Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Bij de bespreking van het decreet over wijk-werken hebben we met aandrang bijzondere aandacht gevraagd voor de toeleiding van werkzoekenden naar seizoensarbeid in de landbouwsector. Tot eind dit jaar kan de sector een beroep doen op het PWA-systeem, waarbij een afwijking van het aantal uren per kalendermaand, passend in het totaal aantal kalenderjaaruren, mogelijk was. Het is precies deze flexibele toepassing in afwijking van het standaard uurrooster dat bij het wijk-werken niet langer mogelijk zal zijn. Het gevolg is dat de toeleiding van seizoenarbeiders naar de landbouw vanuit de werklozenpopulatie in het gedrang dreigt te komen.
U hebt u bij de bespreking van het decreet wijk-werken geëngageerd om dit probleem te bekijken zodat we voor de landbouw een belangrijk flexibiliteitsinstrument kunnen blijven aanbieden en dat seizoenarbeiders kunnen worden ingezet om arbeidspieken op te vangen. Wanneer er geoogst moet worden, valt er geen tijd te verliezen en willen we de landbouwers niet belasten met extra besognes inzake arbeidsorganisatie. Bovendien wordt het PWA-systeem in Wallonië en Brussel niet afgeschaft, waardoor het risico bestaat dat de plaatsen van de Vlaamse werkzoekenden gewoon ingevuld zullen worden door werkzoekenden vanuit het andere gewest.
Ook in het SERV-advies rond de uitvoeringsbesluiten werd aangedrongen op een oplossing voor seizoensarbeid in de landbouw. De sector zelf dringt aan op een overgangsperiode van twee jaar om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie.
Minister, hebt u inmiddels de problematiek van wijk-werken en seizoensarbeid in de landbouw bekeken en daaruit conclusies getrokken? Welke oplossing zult u aan dit probleem geven? Zult u ingaan op de vraag van de SERV om in een overgangsperiode van twee jaar te voorzien?
Minister Muyters heeft het woord.
Vooraleer ik inga op de specifieke vragen rond de landbouwsector wil ik de algemene principes van wijk-werken nog eens herhalen. Het moesten mensen zijn met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. We gingen proberen om te werken aan competentieversterking via maatschappelijk relevante activiteiten bij gebruikers. Verder is de maatregel bedoeld voor mensen die geen parttime job aankonden. Voor mensen die wel halftijds aan de slag kunnen, zijn er andere instrumenten ter beschikking. Dat was de filosofie die we naar voren hebben gebracht.
Het wijk-werken stelt geen maximum aan het aantal wijk-werkers dat op een bepaalde plaats mag gaan werken. Het is dus voor gebruikers mogelijk om meer wijk-werkers dan vroeger, in de landbouw bijvoorbeeld, aan te stellen om mee te gaan plukken of seizoenarbeid te doen. In plaats van vroeger vijf mensen aan te werven die veel meer uren deden en meer dan parttime, zou men er tien kunnen aanwerven die maar een parttime doen.
Zoals ik had afgesproken, hebben we met de landbouwsector en zeer constructief overleg gehad. We hebben hen duidelijk gemaakt welke andere vormen van werkplekleren er zijn die binnen de sector kunnen worden gebruikt. De sector zelf heeft gezegd dat ze daarover informatie- en sensibiliseringsacties zullen opstarten in samenwerking met VDAB. Op deze wijze worden meer werkzoekenden met meer diverse profielen geïntroduceerd in de sector, wat de instroom in de sector moet bevorderen.
Daarnaast willen we ook opmerken dat, specifiek voor de sector, er bij VDAB een speciale ‘fruitcel’ actief is. Deze ‘fruitcel’ kent de werkgevers uit de sector en kan worden aangesproken om specifieke oplossingen te helpen zoeken.
Voor seizoenspieken bestaat er ook nog zoiets als de plukkaart. De plukkaart is een specifieke regeling, een uitzondering eigenlijk, op de reguliere arbeidswetgeving, die extra mogelijkheden biedt voor de sector. Interimarbeid met dag- en weekcontracten kan daarnaast een oplossing bieden voor de seizoensarbeid. We hebben dit met de landbouwsector besproken, zij zien ook wat wijk-werken zou kunnen betekenen in de nieuwe invulling en wat we met de andere instrumenten die nog te weinig worden gebruikt – ik denk aan werkervaringsplaatsen en dergelijke – kunnen doen. Laat ons eerlijk zijn, het werkervaringstraject start pas op 1 januari voor een aantal mensen.
Het SERV-advies vermeldt dat de sector zelf vraagt naar een overgangsperiode van twee jaar. Maar in datzelfde advies – en dat is toch ook wel belangrijk – geven de sociale partners unaniem aan dat het belangrijk is dat de maximumgrens van het aantal uren wijk-werkprestaties wordt gerespecteerd. De SERV en de sociale partners zeggen dus zelf: ‘geen extra uren voor een of andere sector’. Er wordt gesteld dat de huidige afwijking binnen het PWA-systeem niet meer mogelijk zal zijn in het systeem van wijk-werken.
Met al deze informatie zal ik zien of ik het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) moet aanpassen of niet. We hebben daar binnenkort een interkabinettenwerkgroep (IKW) over. Daarna zal ik zien of we het BVR moeten aanpassen naar die specifieke doelstellingen. Naar mijn aanvoelen zal dat niet gebeuren. Na het overleg met de sector en de afspraken die we hebben gemaakt, denk ik eerder van niet, maar we zijn nog in bespreking.
Begrijp me niet verkeerd, minister, we zijn het met u eens dat het huidige PWA-systeem op de schop moet. De principes zijn ons heel goed bekend, en die ondersteunen we ook.
Voor de seizoensarbeid was het natuurlijk altijd een belangrijke meerwaarde. Mijn vraag aan u is dan ook: hoe kunnen we het wegvallen van het wijk-werk gaan oplossen specifiek voor deze sector? Het is heel belangrijk dat u daarover overleg pleegt. Of het meer wijk-werkers moeten worden, dat laat ik over aan uw overleg met de sector. Dat lijkt me praktisch moeilijk te organiseren en nogal bezwarend, maar goed, ik ga me daar niet verder over uitlaten.
In ieder geval, de boeren zijn nog volop aan het oogsten. Ze hebben een aantal zware tegenslagen gehad. We moeten echt wel uitkijken dat we hen in de toekomst alternatieven kunnen aanbieden. We hadden het ook al over stages, een maatregel om 500 euro per maand bij te verdienen, zoals in het zomerakkoord overeengekomen, de flexi-jobsuitbreiding. We moeten constant al die maatregelen meenemen en kijken hoe we de sector maximaal kunnen ondersteunen.
Ik volg het met u op. We hebben daar zeker en vast nog een bespreking over. Ik denk dat de sector samen met u aan de tafel moet zitten om dit in goede banen te leiden.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Dank u, minister, voor het overleg dat u gepleegd hebt met de sector, omdat het parlement ook heeft aangegeven dat het een probleem kan vormen.
Ik denk – maar ik spreek nu in persoonlijke naam – dat het toch wel belangrijk is dat we in een overgangsperiode voorzien. U hebt duidelijk aangegeven dat er nieuwe middelen zijn die kunnen worden ingezet, die niet gekend zijn in de sector. Dat heeft tijd nodig om dat te implementeren. Het zou erg zijn mochten de appels en de peren niet kunnen worden geplukt op het ogenblik dat ze aan de bomen hangen.
U geeft aan dat het overleg met de sector wel goed verloopt. Er moeten voldoende handen zijn op het juiste ogenblik.
Het is, lijkt mij, niet altijd zo eenvoudig zoals u het nu voorstelt: men kan nu vijf werkers hebben en in het nieuwe systeem kan men er tien hebben. Men moet ook de ruimte hebben om tien mensen te laten plukken. Men moet het materiaal hebben om hen te laten plukken. Het is niet zo eenvoudig om de tijd die een persoon kreeg te verdelen over twee personen. Het is een van de maatregelen, maar laat dan de sector de kans om de nieuwe maatregelen te leren kennen. Daar hebben wij allemaal belang bij, dat ook de andere maatregelen in de sector geïntroduceerd worden.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, ik ben ook erg blij te horen van de minister dat er overleg is met de sector, maar ik ben er toch ook wel van overtuigd dat de beste oplossing om die piekmomenten in de landbouwsector op te vangen met instrumenten die eigenlijk niet echt onder het wijk-werk vallen, u hebt het even toegelicht… Het is toch min of meer een andere doelgroep. Als we gaan beginnen met allerlei uitzonderingen in dat nieuwe systeem van wijk-werken gaat het zijn doel voorbijschieten. We mogen de fouten uit het verleden niet opnieuw maken. Dat er een oplossing moet komen voor de seizoenarbeid, is uiteraard evident, maar ik hoor van de minister dat eraan gewerkt wordt.
Ik vind het ook heel belangrijk dat de sector zelf een overleg had met VDAB. Als er activerende maatregelen zijn waarvan ze niet op de hoogte zijn, kunnen ze daar ook stappen ondernemen met VDAB, want er zijn nog mogelijkheden.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
De interessante vraag van mevrouw Talpe riep bij mij een algemene vraag op: mag ik als Vlaming een beroep doen op een Brusselse of Waalse PWA’er?
Dat weet ik eigenlijk niet zo. Ik heb daar nu geen antwoord op. Ik zal het overmaken aan de secretaris, of het kan of niet kan. Ik zou moeten uitzoeken of dat kan. (Opmerkingen)
Het is als Vlaming dus. (Opmerkingen)
U hebt het over een Brusselse werkzoekende. Het hangt er dan van af of dit hoort bij opleiding of niet. Het ene is gewestmaterie, het andere gemeenschapsmaterie. Het probleem is dat er een deel gewest- en een deel gemeenschapsbevoegdheid is. De vraag is of wijk-werk bij de gemeenschaps- of bij de gewestbevoegdheid hoort. Afhankelijk daarvan is het antwoord of men er een beroep op kan doen of niet, want het is niet de Vlaamse wetgeving – van de cliënt – die van toepassing is, maar die van de werkzoekende. Bemiddelen wij de werkzoekende, dan is het een Brusselse bevoegdheid; geven we opleiding, dan is het een Vlaamse bevoegdheid. De vraag is waar dat zit. Ik zal het navragen. Naar mijn gevoel is het opleiding en dan is het ja. Ik zal het navragen om zeker te zijn. Dat is de context.
Als u dat hierop toepast, dan betekent dat toch dat landbouwbedrijven… Als een Vlaams landbouwbedrijf op Vlaams grondgebied een beroep doet op een werkzoekende uit Brussel of Wallonië, dan kan dat. In de PWA-wetgeving…
Neen, uit Wallonië niet. (Opmerkingen)
Wij kunnen geen toeleiding doen van die mensen. (Opmerkingen)
De wijk-werker gaat voor iemand van de Vlaamse Gemeenschap werken. (Opmerkingen)
We zullen dat moeten uitklaren, anders krijgen we hier een oeverloos debat.
Ik zal dat uitklaren. Volgens mij kan het niet.
We kunnen dan nog verder gaan. Maar kan een Nederlander dan bijvoorbeeld komen wijk-werken? Als een Waal dat kan, kan een Nederlander dat toch ook?
Nog één opmerking, als VDAB de selectie doet wie in aanmerking komt voor wijk-werken volgens de definitie die we hebben goedgekeurd, zijn dat mensen die niet meer dan een parttime aankunnen. Dan is het heel raar dat we hen meer dan parttime gaan inzetten. Dat is een bemerking.
Met de gegevens die er zijn en het overleg dat er is geweest, ga ik met de Vlaamse Regering na of we het BVR moeten aanpassen en wat we moeten doen met de overgangstermijn.
Minister, ik ben heel blij dat u dat ook inziet en dat u tot een oplossing wilt komen samen met de sector.
Ik kan mevrouw Claes wel ergens volgen dat er een omkadering moet komen voor de overgangsperiode. Of dat een uitstel moet zijn, laat ik in het midden. We moeten wel heel voorzichtig zijn met het toestaan van uitzonderingen voor de een of de andere.
Ik blijf dit alleszins opvolgen en ik zal u hierover nogmaals bevragen eens de plannen wat meer concreet zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.