Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, ik verwijs naar het boek ‘Ik wil gewoon werken!’ dat VDAB heeft uitgebracht. Het boek bevat getuigenissen van langdurig zieken die ernaar snakken opnieuw aan de slag te gaan. Het is bedoeld voor bedrijven en moet aantonen dat langdurig zieken vaak op een muur van scepticisme stoten. In dat opzicht is het uiteraard positief dat VDAB de werkgevers en hun HR-managers met een boekje wil sensibiliseren om langdurig zieken die het werk willen hervatten een eerlijke kans te geven.
Het is een feit dat het aantal langdurig zieken zorgwekkend toeneemt. De kosten voor de ziekteverzekering nemen exponentieel toe. Indien die ontwikkeling zich doorzet, worden de kosten onhoudbaar. Hierdoor is aan de federale reactiveringsprogramma’s naast de spreekwoordelijke wortel ook een even spreekwoordelijke stok gelinkt. Dit vertaalt zich in een afname van de uitkering indien mensen moedwillig niet aan een reactiveringsprogramma deelnemen. Voor een goed begrip vermeld ik hier nog dat het om uitkeringen voor ziekte gaat. VDAB heeft geen zeggenschap over een eventuele sanctionering.
Sommigen focussen graag op dit aspect om het federaal beleid te bekritiseren en om de doelgroep totaal ten onrechte als werkonwillige profiteurs af te doen. Noch minister Peeters, noch minister De Block, noch enig ander lid van de Federale Regering heeft ooit geïnsinueerd dat langdurig zieken profiteurs of werkonwilligen zouden zijn. Integendeel, het is net de bedoeling deze mensen een nieuw perspectief te geven en uiteraard ook de sociale zekerheid te ontlasten door hen opnieuw te activeren, voor zover dat haalbaar is en op maat van de betrokkenen gebeurt.
Helaas is recent gebleken dat het niet evident is mensen na een langdurige ziekte een aangepaste job op de werkvloer te bezorgen. Bij een aantal werkgevers blijkt een mentaliteitsverandering noodzakelijk om zich voldoende in te schrijven in de reactiveringsinspanningen voor langdurig zieken.
Minister, hoe schat u het initiatief van VDAB in om een boekje met getuigenissen te publiceren om de werkgevers en de HR-managers te sensibiliseren? Wordt het meer verplichtend karakter van de reactiveringsmaatregel thans als problematisch ervaren? Beschikt u over concrete aanwijzingen dat Vlaamse langdurig zieken die ten gevolge van een reactiveringsprogramma opnieuw aan de slag moeten gaan effectief worden gesanctioneerd? Wat zijn de ervaringen van VDAB met werkgevers met betrekking tot hun medewerking aan de herintegratie van langdurig zieken?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, dat boek is enkel tot stand gekomen omdat VDAB, lang voor de federale overheid, met het RIZIV een herintegratieprogramma is gestart. Op basis van die positieve ervaringen met de Vlaamse maatregel is dat federaal programma tot stand gekomen. Hierdoor kan deze werkwijze ook in de andere landsdelen worden gebruikt. Op basis van de ervaring die VDAB heeft opgedaan, is het boek ‘Ik wil gewoon werken!’ geschreven.
Ik juich dit initiatief uiteraard toe. Het is altijd een goede zaak te beschikken over de getuigenissen van langdurig zieken. Ze getuigen over wat er voor hen is gebeurd en op welke wijze ze op een andere wijze dan voordien aan de slag zijn gegaan. Ik herinner me schitterende voorbeelden die tot de verbeelding spreken. Daarnaast zijn hier nog een tiental bijdragen van schrijvers uit diverse organisaties en beleidsdomeinen aan toegevoegd.
Op basis van die insteek wordt geïllustreerd dat het werken aan de herintegratie van langdurig zieken voor iedereen een winst betekent. In de eerste plaats geldt dit voor de zieken zelf. Ik geef even een voorbeeld. Dat iemand niet meer als vrachtwagenchauffeur kan werken, betekent niet dat hij niets meer kan op de arbeidsmarkt. Het geldt ook voor de werkgevers. Die mensen kunnen hun job goed uitoefenen met de competenties waarover ze toch beschikken. Natuurlijk is het ook goed voor de maatschappij in het algemeen. Het is beter dat iemand aan het werk is dan niet aan het werk is.
VDAB wil zich met dit boek niet enkel richten tot werkgevers en HR-managers, maar tot een veel breder publiek. Hieronder vallen de artsen, die in het verleden misschien te vaak keken naar wat iemand niet meer kon in plaats van te kijken naar wat iemand wel zou kunnen. Het boek richt zich ook tot de werkzoekenden. Om de herintegratie zo succesvol mogelijk te laten verlopen, wil VDAB met dit boek alle spelers op het terrein sensibiliseren en de neuzen in dezelfde richting krijgen.
VDAB heeft geen concrete aanwijzingen dat aan langdurig zieken sancties worden opgelegd. De instroom van langdurig zieken in de dienstverlening van VDAB verloopt op vrijwillige basis. Als ik het me goed herinner, gaat het jaarlijks om 4000 mensen.
VDAB heeft positieve ervaringen met werkgevers. De medewerking bij de herintegratie van langdurig zieken verloopt altijd vrij vlot. Op de werkvloer is bij de werkgevers wel een nood gedetecteerd aan concrete informatie over mogelijke ondersteuningsmaatregelen en dienstverleningsvormen. Om die reden gaat VDAB in een nieuw dienstverleningsmodel naar een eerstelijnsdienstverlening waar de werkgevers onmiddellijk met hun vragen terechtkunnen. Op de manier hopen we voor de verdere informatiedoorstroming te zorgen. We zullen ook best practices, bijvoorbeeld uit de uitzendsector, verspreiden onder de andere werkgevers. Dat zijn elementen die we op basis van de ervaring met het gebrek aan informatie gebruiken om de informatieverspreiding te verbeteren.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik twijfel absoluut niet aan de inzet van de Vlaamse overheid om langdurig zieken te herintegreren. We gaan daar niet nu pas mee van start: dat is al geruime tijd aan de gang.
Naar aanleiding van de plannen van de Federale Regering heb ik in 2016 een actuele vraag over de integratie gesteld. U hebt toen geantwoord dat u het positief vond dat de Vlaamse overheid een pioniersrol had vervuld en dat het verplicht karakter niet als problematisch werd ervaren. Ik stel nu deze vraag om uitleg omdat in het persartikel naar aanleiding van het boekje de indruk is gewekt dat er toch kritiek is gekomen op dat meer verplichte karakter en dat de reactiveringsprogramma’s meer als een doekje voor het bloeden worden beschouwd. Ik wil van u vernemen of u ook vindt dat die onderliggende kritiek daar effectief tot uiting komt.
Ik vind mijn laatste vraag heel pertinent. Wat de mentaliteitsverandering bij de werkgevers betreft, moeten vaak ook tastbare inspanningen op de werkvloer gebeuren. Dat is niet altijd evident. Zeker voor kleinere werkgevers is het niet zo gemakkelijk iemand een andere job aan te bieden. Ik ben dan ook zeer blij dat op die eerstelijnsdienstverlening wordt ingezet. De Vlaamse overheid moet nadenken over de vraag hoe we de kleinere bedrijven beter kunnen voorbereiden en welke opties er zijn om de langdurig zieken te integreren.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat deze vraag om uitleg vandaag op de agenda staat. Ik weet niet of u deze ochtend het opiniestuk van professor Baert in De Tijd hebt gelezen. Hij heeft gesteld dat we in verband met de arbeidsmarkt vooral de inactieven moeten activeren en het aantal inactieven zo klein mogelijk moeten maken. Hij heeft het over het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), maar daarnaast pak hij ook de langdurig zieken aan.
Met uw samenwerkingsovereenkomst met het RIZIV verricht u echt pionierswerk. In juni 2017 heb ik hierover een schriftelijke vraag gesteld. We merken dat het aantal langdurig zieken dat zich vrijwillig bij het RIZIV aanmeldt om hieraan deel te nemen, blijft stijgen. Vorig jaar hebben 3672 mensen hierop ingetekend. Uit de cijfers die ik van u heb ontvangen, blijkt dat 36,8 procent van de mensen die het traject volledig volgen effectief een job vinden. Dat zijn de zaken die we kunnen en moeten doen. We moeten het boek dat nu is gepubliceerd en alle initiatieven die dit kunnen versterken kamerbreed steunen. Wat ons betreft, krijgt u felicitaties.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, we zijn het niet altijd eens, maar ik ben tevreden met het initiatief van VDAB. Ik ben trouwens ook tevreden met de genuanceerde wijze waarop mevrouw Talpe en anderen deze problematiek benaderen. Toch wil ik een aantal opmerkingen maken.
Volgens mij houdt de wijze waarop het een en ander wordt aangepakt wel degelijk risico’s in, maar ik wil de rest van mijn betoog vooral focussen op een pleidooi voor een positieve wijze om naar ziekte en naar langdurig zieken te kijken.
Mevrouw Talpe, u hebt verklaard dat het onhoudbaar wordt als we niet opletten met de langdurig zieken. Dat is in de eerste plaats een keuze om een aantal zaken, zoals de ziekteverzekering, op een afdoende wijze te financieren.
Als we vandaag meer would be-kandidaten op de arbeidsmarkt willen, is dat in grote mate ook een positief verhaal. Heel wat aandoeningen – of we het nu hebben over kanker, niet-aangeboren hersenletsels, ongevallen, enzovoort – waren in het verleden fataal, maar worden vandaag in grote mate chronische ziekten. Gelukkig maar. Of mensen herstellen, zij het jammer genoeg nooit volledig. Als het ons menens is met de vermaatschappelijking van de zorg, zullen we op een andere manier naar die kwetsbaarheid moeten kijken. We zullen effectief moeten bekijken wat mensen kunnen en kennen, eerder dan te kijken naar hun beperkingen.
Minister, u had het over het beter bekendmaken van ondersteuningsmaatregelen en de dienstverlening. In een van de meerbanenplannen werd op een gegeven moment de Gespecialiseerde Individuele Beroepsopleiding (GIBO) in het leven geroepen. Die richtte zich specifiek op arbeidsgehandicapten. Gedurende 52 weken kreeg men vrijstelling van Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en een begeleiding. Een GIBO is een IBO, maar dan gericht op mensen die in een gespecialiseerde trajectbegeleiding (GTB) zitten. Komen langdurig zieken voor die maatregel in aanmerking? Doorheen de tijd is de grens tussen chronische ziekte, het resultaat van ziekte, beperking en handicap steeds meer flou geworden. Als we maatregelen in de markt zetten, moeten we toch ook eens bekijken in hoeverre we een positief verhaal kunnen geven in plaats van deze groep voortdurend te stigmatiseren. Ik apprecieer dat in het betoog van mevrouw Talpe.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Mijnheer Ronse, ik wil u er toch op wijzen dat de titel van het opiniestuk van Stijn Baert luidt: ‘Beperk uitkeringen niet in de tijd’. U vergeet dat te vermelden. U citeert Stijn Baert ten dele. Het klopt dat het belangrijk is dat we de inactieven stimuleren om werk te vinden. Het beperken van uitkeringen in de tijd is daarvoor niet de juiste oplossing, vond Stijn Baert.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Claes, ik zou u natuurlijk ook het einde van het artikel kunnen voorlezen… (Opmerkingen)
Mijnheer Ronse, u zegt dat we de inactieven moeten meenemen. Maar de werkloosheidscijfers verschillen al grondig tussen het federale en het Vlaamse niveau. De RVA brengt de werkloosheidscijfers voor Vlaanderen naar voren en spreekt dan van 150.000 werklozen. Wij hebben het over 202.000. Wij tellen bijvoorbeeld die 4000 inactieven waarvoor wij met de VDAB in die RIZIV-campagne werk zoeken mee in de werkloosheidscijfers. Wij nemen dus ook niet-uitkeringsgerechtigden mee. Die inactieven, maar ook mensen met een leefloon, zitten mee in onze cijfers. Daardoor liggen die cijfers 30 procent hoger dan de federale cijfers. Daarin zitten enkel de uitkeringsgerechtigden. Wij tellen ook de werkzoekenden mee die niet-uitkeringsgerechtigd zijn maar die zich hebben ingeschreven bij VDAB. We moeten dus duidelijk voor ogen houden over welke werkloosheidscijfers we spreken als we ons afvragen of werkloosheidscijfers goede of slechte indicatoren zijn.
Als we de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen uitdrukken in fulltime-equivalenten, zitten we op 68 procent. In Nederland is dat 62 procent. Je moet alles dus wel in het juiste kader bekijken. Soms vind ik het moeilijk de discussie goed te voeren.
We werken aan de werkzaamheidsgraad en aan de werkloosheid, en we nemen alle maatregelen die moeten worden genomen.
Mijnheer Van Malderen, voor het antwoord op uw specifieke vraag over de GIBO zou ik dat eens moeten nazien. Maar ik ga u een intuïtief antwoord geven. De IBO behoudt de uitkering van die werkloze. De meeste langdurig zieken van die 4000 hebben geen werkloosheidsuitkering maar een ziekte-uitkering. Ik denk dus dat zij niet in die GIBO kunnen zitten. Misschien zijn er andere mogelijkheden, maar de IBO-maatregel zegt: ‘Ge zijt werkloos, ge krijgt een uitkering, en ge moogt uw uitkering verder meenemen.’ Er zijn andere mogelijke maatregelen. De werkervaringsplaatsen, enzovoort. Daar doen bijvoorbeeld de leefloners mee. Maar ik denk dat die langdurig zieken dat niet kunnen omdat die maatregel daarop niet getekend is.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, u interpreteert mijn waakzaamheid ten aanzien van de kost van de ziekteverzekering toch wat verkeerd. Het is net de keuze om de factuur niet uit de hand te laten lopen. Daarmee wil ik niet zeggen dat wij mensen die ziek zijn en die echt niet kunnen terugkeren naar de arbeidsmarkt, uit de ziekteverzekering moeten duwen. Die indruk is totaal incorrect. Maar we moeten wel mensen die willen en kunnen, de kans geven om die stap terug naar de arbeidsmarkt te zetten. Daar zitten we allemaal op één lijn – of dat zou toch moeten. Dat zal zeker niet evident zijn, want zowel de langdurig zieke die herintegreert, moet inspanningen leveren, als de werkgever en zeker ook de overheid. Gisteren zei ik het al tijdens het debat over de krapte op de arbeidsmarkt: de herintegratie van langdurig zieken maakt daar een belangrijk onderdeel van uit. Het is een sleutel die we uiteraard behoedzaam moeten hanteren, maar die een win-win is voor iedereen, zowel voor onze ziekteverzekering, die op die manier wat beter kan worden gemonitord, als voor de werkgevers en de langdurig zieke zelf, die er alleen maar baat bij heeft bij zijn terugkeer naar de arbeidsmarkt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.