ dat duidelijk een bovenlokale functie heeft? Welke investeringen zijn daarvoor nodig? Dat antwoord zal ik u geven zodra ik meer weet.
Mevrouw Segers, ik ben het niet eens met uw analyse dat de nabijheid belangrijk is voor topsporters. De Vlaamse Regering had daar de twee afgelopen legislaturen een duidelijke visie over: topsport gebeurt op één plaats. We kunnen geen topsportzwembad en een topsportgymhal hebben in Gent, Antwerpen, Limburg en West-Vlaanderen. We kunnen niet voor elke topsport een nabije topinfrastructuur creëren. Mevrouw Segers, u hebt letterlijk gezegd dat de nabijheid belangrijk is voor topsporters maar ik ben het daar niet mee eens.
De eerste reden is dat de topsportinfrastructuur alleen kan worden gefinancierd wanneer men die concentreert op één plaats. Ten tweede is het ook wat coaching, begeleiding, wetenschappelijke ondersteuning betreft belangrijk om dat te concentreren op één campus per topsport. Iemand die aan topsport wil doen, zal zich dus moeten verplaatsen naar de campus waar die topsport wordt beoefend. Dit campusmodel heeft volgens mij geleid tot de successen die we nu in de topsport kennen. Is dat altijd het meest aangename voor het individu? Wellicht niet. Zo zou Nina Derwael wel liever dichter bij huis haar topsport beoefenen, maar dat is nu eenmaal wat we kunnen doen. En laat ons eerlijk zijn, Vlaanderen is klein genoeg om die afstanden te overbruggen.
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, uw laatste zin is dat Vlaanderen klein genoeg is om die nabijheid te hebben. Dat is volgens mij ook wat mevrouw Segers bedoelt. Vlaanderen is inderdaad maar een zakdoek groot, dus die nabijheid is belangrijk. Ik volg u wanneer u zegt dat er overal maar één campusmodel kan zijn. Waar die dan precies ligt in Vlaanderen, maakt niet zoveel uit.
In Hasselt gaat het over een verouderd complex, u hebt dat zelf aangegeven. Ik kan me niet zo goed uitspreken over de andere schaatspistes. Het is te lang geleden dat ik nog in Liedekerke ben geweest. In Hasselt is in 1967, dat is ruim een halve eeuw geleden, een engagement aangegaan door de stad Hasselt en de Vlaamse overheid om de uitbouw van een groot topsportcentrum avant la lettre op te zetten. Nu, ruim vijftig jaar later, zou het wel eens de perfecte gelegenheid kunnen zijn, weliswaar voor een volgende regering, om dat engagement kracht bij te zetten, met of zonder schaatshal.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik deel uw mening. In het geval van topsport kunnen we niet in elke gemeente voorzien in een topsportinfrastructuur. Maar Kevin Van der Perren is wel topsporter geworden omdat hij als kind dagelijks kon gaan schaatsen op de schaatsbaan die zeer dichtbij lag. Om ooit topsporter te kunnen worden, is het belangrijk dat we in Vlaanderen overal een goede en nabije infrastructuur hebben.
Gelukkig zijn er niet enkel ijsbanen van Sport Vlaanderen maar zijn er ook private en lokale. Vraag is dan of dat allemaal door Sport Vlaanderen moet worden georganiseerd. In sommige centra van Sport Vlaanderen is er zweminfrastructuur aanwezig maar de vraag is daar of Sport Vlaanderen of een bovenlokale structuur waarin gemeenten samenwerken dat moeten organiseren. In mijn eigen regio is er een zwembad in Mortsel, waarbij vier gemeenten samenwerken om die zwembadinfrastructuur te realiseren. Het zou misschien goedkoper geweest zijn als Sport Vlaanderen dat zou doen maar de vraag is of dat de rol is van Sport Vlaanderen.
Ik wil nog eens terugkomen op die spreiding. Dat is belangrijk, zeker ook voor nichesporten. De niche die we hier hebben met het schaatsen, is ideaal om dat vanuit Vlaanderen zelf te kunnen doen. En als ik toch nog eens chauvinistisch mag zijn, denk ik dat Limburg op dat vlak goed bedeeld is. We hebben het campusmodel daar volledig liggen, we hebben een universiteit, we hebben een sportmedisch adviescentrum in de buurt en we hebben de grond liggen. Dus laat ons daar maar een topsportcentrum zetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.