Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, nog elf dagen en dan zijn het in Brussel gemeenteraadsverkiezingen. In de provincies hebben ze nog een extra bestuurslaag, maar wij hebben dat gesimplificeerd. In verkiezingstijden probeert iedereen zich van zijn beste kant te laten zien en vooral te tonen dat hij heel veel heeft gedaan. Soms wordt er dan wel eens iets geclaimd dat eigenlijk niet zou mogen.
In Brussel is bijna elke Nederlandstalige voorzitter van een vereniging. Je kunt weinig fout doen door iemand met ‘voorzitter’ aan te spreken. Bij het verspreiden van propaganda – of in het geval van mijn partij informatie – in het kader van de verkiezingen, worden soms engagementen uitvergroot en verwezenlijkingen gemonopoliseerd. Wanneer het om privéverenigingen gaat – stel u voor dat u een tafeltennisclub of een andere organisatie hebt –, dan heeft de politiek zich daar weinig mee te moeien.
Anders en best gevoelig is het wanneer het om gemeenschapscentra gaat. Ikzelf ben kandidaat geweest toen ik voorzitter was van de raad van bestuur van een gemeenschapscentrum in 2012. Ik heb toen amper durven vermelden dat ik voorzitter was van die raad van bestuur. Ik heb zeker nooit uitgepakt met bepaalde verwezenlijkingen van dat gemeenschapscentrum omdat ik dat onkies vind en oneerlijk naar iedereen die met een andere ideologische overtuiging in die raad van bestuur zit en naar het personeel dat vanuit een ongebondenheid maar vanuit een passie voor de gemeente en het gemeenschapscentrum de schouders onder bepaalde projecten zet.
Minister, zijn er richtlijnen over de 22 gemeenschapscentra heen wat betreft communicatie omtrent de positie van leden van de raden van bestuur en realisaties binnen de gemeenschapscentra in verkiezingstijden? Indien ja, hoe worden die afgedwongen? Indien neen, bent u van oordeel dat dit een manco is? Mogen er personeelsleden van gemeenschapscentra of partnervzw’s worden afgebeeld in verkiezingspropaganda? In dit geval ging het om eat vzw: Elan in Schaarbeek, Café ABC in Brussel, Nic-Nac in Laken en Taverne Ter Linden in Jette. Wat is de gedragscode hieromtrent?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Poschet, zoals u weet, is de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) de inrichtende overheid van de 22 Brusselse gemeenschapscentra. Ik ben in deze dus niet formeel bevoegd. Desalniettemin heb ik me bij de VGC geïnformeerd en geef ik hier een kort antwoord op uw vragen.
Alle gemeenschapscentra ontvingen richtlijnen over de manier waarop zij het best met politieke partijen omgaan in de aanloop naar de verkiezingen. Daarbij zijn drie uitgangspunten van toepassing: naleving van de cultuurpactwetgeving, niet discrimineren op basis van ideologische of filosofische motieven en de neutraliteit van de gemeenschapscentra vrijwaren.
Die uitgangspunten hebben geleid tot een aantal concrete richtlijnen, waarvan ik de voornaamste hier opsom. Alle politieke partijen en organisaties kunnen activiteiten in de gemeenschapscentra organiseren. Bij vergaderingen of activiteiten zijn uiterlijk vertoon of kentekens met een politiek karakter – slogans, afbeeldingen, logo’s – in en rond het centrum verboden. De publicaties die worden gebruikt ter promotie van een activiteit of een vergadering verwijzen enkel naar het gemeenschapscentrum als vergaderlocatie. Alle politieke partijen en organisaties kunnen advertenties in de maandbladen of andere publicaties van de gemeenschapscentra laten opnemen. De gemeenschapscentra worden geacht de vragen van organisaties of partijen van verschillende strekkingen op dezelfde manier te behandelen.
Daarnaast heeft de VGC letterlijk de volgende richtlijn verspreid. “De sperperiode is de periode van de verkiezingscampagnes van politici en partijen. Je kan bestuurders van jullie vzw’s die kandidaat zijn, vragen om de komende maanden terughoudend te zijn, bijvoorbeeld door niet deel te nemen aan bijeenkomsten van de raad van bestuur en zich te verontschuldigen. Check ook je huishoudelijk reglement (indien je dit hebt): in sommige reglementen staat dit als bepaling opgenomen. Deze opstelling als gemeenschapscentrum draagt bij tot je partijpolitieke neutraliteit, maar zonder deze bepaling in je huishoudelijk reglement kan je dit niet afdwingen (alleen vragen). In de praktijk gaat dit over een of twee bijeenkomsten van de raad van bestuur (september-oktober).”
U stelde ook een vraag over de afdwingbaarheid. Ik kreeg geen informatie over hoe de VGC deze richtlijnen afdwingt. Ik vermoed dat, indien een lid van een gemeenschapscentrum zich kandidaat stelt, dit ook wordt besproken binnen de organen van het gemeenschapscentrum zelf. Ik twijfel eraan of de overheid zo ver moet gaan om dergelijke zaken af te dwingen.
De VGC gaf geen richtlijnen over communicatie door kandidaten of over het afbeelden van personeelsleden van gemeenschapscentra in verkiezingspropaganda. De personeelsleden van gemeenschapscentra of partnervzw’s mogen zich, behalve de uitzonderingen bepaald in de wetgeving – minimumleeftijd, zich niet in een geval van uitsluiting of schorsing bevinden, op tijd ingeschreven zijn in het bevolkingsregister –, kandidaat stellen voor de lokale verkiezingen omdat het hun grondwettelijk recht is. Bijgevolg kunnen ze ook in verkiezingspropaganda figureren. Uiteraard spreken zij in die verkiezingspropaganda in de hoedanigheid van kandidaat en niet in de hoedanigheid van personeelslid van een gemeenschapscentrum of partnervzw.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, om nog eens een uitdrukking te gebruiken: ik blijf toch een beetje op mijn honger zitten. Het is een beetje vreemd om vanuit de VGC een aantal richtlijnen uit te vaardigen en ze nadien niet te kunnen afdwingen. Wat voor nut heeft het dan om die richtlijnen uit te vaardigen?
Wat betreft het belang van het bewaren van de politieke neutraliteit van de gemeenschapscentra: ik denk dat het voorbeeld dat u en ik in de bus hebben gekregen, een flagrante overschrijding van die richtlijn is. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat als iemand die in een sociale-economieproject zit, een vraag krijgt van de voorzitter van de raad van bestuur van de plaats waar er wordt gewerkt om een foto te nemen en die te gebruiken in zijn publicatie, hij die vraag niet altijd op een ongedwongen manier kan beantwoorden. Er is een machtsrelatie die voor mij ongezond is. Ik vind het jammer dat dit blijkbaar mogelijk is. Het is niet verbatim uitgesloten volgens het beperkte antwoord dat u van de VGC hebt gekregen. In elk geval wil ik hiermee verder gaan. Dat zal dan via de VGC-raad moeten gaan.
Ik heb mijn vraag niet alleen gesteld aan u als minister van Brussel, maar ook als minister van Cultuur, want het gaat niet enkel over culturele centra in Brussel, maar ook in onze hele, grote Vlaamse gemeenschap.
Gaat u nog iets doen aan de richtlijn inzake politieke neutraliteit in verkiezingstijd? Gelden de richtlijnen die u besprak, los van het zich discreet opstellen in de raden van bestuur in de sperperiode, heel het jaar door of niet?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik heb u in algemene zin geantwoord. Ik weet nog altijd niet precies waarover het gaat. Misschien is dit niet de geschikte vergadering hiervoor, maar wanneer er precieze feiten zijn, mag u die mij gerust bezorgen. Ik wil ze ter harte nemen, samen met de VGC, om dan de nodige maatregelen te nemen. Ik heb het tot nu toe algemeen gehouden, maar ik vind het wel belangrijk dat de richtlijnen die men aan de gemeenschapscentra geeft, vooral over neutraliteit, helemaal of minstens zoveel mogelijk worden gevolgd.
Wat de vraag betreft over de onthouding, als ik het zo mag zeggen, van de aanwezigheid op de raden van bestuur, heb ik u in het antwoord gezegd, op basis van de informatie die de VGC mij bezorgt, dat ze blijkbaar enkele aanwijzing geeft om dat in het heetst van de strijd te doen. Ik heb de maanden september en oktober genoemd en blijkbaar wordt de voorafgaande sperperiode daar niet onder begrepen.
Laten we zeggen dat het goed is dat het bredere verhaal van de algemene richtlijnen met en door de VGC, al dan niet in de raad van de VGC, wordt besproken. Wanneer er een precies incident is, mag u mij daar altijd over aanschrijven. Dat moet niet noodzakelijk hier in de commissie worden geëtaleerd, maar ik vind wel dat er desgevallend gevolg aan moet kunnen worden gegeven. Ik sta dus zeker open voor bijkomende feiten, dat is geen enkel probleem.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister, het is waarschijnlijk een terechte bedenking van collega Poschet. Ik weet ook niet waarover het gaat. Ik denk niet dat het over mijn partij zal gaan, want wij hebben nergens functies toebedeeld gekregen waarover hij uitdrukkelijk sprak. Ik zal het straks wel horen.
Wij zijn alvast zeker ook voorstander van neutraliteit, zeker ook politieke neutraliteit in deze periode van de verkiezingen, in deze sperperiode op elf dagen voor de verkiezingen. Tegelijkertijd geldt voor ons – en dat is even belangrijk – de religieuze neutraliteit die zou moeten worden gerespecteerd in de Vlaamse gemeenschapscentra in Brussel. Ik hoop dat ook daar de nodige aandacht aan kan worden besteed.
De heer Poschet heeft het woord.
Ik zal straks na de vergadering de minister en de geïnteresseerden het bewuste document tonen. Ik vond het echter niet nodig om daar specifiek een partij of een naam op te kleven. Dat is niet de bedoeling, want het betreft een ruimere vraag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.