Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, dit is een informatievraag naar aanleiding van de topprestatie van Elise Mertens, die op de Australian Open de halve finales haalde: een absolute topprestatie die alle lof en bewondering verdient. Het is de eerste keer sinds 2012 dat een Belgische tennisster de halve finales van deze grand slam bereikt. Elise Mertens knokte zich op eigen kracht naar de top. Op 14-jarige leeftijd werd de Limburgse door de Vlaamse Tennisfederatie gewogen en te licht bevonden voor de topsportschool. Dat ze de halve finales van een grand slam bereikte zonder steun van de Vlaamse overheid, maakt deze prestatie des te glorieuzer. Tegelijk roept net het feit dat een talent als Elise Mertens te licht werd bevonden voor een statuut als topsporter, enkele vragen op.
Minister, ik heb voor u dus een paar informatievragen. Op basis van welke criteria wordt vandaag door Tennis Vlaanderen bepaald of een talentvol tennisser of tennisster vandaag financiële ondersteuning krijgt van Vlaanderen? Zijn er volgens u bijsturingen daarin nodig, ja of neen? Als talenten zoals Elise Mertens niet worden opgepikt, betekent dat dat de manier waarop vandaag wordt bepaald of iemand ondersteuning krijgt of niet, aan herziening toe is? Naast haar talent liggen de goede prestaties van Elise Mertens waarschijnlijk ook aan de goede begeleiding die ze krijgt bij de Kim Clijsters Academy. Daar traint ze sinds 2014. Is het succes van Elise Mertens voor u een aanleiding om na te denken over hoe het beschikbare geld kan worden besteed? Kan het ondersteunen van bestaande initiatieven een waardevolle aanvulling zijn voor het Belgische topsportbeleid, zoals tenniscoach Carl Maes suggereert?
Het glamourgehalte van de tenniswereld geeft een vertekend beeld. Volgens diezelfde Carl Maes zit er onder de echte toppers een heel grote laag van tennissers die verlies draaien. Hij stelt dat, zodra ze in het internationale circuit actief worden, ze jaarlijks tussen 50.000 en 70.000 euro kosten hebben, voor vliegtickets, hotels, coaching, noem maar op. Ik citeer: “Een nummer 200 op de wereldranglijst verdient zo’n 60.000 euro bruto. Na aftrek van belastingen en kosten zit die dus in het rood. Tennis is een heel arme sport, zelfs in vergelijking met basketbal of volleybal.” Wat is uw reactie op die uitspraken, en op welke manier kunnen we talentvolle tennissers en tennissters die nog niet tot de absolute wereldtop behoren, maar wel alles in zich hebben om die top te bereiken, beter ondersteunen vanuit Vlaanderen?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Annouri, Tennis Vlaanderen hanteert ontwikkelingslijnen voor de leeftijdsgroep van de 8- tot 12-jarigen, met het Kids Development Team, voor de 12- tot 18-jarigen, met de topsportschool en het Junior Development Team, en voor de 19- tot 23-jarigen, met de transitie naar profspeler. Voor de heren kan dat zelfs tot 25 jaar zijn. Daarbij zijn er duidelijke aandachtspunten inzake de sporttechnische, fysieke, mentale en sportieve ontwikkeling per leeftijd. Een ondersteuning van een atleet is niet noodzakelijk op persoonlijk niveau, maar vaak in functie van de omkadering, zoals bijvoorbeeld in de topsportscholen. Dat kan ook een ondersteuning zijn.
De concrete selectiecriteria voor de topsportscholen staan ook op de website van Tennis Vlaanderen. Alleen tennissers die zich op die ontwikkelingslijn bevinden, komen in aanmerking voor ondersteuning in functie van het bereiken van de finaliteit van de topsportwerking van Tennis Vlaanderen, met name het bereiken van een tophonderdplaats in de ATP/WTA-ranking gedurende minimaal twee opeenvolgende jaren in functie van deelname aan grand slams en de Olympische Zomerspelen. Enkel indien een speler of speelster dat niveau bereikt, maakt zij of hij kans om te voldoen aan de doelstellingen van het Vlaamse sportbeleid. Spelers die die finaliteit hebben bereikt, worden geacht zelfbedruipend te zijn en komen niet langer in aanmerking voor ondersteuning.
In een bilateraal gesprek tussen Tennis Vlaanderen en Sport Vlaanderen worden de ontwikkelingslijnen jaarlijks geëvalueerd, in functie van het bepalen van de topsportpopulatie binnen Tennis Vlaanderen en de match met de Vlaamse topsportdoelstellingen. Indien nodig kunnen die dan ook nog jaarlijks worden aangepast. Ik denk dat dat een goede manier van werken is. Het is natuurlijk nooit een exacte wetenschap. Ik kom daar straks nog op terug.
Bij het opstellen van de ontwikkelingslijnen werd de jongste jaren ook meer rekening gehouden met het belang van de mentale en fysieke ontwikkeling, terwijl voorheen louter de sportieve prestaties doorslaggevend waren. Dat vind ik een heel goede zaak. Daardoor kunnen ook mensen die later matuur zijn, meer kansen hebben om toch toekomstige topsportsuccessen te kunnen bereiken.
Elise Mertens werd in de periode 2005-2008 opgenomen in de topsportwerking van Tennis Vlaanderen, respectievelijk als topsportbelofte in de basisschool te Hasselt in de periode 2005-2007 en als leerling/topsporter in het VTV-opleidingscentrum in Wilrijk in het schooljaar 2007-2008.
Ze werd dus wel degelijk opgepikt. Maar als gevolg van onvoldoende sporttechnische en sportieve progressie in vergelijking met enkele van haar leeftijdsgenoten werd Elise Mertens in de selectiecommissie van juni 2008 niet langer voorgedragen voor doorstroom in de topsportschool. De mogelijkheid tot samenwerking met de federatie bleef bestaan, maar er werd geopteerd om op private manier, eerst in Maaseik en later in Bree, de topsportcarrière verder uit te bouwen.
Elise Mertens was sinds 2011 wel opnieuw erkend als geregistreerd topsporter – beloftevolle jongere – en ze kwam als dusdanig in aanmerking voor ondersteuning via topsportmiddelen.
In de periode 2014-2015 werd Elise Mertens ook opgenomen op de lijst van Tennis Vlaanderen met atleten die in aanmerking kwamen voor middelen uit het tennisproject via Be Gold. Finaal werden geen middelen van dit project besteed aan Elise Mertens om twee redenen. Tennis Vlaanderen stelde hogere prioriteiten in de begeleiding van Alison Van Uytvanck en An-Sophie Mestach. Dat waren toen de twee besten aan wie het geld eerst werd besteed.
En dan krijg ik twee versies te horen. Tennis Vlaanderen zegt dat zij wel een beperkte financiering hadden aangeboden aan Elise indien zij zou instappen in de federatiewerking in Wilrijk. Haar ouders zouden toen niet ingegaan zijn op het aanbod, omdat men de voorkeur gaf aan een verdere samenwerking met de toenmalige omkadering van Elise. Ze bleef dus liever in Limburg met haar omkadering. In de omgeving van Elise Mertens zegt men dat anderen Be Gold hebben gekregen maar dat zij nooit een beperkter aanbod hebben gekregen. Welke versie de juiste is, weet ik niet, maar dit zij dus de twee mogelijkheden.
Ik wil ook wel benadrukken dat talentdetectie en -ontwikkeling geen exacte wetenschap is. Ik kan ook andere voorbeelden geven in de sport en buiten de sport van mensen die niet zijn geslaagd in examens maar daarna een fantastische carrière uitbouwen. Iedereen kent het voorbeeld van Dries Mertens in het voetbal. Ook in andere beroepen komt dit voor. De korpschef van de federale politie werd ook niet toegelaten bij de gendarmerie maar is nu Europees toppolitie. Men kan zich dus vergissen. Mijn jongste broer was overigens ook niet geslaagd omdat hij Spaanse roots had. Niet zozeer die roots waren een probleem dan wel het feit dat mijn grootvader ooit veroordeeld is geweest.
Dergelijke situaties zullen we wellicht nooit helemaal kunnen uitsluiten maar ik geloof dat we door meer rekening te houden met mentale en fysieke eigenschappen naast concrete resultaten, wel een accurater systeem hebben.
De persoonlijke trainers van Elise Mertens zijn erin geslaagd om een topsportwaardige omgeving te creëren, die zeker en vast heeft bijgedragen tot de snelle progressie van Elise Mertens. De realisatie van een dergelijke structuur is financieel bijzonder zwaar in het huidige tennislandschap en rekening houdend met de schaarse beschikbare overheidsmiddelen, uitsluitend duurzaam te realiseren in een centrale werking. Tennis Vlaanderen opteert voor een centralisatie in de schoot van de federatie, zoals heden gerealiseerd in het opleidingscentrum te Wilrijk. Ik wil dus niet afstappen van het model waarin we alle topsporters op één plaats samenbrengen. Dat stond al in Topsportactieplan III en is herhaald in Topsportactieplan IV. Tennis is in de regio Antwerpen, volleybal in Leuven, schermen en de wielerbaan in Gent enzovoort. Dat is een van de basisprincipes van die plannen, en ik blijf daarachter staan.
Tennis is inderdaad een zeer kapitaalintensieve sport. Alleen spelers die een tophonderdplaats op de ATP/WTA-ranking gedurende minimaal twee opeenvolgende jaren behalen, worden geacht zelfbedruipend te zijn. De ondersteuning door Vlaanderen is gebaseerd op de leeftijdsgebonden ontwikkelingslijnen en -noden, zoals ik in het begin van mijn antwoord al heb uitgelegd.
Vooral voor de spelers in de transitieperiode naar profspeler is er een hoge nood aan individuele ondersteuning, waarin zo veel mogelijk vanuit Tennis Vlaanderen wordt voorzien per geselecteerde topsporter. Hierbij is het aan de experten van de federatie om in te schatten in hoeverre deze beloften op de ontwikkelingslijn zitten om de Vlaamse topsportdoelstellingen te halen.
Bij Tennis Vlaanderen heeft men een goed systeem dat nog is verbeterd doorheen de jaren. Er kunnen echter altijd fouten worden gemaakt. Wanneer men verschillende goede sporters heeft, moet men de middelen soms afwegen. Het beperkte budget zorgt er altijd voor dat er keuzes moeten worden gemaakt.
De heer Annouri heeft het woord.
Eerst en vooral, minister, het klopt: sport is geen exacte wetenschap. Dat is misschien wel net de schoonheid van sport.
Het klopt dat talenten veel later worden ontdekt. Ik volg graag het basketbal. Didier Mbenga werd op latere leeftijd onder de hoede genomen door Willy Steveniers en schopte het zelfs tot de NBA terwijl hij nooit een jeugdopleiding heeft kunnen genieten. Zo zijn er tal van anderen die bewijzen dat dit geen exacte wetenschap is.
Begrijp ik u goed dat er misschien wel inschattingsfouten zijn gemaakt, of worden gemaakt, inzake begeleiding van jonge topsporters, maar dat er met het systeem op zich niet zoveel mis is? Jaarlijks is er een evaluatie, zegt u. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Ook van het systeem, hebt u gezegd. U zit samen met de tennisfederatie om jaarlijks te evalueren op welke manier dat gebeurt. Dat is goed. Maar wordt er ook vaak bijgestuurd? Is er in de afgelopen – zeg maar – drie jaar iets veranderd? Is er bijgestuurd of net niet? Wordt er jaarlijks samengezeten om gewoon te constateren dat alles goed gaat en dat men zo weinig mogelijk moet doen?
De heer Poschet heeft het woord.
Dit gaat over de tenniswereld. Zijn er nog andere gevallen bekend van topsporters die het gemaakt hebben ondanks een negatieve evaluatie of het afblokken van doorgroeimogelijkheden door hun federatie? Als dat het geval is, dan is er misschien meer aan de hand. Is dit een eenmalig geval? Dat zou ook kunnen. Ik weet het niet.
De heer Wynants heeft het woord.
Ik moet dat toch even rechtzetten. Ons topsportbeleid van de afgelopen jaren, met de gekende resultaten van het EK, het WK en de Olympische Spelen, heeft fantastische resultaten opgeleverd. Dat komt dankzij het beleid van minister Muyters.
Inzake dit geval, dat zo iemand per toeval op die manier kan uitvallen, dat heb ik al vaker gezien in het voetbal. We hebben dit jaar een speler bij ons gehaald die tot zijn 8 jaar bij ons gespeeld heeft en dan door omstandigheden, door de keuze van de ouders, door de keuze van de school, niet meer bij ons speelde. Ik ben hem gaan terughalen vorig jaar. Hij is intussen 22 en speelt in de eerste ploeg. Men zou kunnen zeggen dat we hem beter zelf een opleiding hadden gegeven dan hem meer dan tien jaar bij een amateurploeg te laten spelen. Er zijn verschillende zaken die mee zo'n keuze bepalen.
De tenniswereld is gecentraliseerd in Wilrijk. Mertens is van Limburg en kan bij Kim Clijsters, die een fantastische opleiding geeft, aan het werk. Dat speelt daar mee. Dat bepaalt mee de keuze. Het is allemaal afhankelijk van omstandigheden. Hopelijk zijn er nog zulke initiatieven als dat van Kim Clijsters.
In de voetbalwereld is het een beetje gemakkelijker, omdat wij op tien plaatsen een A-opleiding hebben die wordt gesteund door Sport Vlaanderen.
Belangrijk is: we hebben een systematiek. Ik denk dat dat heel belangrijk is. Die moeten we volgen, dat is veel beter dan dat we het allemaal ‘à la tête du client’ doen. We gaan volgen, we hebben die ontwikkelingslijnen. Die worden besproken en aangepast als men voelt dat het kan worden verbeterd. Ik heb het voorbeeld gegeven dat er nu twee parameters meer meespelen dan alleen de resultaten. Ik denk dat dat belangrijk is.
Men zet elk jaar uit voor de topsporters wat ervan verwacht wordt. Ik veronderstel, maar ik zal het nog eens checken en doorgeven aan de commissiesecretaris, dat er bij die gelegenheid ook bekeken wordt of we moeten bijschaven aan de topsportlijnen, de ontwikkelingslijnen die we hebben vooropgesteld. Dat is eigenlijk de filosofie.
Zijn er dan fouten? Er zijn op verschillende manieren kansen op fouten. Mijnheer Poschet, ik had het al over Dries Mertens. Die was ook niet geselecteerd bij het voetbal. Men heeft dan op een bepaald moment het future team opgericht waarbij laatbloeiers meer kansen krijgen om toch nog te worden meegenomen.
Er is soms nog een andere reden. We hebben uitdrukkelijk gezegd bij het Topsportactieplan dat we alleen fundamenteel gaan inzetten op olympische sporten. We hebben een fantastische snookerspeler, Luca Brecel, die ooit heel boos is geweest omdat hij geen steun kreeg vanuit Vlaanderen. Dat zijn de keuzes die we maken. Dat is altijd een moeilijke keuze: vanaf wanneer steunen we en wie steunen we? Onze middelen zijn beperkt. Met het Topsportactieplan en de filosofie van de verschillende federaties hebben we een systematiek, en dat vind ik belangrijk. Het mag geen vriendjespolitiek zijn.
Minister, ik vind dit allemaal heel fascinerend: als ik een vraag stel in deze commissie is er een zekere rolverdeling. U, voorzitter, bent altijd een beetje de Sporzacommentator die achteraf nog commentaar geeft. Mijnheer Wynants, u bent altijd een beetje de eerste verdedigingslinie van de minister.
Ik vind het altijd interessant om te zien. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Daar probeer ik na drie jaar nog altijd achter te komen, minister.
Ik ben het eens met uw antwoord. De systemen zijn er, de regels zijn er, en we kunnen zeker niet ‘à la tête du client’ beginnen te werken. Dat is zeer goed.
Als er verhalen zoals dat van Elise Mertens boven komen, moeten we ons daar vragen over stellen. In die zin kan ik uw antwoord volgen.
Ik sluit me wel deels aan bij de opmerking van de heer Poschet. Als we zien dat er zulke dingen blijven gebeuren, dan moeten we dat in vraag durven stellen en proberen samen een oplossing te vinden.
Ik weet wat uw rol is: de kritische maar toch trouwe supporter. Bedankt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.