Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Via persberichten vernamen we dat een 52-jarige terminale kankerpatiënte uit Emblem na haar ontslag ten gevolge van een bedrijfssluiting werd geconfronteerd met een toch opmerkelijke disfunctie van de verplichte outplacementbegeleiding voor 45-plussers. Ik heb even moeten zoeken waar Emblem lag. Ik had er nog niet van gehoord. Blijkbaar ligt dat bij Ranst in Antwerpen.
Ik zal dit even verduidelijken. Ondanks het feit dat ze terminaal ziek is, moet ze vier weken ontslagvergoeding inleveren omdat ze outplacement moet volgen, onder meer voor sollicitatietraining, conform de bepalingen in de federale regelgeving met betrekking tot outplacement. Het spreekt voor zich dat, gelet op haar terminale ziekte, de letter en de geest van de wet niet met elkaar overeenstemmen in dezen. De wetgever voorziet in enkele uitzonderingscategorieën, zoals 58-plussers en mensen met een beperking in een beschutte werkplaats, maar voor zwaar zieken is er geen ontheffing van outplacement. Aangezien de wet uiteraard een evolutief gegeven is en niet in alle mogelijke speciale gevallen kan voorzien, hoeft dat niet meteen problematisch te zijn. Bevoegd federaal minister Peeters heeft ondertussen ook al laten weten dat deze casus de aanleiding zal vormen voor een spoedige bijsturing van de regelgeving, zodat mensen die zwaar ziek zijn, toch een volledige ontslagvergoeding zullen krijgen bij een mogelijk ontslag. Het is evenwel nog niet duidelijk, natuurlijk, welke concrete aanpassingen de federale minister van Werk precies zal doorvoeren.
Evenwel wat minder mooi om te zien, was het feit dat, aangezien die verplichting om outplacement toe te kennen een federale bevoegdheid is en de organisatie zelf regionaal moet gebeuren, de RVA en VDAB eigenlijk enigszins de bal naar elkaar terugkaatsen. Daarmee gaan we die praktische problemen natuurlijk niet oplossen. Dat moet zeker ook pijnlijk zijn voor de betrokkene, die natuurlijk echt wel andere zorgen aan het hoofd heeft dan een discussie tussen twee overheidsdiensten.
Vandaar mijn concrete vragen. Minister, gezien de ontwikkelingen die zich sedert het indienen van mijn vraag drie weken geleden hebben voorgedaan, zou ik graag vernemen of u door minister Peeters op de hoogte bent gebracht van de concrete aanpassingen die hij wil doorvoeren aan de outplacementwetgeving, om te voorkomen dat zwaar zieken nog langer onder die verplichting zouden vallen. Heeft er sedert deze casus ook overleg plaatsgevonden tussen de federale en de Vlaamse overheid? Zo ja, zijn er concrete afspraken gemaakt om dit in de toekomst te vermijden? Zo niet, hoe zal er een regeling worden getroffen? Werd VDAB in het verleden reeds geconfronteerd met gelijkaardige voorvallen? Hoe ging men daar dan mee om?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik kan eigenlijk heel kort gaan, want u zei het zelf al: de verplichting inzake de algemene regeling is een uitsluitend federale bevoegdheid. Vlaanderen heeft ter zake geen enkele inspraak of bevoegdheid. We hebben ook geen afspraken daarover gemaakt, en ik heb ook in de toekomst niet in overleg voorzien. Als we dat doen, dan moeten we gaan overleggen over alles wat nog federaal is. Dat lijkt me niet goed en niet nodig.
VDAB heeft, toen het vragen over deze casus kreeg, consequent doorverwezen naar de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (WASO), niet naar de RVA. Dat lijkt me logisch. Het is immers die federale overheidsdienst die in dezen de bevoegde instantie is. Wij hebben dus nooit naar de RVA verwezen. Ik denk dat de RVA naar ons heeft verwezen, maar wij zeggen dat de FOD WASO de juiste instantie is.
Wat ik u wel kan zeggen, is dat we aan de sociale interventiedienst van VDAB hebben gevraagd of er in het verleden nog dergelijke gevallen zijn geweest, en men heeft daar nooit een dergelijk extreem geval gekend. Ik ben echter ook heel tevreden om te horen en te lezen dat de federale minister ter zake de nodige maatregelen zou gaan nemen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Wanneer er wetten worden gemaakt, kan men uiteraard niet alle gevallen proactief inschatten. Ik ben uiteraard ook heel blij dat het federaal wordt aangepakt. Ik denk dat het nooit de bedoeling was dat deze situatie zich zou voordoen. Het jammere is natuurlijk dat het voor die vrouw zelf te laat komt. Ik weet niet in hoeverre daaraan in de praktijk alsnog een mouw zou kunnen worden gepast. Hoe zal die dame in concreto worden benaderd? Misschien kunt u daar nog even op ingaan.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik kan daar niet op ingaan. Dat is uiteraard ook federaal. Wij kunnen die dame niet contacteren om afspraken te maken over federale materie. Wat mij betreft, mag dat worden geregionaliseerd. Dan neem ik meteen mijn verantwoordelijkheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.