Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de aanstelling van een bemiddelaar in het kader van het Uplace-dossier
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat ik een open deur intrap als ik stel dat in het Vlaams Parlement al behoorlijk wat over het megawinkelproject Uplace is gediscussieerd. De argumenten en de positie waarin wij ons bevinden, zijn ondertussen genoegzaam bekend.
Het project zorgt voor ongewenste concurrentie voor de stedelijke winkelkernen. We komen dan zeer snel uit bij Vilvoorde, Mechelen en Leuven. Wat ons betreft, gaat dit project ook in tegen de visie die de Vlaamse Regering zelf verdedigt in haar decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid. Verder is er het opbod tussen de verschillende grote winkelcentra in en rond Brussel. Natuurlijk zijn er dan nog en niet het minst de verwachte grote mobiliteitsproblemen op de Brusselse ring, de bijkomende congestie en de bijkomende luchtvervuiling, met een schadelijke impact op de volksgezondheid.
Als we het dossier van in het begin bekijken, blijkt dat er in het Vlaams Parlement op dit ogenblik nog maar zeer weinig animo voor dit project is. Bij de meerderheidsfracties gaan af en toe kritische stemmen op. De vraag is of dit het soort projecten is dat Vlaanderen in de 21e eeuw nodig heeft.
Het enige wat de voorstanders nog rest, zijn de in het verleden gemaakte beloftes aan de ontwikkelaar en de zogenaamde rechtszekerheid van de investeerders. Ook over de beloftes uit het verleden en de eventuele samenhang met het brownfieldconvenant is in de bevoegde commissie en in het halfrond al een hartig woordje gesproken. Uiteindelijk is een consensus gegroeid. We zouden de eindbeslissing afhankelijk maken van de juridische procedures. Dat is toch wat ik tijdens de laatste debatten heb begrepen.
De Raad van State zou het pleit beslechten en heeft dat ondertussen gedaan door de milieuvergunning te schorsen. In mei 2017 heeft de auditeur van de Raad van State bovendien een negatief advies gegeven over het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) voor de zone Vilvoorde-Machelen, waar het geplande winkelcomplex deel van uitmaakt. In september 2017 zou het eindarrest worden geveld.
Wat deze zomer voor mij nieuw was, was dat de Vlaamse Regering te elfder ure toch nog een poging zou wagen om het project van de afgang te redden. Volgens de pers zou een bemiddelaar zijn aangesteld om beide partijen bij elkaar te brengen. Hierop is er wat discussie in de pers geweest.
In het artikel in De Tijd staat het volgende: “Achter de schermen vindt geheim topoverleg plaats om Uplace uit het slop te trekken. Een bemiddelaar, de Vlaamse topambtenaar Wim Van Asschot, onderhandelt met zowel Uplace als de grote tegenstanders van het project. Het gaat om de zelfstandigenorganisatie Unizo, lokale actiecomités in de Vlaamse rand, Vilvoords burgemeester Hans Bonte (sp.a) en zijn Leuvense collega Louis Tobback (sp.a). De bedoeling is binnen de contouren van het ruimtelijk plan een verwaterde versie van Uplace uit te dokteren, waar iedereen mee kan leven.”
Ik merk aan uw non-verbale communicatie dat u daar blijkbaar niets mee te maken hebt. Dat kan ik ook in het artikel lezen, want daarin staat dat u hebt geweigerd commentaar te geven. Een dag later komt de heer Van Asschot in De Standaard zelf aan het woord. Daar staat wat hij wil: “gewoon eens praten”. Dit roept natuurlijk de nodige vragen op.
Minister, is effectief een bemiddelingsopdracht lopende? Zo ja, dan heb ik een aantal bijkomende vragen.
Wat is de exacte bemiddelingsopdracht? Volgens het anonieme citaat in De Tijd zullen we hiermee het project “uit het slop trekken”. De marge tussen dit citaat en “gewoon eens praten” is behoorlijk groot. Wat is eigenlijk de scope van de bemiddelingsopdracht en de opdracht van de bemiddelaar?
In artikel 10, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2016 tot vaststelling van de minimale onderhandelingsvoorwaarden, de minimale totstandkomingsvoorwaarden en opvolgingsprocedure van een brownfieldconvenant is vastgelegd dat een bemiddelaar voor een “neutraal en vertrouwenwekkend kader” zorgt. Kunt u het kader toelichten waarin de Uplace-bemiddelaar concreet werkt? Wat is neutraal en vertrouwenwekkend?
Waarom is het Vlaams Parlement niet betrokken bij het vastleggen van de scope van de bemiddelingsopdracht? De reden is heel eenvoudig. Er zijn hier al andere bemiddelaars aan het werk gezet. We hebben dan in de commissie uitgebreide debatten over de scope van hun opdracht gevoerd.
Komt de bemiddelingsopdracht van de hele Vlaamse Regering? Ik ga ervan uit dat een Vlaams minister namens de Vlaamse Regering handelt. Komt de opdracht enkel van u? Is minister Schauvliege, bevoegd voor de hele procedure inzake de bouw- en milieuvergunning en het GRUP, hierbij betrokken?
Hoe hebt u alle betrokken actoren, Uplace, de steden Vilvoorde en Leuven en de lokale actiecomités bij deze bemiddelingspoging betrokken? Zitten zij mee aan tafel? Zijn zij op de hoogte van de finaliteit van de bemiddeling? Het Vlaams Parlement heeft succesvolle bemiddelingsopdrachten gekend. De finaliteit lag toen duidelijk vast.
In de kranten is sprake van een verwaterde versie, Uplace light. Wat wordt hiermee concreet bedoeld?
Wordt, tot slot, de stad Brussel bij dit overleg betrokken?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, op 17 augustus 2017 hebt u bevestigd dat de Vlaamse Regering in alle stilte een bemiddelaar, de heer Van Asschot, heeft aangesteld om te onderhandelen met de initiatiefnemers en de tegenstanders van het Uplace-belevingscomplex. Over de precieze invulling van deze bemiddelingsopdracht wilde u niet uitweiden, doch in de berichtgeving in De Tijd op 17 augustus 2017 is een compromis, Uplace light, ook niet weerlegd. Indien dit niet klopt, zult u dit nu ontkennen. Een dergelijk compromis zou op tafel moeten liggen voor eind september 2017, wanneer het arrest van de Raad van State over het ruimtelijk plan voor de zone Vilvoorde-Machelen wordt verwacht.
De bemiddelaar is zelf ook op de vlakte gebleven. Op 18 augustus 2017 liet hij in De Standaard het volgende optekenen: “Ik bekijk gewoon wat de mogelijkheden nog zijn voor de site. Ik kom gewoon eens praten en luisteren naar de behoeften van alle stakeholders. Meer dan dat is het voorlopig niet.”
De aanstelling van een bemiddelaar komt als een verrassing. Recent heeft de heer Van Eyken bij minister-president Bourgeois en bij minister Schauvliege een stand van zaken opgevraagd. In het antwoord op zijn schriftelijke vraag, dat op 3 augustus 2017 is gepubliceerd, wordt er immers geen gewag van gemaakt.
De geheimzinnigheid rond de invulling van de opdracht komt het Uplace-dossier ook niet ten goede. Aangezien de Vlaamse Regering zich mogelijk aan een schadeclaim kan verwachten indien het project een definitief no-go krijgt, is ze met betrekking tot dit dossier tevens betrokken partij. Om zich van elke zweem van partijdigheid te ontdoen, mogen we dan ook verwachten dat de Vlaamse Regering met betrekking tot dit dossier de nodige transparantie aan de dag legt.
Minister, ik verwacht van u dat u over een aantal punten klaarheid schept. De heer Rzoska heeft al een aantal belangrijke punten opgesomd en er is een gedeeltelijke overlapping.
Wanneer en op wiens initiatief is beslist over te gaan tot de aanstelling van een bemiddelaar voor het Uplace-dossier? Sinds wanneer is de bemiddelaar actief? Wat is de specifieke opdracht van de bemiddelaar? Zijn er concrete denksporen die hij moet aftoetsen? Zo ja, om welke denksporen gaat het dan? Welke timing is voor deze bemiddelingsopdracht vooropgesteld? Heeft de bemiddelaar reeds aan de Vlaamse Regering gerapporteerd? Zo ja, wat zijn de bevindingen en hoe evalueert de Vlaamse Regering die bevindingen? Zo neen, wanneer wordt deze rapportering verwacht? Welke partijen worden bij deze bemiddelingsopdracht betrokken? Op welke wijze wordt de onpartijdigheid van de Vlaamse Regering met betrekking tot het Uplace-dossier gegarandeerd? Hoe ziet de Vlaamse Regering de toekomst van het Uplace-belevingscomplex indien de Raad van State negatief oordeelt over het ruimtelijk plan voor de zone Vilvoorde-Machelen? Moet de aanstelling van een bemiddelaar erop wijzen dat de Vlaamse Regering heil ziet in een Uplace light?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij dat ik de kans heb te reageren. Ik doe dat liever hier dan in een krant. Ik wil zeer duidelijk stellen dat dit een brownfieldconvenant is. Voor elk brownfieldconvenant wordt een onderhandelaar aangeduid. In de loop van het traject neemt hij verschillende rollen op zich. Tijdens de totstandkoming van het brownfieldconvenant vervult hij de rol van onderhandelaar. Na de totstandkoming neemt hij de rol op van voorzitter van de stuurgroep. Hoewel de term ‘onderhandelaar’ wordt aangehouden, verschuift het takenpakket. De voorzitter van de stuurgroep moet een neutraal en vertrouwenwekkend kader scheppen waarin het brownfieldconvenant kan worden gerealiseerd. Dat is de filosofie.
Op 5 mei 2017 heeft de heer Van Asschot het voorzitterschap van een vorige voorzitter overgenomen. Als nieuwe voorzitter van de stuurgroep heeft hij gesprekken gevoerd met de verschillende belanghebbende partijen. Op basis van de term denken sommigen een parallel te moeten trekken met de heer D’Hooghe. Dit heeft echter niets met een bemiddeling te maken. Dit is wat met betrekking tot elk brownfieldconvenant gebeurt.
Er zijn gesprekken gevoerd. Er is geen officiële, formele of speciale bemiddelingsopdracht in naam van de Vlaamse Regering uitgevoerd. Het gevolgde traject valt binnen de normale brownfieldprocedure, die decretaal is vastgelegd. Zoals reeds gesteld, heeft de Vlaamse Regering geen formele bemiddelingsopdracht gestart. De onderhandelaar of voorzitter heeft gesprekken gevoerd met de betrokken partijen om als nieuwe voorzitter of nieuwe onderhandelaar inzicht te krijgen in hun standpunten en in hun visie ten opzichte van dit project.
Er zijn geen formele denksporen voorgelegd. De gesprekken zijn gevoerd uitgaande van het gewone principe dat hij, zoals hij heeft verklaard, gewoon eens wilde praten. Hij wilde een actueel inzicht verwerven in de specifieke knelpunten volgens de verschillende stakeholders. Dit wordt een voorzitter van een brownfieldconvenant geacht te doen.
De onderhandelaar of voorzitter moet, zoals de heer Rzoska heeft aangehaald, instaan voor een neutraal en vertrouwenwekkend kader waarin het convenant kan worden gerealiseerd. Het is altijd de bedoeling dat het convenant wordt gerealiseerd. Indien er in of buiten de stuurgroep conflicten zijn, kan hij ook bemiddelend optreden.
Binnen dat kader heeft de onderhandelaar verkennende bilaterale gesprekken gevoerd. Zo heeft hij een goed inzicht gekregen in alle standpunten. Het gaat hier niet om een formele aanstelling tot bemiddelaar door de Vlaamse Regering. Ik blijf dat herhalen omdat het voor iedereen duidelijk moet zijn.
De onderhandelaar of voorzitter heeft ook niet de opdracht om concrete opties of scenario’s vanuit de Vlaamse Regering af te toetsen. Hij toetst af en overlegt binnen en met de stuurgroep.
Aangezien het niet om een formele bemiddelingsopdracht vanuit de Vlaamse Regering gaat, werd het parlement hier ook niet bij betrokken. Eerlijk gezegd, ook bij andere brownfieldconvenanten is die voorzitter, die onderhandelaar, indien er conflicten waren bij de uitvoering van die brownfieldconvenanten met de diverse partijen gaan spreken en is hij dat gaan bekijken. Ook dat is nooit voorgelegd aan het parlement. Gezien wat er in de kranten stond, begrijp ik dat jullie denken dat er hier een nieuwe Alexander D’Hooghe is, en vragen hoe het komt dat jullie daar niet bij zijn betrokken. De voorzitter-onderhandelaar heeft in dit geval gedaan wat we altijd doen bij brownfieldconvenanten.
Het voorstel dat de onderhandelaar verkennende gesprekken zou aangaan met de betrokken en belanghebbende partijen, werd besproken in de stuurgroep. Dit voorstel werd in consensus aanvaard binnen de stuurgroep. In de stuurgroep is dus voorgesteld dat de voorzitter-onderhandelaar eens zou rondgaan en gesprekken zou voeren. Die stuurgroep heeft daar ook het mandaat voor.
Er werd, elk apart, een verkennend gesprek gevoerd met enerzijds de betrokken partijen, dus de gemeente Machelen en Uplace, en anderzijds diegenen die een procedure bij de Raad van State hebben ingeleid tegen de vaststelling van het GRUP VSGB. Er is tot op heden, zo heeft men me gezegd, geen overleg geweest met stad Brussel, maar voor alle duidelijkheid, ik bepaal niet met wie er gesprekken moeten zijn. Het is aan de onderhandelaar om te bekijken met wie hij gesprekken moet en wil voeren om, opnieuw, indien het enigszins mogelijk is, het brownfieldconvenant te realiseren.
Er werd geen concrete timing vastgelegd. Het betreft ook géén formele bemiddelingsopdracht.
Binnen de stuurgroep wordt de opvolging van het vooropgestelde project opgevolgd. Het is de taak van de voorzitter om te zorgen voor een kader waarin het brownfieldproject kan worden gerealiseerd. Indien de Raad van State het GRUP VSGB zou vernietigen, zal worden bekeken op welke manier de doelstellingen van het brownfieldconvenant verder kunnen worden gerealiseerd. Ik denk dat dat eigenlijk heel duidelijk is, en hoop dat dat ook voor jullie heel duidelijk is. Ik denk dat daarmee ook de communicatie is scherpgesteld. Er is hier echt niks anders gebeurd dan bij om het even welk ander project. Ik heb ook van de voorzitter toen de vraag gekregen waarom het parlement niet betrokken was. Ik heb gezegd dat dat was omdat de klassieke procedure van het brownfieldconvenant is gevolgd. Dat is de reden. Dat moet anders óók niet. Ik heb geen reden om dit project anders te gaan bekijken dan elk ander brownfieldconvenant. Opnieuw, het is niet de Vlaamse Regering, maar de stuurgroep die in consensus met de voorzitter heeft afgesproken dat er gesprekken zouden worden gevoerd met alle betrokken partijen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik wil u danken voor uw antwoord en vooral voor de opheldering die u hebt gegeven. Ik denk dat het belangrijk is dat u die schets ook hebt gemaakt. Op basis van een aantal uitspraken die hier werden gedaan, had ik inderdaad de indruk dat de bemiddelingsopdracht verder ging, maar oké, u hebt het kader geschetst: het realiseren van het brownfieldconvenant. U wilt die parallel met Oosterweel niet maken. Nu, mijn vraag was niet enkel geïnspireerd door wat er in de media kwam, maar ik ben uiteraard ook gaan zoeken in de databank van de beslissingen van de Vlaamse Regering. U hebt nu ook gezegd dat dit geen formele beslissing van de Vlaamse Regering is, dat dit eigenlijk binnen de regelgeving betreffende de brownfieldconvenanten zit. Tot daar is het mij duidelijk.
Wat me evenwel iets minder duidelijk is, en wat voor mij natuurlijk de essentiële vraag blijft, is het volgende. U hebt er daarnet even naar verwezen. Ik dacht dat we politiek de consensus hadden in het parlement dat, als de Raad van State definitief beslist, het project dan ook weg is. Bij u hoor ik een andere marge. U zegt dat, als dat wordt vernietigd, u zult bekijken hoe men toch dat brownfieldconvenant kan realiseren. Dat is voor mij dus nog niet duidelijk. Bent u mee in die logica? Ik had immers begrepen na het jongste actualiteitsdebat dat dat de logica was: we wachten op de Raad van State en als het project niet kan, dan sneuvelt het juridisch. Of zegt u dat dat niet zo is? Ik meen daarnet uit een van uw antwoorden te hebben begrepen dat u dan toch nog altijd wilt bekijken hoe u dat brownfieldconvenant kunt realiseren.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ook namens onze fractie dank voor de opheldering die u geeft. Ik denk dat het goed is dat dat nu duidelijk is. Op mijn laatste vraag, namelijk of de Vlaamse Regering en uzelf heil zien in een Uplace light, hebt u echter eigenlijk niet geantwoord. Daarom zou ik graag mijn vraag daaromtrent willen herhalen.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik kan heel eenvoudig afkloppen wat die twee vragen betreft. Er is geen beslissing van de Vlaamse Regering over wat er gebeurt na de Raad van State, tenzij ik die heb gemist. Ik heb dat in geen enkele beslissing gezien. Ik weet dat dat in het actualiteitsdebat aan bod is gekomen, maar ik houd me aan de beslissingen van de Vlaamse Regering, of beslissingen in het parlement. Voor de rest zegt het brownfieldconvenant dat ik op elk moment moet proberen dat convenant te realiseren. Dat is een verplichting: niet onwettelijke zaken doen, maar bekijken of het kan. Dus, als er een nieuw gegeven is, zal ik opnieuw bekijken of het kan. De conclusie kan dan zijn dat het inderdaad niet kan, of dat het door het zo en zo te veranderen wel kan. Dat zal dan binnen de Vlaamse Regering worden bekeken. De voorwaarde van het brownfieldconvenant, dat door alle partijen gesloten is, is echter dat men de nodige inspanningen moet doen om dat convenant te realiseren. Dat is een inspanningsverbintenis. Op de dag waarop ik beslis niet alle inspanningen te doen, dan voldoe ik niet meer aan wat in het convenant is gezegd. Ik denk dat voor iedereen ook heel duidelijk is dat dat door de andere partijen ook zou kunnen worden aangegrepen. Men zou kunnen zeggen dat we niet alle moeite hebben gedaan. Dus ik doe alle moeite, en voor de rest houd ik me aan de beslissingen van de Vlaamse Regering.
Ik weet niks van een Uplace light. Ik heb de gesprekken niet gevoerd. Ik heb nog geen verslag gekregen van de voorzitter-onderhandelaar. Hij moet dat trouwens aan de stuurgroep doen, en niet aan mij. Heeft hij ideeën? Ik weet het niet. Ik heb niet Uplace light erin gezet. Hij heeft gesprekken gevoerd om te zien hoe men het brownfieldconvenant kan realiseren. Door iets te wijzigen? Ik weet het niet, want ik heb geen verslag gekregen, en het hoort ook niet dat ik dat in eerste instantie zou krijgen. Dat is aan de stuurgroep, en daarvan heb ik gezegd dat er geen timing is vooropgesteld bij de vraag om eens rond te gaan. Het is aan hem om met de stuurgroep te beslissen om een verslag te maken of iets voor te stellen. Ik weet niet wat hij gaat doen. Het is geen opdracht van ons, dus ik heb daar ook geen zicht op. Hij heeft duidelijk als opdracht het realiseren van het brownfieldconvenant. Ik hoop dat jullie ook begrijpen dat dit is wat er normaal gebeurt, wat altijd gebeurt: bij elk brownfieldconvenant moeten wij onze contractuele verplichting om alle inspanningen te doen om het convenant te realiseren waarmaken. Ik denk dat de voorzitter-onderhandelaar dat hier opnieuw doet, en dat is ook zijn job.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.