Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wens u allen een gelukkig en gezond 2019. Ik kijk even vooruit naar de toekomst. In een zeker filmpje waarin werd vooruitgeblikt op 2048, zag ik een oude grijsaard in een schommelstoel zitten en mijmeren over wat er dertig jaar geleden gebeurde.
Maar vandaag zijn er natuurlijk ook al senioren. En die vergrijzing van onze samenleving heeft een impact op ons verkeer en onze verkeersveiligheid. We hebben het daarover al een aantal keren gehad. Senioren voelen zich onzeker, als bestuurder of als zwakke weggebruiker. Maar bij bepaalde verkeersdeelnemers is er ook wat onbegrip voor deze onzekerheid.
Ook ouderenorganisaties is dit niet ontgaan. Zij vragen om de voetgangerslichten langer op groen te laten staan wanneer ouderen moeten oversteken. Volgens een Franstalige ouderenorganisatie gebeurt het regelmatig dat ouderen rechtsomkeer maken op het zebrapad of zich opgejaagd voelen wanneer het licht tijdens de oversteek plots van rood naar groen springt.
Vandaag worden voetgangerslichten afgesteld aan een maximumstapsnelheid van 1,2 meter per seconde. Wanneer het voetgangerslicht op rood springt, moeten voetgangers alsnog genoeg tijd krijgen om over te steken voor het verkeer groen krijgt.
Voor sommigen is dat, zo klinkt het althans, onvoldoende tijd om veilig over te steken. Dat kan verwarring en paniek veroorzaken. De Vlaamse Ouderenraad treedt de ouderenorganisaties bij: “Een op drie ongevallen met ouderen gebeurt aan een kruispunt. De voetgangerslichten zijn niet altijd de oorzaak, maar lichten die tijdens het oversteken op rood springen, zorgen in elk geval voor angst en onzekerheid.”
Bepaalde hulpmiddelen zouden hier misschien een oplossing kunnen bieden. Een infraroodcamera zou het licht bijvoorbeeld pas op rood kunnen laten springen wanneer niemand nog aan het oversteken is. Er zou ook een drukknop kunnen worden geïnstalleerd, om aan te geven dat men extra tijd wenst om over te steken. Alle voetgangerslichten zodanig afstellen dat ze langer groen blijven, lijkt alleszins geen optie. Dat zou alleen maar voor meer onveilige situaties zorgen.
Minister, bent u bereid iets aan het onveiligheidsgevoel te doen dat senioren ondervinden wanneer zij de straat moeten oversteken bij een groen licht?
Wat vindt u van de optie om infraroodcamera’s of een drukknop te installeren aan voetgangerslichten die ervoor zorgen dat, een, het licht pas op rood springt als niemand nog oversteekt of, twee, de oversteektijd verlengd wordt?
Ziet u nog andere opties om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van de ouderenorganisaties om voetgangerslichten langer op groen te laten staan, wanneer men dat wenst?
Minister, waan u even in het jaar 2048. Wat is uw antwoord op mijn vragen?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijn hartelijke wederwensen. Voor mezelf wens ik dat ik mijn huidige trainingsritme kan handhaven, zodat ik in 2048 nog heel kwiek zal zijn. Als ik dat kan volhouden, denk ik dat ik er wel in zal slagen om binnen de vooropgestelde timing aan de overkant van de straat te geraken.
Het is een boeiende kwestie. In Nederland hanteert men nog kortere oversteektijden, maar zijn er wel snellere responstijden. Als je de knop indrukt, wordt het dus sneller groen, maar de oversteektijd is nog beperkter dan bij ons. We hebben het altijd over de objectieve, cijfermatige verkeersonveiligheid. Maar wat u aanhaalt, gaat natuurlijk over de subjectieve veiligheid. Soms hebben we het daar wél over, bijvoorbeeld in de debatten over de cijfers met betrekking tot de dodelijke slachtoffers bij fietsers. Objectief gezien zijn de dodelijke ongevallen gedaald. We moeten voorzichtig omspringen met die cijfers, want door ze te highlighten, voed je het subjectief onveiligheidsgevoel. En door dat onveiligheidsgevoel aan te wakkeren, werk je je eigen doel, meer mensen op de fiets krijgen, eigenlijk tegen.
Maar ik wijk af van uw vraagstelling. Het onveiligheidsgevoel dat u schetst, berust volgens mij enigszins op de misvatting dat een voetganger al klaar zou zijn met de oversteek op het moment dat het voetgangerslicht rood wordt. En dat is niet juist. Vanaf het moment dat het voetgangerslicht op rood springt, krijgt de voetganger die al aan zijn oversteekbeweging begonnen is, wettelijk de mogelijkheid om die beweging veilig te beëindigen tot hij een middenberm of de overzijde heeft bereikt. In de praktijk staat een voetgangerslicht minstens zo lang op groen dat iemand die vertrekt op het moment dat het groen wordt, met een snelheid van 1,2 meter per seconde net aankomt aan de overkant wanneer het licht op rood springt. Maar dan begint pas de ontruimingstijd van de voetganger. Tussen dat moment van rood worden en het moment dat auto’s het zebrapad dwarsen, staat het licht zelfs nog langer op rood dan dat het op groen stond.
In de realiteit heeft men natuurlijk een veel langere oversteektijd en een veel lagere oversteeksnelheid dan die 1,2 meter per seconde. Voor de berekening van die ontruimingstijd moet volgens het reglement voor de wegbeheerder uitgegaan worden van een snelheid van 1,2 meter per seconde. Maar als Vlaamse overheid hebben we er uitdrukkelijk voor gekozen om ook met tragere voetgangers rekening te houden.
Bij het ontwerp van lichtenregelingen gaat het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) standaard uit van een snelheid van 1 meter per seconde in plaats van 1,2. Dat is ongeveer 20 procent minder. Dat komt overeen met 3,6 kilometer per uur, dus veel trager dan de gemiddelde wandelsnelheid van zo’n 5 kilometer per uur. In de omgeving van ziekenhuizen en rusthuizen wordt die ontruimingssnelheid zelfs doorgaans verlaagd tot 0,8 meter per seconde. Het hangt af van de locatie.
Deze ontruimingssnelheden zijn enkel van belang voor voetgangers die pas aan het einde van de groenfase beginnen met oversteken. Een voorzichtige voetganger die slecht te been is, zal er de voorkeur aan geven om aan het begin van een groenfase te beginnen met oversteken. Die kan dan zowel de groentijd als de ontruimingstijd gebruiken om zijn oversteek veilig te voltooien. Dan heb je een heel ruim tijdsvenster. Is de oversteeklengte bijvoorbeeld 12 meter, dan is de minimale groentijd van het voetgangerslicht minstens 10 seconden, maar vervolgens duurt het nog minstens 12 seconden voordat de dwarsende auto’s groen krijgen. Dat is een tijdsvenster van 22 seconden. Dat lukt zelfs met een wandelsnelheid van slechts 2 kilometer per uur, wat toch echt traag is.
In specifieke gevallen worden dergelijke hulpmiddelen wel toegepast, namelijk op locaties waar soms grote aantallen voetgangers oversteken, zoals aan de kust. Hiervoor worden vooral radardetectoren gebruikt. Als men weet dat zich daar grote massa's voetgangers verplaatsen, maken we daar gebruik van.
Minister, ik zal het debat over de fietsers niet aangaan, daar hebben we nog tijd genoeg voor in het komende halfjaar.
Het gaat misschien wel om een subjectief gevoel van veiligheid of onveiligheid, zoals u het wilt noemen. Alleszins is er een leeftijdscategorie waar we bezorgd over moeten zijn. Uit de cijfers van Statbel blijkt dat 20 procent van de dodelijke verkeersongevallen binnen de dertig dagen 75-plussers zijn. Dat is een op de vijf. Dat is heel wat. Dat is een categorie die onze zorg moet wegdragen.
Ik pleit ervoor om op dat vlak, minister, mogelijkheden of vernieuwingen en dergelijke verder op te volgen. Misschien kunnen we daar op sommige momenten toch op inspelen. U hebt een punt, onveiligheid is een subjectief gevoel. Maar het subjectieve gevoel van onveiligheid kan door paniek leiden tot effectieve onveiligheid.
De vergrijzing neemt inderdaad toe. Tegelijk verbetert de fysieke toestand van onze senioren. U hebt een punt, we moeten dat nauwgezet monitoren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.