Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Sinds vrijdag 1 juni heffen de Verenigde Staten importtarieven van 25 procent voor staal en 10 procent voor aluminium. Deze heffingen passen in het protectionistisch beleid van president Trump waarmee hij de eigen economie wil beschermen.
We vermoeden dat er toch wel een impact zal zijn op onze Vlaamse economie. Vlaanderen heeft namelijk staal- en staaldraadproducenten als ArcelorMittal en Aperam. Ook de haven van Antwerpen kan lijden onder deze heffingen. Dat is namelijk de grootste staalhaven van Europa, met een jaarlijkse uitvoer van ongeveer 10 miljoen ton staal.
Mijn vragen zijn heel simpel, minister. Hebt u reeds in kaart gebracht wat de mogelijke gevolgen van deze importheffingen zouden kunnen zijn voor de Vlaamse economie? Welke mogelijkheden ziet u om in te spelen op de eventuele impact van deze heffingen op onze bedrijven en kmo’s? Hebt u al overlegd met uw collega, minister-president Bourgeois?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil beginnen waarmee u eindigde. Internationale handel is de bevoegdheid van de minister-president. Het is ook aan hem dat de actuele vraag gesteld werd. Ik zal me er echter niet gemakkelijk van afmaken en zal uw vragen beantwoorden.
Tot op heden werd er door de Vlaamse overheid geen gedetailleerde impactstudie of -analyse uitgevoerd. De diensten zijn ook onvoldoende bemand om dat echt in detail te kunnen doen. We beschikken wel over redelijk wat gegevens waaruit we een deel van de mogelijke impact kunnen afleiden.
Zoals u zelf aangeeft in uw inleiding, zijn er zowel directe als indirecte effecten. Om een indicatie te hebben van de directe impact, kunnen we natuurlijk kijken naar de cijfers van de Vlaamse export van staal en aluminium naar de Verenigde Staten, die in 2017 goed was voor ongeveer 325 miljoen euro. Er zijn drie sectorcodes die daaronder vallen. ‘Gietijzer, ijzer en staal’ is goed voor 126 miljoen euro, ‘toepassingen van gietijzer, ijzer en staal’ voor 129 miljoen euro en ‘aluminium en toepassingen’ voor 77,7 miljoen euro. Interessant is dat die drie sectoren niet allemaal even zwaar getroffen worden door de heffingen. Wat de uitvoer naar de VS betreft van de toepassingen van gietijzer, ijzer en staal – dat grootste blok van 129 miljoen euro dus – zou slechts een paar procent getroffen worden door de heffingen. Het omgekeerde is het geval voor gietijzer, ijzer en staal zelf en voor aluminium en toepassingen: daar wordt nagenoeg de hele uitvoer getroffen.
Positief is dan weer dat voor alle sectoren geldt dat de uitvoer naar de VS slechts een fractie uitmaakt van de totale, wereldwijde uitvoer vanuit Vlaanderen. De hele uitvoer vanuit Vlaanderen bedraagt ongeveer 300 miljard euro, terwijl we voor de zwaarst getroffen sectoren spreken over 126,5 en 77,7 miljoen euro. Zoals u weet is en blijft onze belangrijkste uitvoermarkt Europa. Voor meer details verwijs ik u naar collega Bourgeois.
Moeilijker is het om de indirecte impact in te schatten. De grootste potentiële indirecte impact ligt volgens mij in het feit dat producten uit derde landen niet meer aan bod zullen komen op de Amerikaanse markt en daarom zullen verschuiven naar andere markten, waar wij ons ook op richten, zoals de Europese markt. Dat zal uiteraard een negatief prijseffect hebben op de Europese producten. Daar kan ik echter echt geen impact van meten. Het is ook heel moeilijk om dat te doen. Het valt enigszins te vergelijken – maar ik denk dat toen vooral collega Bourgeois de antwoorden gegeven heeft – met de problemen die we gekend hebben met de uitvoer van peren naar Rusland.
Samengevat: de indirecte impact is onduidelijk. De directe impact lijkt mee te vallen in relatieve termen, maar is in absolute termen niet te verwaarlozen. Daarom blijven mijn diensten en die van de minister-president dat dossier uiteraard opvolgen.
Op uw tweede vraag kan ik antwoorden dat binnen Vlaanderen een deel van ons generiek instrumentarium aangewend kan worden. Als u mij vraagt wat die bedrijven kunnen doen, is mijn antwoord: een andere afzetmarkt zoeken.
Voor kmo’s zijn er ondersteuningsmogelijkheden als de kmo-portefeuille en de kmo-groeisubsidie, zelfs bijvoorbeeld voor de aanwerving van iemand in het buitenland. Ook de diensten van de minister-president, zoals Flanders Investment & Trade (FIT), hebben een heel instrumentarium om bedrijven die nieuwe markten willen ontdekken te helpen. Uiteraard vindt u dat allemaal terug op de websites, die u zelf heel goed kent.
Belangrijker is echter om te beseffen dat handel vooral een internationale aangelegenheid is en dat de gebeurtenissen en acties zich in hoofdzaak op internationaal niveau afspelen.
U weet dat handel een exclusieve EU-bevoegdheid is. De onmiddellijke reactie op de Amerikaanse maatregelen vindt dan ook plaats op Europees niveau. Vanuit Vlaanderen steunen we uiteraard Europese beslissingen die bedoeld zijn om de mogelijke negatieve impact op Vlaamse en Europese bedrijven tegen te gaan, op korte en lange termijn. Een maatregel kan op korte termijn een goede reactie zijn op wat de VS doen, maar misschien niet op lange termijn, en andersom. Hiervoor moet een hele strategie bekeken worden. Als wij de indruk hebben dat de voorstellen en beslissingen die in Europa worden voorbereid, een positieve impact hebben op korte en lange termijn, dan zullen wij die zeker steunen.
Ik wil toch wel zeggen dat we aan de ene kant wel kunnen straffen, maar dat we ook moeten blijven samenwerken met de VS. Het is een belangrijke handelspartner. We moeten ook focussen op de echte oorzaak van de problemen in de staalsector en dat is de overproductie op de wereldmarkt. Daarvoor werkt ons Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) samen met de federale overheid, andere lidstaten en de Europese Commissie. De onderhandelingen daarover vinden plaats in het OESO-staalcomité, de G7 en het Global Forum on Steel Excess Capacity van de G20.
Ik wil in dat verband ook verwijzen naar de recente verklaring van de ministers van Handel van de EU, Japan en de VS op 31 mei 2018. Hierin wordt duidelijk gesteld dat niet-marktgericht beleid dat leidt tot overproductie, niet alleen voor staal maar ook voor andere producten, aangepakt moet worden met nieuwe maatregelen. De onderhandelingen daarover worden nog in 2018 opgestart.
We hebben internationaal dus enerzijds die vergeldingsmaatregelen, wat helemaal niet zo evident is. Anderzijds leveren we ook inspanningen om op langere termijn de oorzaken van de huidige problemen aan te pakken. Uiteraard zullen zowel de minister-president als ikzelf die beide kanten van nabij opvolgen.
U zult het al begrepen hebben: alles gebeurt in nauw overleg met collega Bourgeois. Er bestaat zelfs een gemengde werkgroep die handelt over het Europese handelsbeleid en investeringsbeschermingsbeleid, waarin de handelsrelaties met de Verenigde Staten ook een aandachtspunt zijn. Zowel mijn kabinet als mijn administratie zijn daarin vertegenwoordigd. Daarnaast is er ook nog regelmatig contact tussen het Departement EWI en het Departement Buitenlandse Zaken over deze materie.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Bedankt voor dit zeer uitgebreide antwoord, dat ervoor zorgt dat ik geen bijkomende vragen heb. Dat was misschien uw strategie.
Ik vind het vooral belangrijk dat er overleg is met de minister-president over deze materie. Ik had eigenlijk niets anders verwacht.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik denk dat het belangrijk is wat hier geschetst wordt. We kunnen inderdaad de houding van Amerika betreuren. Zoals de minister geschetst heeft en zoals ook minister-president Bourgeois geschetst heeft, moeten we misschien ook wel proberen te begrijpen hoe de Wereldhandelsorganisatie (WTO) werkt. Door het feit dat er een consensus nodig is, kan de kleinste deelnemer daar de boel blokkeren. Ik kan me dus inbeelden dat Amerika dat op de duur niet meer leuk vindt.
Dit bewijst ook hoe open onze economie is en dat we vooral moeten inzetten op het feit dat we open zijn. Stel namelijk dat de muntverhouding tussen de dollar en de euro compleet verandert, wat niets te maken heeft met een eventuele boycot van staal en aluminium, dan doet zich ook het probleem voor dat er minder geëxporteerd kan worden, of omgekeerd. Dit geldt ook voor Japan enzoverder. Ik denk dus dat we er ons bewust van moeten zijn dat we een open economie hebben, die de nodige flexibiliteit vraagt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.