Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, u herinnert zich vast nog wel dat wij op 20 april 2017, niet eens zo lang geleden, van gedachten hebben gewisseld over de aankondiging van de Federale Regering dat er een miljard euro extra zou worden geleend voor spoorweginvesteringen, wat uitzicht zou bieden op 368 miljoen euro aan spoorinvesteringen specifiek voor Vlaanderen.
Minister, ik ga niet alles herhalen wat er toen is gezegd. U hebt toen wel twee punten aangehaald: ten eerste dat er nog geen eenduidigheid was over hoe en door wie dat miljard euro zou worden gefinancierd, en ten tweede dat u ondanks een schrijven van februari 2017 van u aan minister Bellot met de vraag om het Executief Comité van Ministers van Mobiliteit (ECMM) bijeen te roepen over de spoorinvesteringen, u tot op dat moment, 20 april dus, nog geen enkele toelichting had gekregen van minister Bellot over de beslissing, en dus ook niet over de bedragen voor de spoorinvesteringen.
Uw federale collega heeft erop gereageerd en gezegd dat hij het betreurde dat u twijfel zaaide, terwijl door de Federale Regering wel degelijk is beslist om een miljard euro extra te lenen. Infrabel hoeft daar geen fiat aan te geven, zoals u had gezegd op 20 april, minister. Dat zal middels een lening worden gefinancierd door de Federale Regering zelf. Bovendien beweerde minister Bellot dat hij tot dan toe nog geen enkele vraag van u had gekregen over een verduidelijking met betrekking tot spoorweginvesteringen.
Minister, ik heb dit punt al vaker dan me lief is op de agenda van deze commissie gezet omdat ik de nonchalante wijze niet begrijp waarmee wordt omgegaan met een investeringsagenda die volgens mij extreem belangrijk is voor onze mobiliteit, gelet op het feit dat het spoor de ruggengraat is van ons openbaar vervoer, zoals u het zelf zegt en zoals iedereen in deze commissie al heeft beaamd. Het spoor heeft bijvoorbeeld ook een belangrijke rol in het goederenverkeer.
Minister, hebt u kennisgenomen van de reactie van uw federale collega, minister Bellot? Bevestigt u dat u reeds in februari 2017 gevraagd hebt om verduidelijking te krijgen over de spoorinvesteringen? Erkent u de stelling van minister Bellot dat er geen onduidelijkheid is over de financiering van de spoorweginvesteringen waarvan sprake, gelet op de beslissing van de federale ministerraad, en dat hierbij geen afzonderlijke beslissing over de financieringsmethode noodzakelijk is in de schoot van de raad van bestuur van Infrabel? Hebt u naar aanleiding van de reactie van uw federale collega op uw interventies hier op 20 april, contact opgenomen met zijn kabinet? Zijn er afspraken gemaakt? Zo ja, wat is er afgesproken en hoe moet het nu concreet verder met dit dossier? Wanneer zullen wij volgens u een zicht krijgen op een volledig en politiek afgeklopt meerjareninvesteringsprogramma en de plaats van de Vlaamse spoorprioriteiten hierin?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb kennisgenomen van de reactie van minister Bellot. Ik kan bevestigen dat ik met een brief van 6 februari 2017 gevraagd heb om verduidelijking te krijgen over de spoorinvesteringen, met mijn verzoek om het Executief Comité van Ministers van Mobiliteit bijeen te roepen. Daarvoor werd een datum geprikt, maar die is vervolgens verschoven. Het is nu geprikt voor begin juni.
Wat mijn uitspraken in de marge betreft, in antwoord op een van de vragen die gesteld zijn in deze commissie, weet ik natuurlijk wel dat er in de schoot van de federale ministerraad een beslissing is genomen met betrekking tot de 368 miljoen euro wat Vlaanderen betreft. Dat is opgebouwd op basis van een deugdzame schuld die moet worden aangegaan door Infrabel. Ik heb er gewoon op gewezen dat er nog wel wat watertjes moeten worden doorzwommen, want de raad van bestuur moet ter zake daar ook wel een formele goedkeuring aan geven. Bovendien is er nog de discussie over de ESR-comptabiliteit, dus in welke mate dat miljard euro deugdzame schuld buiten de geconsolideerde begroting kan worden gehouden. Ik had begrepen dat daar nog wat discussie over bestond, die vooralsnog niet is uitgeklaard. Ik hoop dat die uitgeklaard wordt. Ik heb daar gewoon op gewezen.
Nu is volgens mijn informatie Infrabel zijn meerjareninvesteringsplan aan het herzien als gevolg van de beslissing van de Federale Regering van maart. Na goedkeuring van de herwerkte voorstellen van meerjareninvesteringsprogramma door de raad van bestuur, zal de FOD Mobiliteit en Vervoer nagaan of de investeringsplannen van de NMBS en Infrabel op elkaar zijn afgestemd. Je zit daar dikwijls met een gemengde financiering, waarbij de ene en de andere een deel doet, maar er moet een afstemming zijn van beide. Dat is de taak van de FOD Mobiliteit. Dan moet de FOD Mobiliteit het advies van de verschillende spoorwegondernemingen inwinnen over het meerjarenplan van Infrabel, waarna in de Investeringscel Spoor uiteindelijk het politieke debat over de keuze van de spoorinvesteringsprojecten onder leiding van het ECMM kan worden gevoerd met de gewestministers van Mobiliteit.
Dat is de sequens der gebeurtenissen. Er is inderdaad een beslissing genomen door de federale ministerraad. Ik vind het goed dat er al een beslissing is genomen, maar er zijn nog wel wat discussies die moeten worden uitgeklaard. Meer heb ik daaromtrent niet gezegd. Dat blijft de stand van zaken.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik neem er akte van dat u met zoveel woorden en een omweg zegt dat de reactie van uw federale collega eigenlijk zonder voorwerp was. Wat mij vooral interesseert, is wanneer dit land eindelijk zal beschikken over een afgeklopt investeringsplan voor de spoorwegen. Het is in deze commissie al zo vaak gezegd hoe dringend en belangrijk die elf Vlaamse spoorweginvesteringsprojecten zijn. Ik leid uit uw antwoord ook af dat ook wat dat betreft, er nog heel wat water onder de brug zal moeten vloeien. De FOD Mobiliteit moet de plannen van de NMBS en Infrabel naast elkaar leggen. Er moeten adviezen worden gevraagd. Dan pas zal de Investeringscel zich erover buigen. Dan is er politiek overleg en afklopping binnen het ECMM.
Minister, durft u – u bent daar minder concreet in geweest – er een indicatie van timing over geven?
De heer De Clercq heeft het woord.
Het is inderdaad zo dat die contouren die worden geschetst, zij het door Infrabel zij het door onze Federale Regering, stilaan duidelijk worden. Het is belangrijk dat we vanuit Vlaanderen op korte termijn de prioritering van de prioriteringen duidelijk maken. We weten allemaal dat de volledige wenslijst hiernaast geen haalbare zaak is.
Minister, het is belangrijk dat u daar zelf ook mee richting aangeeft, al heb ik er uiteraard vertrouwen in dat u de juiste prioriteiten zult stellen. Ik lees deze week in De Tijd dat u het spoornet in de Vlaamse havens erg belangrijk vindt. Dat is natuurlijk zeer hoopgevend voor een project dat ik maar ook andere collega’s zeer genegen zijn, met name spoorlijn 204, waar we, wat maatschappelijke winst betreft, een enorme vooruitgang kunnen boeken en waar alle neuzen – van werkgevers, provincies, werknemers, stad – in dezelfde richting staan.
Minister, beschikt u ook over mogelijkheden om zelf projecten mee te financieren? Hebt u daar meer duidelijkheid over?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, we hebben in deze commissie het nut van de Vlaamse spoorstrategie al meermaals herhaald. Het is goed dat we een oplijsting hebben van de prioriteiten binnen onze wenselijkheden in Vlaanderen. Het is natuurlijk wel zaak om op het moment dat er effectief een mogelijkheid komt, te investeren en de Vlaamse spoorstrategie te gebruiken. Zoals de collega zegt: de prioritering der prioriteringen zal moeten gebeuren.
Minister Bellot zei in De Tijd van eergisteren dat hij met u zou samenzitten voor de zomer om na te gaan naar welke projecten de 368 miljoen euro zou gaan. Ik begrijp uit uw eerste antwoord dat dit begin juni zal gebeuren. Wat de timing betreft, klopt dat. Ik ben dan wel benieuwd hoe u daarmee verder gaat.
Ik was zelf niet in de commissie van 20 april, maar ik ben aan het twijfelen geslagen. Ik heb uw minister-president in deze commissie uitspraken horen doen dat lijn 18 de prioriteit der prioriteiten is. Ik denk dat dat in Limburg bijzonder goed onthaald is, dat er eindelijk het besef groeit dat dit geen grensregio is maar een regio die centraal ligt in de euregio en die dringend nood heeft aan bijkomend openbaar vervoer, niet enkel aan bussen, maar vooral aan treinen. Daarom denk ik dat die uitspraak van de minister-president zo goed gevallen is. Ik ben dan ook hoogst verwonderd dat u op 20 april in de commissie die uitspraak niet hebt willen herhalen. Wat moeten we daaruit concluderen, minister? Dat die uitspraak vandaag niet meer geldt en dat alles opnieuw open ligt? Of kunt u mij vandaag toch bevestigen dat die uitspraak van de minister-president geen loze uitspraak is en dat u die toch hard zult maken als u begin juni met minister Bellot aan tafel zit? Ik zou daar heel graag duidelijkheid over willen hebben.
Minister, ik blijf mijn vraag herhalen over het mechanisme van de cofinanciering. Volgens mij zijn er op Vlaams niveau in onze eigen begroting nog altijd geen middelen ingeschreven. U hebt op een keer gezegd dat u wou afstappen van die cofinanciering en aan prefinanciering wou doen. Ook daar zijn volgens mij nog geen middelen voor ingeschreven. Ik zou niet graag later in de situatie komen dat de federale overheid lijn 18 wel wou uitvoeren, maar dat Vlaanderen niet klaar was met zijn huiswerk. Dat zou iets zijn wat in Limburg absoluut niet meer zou worden geaccepteerd, na de uitspraken die er in het afgelopen jaar zijn gebeurd.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, in navolging van de commissie van 20 april, waar ik de vraag aan u heb gesteld over de prioritering van de prioriteiten en de reactie van minister Bellot daarop, heb ik aan mijn collega Stefaan Van Hecke gevraagd om minister Bellot eens te vragen hoe het zit met die lening aan Infrabel en wat de stand van zaken is. Als ik het goed heb begrepen, zegt hij gewoon: ‘Infrabel zou vooraf een bedrijfskapitaal kunnen krijgen met een controle achteraf zodat de werken kunnen worden gefinancierd zonder dat Infrabel in eigen zak moet tasten. Een andere mogelijkheid is dat de overheid leent en de facturen rechtstreeks betaalt. In beide gevallen gaat het om een zuivere overheidsfinanciering.’ Ik begrijp dat u zaken veel moeilijker maakt dan hij ze maakt. Ik weet natuurlijk niet wie gelijk heeft, maar ik denk wel dat het vlug duidelijk moet worden wat er precies aan de hand is, want we zijn het wachten toch wel een klein beetje beu.
Het gebeurt niet zo heel vaak, maar ik moet mijn collega Ceyssens voor een heel groot stuk bijtreden. Ik heb op 20 april inderdaad de vraag over de prioritering van de prioriteringen gesteld. Ik was ook verrast dat u niet volmondig hebt gezegd dat lijn 18 belangrijk is omdat het maatschappelijk belang daarvan ook niet te onderschatten valt.
De heer Lallemand is een paar weken geleden tijdens zijn tour door België in Limburg geweest.
En daar deed hij veel gemakkelijker over de investeringen en over de mogelijkheden. Volgens mij was er niet veel aan de hand, op voorwaarde dat hij geld krijgt, en ik heb toch begrepen dat minister Bellot hem geld wil geven, alleen moet de politiek de beslissingen nemen die moeten worden genomen, namelijk vastleggen wat eerst moet gebeuren. En dan zou hij morgen beginnen.
Er is ook gevraagd of hij openstaat voor prefinanciering of cofinanciering. Wat hem betreft, is alles mogelijk. Ik wil de vraag van de heer Ceyssens hier herhalen: hoe staat u tegenover prefinanciering? Want ik heb begrepen dat een bepaalde Vlaamse gouw het wachten echt wel beu is.
De heer Van Miert heeft het woord.
Het belang van de Vlaamse spoorstrategie is door de vorige collega’s al beklemtoond. Ik zal dat dan ook niet herhalen. Minister, ik heb ook begrepen dat u druk blijft zetten op de ketel om die investeringen gerealiseerd te krijgen.
Ik vind wel dat we in deze commissie en ook in plenaire vergaderingen veel tijd stoppen – en dat is niet verkeerd bedoeld, mijnheer Vandenbroucke – in dit onderwerp, dat ook zeer belangrijk is, terwijl ik soms toch de indruk heb dat het Vlaamse niveau weinig in de pap te brokken heeft in deze federale materie.
We hebben het altijd opnieuw over investeringen, en ik weet dat dit een mantra is van u, mijnheer Vandenbroucke. Volgens u dringt deze regering de investeringen terug, wat nefast is. Ik heb er de laatste cijfers bij genomen van de Rail Performance Index (RPI) die vanuit Europa ter beschikking wordt gesteld. Als we die cijfers bekijken, denk ik dat we een andere boodschap kunnen geven aan onze federale collega’s. In 2015 is België met vier plaatsen gedaald, van 12 naar 15 in Europa. Het ligt dus niet alleen aan de investeringen. Wij hebben op twee landen na de hoogste publieke kost voor onze spoorwegen. Alleen Oostenrijk en Zwitserland scoren nog hoger. Als we dan kijken naar het ‘performance level’, dan zien we dat Noorwegen hoger staat dan België met de helft van het budget. Wij scoren maar even goed als Roemenië en Ierland wanneer het gaat over performantie terwijl zij slechts 20 tot 30 procent van het budget krijgen dat onze spoorwegen krijgen. Wij hebben het altijd over investeringen, maar ik denk dat het tijd is dat het niet meer uitsluitend gaat over meer geld voor de NMBS. Het gaat over een bedrijf dat op het vlak van middenmanagement en hoger management – het gaat dan niet over de bestuurder en over de vriendelijke dames die wij in de wagons tegenkomen, daar hoeft niet gesnoeid – dat dringend nood heeft aan een gezondheidsoefening.
Aangezien de collega’s uit Limburg zo hard vechten voor hun project, wil ik toch ook even de aandacht vestigen op de problematiek in Turnhout. Wij willen daar eigenlijk ook wel twee sporen.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik ga terug naar de start van mijn politieke loopbaan in 1988. Ik werd heel snel schepen, en kreeg toen meteen een les in politieke realiteit. Ik had heel veel plannen en ik kon daar een heel verhaal rond breien, maar toen bleek, en dat zei de fractieleider van de oppositie, dat wat niet in de begroting staat, ook niet bestaat. Dat zijn woorden in de wind, dat is praat voor de vaak. Ik had een heel verhaal voorbereid, wereldbestormer, klaar om de wereld te veranderen, maar er stond niets in de begroting, zelfs geen symbolisch bedrag om een ontwerper aan te stellen of een studiebureau onder de arm te nemen. Dat was voor mij een levensles in de politiek. Wat niet in de begroting staat, bestaat niet.
Samen met een aantal collega’s uit Limburg waren wij op 28 april te gast bij Luc Lallemand. Infrabel deed toen een ronde langs de provincies. Het ging over de aanwerving van een aantal nieuwe collega’s. Dat was een heel bijzondere ervaring: mensen werden daar uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek, ze werden ondervraagd en moesten een medisch onderzoek ondergaan en kregen op datzelfde moment nog te horen dat ze zouden worden aangeworven. Zo mochten een aantal mensen uit de biomassacentrale van Langerlo gaan werken bij de dienst bovenleidingen.
Toen we ons mantra opnieuw begonnen af te spelen en onze zorgen wilden uiten, zei de heer Luc Lallemand ons dat wij ook een project kunnen financieren buiten alle mogelijke samenwerkingsovereenkomsten om. Wij kunnen dus geld op tafel leggen, en dan voeren zij dat project uit met het professionalisme dat hun eigen is en op een prijsverantwoorde manier.
Minister, we kennen allemaal minister-president Geert Bourgeois. Dat is een heel serieuze hardwerkende minister-president, maar dat is niet zo iemand van de spontane ontboezemingen, dat is iemand die emoties zeer goed in de hand heeft en die de ratio altijd laat bovendrijven. Hij heeft zichzelf altijd zeer sterk in de hand. En minister-president Bourgeois zei tijdens die toenmalige commissievergadering, en dat was meer dan wij mochten verhopen, dat lijn 18 Hasselt-Neerpelt, de derde Spartacusverbinding, die moet worden gerealiseerd via de NMBS, de prioriteit der prioriteiten was voor de Vlaamse Regering.
Hij heeft dat meermaals herhaald. We hebben dat allemaal gevraagd, en telkens kregen we bevestiging, in hitparadetermen, ‘met stip op één’. Ik heb het niet verzonnen en niemand kan me tegenspreken. De minister-president, met de sérieux die hem aangeboren is, heeft dat toen meermaals uitgesproken.
Minister, het volgende valt dan inderdaad op. In de nabespreking van de commissievergadering van 20 april had iedereen het erover dat u, die ook goed van de tongriem gesneden bent en ook niet bang bent om concreet te zijn, en ik bedoel dat telkens als een compliment, dát niet uitgesproken kreeg. Dat is met stip op één de prioriteit der prioriteiten, mocht u dat ondertussen zijn vergeten, maar we hadden dat natuurlijk heel graag bevestigd gehoord.
Collega’s, ten slotte lijkt het me in ons aller belang om in het huidige meerjareninvesteringsplan van Infrabel, van de spoorwegen, zeker te gaan voor de projecten die nu, op korte termijn realiseerbaar zijn. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de elektrificatie van de verbinding Mol-Hamont. Dat lijkt me uiteraard heel belangrijk. Collega De Clercq heeft inderdaad ook een terecht punt als hij wijst op het derde spoor Brugge-Zeebrugge. Onze partij is één, ‘fort et uni’. Ik denk dus dat we dat vooral ook niet uit het oog mogen verliezen, en dat is dan meer een tactische opstelling.
Minister, wat dat verhaal van die lijn 18 en de prioriteit der prioriteiten betreft, we zitten samen in de meerderheid en we zijn ook loyaal. Dat moeten de collega’s van de oppositie ook begrijpen. Dit is echter wel iets dat door de minister-president is uitgesproken. De objectieve nood wordt ook door niemand betwist. Dat willen we wel heel graag opnieuw bevestigd horen.
Minister Weyts heeft het woord.
Vlaams-Brabant, niemand?
Wat de timing betreft van een en ander, ik heb u de volgorde der gebeurtenissen geschetst. Dat ligt natuurlijk allemaal in federale handen. Ik waag me niet aan een gok daaromtrent. Die van u is even goed als die van mij. Ik ga ervan uit dat we begin juni meer horen en dat ook minister Bellot dan meer zicht heeft op een concrete timing. Ik stel mijn hoop dus daarop.
Wat onze prioriteiten en de vastlegging daarvan betreft, ik wil eerst zekerheid over de bedragen die we ter beschikking zullen krijgen. Neen, de woorden van de minister-president zijn nooit loos, maar ik doe ook geen voorafnames. Ik zal, zoals het hoort, een en ander bespreken in de schoot van de Vlaamse Regering, inclusief scenario’s met betrekking tot alternatieven, afhankelijk van hetgeen wordt voorgelegd. In het kader van die alternatieven is er de prefinanciering en de nog veel moeilijkere cofinanciering, wat dan weer een samenwerkingsakkoord vereist, op basis van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen. Dan heb je ook altijd het gegeven dat daar eerst een financiering van de andere kant tegenover moet staan, en dat je ook bepaalde verhoudingen moet respecteren. Je kunt dus geen projecten prefinancieren of cofinancieren die niet door Infrabel of de NMBS worden opgenomen. Iets dat niet wordt geïnvesteerd, kun je ook niet prefinancieren of cofinancieren. Als we eenmaal zekerheid hebben over, bijvoorbeeld, die 368 miljoen euro en de mogelijkheid tot het aanduiden van spoorprioriteiten wat de financiering van dat bedrag betreft, met de vraag wat onze ruimte ter zake is, dan zal ik ook met het oog daarop aan de Vlaamse Regering een voorstel doen, en dan zullen we daarover vanzelfsprekend collegiaal een beslissing nemen.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Collega Van Miert, uiteraard moeten efficiëntieoefeningen altijd gebeuren. Dat is de plicht van elke organisatie, ook van de NMBS. Ik wijs u er echter op dat de besparingen in de spoorwegen waartoe is beslist, zo diep gaan dat ze óók snijden in het investeringsbudget van de NMBS en van Infrabel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.