Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de toekomst van Flanders Synergy
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Beste collega’s, een aantal jaren geleden werd Flanders Synergy in het leven geroepen, vooral omdat we op die manier werkbaar werk wilden stimuleren, een nieuwe arbeidsorganisatie mogelijk wilden maken en organisaties willen ondersteunen in dat transitietraject.
Er werd een methode ontwikkeld. Het was de bedoeling – of het is zeker de bedoeling geweest – dat Flanders Synergy de methode die ze heeft ontwikkeld, verder uitdraagt naar andere organisaties en tegelijkertijd ook andere sectoren betrekt bij dat innovatief project dat Flanders Synergy toch altijd geweest is.
Mogelijks nog belangrijker is dat men vervolgens de methodologieën die men daar ontwikkelt, kan uitdragen naar andere organisaties en tegelijk ook andere sectoren kan betrekken in een innovatief project.
In het verleden hebben zij de doelstellingen die werden opgesteld, rijkelijk gehaald. Toch werd er besloten dat Flanders Synergy haar betoelaging vanaf 1 april 2017, dus een maand geleden, zou verliezen. Enkel vanuit een innovatieoproep zou zij nog middelen kunnen vergaren.
Private dienstverleners hebben altijd aangegeven dat zij een meerwaarde zagen in de werking van Flanders Synergy in het ondersteunen van transities naar werkbare organisaties en bedrijven. Verschillende andere medewerkers zijn geschoold en opgeleid door Flanders Synergy.
Het overtuigen van andere sectoren is zeker geen gemakkelijke opdracht. Als je op sociaal vlak innoveert, is het niet altijd onmiddellijk duidelijk welke meerwaarde dat geeft. Het overtuigen van andere sectoren is zeker een huzarenstukje. Een organisatie als Flanders Synergy kan daarbij een cruciale rol spelen.
Het belang van werkbare jobs en organisaties is gekend, zeker na de publicatie van de tegenvallende resultaten van de werkbaarheidsmonitor vanwege de Stichting Innovatie & Arbeid. We hebben het daarover nog uitgebreid gehad in de commissie. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) was, sinds deze publicatie, gestart met het uitwerken van een akkoord hieromtrent. We vangen echter op dat dit overleg moeizaam verloopt. In uw antwoord van 9 maart werd aangegeven dat men in het najaar zou willen landen. Ik meen dat men in dat akkoord ook het best een licht laten schijnen over de meerwaarde van een organisatie als Flanders Synergy.
Ik ben blij dat de heer Annouri daarover dadelijk een gelijkaardige vraag stelt. Het is belangrijk dat we samen nadenken over de rol van Flanders Synergy en hoe die mee kan worden ingepast in dat verhaal van werkbaar werk. Geloven we nog in die nieuwe arbeidsorganisatie? Geloven we dat die nieuwe arbeidsorganisatie die Flanders Synergy heeft uitgewerkt, ook op grotere schaal moet worden geïmplementeerd? Dat zijn allemaal vragen die we ons moeten stellen als we een rol willen spelen in Vlaanderen om werkbaar werk in organisaties verder te ondersteunen.
Minister, hoe verklaart u de stopzetting van de betoelaging van Flanders Synergy, ondanks de toch wel goede resultaten – daarover is iedereen het eens?
Wie zal in de toekomst het ontwikkelen van instrumenten en methodologieën stimuleren – want ook dat hebben we nodig –, alsook sectoren mee overtuigen, mee in het bad trekken, zonder dat wij een trekkende, onafhankelijke organisatie hebben zoals Flanders Synergy?
Werden er reeds gespreken gevoerd met Flanders Synergy over de stopzetting van die betoelaging? Wat was de uitkomst van die gesprekken?
Hebt u een zicht op de dynamiek op de private markt in het kader van het begeleiden van organisaties?
Hoe ziet u de toekomst van het werkbare werk in het Vlaamse beleid? Welke rol kan onze Vlaamse administratie nog spelen in het uitwerken van oplossingen en bieden van ondersteuning? Is dat hun rol? Welke rol kunnen ze dan spelen?
Wat is de stand van zaken van de uitwerking van het akkoord van de SERV? Kent u de standpunten en ideeën van de verschillende partners reeds? Zult u als minister aan de SERV suggereren om zijn visie te geven omtrent de toekomst van organisaties als Flanders Synergy? Ziet u dat daarin mee ingepast?
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, ik ben ook zeer tevreden dat mevrouw Claes de vraag heeft gesteld. Ik sluit mij daar dan ook heel graag bij aan.
Minister, een goede twee maanden geleden toonde de werkbaarheidsmonitor bedroevende cijfers over de werkbaarheid van de Vlaamse werknemers. Nooit waren zo weinig jobs werkbaar, nooit kampten meer werknemers met een problematische vorm van werkstress. De beperkte vooruitgang die op het vlak van de gezondheid van onze jobs werd geboekt tussen 2004 en 2013 ging de jongste jaren in één ruk verloren. De werkbaarheidsgraad zakte tot 51 procent, het slechtste resultaat ooit sinds de metingen zijn begonnen. Het groeipad dat de sociale partners én de Vlaamse Regering samen uitstippelden, om tegen 2020 een werkbaarheidsgraad van 60 procent te bereiken, komt hierdoor serieus onder druk te staan.
De dramatische resultaten van de werkbaarheidsmonitor zijn wat ons betreft een jammerlijk neveneffect van het gebrek aan een effectief beleid en investeringen rond werkbaar werk. Ik blijf u vragen om het geweer van schouder te veranderen en opnieuw te investeren in gezonde banen voor de Vlaamse werknemers. Het is enkel met een dergelijke focus dat we de enorme groei van het aantal langdurig zieke werknemers kunnen stoppen, de oplopende kosten van de sociale zekerheid beheersbaar krijgen, en langer werken realistisch maken hier in Vlaanderen.
Ook de sociale partners in de SERV hebben meteen op dit resultaat gereageerd en willen snel een actieplan opstellen dat als inspiratie kan dienen. Maar inzake het engagement van deze regering om het beleid rond werkbaar werk te reanimeren, is het nog steeds wachten op concrete voorstellen van u, als minister van Werk.
Jaar na jaar hebben we moeten vaststellen dat het beleid rond werkbaar werk is verdwenen van uw beleidsagenda, minister. Het is niet de eerste keer dat ik dat zeg. Een van de weinige hefbomen die nu nog overblijven om onze Vlaamse werkorganisaties te ondersteunen bij hun omslag naar een beter werkbare werkorganisatie en bij het innoveren van hun arbeidsorganisatie, is Flanders Synergy. Flanders Synergy wordt sinds acht jaar door u gefinancierd vanuit het beleidsdomein innovatie/economie, eerst als competentiepool, daarna als lichte structuur. Eind maart loopt de tweede vierjarige termijn van ondersteuning af.
Minister, de werkbaarheidsknipperlichten branden. Het zou in deze context logisch zijn dat we een dergelijke katalysator voor het innoveren van onze werkorganisaties zouden versterken. Tijdens werkbezoeken hebben we vaak mogen vaststellen dat werknemers in bedrijven die door Flanders Synergy worden ondersteund in hun omslag naar werkbaar en wendbaar werk geënthousiasmeerd worden, en van een hogere kwaliteit van werk genieten. De cruciale rol die Flanders Synergy speelt, werd vorige maand ook in de recente Toekomstverkenning van het Steunpunt Werk expliciet erkend: “Werk zo organiseren dat mensen hun talent maximaal kunnen inzetten, is een opdracht die bij werkgevers en werknemers ligt. Die opdracht is niet te onderschatten. In Vlaanderen wordt ze onder meer opgenomen door Flanders Synergy.”
Het verbaast mij dan ook om te horen dat de Vlaamse Regering geen nieuwe steun meer uittrekt voor Flanders Synergy.
Minister, vanuit welke argumentatie is die beslissing genomen om die steun stop te zetten?
Welke resultaten heeft Flanders Synergy de afgelopen jaren bereikt? Hoe beoordeelt u zelf, als minister van Werk, deze werking?
Flanders Synergy is een zogenaamde lichte structuur. Waarom werden sommige lichte structuren verlengd via clusterbeleid en andere niet? Is daaraan een evaluatie vanuit het Agentschap Ondernemen voorafgegaan? En zo ja, wat zijn de inzichten en elementen van de evaluatie met betrekking tot Flanders Synergy?
Onze buren uit Nederland vinden we hoog in de toplijst terug inzake innovatie. Daar wordt dan ook duidelijk de focus gelegd op het belang van sociale innovatie. Wat is uw visie hierop? Gaat innovatie enkel over technische innovatie of ook over sociale innovatie, over het verbeteren van de manier waarop in organisaties gewerkt wordt?
Ook verschillende andere EU-landen voeren een veel actiever beleid rond werkbaar werk, bijvoorbeeld door programma's uit te werken waarin ze vooruitkijken naar hoe er zal worden gewerkt in de toekomst, met concrete maatregelen om de werkbaarheid van de toekomstige jobs te verhogen. In deze toekomstprogramma's wordt ook vaak gewerkt met lerende netwerken, iets waar ook Flanders Synergy sterk op inzet. Wat is uw visie hierin en wat zijn de redenen dat u geen beleid uitwerkt om netwerken te ondersteunen waarin bedrijven kennis rond innovatieve arbeidsorganisatie uitwisselen?
Welke alternatieve beleidsmaatregelen hebt u ondertussen ontwikkeld om snel de werkbaarheid van banen op de Vlaamse arbeidsmarkt weer te verbeteren?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik zal eerst een en ander op een rijtje zetten. Dan zal ik de facto ook alle vragen beantwoord hebben.
Flanders Synergy is gestart als een competentiepool, van 2009 tot 2013. Ik wil even overlopen wat de kernactiviteiten van Flanders Synergy waren bij de oprichting als competentiepool. Ten eerste: het op de kaart zetten van het thema innovatieve arbeidsorganisatie in Vlaanderen en het verspreiden van de kennis over dat thema. Ten tweede: het op gang brengen van veranderingstrajecten in individuele bedrijven. Ten derde: de opleiding van een netwerk van organisatieadviseurs voor de implementatie van de kennis bij de bedrijven. Dat was de opdracht tussen 2009 en 2013.
Bij de start als ‘lichte structuur’ op 1 april 2013 – dat liep tot 31 december, maar ik heb dat verlengd, om ze nog meer kans te geven, tot 1 april – werd Flanders Synergy verplicht om een aantal zaken te wijzigen. Er was de opdracht om in meer openheid te voorzien inzake wetenschappelijke kennis, maar ook inzake het netwerk aan consulenten, omdat er ook al heel wat signalen van marktverstoring waren.
Flanders Synergy kreeg gedurende die hele periode van inderdaad acht jaar, collega Annouri, heel wat financiële steun vanuit Vlaanderen. Dat was op dat moment volgens mij ook juist en helemaal niet onlogisch. Innovatie, arbeidsorganisatie en werkbaar werk zijn en blijven belangrijke thema’s voor het arbeidsmarktbeleid. Om die thema’s een boost te geven, werd daarom vanuit de Vlaamse overheid financiële steun gegeven aan Flanders Synergy, dat in die startende rol een belangrijke rol te spelen had. En dat hebben ze ook gedaan.
Op dit moment stellen we echter vast dat er ook heel wat andere organisaties op dat thema werkzaam zijn, zowel in de publieke als in de private markt. Een overheidsfinanciering kan enkel overwogen worden voor activiteiten die niet door de private markt worden opgenomen, en die complementair zijn ten opzichte van dergelijke activiteiten of activiteiten van andere overheidsorganisaties.
Flanders Synergy heeft, zoals jullie aangehaald hebben, inderdaad goede resultaten bereikt. Verscheidene organisaties zijn gestart met een IAO-implementatietraject (innovatieve arbeidsorganisatie). Er werden een roadmap en instrumenten ontwikkeld. Er zijn 140 consulenten opgeleid om bedrijven en organisaties bij te staan bij het invoeren van de nieuwe arbeidsorganisatie. Als je er 140 hebt opgeleid, verwachten die ook dat ze hun boterham kunnen verdienen. Het is nu dus aan de reguliere marktwerking, eventueel ondersteund door de kmo-portefeuille, om die taak op te nemen. Sinds de start van de legislatuur hebben mijn kabinet en ik daarom herhaaldelijk aangegeven dat de taken van Flanders Synergy door de marktwerking overgenomen dienen te worden. Flanders Synergy werd net als andere lichte structuren al eind 2014 geïnformeerd over het niet verlengen van het programma van de lichte structuren en de omvorming van dit programma tot een meer vraaggedreven clusterprogramma.
De selectie is wel wat anders dan u het hebt beschreven, collega Annouri. De selectie en de goedkeuring van de steun van de speerpuntclusters gebeuren niet volgens een competitief oproepsysteem. Een aantal lichte structuren die in voor Vlaanderen strategische domeinen actief waren, zijn geselecteerd om in 2016 een aanvraagdossier voor te bereiden. Het gaat dan om het Vlaams Instituut voor de Logistiek, het Strategisch Initiatief Materialen, het initiatief voor Duurzame Chemie en Flanders’ FOOD. Andere kandidaatspeerpuntclusters konden en kunnen nog steeds met een uitgewerkt aanvraagdossier afkomen. Een mooi voorbeeld is de energiecluster. Zij hebben daar een economisch potentieel en hebben een langetermijnstrategie uitgewerkt. En dan kunnen ze zich aanmelden bij het agentschap.
Het gaat dus niet over een gesloten set van domeinen. Het is aan de indieners om het strategische karakter aan te tonen. Een ex-anteselectie van alle zogenaamde strategische domeinen heeft daarbij niet plaatsgevonden.
Het contract met Flanders Synergy als lichte structuur heb ik in september vorig jaar verlengd tot eind maart, om hun toe te laten de nodige pistes voor eventuele voortzetting van hun activiteiten te onderzoeken. Ik denk dat dat echt een element van goodwill is geweest, om hun nog de laatste mogelijke kansen te geven. Ook in dat kader zijn er meermaals gesprekken geweest tussen mijn kabinet en Flanders Synergy, met het aanraden om andere mogelijkheden, zoals de inkantelingspiste in onderzoeksinstituten, verder te onderzoeken. Ook de SERV was daar een piste. Ik heb begrepen dat er vandaag nog steeds gesprekken rond die inkanteling aan de orde zijn. Ik kan daar geen stand van zaken van geven. Flanders Synergy is daar blijkbaar nog op verschillende paden mee bezig.
Ik wil er zeker ook op wijzen dat Flanders Synergy nog kansen heeft gekregen om ook deel te nemen aan nieuwe projectoproepen bij het agentschap en een ESF-oproep (Europees Sociaal Fonds) in het kader van Focus op Talent. Het project van Flanders Synergy werd echter niet geselecteerd. U weet dat ik dat met een externe jury doe. Ik vind dat we daarin zelf niet tussenbeide mogen komen. Ik volg het oordeel van die mensen.
Daarnaast heeft Flanders Synergy tot eind 2020 verschillende projecten lopen bij het agentschap, die onder andere als focus hebben om instrumenten en methodologieën te ontwikkelen. Dat aspect is dus verzekerd via de internationale projecten. Er zijn bovendien naast Flanders Synergy ook nog onderzoeksgroepen aan universiteiten en managementscholen die actief zijn in dat thema en die die rol ook kunnen overnemen of kunnen samenwerken.
Wat betreft de toekomst van werkbaar werk, is mijn conclusie dan ook duidelijk. Uiteraard houd ik mijn blik op de toekomst gericht. Er zijn socio-economische uitdagingen, zoals meer mensen langer aan het werk houden door in te zetten op hun talenten, bedrijven en medewerkers voorbereiden op digitalisering enzovoort. Ik was heel blij om vanmorgen te horen dat het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) nu ook heeft begrepen dat het diploma alleen niet belangrijk is, maar dat ook competenties en de attitude belangrijke aspecten zijn, en dat zij als werkgeversorganisatie hun werkgevers oproepen om in die richting te gaan. Het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) en de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) deden dat al een hele tijd. Dat ook het VBO dat nu doet, vind ik een positieve zaak. Op die manier zullen we de innovatieve arbeidsorganisatie ook steeds meer op het veld in de praktijk zien. Het is in dit geval echter geen kwestie meer van inzetten op meer van hetzelfde. De uitdagingen vergen een specifieke, frisse en adequate aanpak, vertrekkend vanuit de actuele en toekomstige noden.
Die diensten kunnen, wat mij betreft, zeker vanuit een stabiele onderzoeksorganisatie aangeboden worden. U sprak zelf over ‘onder andere Flanders Synergy’. We hebben ook de Antwerp Management School (AMS), Vlerick en de KU Leuven die dergelijke onderzoeken kunnen leveren.
Het opleiden van consulenten kan volgens mij vandaag aan commerciële tarieven, eventueel ondersteund met de kmo-portefeuille, al dreigt Flanders Synergy daarmee wel in concurrentie te komen met de door haar opgeleide consulenten. Dat is dus een activiteit die Flanders Synergy zelf zou kunnen doen. Zij zouden verder kunnen gaan met het opleiden van die consulenten. Die kunnen dan ondersteund worden. Maar vanuit de overheid alleen aan Flanders Synergy subsidie geven om dat te doen... De eerste tweehonderd zijn opgeleid. Dat is voldoende. Aparte subsidiëring daarvoor lijkt mij uit den boze.
Verder experimenteren sommige landen of regio’s inderdaad met toekomstgerichte programma’s. Ik verwijs naar mijn clusterbeleid. Daar bied ik alvast een kader voor netwerking en samenwerking op het vlak van innovatie. Ook sociale innovatie is een aspect dat in die clusters kan worden meegenomen. Van onderuit kan daar een dynamiek ontstaan, die ook van betekenis kan zijn voor innovatie op de werkvloer, voor werkbaar werk. Ik vind het belangrijk dat die dynamiek van onderuit ontstaat.
Ten slotte ga ik niet opnieuw in op de verscheidene maatregelen die ik binnen mijn bevoegdheden heb uitgewerkt in het kader van werkbaar werk. Collega Annouri, u zegt dat er nog altijd niets gebeurd is. Ik denk dat we daar in de commissievergadering van 9 maart uitvoerig op zijn ingegaan, onder meer op basis van een vraag om uitleg van Bart Van Malderen over stijgend ziekteverzuim. Ik denk aan de dienstencheques, de loopbaancheques, het vernieuwde beleid rond focus op talent, met in het bijzonder de gemoderniseerde aanpak vanuit de werkgevers en de vakbondsorganisaties, de opleidingsmogelijkheden voor werknemers, waarover ik nu met de sociale partners een akkoord probeer te hebben. Het verbaast mij dan altijd dat u zegt dat er niets gebeurt. Maar ik ga daar verder geen commentaar aan toevoegen.
Die maatregelen die ik opsom, kennen een groot succes en leveren allemaal een specifieke bijdrage tot het debat waar het om gaat: inspelen op de uitdagingen van een arbeidsmarkt die continu verandert en de impact daarvan op onze loopbanen. Het is daarom bijvoorbeeld dat ik bij de hervorming van de opleidingsincentives voor werknemers en in mijn besprekingen met de sociale partners blijf hameren op opleidingen die nodig zijn voor de arbeidsmarkt van vandaag, maar ook die van morgen. Ik blijf dat benadrukken. Het gebeurt weinig dat je bij de start van je loopbaan en tien jaar later hetzelfde doet en nog dezelfde attitudes en competenties nodig hebt, zelfs in dezelfde job. Voor degenen die al iets ouder zijn: kijk naar wat uw secretaresse of secretaris vroeger deed en wat uw assistent of assistente vandaag doet. De aard en de inhoud van die job zijn fundamenteel verschillend. Dat geldt continu en voor alle jobs.
Tijdens de commissie van 9 maart heb ik ook reeds het actieplan van de sociale partners in het kader van werkbaar werk besproken. De sociale partners zijn nu bezig met verder onderzoek, omdat er toch wel rare zaken waren, waar meer uitleg bij moest. Het werkbaar werk werd werkbaarder voor de 50-plussers. Wat speelt er mee? Wat speelt er niet mee? Zij gingen eerst die analyses verder in detail bekijken. Die oefening is gepland tot eind juni. Daarna stellen zij een actieplan op, waarover we dan in de loop van het najaar zouden overleggen. Ik hoop dat we op dat moment dan de volgende stappen kunnen zetten. Maar zeggen dat er tot dan niets is gebeurd, is zeker niet juist.
Ik houd contact met de voorzitter van de SERV om te kijken hoe de zaken evolueren en of er eventueel vertraging is en of mijn administratie materiaal kan aanleveren, indien de SERV daarvan gebruik wil maken.
Ik heb u de rol aangeduid die Flanders Synergy heeft gespeeld, op een positieve manier. Ik vind dat die voor een deel kan worden overgenomen door de private sector, die zij zelf mee heeft opgeleid, met de mensen die ze hebben opgeleid. Want als zij dat werk blijven doen, waar is dan het werk voor de mensen die ze hebben opgeleid en die die dienstverlening kunnen doen?
Wat onderzoek betreft, zien we dat dat ook op andere plaatsen is. Wij hebben vooral gesuggereerd om met die anderen te spreken en te proberen naar een inkanteling en een bundeling van krachten te gaan. Die gesprekken zijn nog altijd bezig.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Bedankt, minister, om het grotere geheel weer te geven waarin Flanders Synergy zich in het verleden bewogen heeft. Als ik u goed beluister, is een van uw belangrijkste argumenten dat Flanders Synergy op dit vlak marktverstorend werkt. Zij hebben 140 mensen opgelegd en gecertificeerd. Dat was een van hun opdrachten. Zij hebben dat op een goede manier gedaan.
U gaat er nu van uit dat dat dan wel vanzelf verder gaat. Ik weet niet of dat of zo is. U zegt dat dat van onderuit moet komen. Ik vraag me af of er niet juist meer stimulering nodig is. Die knowhow is opgebouwd, en we zeggen allemaal dat dat een goede manier van werken is. Maar ik ben er echt niet van overtuigd dat die 140 consulenten die nu opgeleid, zomaar vanzelf hun werk zullen hebben, omdat het stimulator-zijn, de sectoren en bedrijven van onderuit stimuleren om met werkbaar werk en deze methodiek om te gaan, niet zomaar vanzelf gaat.
Die marktdynamiek brengen, die markt stimuleren en die 140 consulenten aan werk helpen – sorry dat ik het zo zeg, maar ik bedoel dat niet negatief – zou naar mijn aanvoelen juist een opdracht kunnen zijn die Flanders Synergy zou kunnen spelen, omdat zij daar juist een autoriteit in zijn. Zij hebben dat ontwikkeld, zij hebben die mensen opgeleid, zij hebben die gecertificeerd. Naar mijn aanvoelen zou dat toch wel een belangrijke opdracht kunnen zijn.
In verband met het werkbaar werk en het werk dat de SERV daarrond doet, stelt u zich veeleer terughoudend op. U zegt: als zij vinden dat onze administratie daar een rol in kan spelen. Ik denk juist, minister, dat er vanuit u en uw administratie ook stimulansen moeten worden gegeven om dat werk en de inhoud ervan mee aan te sturen. U kunt niet achteruit gaan zitten en zeggen dat ze het maar onder elkaar moeten doen. Het is net belangrijk dat we vanuit de overheid, vanuit de minister en de administratie stimulansen en insteken geven van wat wij verwachten van de SERV op dat vlak.
De heer Annouri heeft het woord.
Bedankt voor uw uitgebreide antwoord, minister. Ik vind het zelf een beetje een paradoxaal antwoord. Een van de weinige objectieve maatstaven die we nog hebben om de werkbaarheid in Vlaanderen te meten, is de Werkbaarheidsmonitor. De cijfers zijn enkele maanden geleden duidelijk gemaakt, en die zijn niet goed. Er is nog heel wat werk in Vlaanderen.
De evaluatie van Flanders Synergy die u net hebt meegenomen, is terecht een heel positieve evaluatie. Zij hebben heel goed werk gedaan. Dan zegt u dat u het wilt overlaten aan de marktwerking, vanwege het marktverstorende element. Dan stel ik mij de vraag of dit het moment is om zoiets te doen. Vriend en vijand zijn het erover eens dat Flanders Synergy heel nuttig werk heeft gedaan en dat ze nodig zijn, in hun werk dat ze vandaag de dag doen. De cijfers van de Werkbaarheidsmonitor zijn niet positief. Er is nog heel veel werk aan de winkel. Ik snap uw redenering, maar dit is niet het moment om dat te doen. U hebt als minister een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat die katalysator blijft, dat heel wat dingen worden gestimuleerd om die rol te blijven opnemen rond werkbaar werk. Dit is niet het moment om de dingen over te laten aan de marktwerking, om reden X, Y en Z. Dit is op dit moment uw rol als minister. Vaak werd er mij gezegd dat werkbaar werk niet enkel iets van de minister van Werk is. Dat heeft ook met privé en tal van andere redenen te maken. Ik heb altijd gezegd dat dat klopt, maar dat u als minister van Werk de ruimte die u hebt, maximaal moet benutten.
Een van de dingen die u, wat mij betreft, kunt doen, is Flanders Synergy blijven ondersteunen om de rol die ze hebben gespeeld in het verleden, te kunnen blijven spelen, totdat we zien dat we op de positieve weg zijn en we goede cijfers aan het boeken zijn, dat we de resultaten boeken waar iedereen zich in kan vinden, om dan op dat moment eventueel de stap te zetten die u hebt gezegd. U doet dat nu op dit moment. Dat is wat ons betreft veel te vroeg. En het is wat ons betreft ook de verkeerde keuze. Ik denk dus dat u daarop moet terugkomen. Vanuit het werkveld erkennen vriend en vijand de belangrijke rol die Flanders Synergy speelt. Het is niet het moment om dat nu over te laten aan een marktwerking, waarvan we niet weten welke effecten er juist zullen zijn.
Want dat is net het punt, minister. We weten welke rol Flanders Synergy speelt, maar we weten niet wat de effecten zullen zijn als we het overlaten aan een marktwerking. Dat is een luxe die u zich vandaag niet kunt veroorloven.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, structureel, bij elke Werkbaarheidsmonitor, en punctueel, op het moment dat we thema’s zien, ondervragen wij u over werkbaar werk. Uit uw antwoorden blijkt dat u effectief wel initiatieven neemt. Dat zijn de antwoorden die u geeft. Alleen moeten we de grote vraag stellen of dit werkt, of dit effect heeft. En daar is het antwoord heel duidelijk ‘neen’. Daar is die Werkbaarheidsmonitor heel duidelijk in. Als u beslist om lichte structuren te starten of op te heffen, is dat uw goed recht, maar ik vind wel dat u het dan moet doen met argumenten die steek houden. En eerlijk gezegd: in heel uw discours van daarnet heb ik die niet gehoord. Dit komt mij over als een heel aleatoire beslissing, van: er zit hier een vlieg in mijn oor iets te zeggen dat ik niet graag hoor, en ik sla die weg.
Ik ga er drie uit pikken.
Ten eerste zegt u: we hebben een boost willen geven aan sociale innovatie en initiatieven rond werkbaar werk. Minister, innovatie werkt niet met boosts. Dat is een continu proces, zeker als het gaat over sociale innovatie en werkbaar werk en een evolutieve zaak als arbeidsmarkt. U spreekt over een boost geven. Eerlijk gezegd, dat is het proces opnieuw laten stilvallen. Ik verwijs naar de jaren 80, toen we koploper waren in de windtechnologie. Men heeft dan om budgettaire redenen beslist om ermee te stoppen. En nu moeten we dure technologie uit het buitenland halen.
Ten tweede houdt u mensen die het thema genegen zijn, Flanders Synergy, eigenlijk een valse wortel voor. U zegt dat men in aanmerking komt – en in vragen die we daarover gesteld hebben, hebt u dat ook bevestigd – om in het kader van de clusterwerking sociale innovatie in te brengen, maar dat het van onderuit moet komen. In deze context, waar u negatieve cijfers hebt over werkbaar werk en u vaststelt dat er in die clusterwerking eigenlijk niet gewerkt wordt rond werkbaar werk en men eigenlijk iets transversaals en specifieks als wat Flanders Synergy doet, blijkbaar niet inbrengt, zegt hij: mij niet gelegen, het moet van onderuit komen. U trekt daar dus uw handen af. U ontloopt daar eigenlijk uw verantwoordelijkheid die u hebt om dat thema in de markt te zetten en u ontdoet zich van de mogelijkheden die u hebt.
Opleiding zouden ze ook kunnen doen, zegt u, en dat kan aan markttarieven. Wie gaat die markttarieven betalen? Is er een vragende partij die dat ook op tafel kan leggen, al dan niet met een kmo-portefeuille? Dat veronderstelt wel dat men eigenlijk al actief is. Dus ook daar houdt uw redenering geen stand, minister.
Ik kan alleen maar vaststellen, en mevrouw Claes en de heer Annouri hebben dat voor mij gezegd, dat u iets overlaat aan de markt, waarbij we grote twijfels hebben dat die markt het opneemt. We gaan u blijven bevragen over werkbaar werk, maak u geen zorgen. Maar eerlijk gezegd, wat u nu zegt, is: eigenlijk interesseert het mij niet, en ik bedien mij van de argumenten die ik denk te hebben. Ze lijken mij vals te zijn. Het is gewoon een beslissing om te zeggen: met dat thema gaan we ons niet meer bezighouden.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, ik was eigenlijk niet van plan om me aan te sluiten, maar na het aanhoren van de nonsens en de onzin van zowel collega Annouri als collega Van Malderen, kon ik het toch niet laten. Ik heb iets anders gehoord bij collega Claes. Collega Claes heeft ten minste aangegeven dat ze begrip heeft voor het feit dat door marktverstoring de minister niet anders kon dan doen wat hij gedaan heeft met Flanders Synergy. Dat heb ik collega Annouri en collega Van Malderen niet horen zeggen. Die zeiden: je laat het gewoon liggen, je laat het rotten, je doet er niets mee.
Hier wordt een beeld geschapen, als zou deze minister niets doen rond werkbaar werk. Collega’s, in elke commissievergadering komt hier wel een initiatief vanuit de minister aan bod dat te maken heeft met werkbaar werk. We hebben recent nog heel het plan rond opleidingsincentives doorgenomen dat de minister met de sociale partners heeft ontwikkeld. Hier een beetje platitudes gaan verkondigen als ‘de Werkbaarheidsmonitor is slecht’ en ‘de minister doet niks’, dat is echt wel ridicuul en not done, collega’s.
Uw redenering is eigenlijk ook redelijk perfide. U zegt dat de markt de rol niet kan overnemen die Flanders Synergy vandaag vervult. U gaat er dus eigenlijk van uit dat enkel overheidsgesteunde initiatieven tot bepaalde resultaten kunnen leiden en dat de markt niet tot bepaalde resultaten, zoals sociale innovatie, zou kunnen leiden. Ik vind dat een kaakslag voor alle spelers die zich daar op de reguliere markt wel rond inzetten en hard werken. Bovendien hebt u niet geluisterd naar de minister. De minister heeft zeer duidelijk aangegeven dat hij en zijn kabinet duizend-en-een pistes hebben onderzocht om de rol die Flanders Synergy speelde, in een andere vorm die niet marktverstorend is, toch nog te laten spelen. Als ik de minister goed begrepen heb, houdt hij nog altijd zelfs de mogelijkheid dat Flanders Synergy vanuit de clusterwerking bottom-up – dat lijkt ons het meest duurzame – nog altijd een rol zou kunnen spelen in het hele verhaal rond werkbaar werk. Mag ik dus alstublieft vragen, collega’s, om dit debat op een genuanceerde en correcte manier te voeren?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben het eens met collega Annouri en collega Van Malderen dat de resultaten die er tot nu toe zijn, te weinig zijn. De resultaten van de Werkbaarheidsmonitor zijn niet goed genoeg. En dus moest er iets anders gebeuren. Dat is wat ik ook heb gedaan.
Ik heb een loopbaancheque ingevoerd. We doen voort met de dienstencheques. We leggen een focus op talent, waarbij we duidelijk aan de werkgevers en de vakbonden vragen… Ik ben het met u eens, collega Claes, dat dat sensibiliseren niet vanzelf zal gaan, maar Voka, UNIZO en ondertussen 28 sectoren nemen die elementen van competentiebeleid en werkbaar werk mee. Ik zie dat het VBO vandaag nog met iets nieuws komt en dat zij zien dat je het op een andere manier moet doen, en niet alleen die diploma’s, maar ook de attitude moet meenemen en meer aandacht moet hebben voor de goesting. Degenen die hier al meer dan vijf jaar zitten, weten dat ik dat al meer dan vijf jaar breng. Je ziet dus dat daar een verandering bezig is.
Ik ben het ermee eens dat het niet vanzelf gaat. Maar als de werkgeversorganisaties dat doen – 28 sectoren, UNIZO, Voka en vandaag VBO – denk ik dat dat veel meer effect zal hebben dan als dat vanuit de overheidsinstelling komt. En ja, ze hebben wel de aanzet gegeven, absoluut, en die kennis gaat niet verloren. Dat is waarom ik ook hoop dat ze effectief zullen inkantelen, daar waar dat onderzoek nog gebeurt, dat maken van die instrumenten en dergelijke meer.
Waar ik het helemaal niet mee eens ben, is dat als je eenmaal subsidies gegeven hebt, je dat dan te eeuwigen dage moet blijven doen. Collega Annouri zegt dat het niet het moment is. Collega Van Malderen zegt eigenlijk: als je geen centen blijft geven, interesseert het onderwerp je niet. Dat is wat ik daar heb gehoord. Daar ben ik het natuurlijk helemaal niet mee eens. Dat we een andere visie hebben over de rol van de ene en de andere, daar ben ik het wel helemaal mee eens.
En ja, volgens mij lukt het. We hebben Flanders Synergy nodig gehad om daar een start aan te geven – als u ‘boost’ geen goed woord vindt, zeg ik ‘start’ – en om dat aan te wakkeren. Ik kan u garanderen, toen Flanders Synergy acht jaar geleden begon, was dat nog geen thema bij Voka, bij UNIZO, bij het VBO, in de sectorconvenanten. Ze hebben daarin dus effectief een start – ik zou zeggen: een boost – gegeven bij die werkgeversorganisaties om dit thema op de agenda te plaatsen.
Ik ga niet in op de gedetailleerde punten of we dan moeten blijven subsidiëren vanuit de overheid, of dat het niet goed is dat dat van onderuit kan zijn. Volgens mij kan het van onderuit, zodra er een basis is gelegd. En die ligt er nu. We zien dat die opleiding vooral gevolgd wordt door consulenten die vandaag al rond human resources bezig zijn. Het zijn zij die natuurlijk wel in aanmerking komen, collega Van Malderen, om met de kmo-portefeuille de bijkomende opleiding daaromtrent te doen. Als je er 140 hebt, denk ik dat je op een bepaald moment kunt en mag zeggen, zeker als je dat drie jaar op voorhand doet, dat je daar een einde aan gaat stellen. Zoek naar je alternatief. Dat zou ook moeten kunnen.
Collega Claes, natuurlijk ben ik graag bereid als de SERV met een actieplan komt. Ik voel het wat anders aan. Ik wil me niet bemoeien als de sociale partners bezig zijn. Dat is altijd moeilijk, als ik aangeef of we niet in die of die richting zouden gaan. Ik kan dat eens doen, bilateraal met de voorzitter of met de voorzitter en de ondervoorzitter, maar ik wil niet zelf met te veel initiatief komen, omdat dat het sociale overleg zou kunnen hypothekeren. Als de werkgeversorganisaties en de vakbonden rond werkbaar werk niet de nodige acties kunnen voorstellen vanuit hun kennis van het domein, dan zou dat toch wel raar zijn. En ze doen het op korte termijn. Ze hebben de Werkbaarheidsmonitor gehad. Ze doen bijkomend onderzoek tot juni. Ze nemen de tijd tot het begin van het najaar om dat actieplan op te stellen.
Ik ben graag bereid om mijn mening te geven waar ze die vragen, of zelfs om initiatief te nemen. Ik ga niet stilzitten. We hebben al veel gedaan rond werkbaar werk. Ik zal ook verder zien wat er op federaal vlak gebeurt, om te kijken hoe we op dingen kunnen inspelen. Maar ik wil in elk geval het sociale overleg op dat vlak alle kansen geven en ondersteunen waar ik kan, en zelfs een reflectie geven aan de voorzitter en ondervoorzitter van de SERV over ideeën die zij hebben of ideeën die ik heb. Ik denk dat we het beter op die manier kunnen doen.
Conclusie: ik blijf achter de beslissingen staan die we hebben genomen in 2014 rond Flanders Synergy. Dat zijn de juiste beslissingen vanuit onze filosofie. Dat wil helemaal niet zeggen dat we niet bezig zijn rond werkbaar werk en dat we niet bezig zijn rond innovatieve arbeidsorganisatie, integendeel. Met de initiatieven die ondertussen zijn genomen, hoop ik dat we betere resultaten zullen krijgen dan met de instrumenten die er in het verleden waren.
Mevrouw Claes heeft het woord.
We zijn het er allemaal over eens dat de resultaten van de werkbaarheidsbarometer niet goed waren. We zijn het erover eens dat innovatieve arbeidsorganisatie een middel is om tot oplossingen te komen. Flanders Synergy heeft daar een belangrijke rol in gespeeld.
U zegt nu dat in de sectorconvenanten van alle sectoren werkbaarheid opgenomen is. Dan lijkt het me dat innovatieve arbeidsorganisatie ook op actieniveau in die sectorconvenanten komen, want dan zullen die 140 consulenten die opgeleid zijn, werk hebben en zullen er plannen gemaakt worden in de bedrijven om innovatieve arbeidsorganisatie, dat naar mijn aanvoelen een heel belangrijk instrument is, ook in de praktijk te brengen.
De heer Annouri heeft het woord.
Collega Ronse, telkens u het met mij oneens bent, is dat een zekere vorm van geruststelling en een bevestiging dat mijn ideologisch-politiek kompas goed zit. Dus dank daarvoor. Ongetwijfeld is dat ook omgekeerd het geval. Dat is mooi zo.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik denk dat we van mening verschillen. Dat is heel duidelijk. Ik vind het een beetje naïef om ervan uit te gaan dat die 140 consulenten, die experten, zomaar werk zullen vinden op de arbeidsmarkt en zullen doorsijpelen. Ik vrees dat dat niet zo evident zal zijn en dat dat een groot probleem is.
Als u ziet via een van de weinige monitoren, ik herhaal, een van de weinige monitoren die u hebt, dat er een probleem is met de werkbaarheid en dat een van de weinige organisaties die u als minister ondersteunt, daar heel goed werk in levert, kunt u niet anders dan daar verder op in te zetten op dit moment. U kiest ervoor om dat niet te doen omwille van de argumenten die u hebt aangehaald. Wat ons betreft, is dat een kapitale fout op dit moment in Vlaanderen, waar de noden zo hoog zijn en de problematiek zo gekend. We zullen dit blijven opvolgen en we zullen zien op welke manier de cijfers evolueren en op welke manier zal blijken dat dit wel of geen fout is.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.