Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Minister, collega’s, het vennootschapsrecht wordt onder impuls van minister Geens hervormd. De schrik zit er wat in dat dat voor planlast en rechtsonzekerheid zal zorgen voor het verenigingsleven in Vlaanderen, en misschien een bedreiging of een beknotting kan zijn van het vrijwillige engagement.
De oude vzw-wet van 1921 zou vervallen en er wordt een verenigingsrecht ingeschoven in een wetboek voor vennootschappen en verenigingen. Het wordt een lijvig werkstuk, in ontwerp bestaande uit veertien boeken. Wie regelgeving inzake de vzw’s zal willen opzoeken, zal dus zeker een stevig toertje moeten ‘boekhoppen’ om alles te vinden wat er is, in ieder geval als er geen hulpmiddelen worden ontwikkeld. Overzichtelijk zal het wellicht niet worden. Eén duidelijk wetboek met alle wetgeving van toepassing op vzw’s zou praktischer zijn.
Het grootste probleem wordt wellicht de invloed van wijzigingen in het vennootschaps- en vzw-recht op de andere regelgeving. Denk aan fiscaliteit, vrijwilligerswet, Vlaamse decreten en subsidies voor de cultuursector, het jeugdwerk enzovoort, waar bepalingen en voorwaarden in staan voor erkenning en subsidiëring die misschien niet meer zullen kloppen met de terminologie en de rechtsvormen die minister Geens voor ogen heeft.
Mijn collega’s op het federale niveau zeggen dat minister Geens antwoordt dat de bevoegde beleidsdomeinen in die gewesten en gemeenschappen dan zelf de nodige stappen moeten zetten om zich aan te passen, met het gevaar dat organisaties zich tussen hamer en aambeeld bevinden met soms tegensprekende wetgevingen.
Bovendien zou een vzw zich ook moeten laten erkennen als sociale onderneming, volgens een gelijkaardige procedure als die van de Coöperatieve Vennootschap bij de Nationale Raad voor de Coöperatie. Je zou je dus alleen maar een sociale onderneming kunnen noemen als je een speciale erkenning aanvraagt bij de FOD Economie, met alle gevolgen van dien, want het begrip ‘vzw’ as such zal niet meer in die regelgeving voorkomen. Nu zouden dus opeens duizenden vzw’s plots een erkenning bij de FOD Economie moeten aanvragen, met het risico om ontbonden te raken. Ook dat creëert op zijn beurt weer rechtsonzekerheid en administratieve overlast.
Concreet: voor kleine vzw’s en ook feitelijke verenigingen wordt het extra regelgeving en planlast. In het sociaal-cultureel werk bijvoorbeeld heb je landelijke koepels en lokale afdelingen. Dat zijn vaak feitelijke verenigingen, die dus nu sociale ondernemingen worden in die wetgeving. Denk aan Femma, Natuurpunt, Velt enzovoort. Ook de aansprakelijkheid van bestuurders zal groter worden. Zullen ouders hun minderjarige jongeren bijvoorbeeld nog een bestuursfunctie laten opnemen in het jeugdwerk of in het plaatselijke jeugdhuis? Zal dat nog kunnen? Is daar geen risico aan? Waar zullen verenigingen met commerciële activiteiten, ten gunste van de werking, met finaal een non-profit doel, onder de vennootschapsbelasting vallen?
Wat bijvoorbeeld met de horeca in jeugdhuizen, met reizen en uitstappen van OKRA of Pasar, vormingscursussen van Vormingplus enzovoort?
Hoe zal het non-profitlandschap er in de toekomst uitzien? Zullen bestaande vzw’s een apart vehikel oprichten om commerciële activiteiten in onder te brengen?
Er zijn veel vragen. Er is een dreigende complexiteit die er hopelijk niet komt.
Mijn vraag komt misschien nogal vroeg, want het wetboek is nog niet goedgekeurd in de Kamer. Het is nog niet afgerond, maar het is al ver gevorderd. Ik heb vernomen dat het nog voor de zomer, dus in juli, ter stemming zou worden voorgelegd.
Denk aan de fiscale wetgeving. Zal men belasting moeten betalen op die verkoop van drank bijvoorbeeld? Wat met de btw-regeling? Wat zijn de gevolgen voor de fiscaal aftrekbare giften? Enzovoort, enzovoort.
Ik wil verwijzen naar het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven op pagina 6: “De Raad herhaalt zijn opmerking uit het vorige advies, met name dat deze hervorming onvermijdelijk ook gevolgen met zich meebrengt op andere domeinen (bijvoorbeeld fiscaliteit, sociale wetgeving, subsidies …), die vaak ook op een ander beleidsniveau geregeld worden (bijvoorbeeld inzake de toegang tot het beroep), waardoor heel wat regelgeving aangepast dient te worden. Ook voor publieke rechtspersonen die in de regio’s werden of worden opgericht kan de hervorming wijzigingen teweegbrengen. (…) Deze aanpassingen kunnen beperkt zijn tot louter terminologische wijzigingen, maar kunnen soms ook meer fundamentele implicaties met zich meebrengen. De Raad stelt vast dat hij geen overzicht heeft ontvangen van te wijzigen regelgeving. De Raad vraagt zich dan ook af of een dergelijke analyse, over de grenzen van het vennootschaps- en verenigingsrecht heen, heeft plaatsgevonden. Hij beklemtoont het belang van deze analyse, waardoor bijgevolg niet overhaast te werk mag worden gegaan. Dezelfde opmerking van interbestuurlijke coördinatie en informatie-uitwisseling komt tevens voor in het advies van de Inspectie van Financiën.”
Ik weet het: ik citeer uit federale documenten, maar ze hebben potentieel een groot effect op deze gemeenschapsmaterie.
Minister, heeft de Vlaamse Gemeenschap een analyse gemaakt, of een begin ervan, van de impact op andere/onze domeinen? Is er een overzicht gemaakt van de te wijzigen regelgeving in die domeinen, specifiek voor de Vlaamse decreten en/of besluiten?
Er is duidelijk nood aan overleg en afstemming met de federale overheid. Organisaties dreigen anders gekneld te raken tussen twee regelgevingen. Minister, en bij uitbreiding de Vlaamse Regering, de verantwoordelijken in andere gelijkaardige domeinen met veel vzw’s, bent u nauw betrokken bij de gesprekken met de federale overheid in functie van afstemming? Welke onderdelen worden besproken?
Klopt de informatie dat bestaande vzw’s een apart vehikel moeten oprichten om commerciële activiteiten – ten bate van de werking – in onder te brengen? Krijgen we dan organisaties met een niet-commerciële vzw en een commerciële vzw, of een niet-commerciële vzw en een vennootschap? Zal het voor de buitenwereld nog duidelijk zijn met welk soort organisaties men te maken heeft? Wat met de identiteit? Ik hoop dat ik het negatiever voorstel dan het in de toekomst wordt.
Dreigt de complexe nieuwe regelgeving het enthousiasme van burgers die zich vrijwillig inzetten voor gemeenschapsactiviteiten, niet te doen dalen?
De aansprakelijkheid van bestuurders wordt ook groter. Hoe kunnen we vermijden dat ouders het engagement van hun minderjarige jongeren om een bestuursfunctie op te nemen in het plaatselijk jeugdhuis, afraden?
Het zal er legistiek niet makkelijker op worden voor vzw's. Eén duidelijk wetboek met alle wetgeving van toepassing op vzw’s zou praktischer zijn. Zijn er reeds initiatieven genomen in die richting?
Is er al een plan opgemaakt voor de implementatie van de nieuwe regels? Of ben ik te vroeg? Die zouden naar verluidt immers nog dit jaar en zelfs nog voor de zomer worden goedgekeurd.
Minister Gatz heeft het woord.
Binnen de Vlaamse overheid zal er binnenkort op ambtelijk niveau een ‘taskforce wijziging vzw-wetgeving’ worden opgericht die over de verschillende beleidsdomeinen heen zal bekijken wat de impact is van de aangepaste wetgeving op de verschillende sectoren. Dit zal gebeuren in nauw overleg met de federale collega’s zodat dit kan leiden tot één gedeelde interpretatie van de wetgeving. Ik wil hierbij wel opmerken dat het wetsontwerp nog niet definitief is goedgekeurd en momenteel ter bespreking in de parlementaire commissie voorligt.
Zoals u weet, heeft de Vlaamse Regering op 17 maart 2017 de nota goedgekeurd ‘Vrijwilligerswerk: knelpunten en oplossingen’. Het is een nota met het oog op interbestuurlijk overleg tussen Vlaanderen en Brussel. In die nota is een afzonderlijk hoofdstuk gewijd aan de vzw-wetgeving. De thema’s die daarin worden aangekaart, zijn onder meer: de administratieve vereenvoudiging met de neerlegging van de jaarrekening van kleine vzw’s bij de rechtbank van koophandel, de formulieren van de statuten: de neerlegging en wijziging, de rechten en plichten voor toegetreden leden. Komen ook nog aan bod: de bestuurdersaansprakelijkheid, het onterecht gebruik van het vzw-statuut en het vrijwilligerswerk, en overheidsopdrachten
Ik heb over de nota overleg gehad met federaal minister van Justitie Geens op 19 september 2017. Op dit overleg hebben wij de knelpunten besproken. Verder heb ik gewezen op de uitdagingen om de vzw-structuur zo laagdrempelig mogelijk te houden met het oog op een divers en dynamisch verenigingsleven. Minister Geens heeft me toen laten weten reeds kennis te hebben van de nota en ook meermaals contact te hebben gehad met de Verenigde Verenigingen over een aantal mogelijke knelpunten. Hij zou met deze bekommernissen zo veel mogelijk rekening houden.
Het wetsontwerp bevat momenteel volgende definitie voor een vereniging. “Een vereniging wordt opgericht bij een overeenkomst tussen twee of meer personen, leden genaamd. Zij streeft een belangeloos doel na in het kader van één of meer welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp heeft. Zij mag rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel uitkeren of bezorgen aan de oprichters, de leden, de bestuurders of enig andere persoon behalve voor het in de statuten bepaald belangeloos doel. Elke verrichting in strijd met dit verbod is nietig.”
Een vereniging zal dus onbeperkt economische activiteiten kunnen verrichten mits een belangeloos doel wordt nagestreefd. Voorheen lag het twistpunt bij de vraag of al dan niet bijkomstige economische activiteiten werden verricht. Nu wordt die logica omgedraaid en is het onderscheidend criterium met een vennootschap de vraag of al dan niet een vermogensvoordeel wordt uitgekeerd. Hier zal in de toekomst strenger op worden toegezien. Het zal bijgevolg niet nodig zijn een apart vehikel op te richten om commerciële activiteiten uit te oefenen. Wat coöperatieve vennootschappen betreft, zal het daarentegen wel nodig zijn een erkenning te verkrijgen om als sociale onderneming door het leven te kunnen gaan.
Wat de vrijwilligers betreft, beoogt de regelgeving net een vereenvoudiging van de bestaande wetgeving. Door het vennootschaps- en verenigingsrecht in één enkel wetboek te integreren, wordt het aantal vennootschapsvormen beperkt. Ik ben me er wel van bewust dat een dergelijke wijziging tot mogelijke onzekerheid leidt en, zeker in de tussenperiode waarin we ons nu bevinden, vragen oproept. Het zal dan ook belangrijk zijn de komende jaren voldoende opleidingen te organiseren en context te bieden. De verenigingen en hun vrijwilligers moeten maximaal worden geïnformeerd over de nieuwe situatie. We kunnen dit in zekere zin vergelijken met de situatie met de General Data Protection Regulation (GDPR). Er was toen nood aan voldoende duiding en infosessies om de wijzigingen goed te kunnen verteren.
Wat de aansprakelijkheid van de bestuurders betreft, zou ik het jammer vinden indien de wetswijziging het engagement van de vele vrijwilligers zou fnuiken. Ik ben ervan overtuigd dat het niet zo’n vaart zal lopen. Ik zou zelfs durven stellen dat bestuurders van vzw’s er, in vergelijking met de huidige vzw-wetgeving, met de nieuwe wetgeving juridisch op vooruit zullen gaan. Er komt meer rechtszekerheid over de bestuurdersaansprakelijkheid. Als het voorliggend wetsontwerp tot invoering van het wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen effectief wet wordt, zullen immers maximale drempels worden ingevoerd voor de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders. Er zullen kortere termijnen voor de aansprakelijkheid gelden en het foutbegrip wordt duidelijk omschreven als een dynamisch te beoordelen concept.
Met betrekking tot de coördinatie en de opstelling van een wetboek zijn, voor zover ik weet, op dit ogenblik helaas nog geen initiatieven genomen. Ik ben op de hoogte van de verzuchtingen die de Verenigde Verenigingen eveneens hebben geformuleerd. Ik zal tijdens de verdere gesprekken zeker rekening houden met deze suggestie. Het is altijd delicaat, maar we moeten nagaan in welke mate het Kenniscentrum vzw een minder formele en gecoördineerde tekst kan opstellen. We zullen dit opvolgen.
Mijnheer Caron, uw laatste vraag heeft betrekking op de implementatie en op de stappen die daarop moeten volgen. Zoals ik al heb gezegd, liggen de teksten momenteel ter bespreking voor in de parlementaire commissie. Het wetsontwerp zal het parlementair proces doorlopen. Het wetsontwerp bepaalt dat de nieuwe wet op 1 januari 2019 in werking zal treden. Voor de bestaande rechtspersonen wordt voorzien in een overgangsperiode van vijf jaar. Dat is niet onbelangrijk. Op het niveau van de Vlaamse overheid zullen we moeten nagaan hoe we onze regelgeving moeten aanpassen om de Vlaamse regelgeving in overeenstemming met de nieuwe wet te brengen.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw heel duidelijk antwoord dat, eerlijk gezegd, voor veel verenigingen op veel terreinen geruststellend is. Ik zeg dit natuurlijk onder alle voorbehoud. Ik heb deze vraag om uitleg vooral gesteld om de Vlaamse overheid alert genoeg te maken, maar er wordt al een taskforce opgericht en er worden al stappen gezet. Ik ben blij dat er al overleg is geweest om ervoor te zorgen dat het niet te complex en wel degelijk haalbaar wordt.
Het is belangrijk te horen dat de commerciële activiteiten niet in een apart vehikel mogen terechtkomen, maar dat het principe van het belangeloos doel volstaat om de daarop gerichte eventuele commerciële activiteiten mogelijk te maken. Een vereniging kan drank verkopen of zo. Dat is een heel goede zaak.
Voor het overige zal er enige tijd overgaan, maar het is belangrijk hier alert mee om te gaan, niet enkel in functie van onze regelgeving, maar ook in functie van de leefbaarheid, de toekomst en het engagement van de vrijwilligers van de verenigingen in Vlaanderen. Ik denk dat dit diep in ons DNA zit en dat we waakzaam moeten blijven met betrekking tot dit deel van ons beleid. Ik ben blij te horen dat u die mening deelt.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Mijnheer Caron, dit is een zeer interessante vraag om uitleg. Aangezien ik natuurlijk in dezelfde partij zit als de bevoegde minister, moet ik zeggen dat ik al meer dan een jaar geleden ben aangesproken door de vele verenigingen en koepels van verenigingen die hier een beetje angstig naar keken. Minister Geens heeft alles in het werk gesteld om met hen in gesprek te gaan. Het draait allemaal meer om Vlaamse bevoegdheden. Hij heeft goede gesprekken gevoerd en rekening gehouden met de bekommernissen.
Minister, dit blijkt ook uit uw antwoord. Ik was benieuwd naar wat u zou antwoorden, maar ik denk dat de bekommernissen met betrekking tot het voorontwerp dat nu in de Kamer van Volksvertegenwoordigers voorligt, voor een groot deel zijn weggewerkt. Wat de aansprakelijkheid betreft, kunnen er zelfs voordelen aan verbonden zijn. Ik had het zo nog niet bekeken.
Eenmaal het allemaal rond is, is het vanuit Vlaanderen misschien wel belangrijk de taskforce zo snel mogelijk te laten doen wat ze moet doen. U hebt gesproken over een gedeelde interpretatie van de wetgeving. Indien alle sectoren in Vlaanderen dat nieuwe woord ‘vereniging’ natuurlijk op een andere manier zouden invullen of daar andere interpretaties aan zouden geven, zou dat natuurlijk helemaal niet goed zijn. Het is heel goed dat de Vlaamse overheid dit gezamenlijk wil aanpakken.
Voor het overige heb ik nog een algemene vraag over hoe het eventueel met de fiscaliteit zit.
Dat is natuurlijk iets voor de overzijde. Ik weet niet precies of er nog vragen zijn over de fiscale kant van het verhaal. We hebben niet echt een minister bevoegd voor de verenigingen, maar uw bevoegdheden sluiten daar binnen de Vlaamse Regering toch misschien het dichtst bij aan. Mochten daar dus over zijn, kunt u dat dan ook even aankaarten, maar dan bij minister Van Overtveldt? Dat is immers zijn bevoegdheid.
In elk geval denken we dat de grote bezorgdheden die in het begin bestonden, waarbij vzw’s dachten dat ze halve vennootschappen zouden worden en aan allerlei verplichtingen zouden moeten voldoen, eigenlijk grotendeels zijn weggewerkt, en dat er zelfs ook voordelen aan het verhaal vasthangen, maar het is nu natuurlijk afwachten hoe het verhaal aan de overkant verder verloopt. Onze fractie zal dat zeker ook intens opvolgen.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik begrijp de vraag van de collega. Dat zijn ook de bezorgdheden die leven op het terrein, ook bij ons, natuurlijk, en wij hebben op onze beurt dan ook contact opgenomen, daarvoor al, met onze federale evenknieën. Ik denk dat die bezorgheden daar ook leven, dat niemand eigenlijk het verenigingen of jeugdverenigingen moeilijk wil maken, maar dit moet natuurlijk wel sluitend zijn. Ik sluit me dus aan bij de andere collega’s.
Het antwoord is inderdaad voor een stuk geruststellend. Dat had ik ook al voor een stuk vernomen. Het is echter belangrijk dat we ook vanuit deze commissie de vinger aan de pols houden ter zake, omdat wij natuurlijk de gevoeligheden op het terrein kennen. Het is niet zo dat de federale collega’s de gevoeligheden niet kennen, maar goed, daar speelt soms een andere dynamiek dan hier in het Vlaams Parlement, en het federale moet je natuurlijk toch altijd een beetje in het oog houden. (Opmerkingen van Bart Caron)
Zelfs. Ik ben blij met de vraag. Ik ben blij met het antwoord. Zoals collega Brouwers zei, een aantal zaken, mogelijke problemen zijn al van de baan, maar het is natuurlijk belangrijk dat we dat hier blijven opvolgen, net als collega Caron.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik wil de aanwezige commissieleden geruststellen: de rechtstreekse lijn en de relatie met mijn oude leermeester – enfin, toen was hij jonger, en was ik ook jonger – zijn uitstekend. Ik zal met hem in contact blijven over de verdere evoluties, in het belang van de verenigingen en het vrijwilligerswerk. Ik zal zeker ook bekijken hoe we met de taskforce mogelijke bedoelde of onbedoelde fiscale gevolgen voor kunnen zijn, hoe we daar met andere woorden op kunnen anticiperen en dat indien nodig mee in goede banen leiden. We zullen dit zeker van nabij volgen.
De heer Caron heeft het woord.
Dat is heel goed, minister, dank u wel. Ik wou alleen nog één bedenking meegeven. In het begin, toen die hervorming startte, tijdens de voorbereidingen, was er in de media en omgeving vaak sprake van schijn-vzw’s, van reuzengrote vzw’s die onder het mom van een vzw, om daaraan te ontsnappen, commerciële activiteiten doen. Die moeten natuurlijk worden bestreden, laat dat duidelijk zijn, maar het zou doodjammer zijn, mocht door die enkele rotte appels een hele container appels met een pak extra planlast en regelgeving worden geconfronteerd. Dat wordt nu vermeden. Dat is een goede zaak.
U houdt goed contact met uw leermeester, zo begrijp ik het, opdat hij ook met beide voeten in de verenigingsrealiteit zou staan. Bevorder bij hem wat vrijwilligerswerk, het lidmaatschap van het bestuur van de lokale afdeling van een of andere vereniging, zodat hij ook praktijkgewijs zijn eigen wetgeving kan toetsen. Ik denk dat we, ook samen met de Verenigde Verenigingen, de federaties, SCWITCH enzovoort, er mee op zullen toezien dat ook het verenigingsleven in Vlaanderen er beter van wordt, en zeker niet slechter.
De vraag om uitleg is afgehandeld.