Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over het bindend advies van het Europees Hof van Justitie inzake de handelsverdragen
Verslag
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Het Europees Hof van Justitie heeft zich uitgesproken over het handelsverdrag tussen de Europese Unie en Singapore. In haar bindend advies stelt het Hof dat de EU exclusief bevoegd is voor handel. Beslechting van investeringsgeschillen en indirecte investeringen of zogenaamde portfolio-investeringen, die worden gedaan zonder intentie om invloed op het bestuur van en de zeggenschap over een onderneming uit te oefenen, blijven volgens het advies daarentegen een gemengde bevoegdheid waarvoor ook de lidstaten hun goedkeuring moeten geven.
Het advies is duidelijk en dan is de volgende vraag: wat nu? Ik citeer uit een nota van het Europees Parlement hierover: “It is now a matter of policy choice for the Union institutions to draw the conclusions of opinion 2/15 and to consider whether or not to align the scope of the EUSFTA and possibly future trade agreements to the scope of common commercial policy as interpreted by the Court.” Met andere woorden, nu is de bevoegdheidsverdeling duidelijk, maar het vergt een beleidsbeslissing om de ene of de andere richting uit te gaan.
Minister-president, in een eerste reactie reageerde u positief op de uitspraak en wijst u erop dat het advies spoort met de visienota van de Vlaamse Regering over de toekomst van de EU. Daarin pleit de Vlaamse Regering voor een opsplitsing tussen handel en investeringsbescherming: “In de toekomst dient over handels- en investeringsverdragen afzonderlijk onderhandeld te worden. Handelsakkoorden moeten behandeld worden als een exclusieve bevoegdheid van de EU, terwijl investeringsakkoorden gemengde bevoegdheden zijn die de lid- en deelstaten moeten goedkeuren. Investeringsakkoorden kunnen zo beperkt worden tot die lid- of deelstaten die hiermee instemmen.”
Hoe evalueert u het advies van het Europees Hof van Justitie? Het vreemde is dat zowel u als uw Waalse collega Magnette tevreden was over dit advies: beiden vonden dat het hun standpunt staafde. Dan gaan er knipperlichten branden. De vraag is namelijk hoe je het advies leest. Als de handelsverdragen blijven wat ze zijn, lijkt de heer Magnette gelijk te krijgen. Als er een opsplitsing komt tussen handels- en investeringsverdragen, dan kan Vlaanderen daarmee verder en kan de heer Magnette zijn dertien dagen durende symbolische weerstand tegen CETA niet meer herhalen.
Hoe schat u de impact van het advies in voor Vlaanderen? Wat betekent dit advies voor de bestaande dan wel toekomstige handelsverdragen?
Wat betekent dit advies voor de internationale handelsstrategie van Vlaanderen? Als de Unie exclusief bevoegd is, betekent dat immers dat als Vlaanderen een impact wil hebben, we die moeten verzekeren op het moment dat het onderhandelingsmandaat wordt gegeven.
De heer Kennes heeft het woord.
De heer Van Overmeire schetste de situatie goed. Er was een discussie aan de gang binnen de Europese instellingen waarover dat bindend advies werd gevraagd. Nu is er duidelijkheid naar aanleiding van het handelsverdrag met Singapore. Uiteraard heeft dit advies zijn weerslag op alle gelijkaardige toekomstige handelsverdragen.
In zijn advies trekt het Hof van Justitie een duidelijke scheidingslijn. Voor douanerechten, intellectuele eigendomsrechten, kortom handel in de klassieke zin van het woord, maar ook voor milieu en duurzame ontwikkeling zijn de Europese Commissie en het Europees Parlement exclusief verantwoordelijk. Voor geschillenbeslechting en de systemen die daarvoor zijn bedacht, hebben de Europese instellingen geen exclusieve bevoegdheid. Het belang van dit bindend advies is verreikend en heeft repercussies voor de toekomstige handelsverdragen. In feite zegt het Hof dat het type handelsverdragen dat de EU thans sluit, per definitie gemengd zijn.
Minister-president, in een eerste reactie stelde u terecht dat internationale handel werkbaarder wordt gemaakt. Uw ambtsgenoot van het Waals Gewest heeft ook tevreden op het advies gereageerd. Pragmatisch gezien is het advies inderdaad een stap vooruit alleen al vanwege de duidelijkheid.
Wat is uw houding met betrekking tot dit bindend advies van het Europees Hof van Justitie? Wat zijn volgens u de gevolgen van dit advies voor de lopende en toekomstige onderhandelingen over handelsverdragen?
Hoe ziet u de toekomst van de handelsverdragen van het nieuwe type, met andere woorden handelsverdragen die dus ook bepalingen omvatten over diverse aangelegenheden die in verband staan met handel? Dreigt dit advies de toekomstige onderhandelingen niet fors te vertragen?
Hoe moet volgens u het aspect arbitrage geregeld worden? Kan volgens u een handelsverdrag gesloten worden zonder een arbitrageregeling, met andere woorden kunnen de arbitrageparagrafen in toekomstige handelsverdragen apart behandeld worden, los van het verdrag zelf? Zo neen, dreigt het veto van een lidstaat, of zelfs van een deelstaat, zoals we met CETA hebben gekend, dan de inwerkingtreding van een toekomstig handelsverdrag niet te vertragen of op de lange baan te schuiven?
Kortom, wellicht hebben mensen vanuit een verschillende invalshoek elk een andere reden om positief te zijn over de duidelijkheid die is geschapen en zullen ze dat proberen te vertalen in de zin die hun het beste uitkomt. Voor het Vlaams Parlement is het belangrijk te weten wat de Vlaamse Regering hierover denkt.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral benadrukken dat ik het advies van het Hof van Justitie van de Europese Unie verwelkom. Wat mij betreft, is het een ‘mijlpaaladvies’. Vooreerst brengt het advies duidelijkheid in een periode waarin er vooral onduidelijkheid was of de moderne vrijhandels- en investeringsakkoorden, type EU-Singapore, maar nadien ook CETA, die veel verder gaan dan het louter verlagen van tarieven, wel bepalingen mocht bevatten over transportgerelateerde handelsaspecten, regelgevende samenwerking, bescherming van intellectuele eigendom of het regelen van sociale, milieu- en veiligheidsnormen die evenwel geenszins tot nivellering kunnen leiden.
Het Hof is hierover zeer duidelijk. Mijnheer Van Overmeire, u hebt het al geciteerd. Het Hof concludeert: “Uiteindelijk heeft de Unie volgens het Hof slechts voor twee onderdelen van de overeenkomst geen exclusieve bevoegdheid, namelijk voor andere dan directe buitenlandse investeringen (...) en voor de regeling inzake de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten.”
De logica om de meest gecontesteerde ISDS-formule (Investor-State Dispute Settlement) of in CETA een bilaterale ICS-formule (Investment Court System) gemengd te verklaren lijkt me heel helder. Deze regeling onttrekt inderdaad in wezen geschillen aan de rechtsmacht van de lidstaten, en kan dus niet zonder hun instemming worden ingevoerd.
Met dit advies geeft het Hof een maximale invulling en dus slagkracht aan de exclusieve bevoegdheid van de Unie inzake de invulling van de gemeenschappelijke handelspolitiek zoals bepaald in artikel 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De gevolgen liggen voor de hand. Het akkoord met Singapore zal pas volledig in werking treden nadat het is geratificeerd door alle bevoegde parlementen, inclusief het Vlaams Parlement. Als ik me niet vergis, gaat het om een veertigtal parlementen die hun akkoord moeten geven. Ik heb ook nooit iets anders beweerd. Als collega Magnette beweert gelijk te hebben, dan is het op dit punt. Dat gaat over een twintigtal van de duizend pagina’s. Dat met Singapore is inderdaad een gemengd verdrag. Ik heb dat ook altijd gezegd. Ik heb nooit beweerd, zoals bijvoorbeeld voormalig Europees Commissaris De Gucht, dat dat exclusief Europees was. Ik heb altijd beweerd dat het gemengd was, net zoals CETA gemengd was, en dat blijkt ook uit het advies dat Luxemburg heeft gegeven. Dat geldt dus ook, zoals ik al zei, evenzeer voor CETA, ook al was daarvoor al een beslissing genomen om dat akkoord gemengd te verklaren.
Voor toekomstige onderhandelingen zal de Europese Commissie in essentie de volgende twee opties moeten onderzoeken. Ten eerste kan de Europese Commissie aan de lidstaten voorstellen om te blijven werken zoals men dat vandaag doet. Dat is een scenario waarbij alle parlementen zullen moeten ratificeren opdat een akkoord volledig in werking kan treden. Ten tweede is er wat ik zou kunnen omschrijven als de Vlaamse weg, namelijk het splitsen van de handelsakkoorden en de investeringsakkoorden. U weet dat ik dat voorstel al in 2015, tijdens de CETA- en de TTIP-onderhandelingen, heb bepleit. Het staat trouwens ook in onze EU-visienota, en is ook opgenomen in de Vlaamse handels- en investeringsstrategie.
Als de EU-instellingen die laatste optie zouden volgen, dan hoeft dat volgens mij de onderhandelingen niet te vertragen. Integendeel, dan kan de Europese Commissie over de handels- en investeringsakkoorden apart onderhandelen als ze eenmaal daartoe een mandaat heeft gekregen van de Raad. Ofwel kan ze beslissen om de beide onderhandelingen parallel te voeren. Of ze kan de onderhandelingen in hun geheel voeren, maar dan juridisch de twee luiken van elkaar loskoppelen en die die in twee verdragen gieten.
Dit advies zal nu binnen de Raad worden besproken. Ik wil erop wijzen dat minister Reynders intussen in de Kamer heeft verklaard dat hij ook die weg die ik de Vlaamse weg noem, volgt, en dus een opsplitsing zal bepleiten in de Raad.
Het lijkt me in elk geval niet problematisch om de Commissie een mandaat te geven voor een handelsakkoord en een afzonderlijk mandaat voor een investeringsakkoord. Je kunt een mandaat geven voor de beide tegelijk, zoals bij CETA. In dat geval moet de Raad instemmen met twee afzonderlijke akkoorden die onder hetzelfde mandaat vallen, maar via een andere wetgevende procedure ten uitvoer zullen worden gelegd.
Het uitblijven van de goedkeuring van het akkoord met Singapore en de hele CETA-saga hadden de Europese positie als geloofwaardige onderhandelingspartner internationaal uiteraard geen deugd gedaan. Ongeveer bij elk bezoek van een buitenlandse regeringsleider krijg ik die vraag. Ik heb vanmorgen nog de gouverneur-generaal van Nieuw-Zeeland ontmoet. Ook die dame heeft een vraag gesteld over het toekomstige verdrag tussen de EU en Nieuw-Zeeland en hoe dat in de praktijk zal verlopen. Het is duidelijk dat iedereen weet heeft van de saga die zich heeft voorgedaan.
Mijn mening is dat op deze manier de Europese Commissie de nodige slagkracht heeft. Ik ben ervan overtuigd dat heel wat lidstaten die weg genegen zullen zijn. Het moet natuurlijk nog allemaal worden besproken.
Dat impliceert – en daarmee ga ik een beetje in op wat u hebt gezegd, mijnheer Van Overmeire – dat er inderdaad een mandaat moet zijn inzake handel, en het is met een gekwalificeerde meerderheid dat dat mandaat wordt verleend. We weten echter natuurlijk ook dat er geregeld terugkoppeling is over dat mandaat. Dat is niet één keer een mandaat geven en dan helemaal op het einde zien wat het resultaat is. Die aanpak is niet zo nieuw, denk ik. Vóór het Verdrag van Lissabon onderhandelde de Europese Commissie over handelsakkoorden voor de lidstaten, maar waren het de lidstaten die over de investeringsverdragen onderhandelden, dus bilateraal. De Vlaamse weg sluit dus weer aan op wat gangbaar was vóór het Verdrag van Lissabon.
In de jaren 1956-1957, bij het sluiten van het Verdrag van Rome waren de zes stichtende lidstaten het er al over eens dat handel een exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie is. Toen was dat nog de Europese Economische Gemeenschap.
Ik denk dat dit zorgt voor meer slagkracht en ook perfect spoort met het subsidiariteitsprincipe. Ik heb al herhaaldelijk gezegd dat er eigenlijk maar één hefboom is om internationaal op te treden, namelijk de weg van de EU. Dat is de enige speler op wereldniveau. U weet dat president Trump heel lang in de overtuiging leefde, of althans de mening was toegedaan dat hij een bilateraal akkoord met Duitsland kon sluiten, tot iedereen in de EU hem duidelijk heeft gemaakt dat dat een bevoegdheid van de EU is. Dat is zo gewild van bij de stichting. Ik heb ook in deze commissie gezegd dat dit naar mijn mening een bevoegdheid is van de EU sinds 1 januari 1958.
Het is natuurlijk zo dat de democratische goedkeuring door het Verdrag van Lissabon is verbreed: het is niet alleen meer de Raad, maar de Europese wetgevende macht die finaal moet goedkeuren, en dat is zowel de Europese Raad als het Europees Parlement. Dat legt ter zake dus ook een grotere verantwoordelijkheid bij het Europees Parlement.
Het advies van het Hof bevestigt dus in de feiten de praktijk zoals die is ontwikkeld sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Rome. Dit advies heeft geen impact op de Vlaamse handelsstrategie. Integendeel, het bevestigt de visie die ik heb ontwikkeld in die Vlaamse handelsstrategie.
We gaan nu afwachten wat de standpunten zijn van de diverse lidstaten daaromtrent. Daar zullen besprekingen over worden gevoerd binnen de Raad. De keuze blijft immers, natuurlijk: men kan nog altijd zeggen dat er gemengde verdragen moeten worden gemaakt. Mijns inziens zou dat ertoe leiden dat er absoluut geen slagkracht is en dat we een sukkelstraatje zullen blijven bewandelen als het erop aankomt om internationale handelsverdragen te sluiten. Ik hoop dus dat de lidstaten zich in meerderheid gaan aansluiten bij deze visie.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Mijn eerste bijkomende vraag is eigenlijk al beantwoord. Ik wou weten welke indicaties u hebt dat men binnen België bereid zou zijn om de Vlaamse weg te volgen, om te gaan voor die splitsing tussen handel sensu stricto en investeringen, maar als u zegt dat minister Reynders bereid is om die weg te volgen en dat standpunt te verdedigen, dan is dat goed nieuws.
Mijn tweede vraag is veeleer een opmerking, een bekommernis. Zelfs indien die splitsing juridisch mogelijk is, welke indicaties hebt u dan dat men op het niveau van de EU ook politiek bereid is om die weg te volgen? Je komt immers natuurlijk tot een merkwaardige situatie, waarbij de EU gaat onderhandelen met een partner, maar dan wel de voetnoot moet maken dat men wel zal zien welke lidstaten en welke regio’s uiteindelijk het akkoord over investeringen alsnog zullen ratificeren. Je krijgt dan dus misschien een soort lappendeken, in het meest extreme geval, of toch een groot vraagteken als het gaat over de mate waarin het akkoord over de investeringen dat dan wordt bereikt, overal in de EU toepassing zal krijgen. De vraag is dus – het is meer een opmerking dan een vraag – of de dertien dagen van Paul Magnette als politiek signaal voldoende zwaar wegen om die EU die Vlaamse weg te laten volgen. Dat is iets dat zal moeten blijken, natuurlijk.
Vlaanderen zit daar natuurlijk heel dicht op. We zijn sterk betrokken. Het zou echter ook weleens kunnen dat de overgrote meerderheid van die lidstaten oordeelt dat, hoewel we dat één keer hebben meegemaakt, dat zich wellicht niet opnieuw zal voordoen. Of misschien vindt men dat die dertien dagen dat men moet wachten of in spanning wordt gehouden, niet opwegen tegen het feit dat we gaan onderhandelen, maar uiteindelijk in de situatie kunnen terechtkomen dat een deel van de lidstaten of de regio’s alsnog niet zouden ratificeren. Dat is een bedenking die ik maak. Juridisch kan het natuurlijk. De vraag is of de EU politiek die weg zal inslaan.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister-president, ik heb geen aanvullende bemerkingen. Ik dank u voor het antwoord.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister-president, in ieder geval is er een duidelijk advies, zoals u het zelf ook hebt geformuleerd. Voor de rest is het aan de politiek om verder stappen te zetten en te beslissen welke houding men zal aannemen. Wat sowieso al zeker is, is dat de handelsverdragen sowieso de exclusieve bevoegdheid zijn van Europa. De heer Van Overmeire heeft in het begin van zijn vraag nog even gewezen op het belang van het mandaat. Het belang van dat mandaat wordt hiermee eigenlijk des te groter. We moeten bekijken welk mandaat wordt gegeven, vanuit de nationale parlementen. Het is wel Europa die dat geeft. Ik heb dus vragen bij de transparantie wat die mandaten betreft. Dat is nog niet vrij open. In een aantal dossiers hebt u zelfs een poging gedaan om dat openbaar te krijgen, en dat is niet gelukt. Als u dan toch gesprekken moet voeren, dan zou ik u met het oog op de toekomst echt willen vragen om het belang van het mandaat dan ook mee te nemen, ook wat de nationale parlementen betreft, waar mogelijk.
Er is de mogelijkheid om een scheiding te maken tussen de handelsverdragen en de investeringszekerheid. Die dertien dagen liggen hier blijkbaar heel zwaar op de maag. Een deelstaat heeft gebruikgemaakt van zijn democratisch recht om wat vragen te stellen. Er is de saga omtrent vrijhandelsakkoorden. Ik vind dat eigenlijk een goede zaak. Eigenlijk heeft dit advies dat ook bevestigd. We kunnen niet meer doen alsof het ‘business as usual’ is. We moeten kijken naar de handelsakkoorden en ook naar de investeringsakkoorden van de toekomst. Ik ben in ieder geval heel blij dat het op de agenda staat, dat veel mensen er bewuster mee omgaan, los van de vraag of men politiek al dan niet akkoord kan gaan met het resultaat dat op tafel wordt gelegd. Minister-president, u kunt vinden dat het een sukkelstraatje is om handelsakkoorden te sluiten, die dan toch op een of andere manier worden gesloten. Aan de andere kant van ons land denkt men waarschijnlijk dat te kunnen tegenhouden. Dat is een andere politieke samenstelling, en dat is evengoed een andere mening. Hoe men het ooit draait of keert, het belang van die mandaten zal in ieder geval toenemen. Hoe zullen wij daar in de toekomst mee omgaan? Hoe gaan we dat controleren?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Van Overmeire, ik heb u alleszins gezegd wat minister Reynders in de Kamer heeft gezegd. Dat betekent nog niet dat dit het interfederale standpunt is. Dat zal worden bepaald door alle entiteiten samen, dus daar zullen Wallonië en Brussel ook hun zeg over doen. Ik sluit niet uit dat we daarover niet tot een eensgezind standpunt komen. Dat weet ik niet. Wel is het natuurlijk zo dat ook collega Magnette eigenlijk in hoofdzaak problemen heeft gemaakt met betrekking tot de arbitrage en ICS, en veel minder over de handelsverdragen op zich. We weten ook dat die handelsverdragen eigenlijk zeer evenwichtig waren, ten zeerste uitgingen van faire bepalingen, uitsluitend wat naar onze mening moest worden uitgesloten. Ik sluit dus niet uit dat we daar wel overeenstemming over bereiken, maar ik weet dat niet.
Als men in die richting zou gaan, dan is het evident dat het geven van de mandaten met een gekwalificeerde meerderheid moet gebeuren. Mevrouw Turan, het klopt dat het mandaat op dat moment belangrijk is. Dat is ook wat ik heb gezegd aan collega Magnette. Ik heb nooit zijn democratisch recht betwist, of dat van het Waals Parlement, om daarover te debatteren, om daarover opmerkingen te maken, om daarover een opinie te uiten. Ze hebben ook die volheid van bevoegdheden. Ik heb dat ook gezegd met betrekking tot Singapore: het is gemengd, en dus moet men alle consequenties daarvan aanvaarden. Ik heb toen alleen gezegd dat het zeer laat was, helemaal op het einde van de procedure, om nog in de interpretatieve verklaring te proberen iets te wijzigen aan een verdrag dat eigenlijk rond was, en waar ook geen jota meer aan is veranderd.
Het is ‘ius vigilantibus scriptum’. Je moet attent zijn, actief zijn, van bij het begin. Die mandaten zijn dus belangrijk. Ik zal blijven verdedigen dat er transparantie moet zijn, dat er leeskaders zijn, dat er terugkoppeling is. Wie a zegt, moet b zeggen. Het gaat niet over een blind mandaat, het gaat over een mandaat dat moet worden gegeven met gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Europese Commissie en dat vervolgens, in mijn ogen, vervolgstappen moet hebben, met de mogelijkheid om dat te blijven opvolgen.
Ik denk niet, mijnheer Van Overmeire, dat de problematiek van het lappendeken een groot probleem of grote problematiek is. In feite is dat nog maar sinds Lissabon ook een Europese bevoegdheid geworden, weze het een gemengde bevoegdheid. Voordien waren het allemaal bilaterale bids en die zijn nu ook een lappendeken.
Als men meegaat in mijn redenering en zegt ‘dit is gemengd’ en het staat lidstaten en deelstaten vrij om daarin mee te gaan, dan kan dit, denk ik, geen problemen met zich meebrengen, omdat men daar geen impact heeft op de interne marktwerking. Dat gaat over een investering, per hypothese in Antwerpen of in Napels of in Nice of weet ik waar, en daar is het zaak om te weten of dat investeringsluik daar al dan niet van op toepassing is, met het arbitrageluik. Maar een investering die daar gebeurt, heeft op zich geen impact op de interne marktwerking. Vrijhandel daarentegen natuurlijk wel: als men importeert in Antwerpen, dan heeft dat zijn effect op de hele interne markt.
Naar mijn mening – maar wie ben ik? – moet dat niet leiden tot een verstoring van de interne marktwerking. Dat is ook de praktijk die al die tijd bestaan heeft, met al die bilaterale investeringsverdragen die trouwens nog altijd van kracht zijn in heel veel gevallen. Ik hoop dus dat we er op die manier uit kunnen geraken, ook omdat ik ervan overtuigd ben dat dit de goede oplossing is voor de EU.
Men moet zich niet Europees verenigen om een aantal zaken te gaan doen om dan vervolgens, bij de eerste problemen die zich voordoen bij die aangelegenheden die bij uitstek in aanmerking komen om gezamenlijk te doen, te zeggen dat men het toch niet gaat doen op een manier die beantwoordt aan het verdrag. Het verdrag geeft daar exclusieve bevoegdheid, het Hof is daar zeer, zeer, zeer duidelijk over. Daar is geen enkele discussie over mogelijk. Het is nu aan de lidstaten om daarmee om te gaan. Ofwel gaat men zoals bij het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) en Singapore één groot gemengd verdrag maken, met alle consequenties van dien. Ik sluit niet uit dat het bijzonder moeilijk wordt om dan nog handelsverdragen te gaan sluiten. Ofwel gaat men daar op een pragmatische manier mee om, zoals ik al zeg sinds 2015, die toelaat om eruit te geraken, met de gemengde investeringsverdragen. Ik denk niet dat het lappendeken, om die term te gebruiken, zo enorm zou zijn; ik denk dat het grootste deel van de lidstaten mee zou gaan, maar als er één of twee deelstaten of lidstaten niet meegaan, zal dit geen impact hebben op de interne marktwerking.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.