Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de ondersteunende maatregelen voor langdurig werkzoekenden
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, ondanks het feit dat we in een absolute hoogconjunctuur zitten, hebben we nog altijd te kampen met mensen die langdurig werkzoekend zijn. Het gaat om mensen die al meer dan twee jaar als werkzoekende zijn geregistreerd. In september 2017 bleken ongeveer 65.000 mensen in Vlaanderen zich in die situatie te bevinden. De vraag is dan natuurlijk wat de overheid hiermee wil doen.
We kunnen die mensen versterken en aantrekkelijker maken voor de arbeidsmarkt. Dat is onze keuze. We investeren in competenties door hen werkervaring te laten opdoen. We geven de werkgevers een aantal incentives door de competenties van die mensen beter te trainen.
Minister, het is ook mogelijk die mensen permanent in een statuut te parkeren, zoals het vroegere statuut van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s) waar we afstand van hebben genomen, en er ons geen zak meer van aan te trekken. Het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) heeft blijkbaar wat nostalgie naar dat PWA-statuut en begint dat te missen. Het ACV wil de mensen die al meer dan twee jaar werkzoekend zijn opnieuw parkeren. U moet 25.000 van die mensen een vaste job geven. Op die manier moeten we dan ons werkloosheidsprobleem oplossen.
Het zal u niet verbazen dat ik daar weinig graten in zie. Ik ben vrij benieuwd naar wat u hiervan denkt. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Ik zie daar dus veel graten in. (Gelach)
Minister, wat denkt u van dit voorstel? Ziet u daar veel of weinig graten in? Het ACV maakt de vergelijking met het doelgroepenbeleid. Volgens het ACV is dit veel goedkoper dan het doelgroepenbeleid. Wat denkt u van die uitspraak?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag om uitleg betreft min of meer hetzelfde onderwerp, maar gaat iets ruimer. De heer Ronse focust op het voorstel van het ACV om voor langdurig werkzoekenden tot basisbanen te komen. Over de vraag of dat de juiste oplossing is, valt te discussiëren, om het zacht uit te drukken.
Dit neemt natuurlijk niet weg dat het een uitdaging is de langdurig werkzoekenden in Vlaanderen aan de slag te helpen. De werkloosheid daalt ondertussen al vele maanden, maar een aantal groepen blijven achter ten opzichte van die globale daling van de werkloosheid. Zeker de langdurig werkzoekenden verdienen de nodige aandacht.
De Vlaamse Regering heeft er, met de bevoegdheden die haar door de zesde staatshervorming zijn gegeven, voor gekozen een aantal doelgroepen af te bakenen. Met kortingen op de bijdragen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) worden de loonkosten aangepakt. Het gaat om jongeren, ouderen en personen met een handicap. Met betrekking tot de langdurig werkzoekenden is gekozen voor een gecombineerd systeem van tijdelijke werkervaring, versterkte begeleiding en opleiding om de stap naar een duurzame job te zoeken.
Minister, ik heb u hierover een schriftelijke vraag gesteld. Uit de cijfers die ik heb opgevraagd, blijkt dat er met betrekking tot die premie nog ruimte voor verbetering is. Gedurende de eerste 8,5 maanden van dit jaar zijn ongeveer 1000 aanvragen ingediend en ongeveer 400 premies toegekend. Zeker het grote verschil tussen 1000 en 400 duidt op een aantal onduidelijkheden op het terrein. De doelgroep is nochtans groot. Er zijn in Vlaanderen ongeveer 65.000 langdurig werkzoekenden en ongeveer 35.000 mensen komen voor die premie in aanmerking. Dit betekent dat ze tussen 25 en 55 jaar oud zijn en minimaal 2 jaar werkzoekend zijn. Er is een grote potentiële vraag van de werkzoekenden. Gezien de krapte op de arbeidsmarkt, is die vraag er ook bij de werkgevers.
We weten allemaal dat enkel de loonkost aanpakken niet zal volstaan om veel van die langdurig werkzoekenden aan de slag te helpen. Om die reden kiezen we voor een systeem met tijdelijke werkervaring, versterkte begeleiding, opleiding en dergelijke. Het is de mix van die elementen die tot succes op onze arbeidsmarkt moet leiden. We zijn er echter nog niet.
Om die reden lanceert, bijvoorbeeld, het ACV nieuwe ideeën of misschien oude ideeën in een nieuwe verpakking. Een voorbeeld is de basisbaan met een basisloon en een contract van onbepaalde duur om met ondersteuning van de Vlaamse overheid maatschappelijke taken uit te voeren. Dit roept een aantal vragen op.
Minister, wat is uw mening over het veeleer beperkte succes van de start van het systeem van de aanwervingspremie? Kunnen we de procedure niet vereenvoudigen? We hebben in dit verband klachten van werkgevers en werkgeversorganisaties gekregen. De aanvraag van de premie zou wat te complex zijn. Idealiter zouden we eigenlijk tot een automatische toekenning van de premie moeten komen. Dit is al het geval met de kortingen op de RSZ-bijdragen. Wordt dit overwogen of bestudeerd?
De vraag kan gesteld worden in welke mate de premie voldoende hoog is om werkgevers aan te zetten om een risico te nemen door een langdurig werkzoekende aan te werven. Lopen er op dat vlak onderzoeken of evaluaties, of zijn er gepland?
Ik heb ook nog vragen over het budget. Dit jaar is er 10 miljoen euro uitgetrokken. Volgend jaar was er in feite in 25 miljoen euro voorzien. Wat zijn de prognoses met betrekking tot de benutting van de middelen?
De premie is nog te weinig bekend. Heel veel aanvragen worden geweigerd omdat de betrokkene gewoon niet tot de doelgroep behoort. Dat duidt op een gebrek aan juiste informatie bij zowel de werkzoekenden als de werkgevers. Hoe zult u daaraan remediëren?
Wat vindt u van het voorstel van het ACV met betrekking tot zogenaamde basisbanen die toch de bedoeling hebben om mensen opnieuw in te schakelen op de arbeidsmarkt?
Hoe ver staat de regering met de uitwerking van de nodige alternatieven voor de zeer langdurig werkzoekenden? Er is ook een groep die al langer dan vijf jaar werkzoekend is en als niet-toeleidbaar is gelabeld door VDAB. Over hoeveel mensen gaat dat ondertussen? Hoe worden deze mensen begeleid?
Minister Muyters heeft het woord.
Dames en heren, ik zal beginnen met de basisbanen van het ACV. Zoals u wellicht verwacht, zie ik daar veel graten in. Ik vind het geen goed idee om langdurig werkzoekenden een gesubsidieerde job aan te bieden. We hebben er werk van gemaakt om de bestaande instrumenten opnieuw te activeren. Ik moet u de voorbeelden van WEP+, PWA of gesubsidieerde contractuelen niet aanhalen waar we ofwel regulariseren of die we omvormen naar een meer activerend instrument dan in het verleden.
In september 2017 waren er in Vlaanderen 65.000 niet-werkende werkzoekenden die meer dan 2 jaar werkzoekend waren. Het gaat met andere woorden over een grote groep. Het is altijd noodzakelijk om de middelen efficiënt in te zetten, maar ook zeker naar die groep. Banen subsidiëren vanuit de overheid is geen goede oplossing. In de loop van 2016 zijn 28.500 niet-werkende werkzoekenden die meer dan 2 jaar werkzoekend zijn, aan het werk gegaan. Het aantal langdurig werkzoekenden is ook in dalende lijn. Een belangrijk aantal langdurige werkzoekenden vindt dus werk, ook zonder die basisbanen.
De 285 miljoen euro uit het ACV-voorstel is voor mij onduidelijk. Mijn administratie komt met een eenvoudige rekensom waarbij 1700 bruto wordt vermenigvuldigd met 12 maanden en 25.000 basisbanen aan 510 miljoen euro. Dan houdt men nog geen rekening met een dertiende maand en vakantiegeld. Als we de RSZ-werkgeversbijdrage meerekenen, dan komen we aan 727 miljoen euro die vanuit de Vlaamse kas moet worden betaald. Dat is wel een andere inschatting dan die 285 miljoen euro van het ACV. Volgens mij onderschatten ze wat het aan de Vlaamse begroting zou kosten. Zelfs of het nu veel of weinig is, ik blijf er geen voorstander van.
Ik wil nog even ingaan op wat het doelgroepenbeleid aan bereik heeft en wil dat plaatsen tegenover de 25.000 mensen met een basisloon. Voor de ouderen die kunnen genieten van het doelgroepenbeleid gaat het om 104.609 voltijdsequivalenten. Bij de jongeren gaat het om 21.827 vte’s. Daarnaast krijgen nog 5118 vte’s de vermindering via uitdoving, op basis dus van de vroegere regeling. Er zijn 11.355 dossiers voor de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP). Het ACV zegt dat dit veel duurder is. Als je echter ziet wie we en hoeveel mensen we bereiken met die maatregel, dan plaatst dit eerlijk gezegd een en ander in een ander perspectief. Het ACV-voorstel heeft me dus zeker niet kunnen overtuigen. Ik geloof dat we meer kunnen doen met het gericht doelgroepenbeleid, maar ook met de instrumenten waardoor we langdurig werklozen een werkervaring bieden.
De heer Bothuyne had vragen over de aanwervingsincentive. Deze maatregel is er gekomen op vraag van de sociale partners. Ik heb nooit gezegd dat ik het niet wil doen, maar ik heb wel gezegd dat we het doelgroepenbeleid houden bij wat de regering heeft voorzien. Het nadeel van een puur financiële prikkel is dat de aanwervingsincentive de ontbrekende competenties en attitudes niet remedieert. De werkgever krijgt ook niet de kans om de werkzoekende bezig te zien en zo het potentieel van de langdurige werkzoekende te kunnen inschatten. Dit kan een verklaring zijn voor het feit dat de aanwervingsincentive nog geen groot succes is. Het kan veranderen als we op 1 januari 2018 starten met de tijdelijke werkervaring. Op die manier krijg je een koppeling waarbij eerst aan de attitudes wordt gewerkt, en op het einde van de rit is de incentive er nog om via een aanwervingspremie die stap alsnog te zetten.
Er zou een probleem kunnen zijn met de aanvraagprocedure. Het is wel een van de eenvoudigste die we hebben. Ze loopt quasi volautomatisch. U herinnert zich nog de hinderpremie voor winkeliers. Dat is hier een beetje hetzelfde. De werkgever moet wel nog altijd zijn rekeningnummer opgeven.
Eigenlijk is dat hier ook zo. U kunt het daarmee vergelijken. De werkgever moet zich eenmalig registreren alvorens een aanvraag te kunnen indienen. Zodra dit is gebeurd, verloopt de aanvraag van de aanwervingsincentive zeer vlot. Mijn administratie is er zich van bewust dat deze eenmalige registratieprocedure misschien nog ingewikkeld zou kunnen zijn. Zij heeft zich daarom sterk ingespannen om de procedure uit te leggen en te vereenvoudigen, zonder daarbij afbreuk te doen aan de veiligheid. Ik heb dit ook uitgebreid geduid in mijn antwoord op uw schriftelijke vraag nummer 754 van 7 augustus 2017. Om tegemoet te komen aan de bezorgdheden, heb ik daarnaast ook beslist om de indieningstermijn – dat was wel een probleem – voor aanwervingen van januari tot augustus te verlengen tot eind oktober 2017. Een automatische toekenning is niet mogelijk omdat we niet over het rekeningnummer van de werkgever beschikken. Het is dus effectief vergelijkbaar met de hinderpremie. Dit rekeningnummer is dan ook een belangrijk onderdeel van de online-aanvraag.
Een ander misverstand is dat een RSZ-korting automatisch zou kunnen verlopen. De RSZ beschikt zelf niet over de informatie wie langdurig werkzoekend is en moet deze informatie elektronisch aangereikt krijgen om te kunnen verwerken in de DmfA.
In het regeerakkoord hebben we gekozen voor RSZ-verminderingen voor jongeren en oudere werknemers alsook voor de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP) voor personen met een arbeidshandicap. Voor de aanwervingsincentive kozen we bewust voor een premie om duurzame tewerkstelling te bevorderen. Vandaar de opsplitsing in twee delen: de kleinste premie na drie maanden tewerkstelling, en de grootste premie na een jaar tewerkstelling voor zij die langdurig werklozen echt duurzaam aan het werk brengen.
U vroeg naar een significant bedrag. Er zijn geen studies, noch in Vlaanderen, noch in het buitenland, om in te schatten wat werkgevers als een voldoende significant bedrag beschouwen. Een financiële prikkel kan een werkgever misschien over die laatste financiële drempel helpen, maar werkervaring speelt naar mijn mening een veel grotere rol in de uiteindelijke aanwerving. Ik hoor dat ook altijd bij de werkgevers. En uiteraard, als er minder aanvragen zijn dan oorspronkelijk gedacht, dan is de inschatting dat het bedrag van 10 miljoen euro niet volledig zal worden opgebruikt.
Het W2-besluit (werk-welzijn) is in oktober principieel goedgekeurd en ligt nu voor advies voor. De bedoeling blijft om op 1 januari de oproepen van start te laten gaan. De selectie en de toeleiding kunnen dan vanaf midden volgend jaar gebeuren, dit naar aanleiding van de nodige alternatieven voor zeer langdurig werklozen die door VDAB als niet-toeleidbaar zijn gelabeld.
Ik ben het aantal mensen vergeten op te vragen, maar ik zal dit cijfer aan het commissiesecretariaat overmaken.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, door allerlei omstandigheden heeft het eventjes geduurd voor de vraag geagendeerd was. Ik was dus vol ongeduld aan het wachten op het standpunt van de minister over de basisbaan. Minister, ik ben zeer opgelucht dat u dat ook geen goed idee vind. Ik denk niet dat men de problematiek van langdurig werklozen oplost door hun vanuit de overheid een pree te geven en hen dan te laten zitten.
Uw rekensom, of die van uw administratie, is ook boeiend. Ik neem dit mee.
Collega Bothuyne heeft de premie voor langdurig werklozen terecht in het debat gebracht. Ik herinner me dat het een maatregel is die door de sociale partners en de vakbonden is gevraagd. Onze fractie is daar altijd wat constructief kritisch over geweest omdat wij eigenlijk geloven dat werkgevers geen subsidies aanwerven, maar wel competenties aanwerven. We hebben altijd gezegd dat de middelen maximaal naar het versterken van competenties moeten gaan en minimaal naar subsidies om aan te werven.
We merken dat het succes inderdaad bescheiden is. Op zich is dat geen slechte zaak. Wat goed is, is dat het aantal langdurig werklozen effectief vermindert. De maatregel van de premie is geen doel op zich. Als op het verhaal van competentietraining en competentieversterking een turbo wordt gezet via tijdelijke werkervaring enzovoort, dan zal via die eenvoudige procedure de aanwervingspremie ook wel de lucht in schieten. De verdienste van die premie zal dan niet zijn dat langdurig werklozen aan het werk gaan – ik geloof daar niet in –, maar zal wel een loonlastenverlaging zijn die op Vlaams niveau is doorgevoerd. En daar kan ik dan wel mee leven.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en uw rekenkunde. Over die rekenkunde: blijkbaar zijn er meer gelijkenissen tussen het ACV en de Federale Regering die de vennootschapsbelasting hervormt met terugverdieneffecten dan het ACV zelf had durven te vermoeden waarschijnlijk, want het kan de enige verklaring zijn voor de iets lagere inschatting van de kostprijs van hun eigen voorstel.
Het voorstel ten gronde lijkt me inderdaad geen goed idee. Het subsidiëren van banen is een oud recept, en zeker niet voor de grote groep van mensen die we hier nog altijd voor ogen hebben in het kader van het beleid voor langdurig werkzoekenden.
Dat vergt een aanpak op maat met tijdelijke werkervaring, versterkte opleiding en begeleiding maar wat ons betreft, ook zeker met een loonlastverlaging. We zijn nu bevoegd om loonlastenverlagingen toe te kennen aan doelgroepen, we zijn zelf vrij om die doelgroepen te kiezen en vast te leggen en we kunnen die zo ruim maken dat iedereen daar zelfs onder valt indien we per se onder loonlast alleen zouden werken.
Wat de premie betreft, mijnheer Ronse, vroegen de sociale partners niet per se een premie maar wel een extra RSZ-korting. In het kader van het regeerakkoord dat is afgesloten waarbij we ons beperken tot drie doelgroepen, hebben we hier gekozen voor een premie met natuurlijk een aantal inherente moeilijkheden, onder meer het feit dat er geen automatische toekenning kan worden gehanteerd met een dergelijke premie.
Minister, ik ben blij dat u intussen al een aantal ingrepen hebt gedaan met die indientermijn en dergelijke meer. Ik denk dat het heel belangrijk is om over die premie voldoende communicatie te blijven voeren, samen met sociale secretariaten, werkgeversorganisaties en dergelijke meer. Ik ga ervan uit dat u daar samen met VDAB de nodige inspanningen voor wilt doen. En uiteraard is de premie, noch de doelgroepkorting, noch om het even welk initiatief van VDAB of van de minister belangrijk. Belangrijk is dat dat werkzoekende aan de slag is en dat de werkgever een goede werknemer heeft. Dat er meer mogelijk is, daar zijn we allemaal van overtuigd. We kijken uit naar de uitrol van tijdelijke werkervaring en het beleid daarrond en we hopen dat u op een goede manier de koppeling maakt. Wat de loonlastenverlaging betreft, hopen we dat die zo automatisch mogelijk wordt toegekend. En misschien moeten we op termijn toch nagaan of we naar een soort RSZ-korting kunnen evolueren met de koppeling van de databanken. Ik denk dat dit technisch mogelijk moet zijn, maar dat zal voor de volgende legislatuur zijn.
Wat ons betreft, moeten we vanuit Vlaanderen het voortouw nemen in het verlagen van de loonkost voor iedereen en zeker voor die mensen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Als ik de karikatuur hoor die wordt gemaakt van gesubsidieerde jobs, dan wil ik vragen om toch een beetje ernstig te blijven. De overheid investeert 11 miljard euro in het ondersteunen van tewerkstelling via lastenverlagingen en subsidies. Het is een illusie te denken dat er los van heel het debat over de basisbaan geen overheidsmiddelen naar jobs gaan. Ik vind dat u daar echt een grote karikatuur van maakt, mijnheer Ronse. Het gaat over 11 miljard euro en dan heb ik het nog niet over sociale economie, buurt- en nabijheidsdiensten en heel het arsenaal aan volwaardige jobs die de overheid subsidieert in onderwijs, welzijn en dergelijke meer. Er wordt 11 miljard euro gestopt in het normale economische circuit.
Wat het ACV doet, heeft in elk geval de verdienste om het debat te openen. Welk perspectief geven we aan de zeer langdurig werkzoekenden wanneer zij alles hebben gedaan wat we van hen verwachten, namelijk opleiding volgen, werkervaring opdoen, naar VDAB gaan wanneer zij worden opgeroepen enzovoort? Hoe kunnen we al die inspanningen doen uitmonden in een oplossing, namelijk een volwaardige job, heel graag natuurlijk in het normaal economisch circuit? Wat als er na 1, 2 of 3 jaar na die langdurige werkloosheid geen oplossing is op dat vlak? In het verleden was er de activering van de uitkering: in plaats van thuis te zitten zorgde men ervoor dat die persoon aan de slag ging en dat die uitkering werd geactiveerd. Ik heb de idee van die basisbaan op die manier begrepen, met name het activeren van die uitkering naar een volwaardige job die tijdelijk wordt gesubsidieerd en vervolgens doorstroomt naar het normaal economisch circuit. Ik vind het jammer dat een belangrijk probleem, de grote groep langdurig werkzoekenden waaronder heel veel laaggeschoolden die ondervertegenwoordigd zijn in alle competentieversterkende maatregelen die we vandaag op de Vlaamse arbeidsmarkt hebben, niet wordt aangepakt. Het lijkt me interessant om na te denken over hoe we maatregelen die we vandaag hebben waaronder sociale economie, buurt- en nabijheidsdiensten en het instrument van de activering van de uitkering, kunnen inzetten om ervoor te zorgen dat er een antwoord komt op alle inspanningen die werkzoekenden doen.
U kunt niet garanderen dat ze aan de slag gaan na zoveel jaren. We mogen dat probleem niet zomaar van de tafel schuiven. U weet dat de aanwervingsincentive veel te ingewikkeld is en dat er veel te weinig prikkels zijn die de loonkostenverhoging niet compenseren. Ik hoop dat we dit essentieel debat kunnen voeren over hoe we langdurige werkzoekenden echt perspectief kunnen geven, uiteraard met het arsenaal dat u aangeeft. In de feiten zien we echter dat het nog onvoldoende is.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, het is inderdaad verdienstelijk dat het ACV nadenkt over de activering van langdurig werklozen, maar ik ben net zoals u en de heer Ronse helemaal niet enthousiast over het concrete voorstel. Het is zelfs redelijk irreëel dat we zouden teruggrijpen naar een concept dat zijn failliet al lang heeft bewezen, namelijk die door de overheid gesubsidieerde en artificieel gecreëerde banen. Wij willen geen hangmat creëren maar een echte springplank, kijk maar naar de PWA’s. Het is vreemd om dat uit te rekenen omdat vanuit die vakbondskringen vaak kritiek komt op de dienstenchequejobs als zouden het geen echte jobs zijn, precies omdat zij gesubsidieerd zijn.
Die pure geldkwestie van de premies is een belangrijk aspect, maar we moeten inderdaad zorgen voor een versterking. Die activering is voor ons in de eerste plaats essentieel. Het nieuwe TWE-stelsel en het wijk-werken voor wie verder van de arbeidsmarkt staat, zullen hun nut ook moeten bewijzen. We geloven daar ook in.
Ik had echter nog één vraag voor u. Ik wil er toch wel op aandringen dat we niet alleen intensiever werk maken van die activering. Ik vraag me immers ook af hoe het zit met mensen die uitvallen, die en cours de route opleidingen stopzetten. Hebt u daar een duidelijk zicht op en zullen ook controle en sanctionering in het kader van het actieplan mee worden opgevolgd?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Het voorstel van het ACV heeft zeker het voordeel dat erover wordt nagedacht en moet worden nagedacht. Wat doen we met mensen waarmee we niet vooruit kunnen? Dat, denk ik, moet daarvan overblijven. We kunnen de werkloosheidsuitkering voor een stuk activeren door de maatregelen die nu worden uitgerold. Ik denk dat we die weg ook verder moeten bewandelen, want uiteindelijk zorgen we er op die manier voor dat de uitkering die ze krijgen, wordt aangevuld met een instrument om kennis te vergaren, om beter aansluiting te vinden en met die premie, zoals dat vandaag is, dan uiteindelijk aan werk te geraken.
Minister, we hebben eigenlijk een heel arsenaal. W2, dat er nu aankomt, is daar het sluitstuk van. We zullen toch heel goed die focus moeten blijven houden op die mensen die het erg moeilijk hebben. De analyse van die langdurig werklozen zal uiteindelijk niet eenduidig zijn, maar naar mijn aanvoelen is het vooral de taak van VDAB om ook voor die mensen mee naar een goede oplossing te zoeken, en die zeker niet te vergeten.
Minister Muyters heeft het woord.
We hebben natuurlijk het nadeel dat we het door het ACV gelanceerde voorstel allemaal gewoon via de pers hebben vernomen. Mij lijkt het nog altijd dat men, nu PWA is stopgezet, zo een nieuwe wil creëren. Dat is gewoon de indruk geweest. Als het dat is, dan ben ik daar totaal geen voorstander van.
Ik wil toch zeggen dat we in deze legislatuur heel wat hervormingen hebben gedaan. Als ik de uiteenzettingen hoor, dan denk ik dat we eigenlijk hebben gedaan wat de meeste mensen hier ook naar voren brengen dat zou moeten gebeuren, namelijk de instrumenten in eerste instantie inzetten om te activeren en in de richting te gaan van het normale economische circuit, dat instrumentarium nog beter benutten. Ik hoor dikwijls zeggen ‘ja, maar het lukt niet’, maar we moeten nog beginnen. Wijk-werken start op 1 januari. De tijdelijke werkervaring voor de werkzoekende start op 1 januari. We hebben wat proefprojecten en dergelijke gehad. Dat lijkt te gaan. Ik kom er nog eens op terug: zelfs nu, dankzij de economische conjunctuur en de maatregelen die al bestonden, zijn vorig jaar 28.500 langdurig werklozen aan het werk geraakt. Zeggen dat dat allemaal volk is waaraan we alleen nog gesubsidieerde jobs kunnen geven, dat zou een totaal verkeerde filosofie zijn.
Als iemand dan een heel traject heeft gedaan, als hij bijvoorbeeld is begonnen bij wijk-werken en dan twee jaar tijdelijke werkervaring heeft gedaan, en je ziet dan, of zelfs en cours de route, dat hij niet terechtkan in het normale economische circuit, dan heeft deze regering een groeipad voor de sociale economie. Laten we dat toch ook niet vergeten. (Opmerkingen van Sonja Claes)
Het is er nu, hè. Er is ook het W2-decreet, ook voor de eerste keer, ook nog te starten. Daarvoor hebben we middelen gezocht en gevonden, zodat daar al terugvalposities extra komen om dat te doen. Dat lijkt me nu een pakket te zijn waarvan ik zeg: laten we dat nu verder doen. Ik hoop en ik ga ervan uit dat we, wat die 28.500 niet-werkende werkzoekenden van 2016 betreft, kunnen helpen met die nieuwe maatregelen die vanaf 2018 in werking treden. Daarjuist zei iedereen dat de minister van Werk probeert toe te leiden naar het normale economische circuit, maar wat met diegenen die daar niet terechtkunnen? Dat is een discussie die we hier altijd hebben gevoerd. Ik denk dat we met W2 en het groeipad in de sociale economie ook antwoorden hebben voor die mensen. Ik ben daar heel blij mee. Dat vind ik toch wel belangrijk. Als dat het voorstel was van het ACV, wat ik helemaal niet zo heb begrepen, dan denk ik dat we, met wat wij doen voor de sociale economie en met W2, daar een sterker antwoord op geven dan door gewoon die mensen een gesubsidieerde job te geven. Ik ben het echter eens met mevrouw Kherbache: in het onderwijs zijn het ook gesubsidieerde jobs. Wij zullen ook allemaal een gesubsidieerde job hebben, want we worden door de overheid betaald. Ik wil dus niet die connotatie dat gesubsidieerd slecht is. Ik denk dat niemand dat hier zo heeft bedoeld. We hebben dat in het verleden nog naar voren gebracht.
Mijnheer Bothuyne, ik ben het natuurlijk met u eens dat de loonkosten nog verder moeten dalen voor iedereen. Ik ben heel blij dat u dat ook naar voren brengt. Dat is immers wat u letterlijk als slotzin heb gezegd. Ik denk dat dat ook juist is. Ik denk dat er federaal een belangrijke stap is gezet, maar dat mag zeker geen eindpunt zijn. De koppeling van de tijdelijke werkervaring aan die aanwervingspremie is iets waarvoor we zeker oog zullen hebben. U vraagt dat en dat willen we zeker en vast doen.
Mevrouw Kherbache, ik denk dat ik eigenlijk heb gereageerd op alles wat u naar voren hebt gebracht. Mevrouw Talpe, wat gebeurt er met mensen die uitvallen? Dat hangt af van hoe het komt dat ze uitvallen. Als ze uitvallen omdat ze er zich niets van aantrekken, omdat ze niet doen wat er is afgesproken, dan komt dat natuurlijk naar controle en sanctionering. Vallen ze uit omdat ze het niet aankunnen, dan moeten we bekijken hoe de verdere opvang gebeurt. Als ze bijvoorbeeld uit PWA komen en het recht hebben om nog terug te keren naar PWA, dan kan dat gebeuren. Of ze kunnen naar W2 of de sociale economie worden geleid, als er daar mogelijkheden zijn voor de persoon in kwestie.
Ik denk dat ik daarmee heb gereageerd op alles wat is gezegd.
De heer Ronse heeft het woord.
Voor het verslag: wanneer wordt gezegd dat ik een karikatuur maak van gesubsidieerde jobs, mag gerust in het verslag blijven staan dat ik het voorstel van het ACW, zoals het in de krant stond, inderdaad een karikatuur vind. Absoluut mensen een ‘pree’ geven en zeggen dat ze niet meer werkloos zijn en dat het daarmee opgelost is: dat vind ik pure quatsch en onnozel. De 11 miljard euro die in het normale economische circuit wordt gestoken, vind ik zeer zinvol omdat dat voor een deel een compensatie is voor de hoge loonkost die hier decennialang werd opgebouwd. Die compensatie kunnen we op het Vlaamse niveau enkel door subsidies en recent ook RSZ-kortingen compenseren. Er is ook voor een deel compensatie op het niveau van de rendabiliteit, door werkgevers te motiveren om mensen op te leiden en te trainen. Dat vind ik bijzonder zinvol. En als het gaat over sociale economie en W2 is dat evident. Dat is uitermate zinvol. Dat gaat over mensen die in het normale economische circuit niet toeleidbaar zijn. De samenleving is verplicht om hun de kans te geven om hun talenten optimaal te benutten. Daar heb ik uiteraard het grootste respect voor. Wanneer het gaat over taken waarvoor de overheid mensen moet aanwerven, beschouw ik dat zelfs niet als gesubsidieerde jobs maar als een normaal economisch circuit waarin de overheid werkgever is en op zoek is naar talent.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Een van de grootste uitdagingen voor het arbeidsmarktbeleid van de komende jaren is de langdurige werkloosheid. De ingrediënten liggen op tafel. Hier en daar is er nog wel wat versterking mogelijk, bijvoorbeeld met betrekking tot de loonlastverlaging.
Minister, we zullen dit blijven opvolgen. We kijken hoopvol uit naar de start van tijdelijke werkervaring, W2 en andere initiatieven vanaf 1 januari 2018. Ik ben ervan overtuigd dat de voltallige commissie daar nog vele keren op zal terugkomen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.