Verslag vergadering Commissie Grensoverschrijdend Gedrag
Verslag
De heer Moyaers heeft het woord.
Uit een VN-rapport blijkt dat 90 procent van de mensen met een verstandelijke beperking, wereldwijd, ooit een vorm van seksueel geweld meemaakte. Hoe groot het probleem in ons land is, blijft voorlopig nog onduidelijk. Tina Goethals van de vakgroep orthopedagogiek van de UGent doet op dit ogenblik onderzoek naar seksueel misbruik bij vrouwen met een beperking.
Onze noorderburen hebben wél al onderzoek gedaan en daaruit blijkt dat zij met onthutsende cijfers kampen. Maar liefst 72 procent van de vrouwen en 44 procent van de mannen met een verstandelijke handicap kwam minstens één keer in aanraking met grensoverschrijdend gedrag. Dat kan gaan van ongewenst knuffelen, seksuele intimidatie, exhibitionisme tot uiteindelijk zelfs verkrachting.
Mensen met een beperking vormen duidelijk een zeer kwetsbare groep, vooral de jonge vrouwen met een verstandelijke beperking. Om het probleem in te dijken, is er tot op vandaag geen pasklare oplossing. Bovendien viel het me op dat we het over deze bevolkingsgroep in ons commissiewerk nauwelijks tot niet hebben gehad. Het feit dat ook wij in een speciale commissie net aan deze kwetsbare personen onbewust dreigden voorbij te wandelen, maakt die straffe cijfers alleen nog maar pijnlijker.
Acht studenten van de UC Leuven-Limburg (UCLL) hebben in het kader van hun bachelor-na-bacheloropleiding (banaba) buitengewoon onderwijs het hele schooljaar gewerkt rond seksuele weerbaarheid. Met een slagzin ‘Stop, hou ermee op!’ in combinatie met een liedje, rollenspelen en workshops hebben ze leerlingen van De Bremberg in Diest seksueel weerbaarder trachten te maken. Die leerlingen durven nu al zeggen: ‘Stop!’ Het toont alleen maar aan hoe ernstig het probleem is en dat dit slechts een minimaal topje van de ijsberg is.
Minister, hebt u weet van soortgelijke projecten die in het buitengewoon onderwijs worden toegepast om leerlingen met een beperking weerbaarder te maken tegen grensoverschrijdend gedrag?
De studenten van UCLL zouden in een volgende stap hun project ook in andere scholen en in centra voor volwassenen met een beperking willen promoten. Welke rol kunt en wilt u daar als minister van Onderwijs in spelen?
Ziet u een mogelijkheid om op korte termijn zulke projecten, waarin leerlingen met een beperking weerbaarder gemaakt worden tegen grensoverschrijdend gedrag, te verankeren in de eindtermen voor het buitengewoon onderwijs?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, ik dank u voor uw vraag. Grenzen respecteren en mekaars integriteit respecteren, moeten we eigenlijk elke medemens gunnen. Ik denk dat iedereen het daarover eens is.
De vaststelling dat we over deze groep volwassenen nagenoeg geen cijfers hebben, is een aandachtspunt. Een jaar geleden heeft het Kinderrechtencommissariaat een onderzoek gedaan naar geweld bij kinderen en jongeren. Dat onderzoek heette ‘Geweld, gemeld en geteld. Aanbevelingen in de aanpak van geweld tegen kinderen en jongeren’.
In het kader van de mededeling Integriteit organiseren we met de Vlaamse Regering een vervolgonderzoek hierop. Dat onderzoek neemt alle kinderen en jongeren in de scope, maar er worden bijvoorbeeld ook bevragingen gedaan bij leerlingen uit het buitengewoon secundair onderwijs. De bevraging gebeurt op dit ogenblik. Wij zijn erg geïnteresseerd in de resultaten.
Hoe scholen weerbaarheid aanleren bij leerlingen met een handicap of thema’s als seksuele ervaring aanbrengen, verschilt van school tot school. Het initiatief dat genomen is door de leerlingen van de UCLL is daarin zeer, zeer leerrijk. Ik meng me natuurlijk niet – dat weten jullie ondertussen – met de manier waarop scholen hiermee aan de slag gaan, omdat de methode die gekozen wordt, behoort tot de vrijheid van elke school. Wel zal ik dit initiatief bespreken met de onderwijsadministratie en de onderwijsactoren. Binnen het ministerie van Onderwijs hebben we een werkgroep integriteit, waarin alle onderwijsverstrekkers vertegenwoordigd zijn. Dat lijkt me het juiste platform om het project te bespreken en te agenderen, wat dan ook zal gebeuren.
Uiteraard kunnen ook de initiatiefnemers dit materiaal verspreiden via KlasCement. U kent KlasCement, de verzamelwebsite van de Vlaamse overheid, waar pakken didactisch materiaal terug te vinden zijn.
Ik wil ook heel graag verwijzen naar de recent gelanceerde website www.grenslijn.be. Dat platform is bedoeld om interessante informatie rond dit thema te bundelen en ter beschikking te stellen van iedereen die dat nodig heeft. Door er zulke nieuwe initiatieven aan toe te voegen, zal de website hopelijk uitgroeien tot dé plaats waar allerlei informatie te vinden is rond het preventief omgaan met grensoverschrijdend gedrag.
De thema’s gerelateerd aan weerbaarheid zitten in de huidige eindtermen en ontwikkelingsdoelen vervat. Het is zeker de bedoeling dat die in de nieuwe eindtermen en ontwikkelingsdoelen aan bod komen. Het thema sluit zeer nauw aan bij enkele sleutelcompetenties, van waaruit die nieuwe eindtermen op dit ogenblik ontwikkeld worden. Ik verwijs naar enkele: één, de competenties op het vlak van lichamelijk, geestelijk en emotioneel bewustzijn en op het vlak van lichamelijke, geestelijke en emotionele gezondheid; twee, de sociaal-relationele competenties en drie, de competenties inzake zelfbewustzijn en zelfexpressie, zelfsturing en wendbaarheid.
Zeker dat werken aan weerbaarheid van leerlingen in het kader van grensoverschrijdend gedrag staat beter niet op zichzelf, omdat dat past in een totale zelfontplooiingsvisie. Die inspanningen worden het best ingepast in het globale welzijnsbeleid van de school. Ter ondersteuning van scholen werd daarom met Sensoa, Child Focus en vertegenwoordigers van de onderwijsverstrekkers gewerkt aan het Raamwerk Seksualiteit en Beleid voor onderwijs. Dat raamwerk is een leidraad dat zowel preventieve als reactieve elementen samenbrengt. Het is de bedoeling dat de scholen hierin worden versterkt. Ik denk bijvoorbeeld aan het uitwerken van goede handelingsprotocollen of het aanstellen van een aanspreekpunt integriteit op school. Daarnaast is het ook nodig dat schoolteams gepast reageren op seksueel grensoverschrijdend gedrag van kinderen en jongeren, ook kwetsbare kinderen en jongeren. Sensoa hertaalde dat.
We hebben in de commissie Onderwijs een heel interessante discussie gehad in verband met het vlaggensysteem dat Sensoa heeft ontwikkeld. Wat ik ook wel goed vind, is dat specifiek voor de setting buitengewoon onderwijs er het vlaggensysteem ‘Buiten de lijnen is’, zodat ook leerlingen uit het buitengewoon onderwijs, zonder dat ze moeten praten, een goed communicatiekanaal zouden hebben.
Voor beide zaken, zowel het vlaggensysteem als het raamwerk, kan een beroep worden gedaan op speciaal daarvoor opgeleide medewerkers bij de onderwijskoepels. Scholen kunnen met hun vragen ook terecht bij Sensoa.
Ik wil nog wat bijkomende informatie meegeven, waarover u gisteren misschien in de media hebt gehoord. Het gaat niet helemaal over de vraag die u stelt, maar omdat er misschien aanvullende vragen zullen komen, wil ik het toch meegeven. U weet dat er een issue was rond de informatiedoorstroming van het parket naar de scholen als er zedenfeiten zijn. Ik heb daarover contact opgenomen met federaal minister Koen Geens. We hebben nieuwe afspraken kunnen maken. Er zijn vijf magistraten aangesteld als contactmagistraat voor onderwijsverstrekkers, zodat de informatiedoorstroming veel vroeger kan gebeuren. U herinnert zich de situatie waarbij een leerkracht voor de rechtbank verscheen en de school door de pers op de hoogte werd gebracht dat er een zaak bezig was op de rechtbank over een van haar leerkrachten. Om te vermijden dat zulke situaties ontstaan – wat natuurlijk tot grote commotie leidt op school –, is het nu mogelijk dat parketmagistraten op voorhand de school informeren. Het blijft natuurlijk altijd de magistraat zelf die zal beslissen om die informatie al of niet te geven, maar het feit dat er iemand aangesteld is, betekent ook dat scholen een contactpunt hebben en dat, omgekeerd, de toets iedere keer zal worden gemaakt of het relevant is dat die informatie wordt gegeven of niet. Ook dat is belangrijk, om te vermijden dat op school foutieve indrukken worden gewekt. Als leerkrachten preventief geschorst worden omdat er een onderzoek lopend is, zegt dat niets over schuld of onschuld, maar is dat ook een maatregel om een leerkracht te beschermen tegen mogelijk heel vervelende gevolgen. Dat was een uitsmijtertje, maar het past in het breder kader van de vraag die u hebt gesteld.
Dank u voor het uitgebreide antwoord, zelfs uitgebreider dan wat mijn vragen inhielden.
Ik ben blij dat u het project van de UCLL zeker met de nodige aandacht zult bestuderen, want het is een zeer zinvol project. U hebt ook aangehaald dat u het vlaggensysteem steeds meer wil implementeren. Het is belangrijk dat we dat vlaggensysteem aan de basis krijgen. Ik heb het gevoel dat in de Commissie Grensoverschrijdend Gedrag en in de commissie Sport heel vaak wordt gezegd dat het vlaggensysteem zeer goed is, maar dat het niet voldoende de personen bereikt die het zou moeten bereiken. Het onderwijs kan daar een belangrijke rol in spelen.
Het blijft een beetje de vraag hoe men leerlingen met meer complexe noden echt seksueel weerbaar kan maken. Voor jongeren met meervoudige beperkingen, die zich niet steeds bewust zijn van waar de grens ligt, of zich verbaal niet kunnen uiten, die niet goed weten wanneer iets niet door de beugel kan, is het niet altijd makkelijk om te oordelen. De studenten van de UCLL hebben heel duidelijk aangehaald dat ze denken dat er zeker iets zal blijven hangen als het maar vaak genoeg wordt herhaald. Bij de meest beperkte leerlingen, zij die zich echt moeilijk kunnen uitdrukken, is het vooral de omgeving die zeer alert moet zijn voor de signalen dat die leerlingen zich absoluut niet goed voelen. Om het probleem volledig te kunnen indijken, is er vandaag geen pasklare oplossing. Het zal een complex vraagstuk blijven, dat onlosmakelijk verbonden is met een aantal heersende seksistische ideeën die vandaag nog onderhuids in onze samenleving leven.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dit is een interessante vraag. Ik wil nog enkele zaken aan het antwoord van de minister toevoegen, als voormalige leerkracht in de opleiding jeugd- en gehandicaptenzorg, een opleiding aan degenen die eigenlijk opvoeder worden in dergelijke voorzieningen.
In het voorstel van decreet van mevrouw Helsen, de heer De Ro en mezelf, waarin we een opsomming maken van competenties in de eindtermen, is de competentie in verband met het aangeven van grenzen mogelijk opgenomen. Ik zeg ‘mogelijk’, omdat die competentie er niet letterlijk op die manier in staat. In de operationalisering moeten we bewaken om de eindtermen concreet genoeg uit te werken, zodoende dat de bekommernis die ik ook bij de minister hoor, duidelijk genoeg aanwezig is in de eindtermen.
Ten tweede, het gaat inderdaad over buitengewoon onderwijs. Ik ben blij dat u het ook aanhaalt, want in het buitengewoon onderwijs hebben we buitengewone leerlingen, leerlingen uit type 1, type 2, OV1, OV2, leerlingen met een diepe tot ernstige mentale beperking, al dan niet met een fysieke beperking. Hen aanleren grenzen te stellen, is niet evident op een inclusieve manier, in een gewone klas. Er is een specifieke aanpak nodig en een specifieke invulling. Ik verklaar me nader. Bij die doelgroep gaan we veel ‘snoezelen’. Dat is een typische sensopathische tactiele gewaarwording die heel aangenaam en rustgevend is, maar waar het lichamelijk contact tussen opvoeder, begeleider en de persoon in kwestie zeer dicht ligt. Dan komt de discussie die we in de opleiding van de studenten moeten geven: waar eindigt het sensopathisch snoezelen en waar begint een ongewenste aanraking? Die liggen natuurlijk wel heel dicht bij elkaar. In nursing homes leeft men heel dicht op elkaar; verzorging komt in intieme zones. Dat moet bewaakt worden.
Vandaar mijn pleidooi voor drie punten. Ten eerste, dat we ervoor zorgen dat de eindtermen in deze materie, die voor alle leerlingen gelden, concreet genoeg zijn. Ten tweede, dat we dat element meenemen voor opleidingsspecifieke zaken, in verzorging, bij jeugd- en gehandicaptenzorg, maar ook bij de opvoeders in de hogescholen, bij de signaalfunctie – hoe gaan we daar mee om en waar liggen de grenzen? Ten derde – en dan komen we bij Welzijn terecht – dat we er aandacht aan besteden om er in voorzieningen aandacht voor te hebben. Ik heb ook op een stageplaats gestaan waar een opvoeder over de schreef is gegaan, maar het heeft heel lang geduurd voor dat boven water is gekomen, omdat er wordt gewerkt met een referentieopvoeder.
Dit is de oproep vanuit onze partij: werk op inhoud, zorg dat we specifiek genoeg werken voor de doelgroep buitengewoon onderwijs en dat we ook verdere linken leggen naar andere beleidsdomeinen.
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, voor ons is het heel belangrijk om die kwetsbaarsten onder de kwetsbaren te beschermen. Sensibilisering is hierbij uiteraard stap 1. Het is een heel goede zaak dat er een apart vlaggensysteem bestaat om seksueel grensoverschrijdend gedrag te kunnen catalogeren en vaststellen, specifiek voor leerlingen met een beperking. Het is belangrijk dat die techniek en andere technieken die hiervoor bestaan, voldoende gekend zijn en toegepast worden over heel het onderwijsveld heen. We rekenen hiervoor uiteraard op het werkveld maar ook op de gekende daadkracht van onze minister.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u voor de aanvullende opmerkingen. Collega's, grenzen stellen, is sowieso moeilijk. Wat bij de ene aanzien wordt als totaal niet grensoverschrijdend, is het voor de andere wel. Het is van belang dat jongeren weerbaar genoeg zijn om het te kunnen melden als hun grens bereikt is – en die ligt bij iedereen een beetje anders – en dat ze weten op welke manier dat ze dat moeten doen. Daarom ben ik heel blij met de vlaggensystemen en het bijzondere vlaggensysteem dat bestaat voor kinderen met een beperking, dat ook in gewone klassen kan worden gebruikt. In het kader van de inclusie heb je nu ook kinderen met een beperking in de gewone klassen. Je moet dus maken dat iedereen op zijn manier die communicatie kan doen. Maar er is nog heel veel werk aan de winkel. Mij interesseert zeer sterk de peiling die we aan het doen zijn bij de jongeren. Ik neem jullie suggesties mee.
De heer Moyaers heeft het woord.
Ik kan alleen maar blij zijn met de aanvullingen die de collega's en ook de minister gedaan hebben. Het kan alleen maar duidelijk zijn dat we die aandacht moeten blijven vestigen, ook op het perfect kunnen toepassen van wat nu in de eindtermen neergeschreven staat. We zijn daar natuurlijk niet op een dag overheen en het seksueel grensoverschrijdend gedrag zal misschien nooit volledig weggaan, maar we moeten wel alles op alle mogelijke manieren doen om dat zeker voor deze leerlingen te kunnen stoppen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.