Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega's, men zou kunnen stellen dat een aantal elementen van de vorige vraag nauw aansluiten bij dit dossier en bij mijn vraag.
Minister-president, ik heb u in de afgelopen twee jaar reeds heel wat, vooral schriftelijke, vragen gesteld over de transfers. Ik denk dat dit mijn eerste vraag is sinds de oplevering van de studie over ‘Interregionale financiële stromen in België van 2000 tot 2020’, die op 7 juli werd opgeleverd en die u ook ter sprake hebt gebracht in uw 11 juli-boodschap.
Deze studie werd uitgevoerd door experts in de publieke financiën van de KU Leuven, in opdracht van de Vlaamse Regering. De resultaten bevestigen de resultaten van eerdere studies die op allerlei niveaus werden uitgevoerd. Tussen 2000 en 2020 zouden de financiële stromen schommelen tussen 6,1 en 7,1 miljard euro. Dit komt neer op 2590 euro netto per gezin per jaar. Gisteren stond in een of ander medium dat zonder transfers het Waals overheidstekort 8 miljard euro zou bedragen.
Zoals gezegd, werd de transferstudie in juli opgeleverd. Tot op heden bleef het, bij mijn weten althans, stil bij de Vlaamse Regering over de gevolgen die ze zou geven aan de resultaten van de studie. Op 7 september liet Belga weten dat de transferstudie nog niet besproken was binnen de Vlaamse Regering. Ik hoef in deze commissie waarschijnlijk niet te stellen dat de transfers vooral gebeuren via de sociale zekerheid, federale belastingen en dotaties tussen de overheden.
Minister, hoe komt het dat we nog niets gehoord hebben over een vervolg op deze studie? Welk gevolg wil de Vlaamse Regering geven aan deze studie? Is deze studie effectief nog niet besproken binnen de schoot van de Vlaamse Regering?
U hebt indertijd gesteld dat u, wanneer nieuwe data beschikbaar zouden zijn, de studie verder zou opvolgen. Op welke wijze wordt deze opvolging georganiseerd?
De studie maakt duidelijk dat de geldstromen naar Wallonië fluctueren. Kan en wil de Vlaamse Regering bepaalde initiatieven nemen om deze transfers te verminderen? Zo ja, welke?
Overweegt de regering op basis van de studie na te gaan op welke manier meer autonomie en responsabilisering kan leiden tot een vermindering van de transfers en in dit verband met concrete voorstellen naar buiten te komen?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega Sintobin, u geeft natuurlijk zelf het antwoord op uw eerste vraag. U zegt dat u mij hierover nog niet hebt gehoord, terwijl u verwijst naar wat ik erover heb gezegd bij de bekendmaking van de studie en ook op latere momenten. De pers heeft er ook uitvoerig over bericht.
Ik weet niet of het al is meegegeven, maar in elk geval kan ik bevestigen dat het departement Kanselarij en Bestuur, de voormalige Studiedienst van de Vlaamse Regering, jaarlijks een update zal uitvoeren van de berekening van die transfers. Dat zal gebeuren aan de hand van een rekenmodel waarbij data, die nodig zijn voor de regionale verdeling, voor input zullen zorgen en ook data over federale posten die moeten worden verdeeld.
Zoals u zelf zegt, behoort het transfermechanisme – dat is ook het voorwerp van deze studie – tot het federale beleidsniveau. Dat is een niveau waarop de Vlaamse Regering geen bevoegdheid heeft.
De studie brengt in het algemeen geen nieuwe inzichten, tenzij misschien één aspect dat erop wijst dat de transfers verminderen ten gevolge van het federale beleid met betrekking tot de hervorming van het werkloosheidsstelsel, wat ertoe leidt dat er op dat vlak een vermindering is van de transfers.
De methode van die transferstudie bevat een aantal vernieuwingen, maar de resultaten verschillen niet fundamenteel van eerdere, andere studies. Het is goed dat we die studie hebben. Die studie is ook publiek. Iedereen kan er kennis van nemen. De resultaten zijn gepubliceerd. Er zal een update gebeuren. Iedereen die er op het gepaste moment gebruik wil van maken, zal er ook gebruik van kunnen maken. Het is zeer goed en zeer degelijk bronnenmateriaal en studiemateriaal.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister-president, u bent heel wat korter dan toen de studie in de media is gekomen. Het is natuurlijk zo dat de vraag er gekomen is, omdat de studie na herhaaldelijke schriftelijke vragen van mijzelf en van mijn fractie eindelijk door u is aangevraagd. Ik dacht dat het de bedoeling was om aan deze studie een aantal gevolgen te geven. U kunt wel zeggen dat u niet bevoegd bent, maar u hebt toch aangekondigd dat u aan deze studie en deze cijfers een gevolg zou geven.
U zegt dat de cijfers dalen, maar het kan evengoed zijn dat bijvoorbeeld door de vergrijzing in de komende jaren, de cijfers opnieuw stijgen. De studie heeft inderdaad bevestigd wat er in het verleden is gebeurd. Er zijn wel tal van studies die de cijfers bevestigen. Ik denk dat niemand nog deze cijfers betwist. Ik denk ook, minister-president, dat niemand betwist dat Wallonië zelf ook niet structureel beter wordt van deze transfers.
In uw antwoord op de vorige vraag hebt u een aantal verschillen over economische modellen, over onderwijs, over werkzaamheidsgraad zelf naar voren gebracht. Ik denk dat het niet onze taak of de taak van Vlaanderen of van de federale overheid is om die verschillen in stand te houden. Wij hebben als Vlaamse Regering geld te kort om wachtlijsten in de rusthuizen af te bouwen, om de lange lijst van gehandicapten op te vangen, om te voorzien in de dringende noden van scholenbouw, kinderopvang en sociale woningen, om het hoofd te bieden aan de toenemende armoede.
Ik vind het daarom bijzonder jammer dat u er zich vanaf maakt door te zeggen dat het eigenlijk onze bevoegdheid niet is en dat u als Vlaamse Regering aan de studie geen enkele conclusie verbindt. Ik zou voorstellen dat u ook met uw partners in de Federale Regering misschien eens overlegt over deze studie. Hebt u deze studie trouwens voorgelegd aan uw partners in de Federale Regering? Ik vraag u nogmaals klaar en duidelijk: wat wordt er gedaan met de resultaten van deze studie?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik heb geen bijkomend antwoord.
De heer Sintobin heeft het woord.
Het is een antwoord om triest van te worden, minister-president. Ik heb uw 11 juli-boodschap bij me waarin u inderdaad uitpakt met de resultaten van de studie. Amper drie maanden later verbindt u daar geen enkel gevolg aan en zegt u dat u niet bevoegd bent. U gaat de studie gewoon in uw schuif steken en tot stof laten vergaan. Ik vind het een bijzonder, bijzonder triestig antwoord en zeker van u als Vlaams-nationalistisch politicus.
De vraag om uitleg is afgehandeld.