Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op dinsdag 27 november konden we in De Morgen lezen dat het aantal interimjobs sneller stijgt dan het aantal vaste jobs. De jongerenafdeling van het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) onderzocht de jaarrekeningen van bijna 27.000 ondernemingen om het jobaanbod in kaart te brengen. Hieruit bleek dat er ruim 50.000 jobs zijn bijgekomen, – wat goed nieuws is, natuurlijk – waarvan ongeveer 7000 tijdelijke jobs, of een stijging met 8,14 procent; 5000 interimjobs of een stijging met 7,76 procent; en nog geen 40.000 jobs met een vast contract. Er komen dus wel jobs bij maar de stijging bij de vaste jobs ligt ongeveer drie keer lager dan de stijging bij de tijdelijke en de interimjobs.
Die tijdelijke contracten zijn echter niet zo onschuldig als ze op het eerste gezicht lijken. Ze worden namelijk vaak gezien als een springplank naar een vast contract, maar uit onderzoek blijkt dat heel wat mensen blijven steken in dat tijdelijke statuut. En uiteraard zijn de kwetsbaarste werkzoekenden daar het slachtoffer van, waaronder jongeren. 42 procent van de interimmers is dan ook jonger dan 25 jaar.
Bedrijven kiezen vaak voor tijdelijke contracten om extra voorzichtig te zijn, maar daar dient zo’n contract natuurlijk niet voor. En zo worden de werknemers in dit statuut de dupe. Bovendien zijn dit ook geen duurzame jobs. Dat geeft dus een vertekend beeld van de tewerkstelling en het activeringsbeleid. Ik herinner me dat we hierover al debatten hebben gevoerd, onder andere in 2014 naar aanleiding van de studie van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA), waarin aangegeven werd dat er dikwijls misbruik van gemaakt wordt. Daar werd tegen opgetreden, er werden allerlei maatregelen genomen, maar deze cijfers tonen aan dat dat risico nog altijd bestaat en dat die deur helemaal nog niet dicht is.
Minister, daarom wil ik u twee simpele informatieve vragen stellen.
Wat is uw reactie op deze cijfers? Bent u verbaasd of had u dit zien aankomen?
Welke acties zult u verder ondernemen om die ongelijke stijging tegen te gaan en ervoor te zorgen dat mensen gemakkelijker doorstromen naar duurzame jobs in plaats van het risico te lopen om vast te zitten in die tijdelijke en niet helemaal betrouwbare situatie?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega Annouri, ik zal beginnen met de cijfers wat te situeren. We zien inderdaad een stijging in het aandeel van tijdelijke arbeid en uitzendarbeid op de arbeidsmarkt. Specifiek voor de uitzendarbeid zien we dat er in 2016-2017 meer dan negenduizend mensen meer instroomden dan in 2014-2015. Ik denk dat dit veel te maken heeft met de aantrekkende conjunctuur. In vergelijking met de buurlanden is tijdelijke arbeid in Vlaanderen nog altijd relatief beperkt. Het ging hier in 2017 om 9 procent van de werkende bevolking. Het Europese gemiddelde ligt op 14,3 procent, een pak hoger dus dan bij ons. Het is wel zo dat specifiek voor jongeren, waarover uw vraag ging, de cijfers in Vlaanderen inderdaad hoger liggen en heel dicht aansluiten bij het Europese gemiddelde. De recentste instroomcijfers geven wel aan dat we net bij jongeren, in het bijzonder de groep 22- tot 24-jarigen, een daling zien in de instroom naar uitzendarbeid. Zij profiteren als eerste van grotere kansen op de arbeidsmarkt door de weer aantrekkende conjunctuur.
Ik geef u drie cijfers. In 2014-2015 spraken we over 16,78 procent van de 22- tot 24-jarigen. Dat zakte het jaar erop naar 15,86 procent en nu naar 14,98 procent, dus een procentpunt minder per jaar. Zij profiteren volgens mij zonder twijfel als eerste van de grotere kansen op de arbeidsmarkt door de opnieuw aantrekkende conjunctuur.
Belangrijk is te benadrukken – maar ik denk dat we dat allemaal wel weten – dat uitzendbanen ook kansen bieden. Ze kunnen een springplank zijn. Voor het doorstromen naar een reguliere job is interimarbeid soms de beste weg, vooral voor groepen die het moeilijker hebben op de arbeidsmarkt of die de perceptie wat tegen hebben.
Met uitzendarbeid doen werkzoekenden ook nog eens werkervaring op, waardoor ze hun competenties kunnen versterken. Ze kunnen dat doen bij verschillende werkgevers, waardoor ze kunnen kennismaken met verschillende vormen van werken. Via de bedrijven waarin de uitzendkrachten tewerkgesteld zijn, vergroten ze ook hun netwerk in de zoektocht naar werk. Laten we niet vergeten dat uitzendarbeid heel vaak nodig is op een specifiek moment, bijvoorbeeld bij een vermeerdering van werk. Als die werkgever daarna een openstaande vacature heeft, zal hij gemakkelijker uitkijken naar de mensen die hij kent. Dat lijkt me ook een opportuniteit te zijn voor die werkzoekende.
Bovendien hebben we, om dat nog te versterken, samen met de uitzendsector ingezet op opleiding en competentieversterking van de uitzendkrachten. Dat is nieuw. We hebben in het recente sectorconvenant opgenomen dat we in samenwerking met VDAB en de sector maximaal een flexibel, modulair competentieaanbod op maat van de individuele uitzendkracht uitwerken. Dat is volgens mij een enorm pluspunt, om uitzendkrachten extra competenties te geven en in de toekomst hun kansen op een job van onbepaalde duur te vergroten.
De heer Annouri heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Het klopt wat u zegt: interimarbeid biedt mogelijkheden. Ik denk dat elke partij in dit parlement het daarmee eens is. Het kan voor heel veel jongeren, en mensen van eender welke leeftijdscategorie, een interessante opstap zijn om werkervaring op te doen, om even weer op de ladder te klimmen en zo weer te starten.
We bekijken dat heel vaak vanuit de insteek van duurzame tewerkstelling, van mensen helpen om die treden te nemen en dan door te stromen naar duurzame tewerkstelling, maar het probleem is natuurlijk dat dat vaak niet het geval is en dat die jongeren daar vaak een beetje aan het lijntje worden gehouden met weekcontracten, en in het ergste geval met dagcontracten. Ik herinner mij uit de discussie die we gehad hebben in 2014-2015 dat ook daar zelfs sprake van was.
Het gaat over verschillende sectoren. Dat zorgt er natuurlijk voor dat die mensen, die stappen vooruit willen zetten, die een appartement willen huren, die misschien iets willen kopen, die iets willen opbouwen, vast zitten in een bepaalde situatie. Ze hebben immers niet de zekerheid dat ze over een maand, over twee maand, over een jaar nog altijd die job zullen hebben.
U probeert nu samen met de interimsector via opleiding en competentieversterking meer in te zetten op duurzaamheid. Hebt u dan cijfers van het aantal jongeren dat duurzaam doorstroomt via een interimcontract naar een job van onbepaalde duur of van langere termijn? Want dat is natuurlijk wel het belangrijkste. ‘The proof of the pudding is in the eating’. Ik ben wel benieuwd of u over cijfers daarover beschikt. Of zijn we daar een beetje blind aan het vliegen?
De heer Ronse heeft het woord.
Ik denk dat de bezorgdheid die collega Annouri hier uit, door alle fracties wordt gedeeld. Ook de minister deelt die bezorgdheid en komt er ook aan tegemoet, door onder meer competentietraining en doorstroming.
Ik wil nog iets in het debat brengen dat misschien niet onbelangrijk is. Sinds juli 2018 is er een verstrenging van het gebruik van dagcontracten. Wat betekent dat?
Uitzendkantoren die met dagcontracten werken, moeten dat verantwoorden. Opeenvolgende dagcontracten mogen niet meer, tenzij de aard van het werk dat rechtvaardigt. De werkgever moet informatie vrijgeven over het aantal opeenvolgende dagcontracten in die periode en over het aantal uitzendkrachten dat met een opeenvolgend dagcontract werd tewerkgesteld. Daar wordt een jaarlijkse bespreking aan gekoppeld.
Daarnaast beperkt het akkoord het aantal dagcontracten dat mag worden gebruikt. De nood aan flexibiliteit om dagcontracten te gebruiken, moet statistisch onderbouwd worden, met zelfs elementen die aantonen dat de werkgever alternatieven heeft onderzocht. Ik denk dat dat ook deels tegemoetkomt aan de bezorgdheden die geuit zijn.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Ik begrijp de bezorgdheid rond die dagcontracten, maar ik denk dat we het ook door een andere bril moeten bekijken, vanuit het bedrijfsleven zelf. Je mag de vermeerdering van werk niet onderschatten. We moeten dat als bedrijven ook ingeven als reden. Je kunt niet altijd inschatten of het een week extra werk is of een maand extra werk. En dan begin je effectief met dagcontracten. Het is effectief zoals de minister heeft gesteld. Ook in mijn bedrijf werkt dat zo.
Ik heb het dan vooral over lagere profielen. Dat zijn mensen die niet altijd even communicatief zijn, als zij zich moeten voorstellen bij een sollicitatiegesprek of wat dan ook. Dat zijn mensen bij wie je moet zien hoe ze werken op de werkvloer. Als je zo’n jongere op de werkvloer goed ziet werken via dagcontracten, en die vermeerdering van werk blijft duren, dan werf je die op een gegeven moment ook aan. Dat heeft dus zeker ook zijn positieve kanten.
Ik treed ook collega Ronse bij, die zegt dat er een aantal mechanismen moeten worden ingevoerd om misbruik tegen te gaan. Maar die zijn gebeurd. Er zijn een aantal mechanismen, waardoor dat minder gemakkelijk wordt toegepast. Ik vind dus dat we hier echt omzichtig mee moeten omgaan en zeker niet moeten pleiten voor afschaffing.
Minister Muyters heeft het woord.
Collega Annouri, we hebben geen cijfers van doorstroming van werk naar werk. Als je 28 dagen in uitzendarbeid werkt, word je beschouwd als aan het werk zijnde. En dus heb ik geen gegevens van doorstroming.
Mag ik heel eerlijk zijn? Je moet vandaag eens gaan rondvragen bij de bedrijven op het terrein. Interim zal vandaag niet toegepast worden door bedrijven die denken dat ze die mensen nodig hebben, want er is zo'n krapte op de arbeidsmarkt dat de kans bestaat dat ze de dag erop bij iemand anders worden aangenomen. We zitten vandaag in dat systeem van krapte. Als het met interim gebeurt, is het ofwel omdat men onzeker is over de competenties van de persoon, en dan vind ik de samenwerking met de sector om ook bij niet-werk aan de competenties te schaven, een zeer goede zaak, ofwel hebben ze meer kans op aanwerving. Tenzij ze zelf voor interim kiezen, wat natuurlijk ook nog kan.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en ik dank de collega's om aan te sluiten.
Interimarbeid is voor sommige mensen uiteraard een positieve keuze omdat ze flexibel willen werken. Daar kan niemand tegen zijn. Ik denk dat niemand pleit voor het afschaffen van interimarbeid. Dat zou te gek zijn.
Het is mogelijk dat meerdere waarheden naast elkaar bestaan. Dat is in dit geval effectief zo. Als je gaat praten met bedrijven en gaat kijken op de arbeidsmarkt, zie je dat bedrijven door de krapte mensen vast aannemen wanneer ze dat kunnen. Dat klopt.
Maar dan wil ik het volgende zeggen, minister, en dat is ook de reden waarom ik deze vraag stel. Als het gaat over cijfers, ga dan ook eens praten met jongeren. Dat doen we regelmatig. We zien recent dat heel wat jongeren keer op keer op een muur botsen terwijl ze vragende partij zijn om ergens vast te worden aangenomen of om door te stromen en een vast contract te krijgen. Ze worden van tijdelijk contract naar tijdelijk contract of naar een B-contract gestuurd. Daardoor kunnen ze niets opbouwen en blijven ze vastzitten in een heel frustrerende situatie. Ze willen werken, ze kunnen van alles en nog wat, maar ze geraken niet op een structurele manier aan werk. Dat zorgt voor frustratie.
Waar interimarbeid het antwoord is op een flexibele manier om arbeid in te vullen, is het geen antwoord als men mensen aan het lijntje houdt die eigenlijk structureel aan de slag zouden kunnen zijn op onze arbeidsmarkt. Dat is vandaag realiteit. We moeten echt proberen te achterhalen hoeveel jongeren vastzitten in dat systeem en welke oplossingen en remediëring we daarvoor kunnen vinden. Ik zal u daarover in de toekomst ongetwijfeld nog ondervragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.