Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Minister, voorzitter, secretaris en collega’s, op 5 december was ik aanwezig op het evenement van de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren & Ondernemen (VARIO). Ik heb u daar gezien, minister, maar ik weet niet of u mij hebt gezien. Het maakt niet uit. Het is trouwens een aanrader voor alle collega’s van deze commissie om daarop aanwezig te zijn.
Op 5 december heeft men het officiële advies overhandigd aan onze minister. In die studie of dat advies wordt met een sense of urgency gepleit voor het internationaal verankeren van toptalent in Vlaanderen. Want onze exportgedreven kenniseconomie is wereldtop op het vlak van wetenschap en innovatie. Minister, de CEO van AkzoNobel, Thierry Vanlancker, heeft er voor gepleit om Vlaanderen of België minder voor te stellen als het land van de frieten en de chocolade, maar ook als het land van de kenniseconomie en onder andere ook van het design. Ik vond dat hij daar zeker een punt had.
Het punt dat hij wilde maken, was dat, om internationaal toptalent, jonge ingenieurs aan te trekken naar Vlaanderen, ze niet voor de frieten en de pils zullen komen – of misschien wel, als we ze laten proeven – maar eerder voor het hoge niveau, voor de kenniseconomie. De chocolade en de pils zijn niet het eerste argument om naar België te komen. Hij vindt dat we trotser moeten zijn op onze kenniseconomie.
In het debat dat er werd gevoerd, werd er verder een belangrijk pijnpunt aangehaald door Françoise Chombar van Melexis. Zij vertelden, ten eerste, dat er te veel portaalsites zijn, waar die expats naar worden geleid om informatie te vinden. Ten tweede zei ze dat er een probleem is bij de gemeentehuizen. Als zo’n internationaal toptalent daar komt vragen hoe die zich moet inschrijven in de gemeenten, wordt die daar vaak niet begrepen. Dat zijn vervelende pijnpuntjes, waarmee Vlaanderen niet zo’n goede beurt maakt.
Daarom pleit VARIO voor een soort van onestopshop. Dat is een office center waarbij de gebruiksvriendelijkheid voor expats vooropstaat: zo zouden aanvragen, documenten of formulieren onmiddellijk digitaal kunnen worden verwerkt. Maar het is vooral één aanspreekpunt voor al dat internationaal toptalent.
Er werd verwezen naar het Nederlandse I amsterdam office center, waarbij zowel buitenlandse studenten als expats snel hun weg kunnen vinden. De CEO’s en rectoren daar aanwezig kenden dat en waren daar zeer over te spreken.
Minister, er is een heel goed Nederlands voorbeeld. Vindt u de oprichting van een ‘onestopshop’ office center of overkoepelende portaalsite om internationaal toptalent aan te trekken, maar vooral ook te faciliteren, een wenselijk initiatief? Bent u bereid om dit voorstel te verkennen?
Indien u dat niet ziet zitten, ziet u dan anderen mogelijkheden? Uit het debat bleek alleszins duidelijk dat er een aantal pijnpunten zijn die mijn inziens makkelijk te verhelpen zijn.
Minister Muyters heeft het woord.
Ja, ik heb gezien dat u daar was. Mijn medewerkers zijn gebleven. Het accent dat ik leg op de kenniseconomie, op Smart, het digitale gebeuren, is net om ons op de kaart te zetten al een hub. Alles wat imec doet, wat het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) doet, is net om die toptalenten naar hier te krijgen. De filosofie van de studiedag was: als ze komen, hoe kunnen we ze dan verankeren in onze bedrijven?
Wat ik vreemd vond in het rapport van VARIO, is dat ze niet verwezen naar flanders.be. Want we hébben met flanders.be die portaalsite. Daarop is in het Engels alles gebundeld op één plaats, uiteraard mét doorverwijzing. We moeten niet alle informatie op één website bundelen, maar vanuit die centrale websites word je dan doorverwezen naar de andere websites.
Ik ben er zelf naartoe gesurft. Het is heel duidelijk en heel doelgericht. De andere websites moeten blijven bestaan. Maar het lijkt mij vanzelfsprekend dat een universiteit op een andere manier informatie presenteert naar de studenten toe dan bijvoorbeeld naar bedrijven voor stageplaatsen. In Nederland zal dat niet anders zijn.
Er is dus wel één ingangspoort, maar vanuit je specifieke interesse, bijvoorbeeld als student of als werkzoekende, kun je op andere websites terechtkomen.
De informatie is dus gebundeld op flanders.be. Uiteraard zijn zowel ik als mijn collega’s die daarbij betrokken zijn, onder andere minister-president Geert Bourgeois, bereid om wijzigingen door te voeren indien er mankementen zijn of indien er verbeteringen mogelijk zijn. Ik wil daar zeker mee voortwerken.
Op de andere punten ben ik vorige week al wat ingegaan naar aanleiding van de vragen van de heren Bothuyne en Ronse. Mijn eerste ideeën om nog meer mensen aan te trekken, lagen volledig in de lijn van het rapport en de dertig punten.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Ik ben blij te horen dat zo’n site wel degelijk bestaat. Maar ik kom toch terug op dat debat, waar bijna alle debaters hetzelfde probleem aanhaalden. Ik wil dus toch de suggestie maken om alsnog na te denken hoe dat meer bekendheid kan krijgen bij die stakeholders, zowel de internationale bedrijven als de universiteiten. Want het is nog onvoldoende bekend.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik dank mevrouw Vanwesenbeeck om de thematiek opnieuw op de kaart te zetten. Het is goed dat we een serieuze tand zullen bij steken wat betreft de arbeidsmigratie van de hogeropgeleiden uit niet-EU-landen. Het is bijzonder goed dat er dankzij de tussenkomst van mevrouw Vanwesenbeeck wat meer punch en bekendheid wordt gegeven aan de site flanders.be.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Als het gaat over het aantrekken van internationaal toptalent, denk ik automatisch aan de grote onderzoekinstellingen, imec, de universiteiten. Imec gaf zelf al aan dat het niet altijd evident is om de juiste profielen aan te trekken vanuit het buitenland. Ik was er zelf niet. Is imec hierbij betrokken geweest? Hebben zij suggesties gegeven om eventueel wijzigingen aan te brengen aan de bestaande sites? Of hebben zij andere suggesties gedaan waarmee we eventueel kunnen voortwerken?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Christiaens, de filosofie van VARIO was juist dat we prachtige onderzoeksinstellingen hebben en dat die, dankzij hun reputatie wereldwijd, vrij goed en gemakkelijk mensen aantrekken. Maar we merken dat die mensen daarna vertrekken. Kunnen we ze niet laten doorstromen naar het bedrijfsleven? Dat was eigenlijk de filosofie. Dankzij onze kennisinstellingen, dankzij de dingen waarop we goed scoren – imec is wereldwijd bekend – hebben we die. Hoe kunnen we ze nu houden?
Dat is de filosofie. Voor hen is die website niet meteen noodzakelijk. Ze hebben hun eigen uithangbord, met de naam imec die belangrijker zal zijn dan de naam flanders.be. Maar ik neem de opmerking mee. Ik ben het ook met u eens. Het verbaasde mij al dat zelfs VARIO bij zijn zoektocht niet op flanders.be was terechtgekomen. Ik kende flanders.be. Ik heb ook aan Danielle Raspoet gezegd dat daar raar was. Zij zei: ‘Dan hebben wij ons huiswerk niet goed gedaan.’ Het feit dat ze er niet op is gekomen, betekent misschien dat we op dat vlak effectief nog stappen naar bekendheid moeten zetten.
We kunnen aan de slag gaan met de voorstellen. Ik maak het over aan de collega’s. Ik veronderstel dat iedereen daar mee zijn schouders onder zal zetten.
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Minister, ik ben vooral blij dat u mijn suggestie om dat bekender te maken, zult meenemen.
Er is een tweede problematiek die mij verbaasde, namelijk dat het verenigen van gezinnen een grote problematiek blijkt te zijn. Maar dat is federale materie. Misschien moet ik daarover een vraag stellen? Of mag ik u hier vragen om dat eens op te nemen met uw partijgenoot op federaal niveau? De gezinsvereniging van dat internationaal toptalent blijkt dus ook een probleem te zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.