Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voorzitter, minister, we hebben in het regeerakkoord ingeschreven dat we zouden inzetten op grootschalige en ambitieuze speerpuntclusters, met de bedoeling om dat te beperken tot een bepaald aantal. Voor deze speerpuntclusters geldt dat ze voor een voor Vlaanderen strategisch domein, in een samenwerkingsverband tussen de triple helix, zijnde ondernemingen, kennisinstellingen en overheid, een ambitieuze langetermijnstrategie en competitiviteitsprogramma ontwikkelen en uitvoeren.
Op vrijdag 9 juni 2017 ondertekenden de drie speerpuntclusters Catalisti – chemie en kunststoffen –, SIM – slimme materialen – en VIL – duurzame logistiek – in het bijzijn van de minister-president, minister Weyts en uzelf, minister, het clusterpact. Ook Flux50 was al getekend. En ik veronderstel dat er nog een aantal in de pijplijn zitten. Deze clusterpacten leggen het engagement vast van de clusterorganisatie, de clusterleden – bedrijven en kennisinstellingen – en de overheid.
Minister, welk engagement wordt er gevraagd van de verschillende clusterpartners in ruil voor de financiering? Hoe ziet u de maatschappelijke meerwaarde op lange termijn van deze drie clusters? Hoe verzekert u zich er van dat de kmo-wereld mee is in dit innovatieverhaal? Zult u nog andere beleidsmaatregelen nemen teneinde deze clusters aan innovatie te kunnen laten doen?
Ten slotte had ik nog een vraag, maar daarin was een foutje geslopen. Mijn vraag was: wat is de timing voor de ondertekening van de overige twee clusterpacten? Maar Flux50 is al getekend. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Het is opgestart, maar nog niet getekend? Oké. Wat is daarvan de timing? En wat is de timing voor de ondertekening van het clusterpact van de voedingsindustrie, Flanders’ FOOD?
Minister Muyters heeft het woord.
De clusterpacten leggen uiteraard de engagementen vast van én de clusterorganisatie én de clusterleden én wij als de overheid. Het engagement dat we als overheid aangaan, is niet niets. Het gaat om maximum 500.000 euro per cluster per jaar die wordt uitgetrokken en dat voor een termijn van tien jaar.
Maar voor wat, hoort wat: mijn filosofie is dat de bedrijven niet het gevoel mogen hebben van ‘baat het niet, dan schaadt het niet.’ Nee, nee, ze moeten zelf ook een sterk engagement nemen. Ik eis dat ze een zelfde bedrag vastleggen als de overheid, eveneens voor tien jaar. 50 procent van de financiering van de clusterwerking moeten zij dus mee op tafel leggen.
Heeft die cluster meer dan dat miljoen per jaar nodig voor de werking, dan moet het vanuit de bedrijven komen. Bij mij ligt de grens op 500.000 euro.
Daarnaast – en dat is toch ook belangrijk – hebben we dit jaar 50 miljoen euro ter beschikking voor onderzoeks- en innovatieprojecten die de clusters kunnen uitvoeren om de competitiviteit van hun leden te ondersteunen. Dat is een belangrijk engagement vanuit de overheid. Daarnaast – en je mag dat niet onderschatten – hebben de betrokken ministers zich geëngageerd om oplossingen te helpen vinden voor specifieke problemen of knelpunten die die clusters zouden kunnen ondervinden bij het realiseren van projecten. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat je voor een aantal proeven regelluwe zones zou moeten creëren. Of aan het internationale project met de zelfrijdende auto, waarbij we de toelating moeten hebben om zelfrijdende auto’s op wegen te kunnen proberen. De betrokken ministers gaan daar dus aan meewerken.
De clusters engageren zich op hun beurt om een grote hefboomwerking op te zetten met de toegekende middelen. Voor elke euro steun in die projecten verwachten wij dus niet een euro terug van hen, maar wel een aanzienlijk bedrag. Het hangt af van project tot project hoeveel de steunpercentages kunnen zijn.
Daarenboven gaan we ervan uit dat de bedrijven voortwerken met de resultaten van die projecten en zelf bijkomend investeren. Want de eerste schil van het onderzoek doen we samen met de verschillende bedrijven. Maar als ze daarop willen voortwerken, moeten ze dat zelf financieren. We gaan ervan uit dat ze dat effectief met eigen middelen doen.
Van de kenniscentra verwachten we dat ze hun onderzoeksagenda samenleggen met de roadmaps van de clusters en zo bijkomend onderzoek opstarten dat gerelateerd is met het clusteronderzoek. Die gerealiseerde hefboomwerking is voor mij een belangrijk element bij de toekenning van projectmiddelen en de evaluatie van de clusterwerking.
Elk van de betrokken speerpuntclusters engageert zich in zijn clusterpact ook om een actieve rol op te nemen in de transitiedomeinen Visie 2050 rond circulaire economie, Industrie 4.0 en energie. Los daarvan hebben de projecten van de clusters vaak een relevante maatschappelijke component.
Bij SIM, Catalisti en VIL is de betrokkenheid van kmo’s vastgelegd met key performance indicators (KPI’s) in de speerpuntcluster zelf. Op die manier is de betrokkenheid dus gegarandeerd. Ik heb bij alle drie de clusters de opstart gedaan. Je zag bij het aanwezige publiek dat de kmo’s er gewoon bij zijn, dat ze meedoen. Dat zit dus eigenlijk wel goed.
Specifiek voor de speerpuntclusters is er, zoals ik al zei, het bijkomende engagement voor een langetermijnstrategie/competitiviteitsprogramma. Zoals ik al zei, kunnen ze over geoormerkte middelen beschikken voor hun innovatieve projecten.
Daarnaast worden er eveneens projectoproepen ten behoeve van de clusters gelanceerd. Zo is er momenteel een specifieke oproep voor interclusterprojecten in voorbereiding.
Waarom een interclusterproject, mijnheer Gryffroy? Omdat we denken dat er tussen de clusters ook nog eens informatie-uitwisseling moet zijn. En natuurlijk zijn er binnen Horizon 2020, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en andere, mogelijkheden voor de speerpuntclusters en hun bedrijven om daarop in te tekenen.
De clusterpacten van Flanders’ FOOD en Flux50 zijn momenteel in opmaak. Ik kan geen exacte timing geven, maar ik verwacht dat we na het reces en voor het einde van dit jaar ook die twee clusterpacten kunnen tekenen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: het concept van speerpuntclusters vind ik fantastisch, omdat je bedrijven samenbrengt – weliswaar met een kleine wortel, maar zo werkt het nu eenmaal. Een element dat u daarnet aankaart en dat ik heel interessant vind, zijn de regelluwe zones, die waarschijnlijk op een bepaald ogenblik als vraag vanuit een van deze of meerdere clusters zullen komen. Zo van ‘als we dat eens zouden kunnen toepassen in een bepaalde regio, op een bepaald tijdstip of over een bepaalde periode’, om op die manier een aantal zaken een aantal zaken uit te testen.
Ik heb twee bijkomende vragen. Is er ergens een soort engagement gevraagd dat er een synergie moet zijn tussen clusters? (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Kunt u dat straks dan nog eens herhalen? Zeker bij Flux50 dat wordt opgericht, zal er een synergie zijn met alle andere clusters.
Maar ik was inderdaad aanwezig bij, niet de oprichting, maar de opstart of hoe je het ook wilt noemen. Het was in de gebouwen van Proximus. Ik heb daar inderdaad alle mogelijke soorten bedrijven gezien.
Ik heb achteraf toevallig gesproken met andere bedrijven. Zij waren zelfs niet op de hoogte van het ontstaan van die speerpuntclusters. En dat waren geen kleine jongens. Ik denk dat de trekkers van die clusters dus ook de enorme taak hebben om het ook kenbaar te maken. Ik denk dat er misschien zelfs meer bedrijven geïnteresseerd zijn dan er nu al zijn opgenomen.
De vraag is dan: is het de taak van de cluster zelf om dat te doen? Of kunnen wij als overheid nog meer doen rond de kenbaarheid?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Het is een interessante vraag over een interessant onderwerp. We steunen allemaal de aanpak met de clusterpacten en de speerpuntclusters.
Ik heb een gelijkaardige bezorgdheid als collega Gryffroy over de betrokkenheid van de kmo’s en het verbrede verhaal, waarbij de bedrijven en onderzoeksinstellingen uit de ene cluster uiteraard ook linken moeten kunnen leggen met die andere clusters.
U zegt terecht dat er op de startevents heel wat kmo’s aanwezig waren. Maar hoe zult u concreet de betrokkenheid van die kmo’s kunnen meten en opvolgen gedurende de uitbouw van het project? Het is toch wel belangrijk om daarop te sturen vanuit de overheid, gezien de financiering die wij hier doen.
Er is een tweede vraag die leeft. Er is het O&O-besluit (onderzoek en ontwikkeling), waarbij de verlenging van het steuntraject een belangrijk onderdeel is. Dat is echter nog niet operationeel. Wanneer zou dat operationeel worden? In het O&O-besluit is een verlenging van het steuntraject vastgelegd. Maar dat is blijkbaar nog niet operationeel. Zo kunnen testfases enzovoort ook ondersteuning krijgen. Kunt u daarover wat meer uitleg geven?
Ten slotte is er een derde element. Naast de speerpuntclusters zijn er natuurlijk ook de innovatieve bedrijfsnetwerken. Daarvan zijn er ondertussen veertien goedgekeurd, die dus op korte termijn een groep bedrijven en onderzoeksinstellingen samenbrengen met een heel concrete focus.
In het antwoord op een schriftelijke vraag heb ik gezien dat, waar er initieel 33 projectvoorstellen waren, er uiteindelijk 14 zijn goedgekeurd. Dat wil dus zeggen dat een kleine 20 niet zijn geselecteerd. Gebeurt er nog iets met die 20? Ongetwijfeld zitten daar op ruwe basis wel waardevolle ideeën en concepten in waarmee allicht nog nuttig werk kan gebeuren.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, ik vind dat geen kleine wortel. 500.000 euro per jaar, tien jaar lang en 50 miljoen euro projectmiddelen die geoormerkt worden voor de clusters. Dat vind ik geen kleine wortel, ik vind dat zelfs een serieuze wortel. Ik denk dat er zelden zo’n grote wortel is gegeven voor bottom-up initiatieven.
Wat clusters en interclusters betreft, zullen we, zoals ik zei, een oproep doen om die interclusterwerking te organiseren. Ik heb persoonlijk uitdrukkelijk tegen elk van de clusters gezegd dat ik erop aandring dat men met elkaar contact heeft, dat men van elkaar weet aan welke projecten men werkt en dat ik zelfs hoop dat er interclusterprojecten kunnen komen. Innovatie is voor mij sterk multidisciplinair. Ik denk dat er mogelijkheden zijn tussen voeding en chemie, maar wellicht ook bij de domeinen waar we niet meteen aan denken.
De taak van het kenbaar maken ligt effectief bij de cluster zelf. Voor mij is de bedoeling niet dat er in elke cluster zoveel mogelijk bedrijven zijn: het moeten bedrijven zijn die zich willen engageren en die initiatief willen nemen, die vooruit willen met die clusters.
Het aantal leden is voor mij dus geen criterium. Het is ook geen noodzaak. Het zijn bedrijven die mee willen investeren die ik daar wil in hebben, mijnheer Gryffroy.
Mijnheer Bothuyne, wat de kmo-betrokkenheid betreft, zijn er zelfs KPI’s. Ik heb er daarnet al naar verwezen. We zullen dat verder opvolgen. Ze moeten kunnen worden meegenomen. Zeker wat het digitale betreft, zijn dat heel vaak kleine bedrijven. Die moeten overal kunnen worden meegenomen. Maar ook de klassieke bedrijven die wat kleiner zijn, zitten in de KPI’s. Die opvolging daarrond is verzekerd.
We werken aan het volgende pakket van maatregelen, het O&O-besluit. Ik wil op dat vlak gaan naar eenzelfde filosofie als bij PMV, namelijk dat we niet allemaal instrumenten hebben, maar dat we gaan kijken op welke manier we kunnen helpen. Dat is dus eigenlijk een serieuze verandering. Ik kan nog geen datum geven, maar ik wil dat zeker realiseren. Hoe rapper, hoe liever. Maar het moet ook op een goede manier gebeuren. En we moeten de centen ook op de beste manier kunnen besteden. (Opmerkingen van Robrecht Bothuyne)
Ik kan geen datum geven. Ik hoop het in elk geval.
Een aantal netwerkclusters zijn inderdaad niet goedgekeurd, omdat ze te weinig visionair waren. Het gaat tenslotte weer om een engagement van drie jaar.
In het najaar zal ik een tweede oproep doen. Die mensen zijn effectief verder begeleid. We zullen hen ook verder begeleiden bij een tweede oproep. Het moet nog altijd bottom-up gebeuren. Niet wij schrijven de programma’s, ze moeten zelf innovatief genoeg zijn, visie hebben, weten waar ze naartoe willen met die cluster. Ik wil geen structuren om de structuren en die dan steunen. Het moet resultaat hebben naar de individuele bedrijven zelf. Want anders moeten we het niet op die manier doen en kunnen we beter via een O&O-besluit individuele bedrijven helpen. De cluster moet dus ook een meerwaarde bieden aan de individuele bedrijven.
In het najaar komt er dus een tweede oproep.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Wat ik vooral heel knap vind, zijn de multidisciplinaire interclusterprojecten. U haalt het voorbeeld aan van Catalisti en Flanders’ FOOD. Circulaire economie zit overal in, net zoals energie. We kunnen daar heel knappe dingen doen.
Als alle clusters getekend zijn, Flux50 en Flanders’ FOOD, moeten we misschien eens de kans geven aan de clusters om zichzelf te komen presenteren, te vertellen wat hun strategie is, welke bedrijven aangesloten zijn, wat ze zien rond innovatie enzovoort. We kunnen bijvoorbeeld hoorzittingen organiseren in deze commissie om de mensen de kans te geven zich nog meer kenbaar te maken aan de buitenwereld.
De vraag om uitleg is afgehandeld.