Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Het orkestenrapport van Koen Vandyck – u herinnert zich dat ongetwijfeld, we hebben er in deze commissie uitgebreid over gepraat – benadrukt de noodzaak van een jeugdorkestenbeleid in Vlaanderen, zeer terecht. Ik denk dat dit breed gedeeld wordt, en het werd door de minister indertijd ondersteund.
Deze taak werd via een beheersovereenkomst toegewezen aan het Brussels Philharmonic. Zij kregen de opdracht een jeugdorkestenwerking te coachen. De bedoeling is jongeren van alle leeftijden en elk ambitieniveau inspiratie, spelvreugde en speelkansen te bieden. De overeenkomst bepaalt onder meer: verankering en verweving met het volledige weefsel van bestaande orkesten, in het bijzonder deFilharmonie, het Brussels Philharmonic, het orkest van de opera, opleidingen, infrastructuren en de inzet van een ervaren coördinator.
In die orkestpraktijk moet men uitgaan van drie niveaus. Het basisniveau bevordert het actief musiceren en samenspelen. Het tweede niveau zijn de regionale jeugdorkesten, die kansen bieden aan opgeleide liefhebbers, met het idee van één jeugdorkest per provincie, gecoacht en ondersteund door de lokale grotere spelers. Het derde niveau is een bovenregionaal of dus Vlaams jeugdorkest, dat de brug vormt naar de professionele orkesten. Het gaat om één orkest dat de musicus voorbereidt op een professionele carrière. Structurele samenwerking tussen het Brussels Philharmonic, deFilharmonie en het orkest van het Kunsthuis en de orkesten van de conservatoria is aan de orde. Het Brussels Philharmonic fungeert als staf van dit bovenregionaal jeugdorkest. Tot daar de beheersovereenkomst en de uitvloei van de opsomming van Koen Vandyck.
Daarnaast is er Amaj. Dit is een nieuwe organisatie, een afsplitsing van de muziekeducatieve organisatie Jeugd en Muziek, die gedurende vele decennia zelf actief was op het terrein van de jeugdorkestenwerking, maar nu op een dood spoor zit. Bovendien kreeg Jeugd en Muziek in de subsidieronde van het Kunstendecreet geen subsidies meer.
Ondertussen was Amaj al afgesplitst. Het heeft de bedoeling de jeugdorkestenwerking verder te zetten, gebaseerd op de traditie van Jeugd en Muziek en toch met een nieuwe dynamiek. Amaj wil, zo zegt de missie, “Jongeren meenemen op een traject dat hen kansen biedt om zich door samenspel muzikaal te ontplooien, hun spelplezier te vergroten en de rijke symfonische traditie te interpreteren in de huidige context. Zo worden jaarlijks tal van activiteiten georganiseerd: musiceerdagen, workshops & masterclasses, vaste jeugdorkesten, orkestprojecten en zomerkampen.”
Deze activiteiten komen er verspreid over Vlaanderen. Helaas geraakte Amaj niet over de subsidielat van het Kunstendecreet. Ze kregen een ‘goed’ als artistiek advies, maar zakelijk was het ‘onvoldoende’.
Ik vraag me af of het niet nuttig is om de knowhow van Amaj, het netwerk en de banden met de jonge musici te bundelen in een samenwerking tussen Amaj – dat het deed – en het Brussels Philharmonic – dat het in de toekomst moet dragen. De positieve artistieke beoordeling van Amaj is een voldoende argumentatie om te veronderstellen dat zij wel een goede visie hebben op een jeugdorkesten- en jeugdmuziekwerking. Ze hebben veel ervaring en een breed netwerk.
Minister, in de studie van Koen Vandyck over het orkestenlandschap werd Amaj genoemd als de enige organisatie toen die op een gecoördineerde manier met jeugdorkestenwerking bezig is. Is het voor u een optie dat Brussels Philharmonic met Amaj zou samenwerken om de doelstellingen te realiseren?
Voor een succesvolle jeugdorkestenwerking is het cruciaal dat er ook een basiswerking wordt aangeboden en niet alleen een top, het piramidale model huldigend. Ook Brussels Philharmonic onderschrijft die visie in zijn eigen driedelige niveaubenadering. Kunnen daar eventueel bijkomende middelen voor worden vrijgemaakt? Via welke regeling zou dat volgens u moeten gebeuren? Moet dat geïntegreerd zijn in de budgetten waarin vandaag voor Brussels Philharmonic wordt voorzien? De basisvraag blijft: kan er worden samengewerkt ten bate van een goed jeugdorkestenlandschap en -werking?
Minister Gatz heeft het woord.
De beoordeling en beslissing omtrent de subsidieaanvraag van Amaj staat in se los van de opdracht rond de jeugdorkestenwerking die aan Brussels Philharmonic is gegeven. De opdracht aan Brussels Philharmonic kwam voort uit diverse aanbevelingen. Er was inderdaad de studie van Vandyck enVandenbroeck, waarin verwezen werd naar het ontbreken van een dergelijk initiatief. Ook tijdens de hoorzitting in deze commissie kwam de problematiek van doorstroming van musici uit het professioneel onderwijs naar de orkesten aan bod en werd onder meer de mogelijke oprichting van een pre-professioneel jeugdorkest aan de orde gesteld. De internationale visitatiecommissie, ingesteld ter beoordeling van de beleidsplannen van de orkesten, deed ook suggesties op dit vlak en in die richting. Tot slot waren er de talrijke signalen uit het veld die aangaven dat dit een lacune was in het klassiekemuzieklandschap.
Er werd in constructief overleg met de betrokken spelers én in lijn met de opdracht van de Kunstinstellingen besloten deze opdracht toe te vertrouwen aan Brussels Philharmonic, dat daarvoor een jaarlijkse extra subsidie van 250.000 euro krijgt. Brussels Philharmonic toonde zich enthousiast over deze opdracht en gaf zelf ook de noodzaak aan om in te zetten op de drie niveaus waar u het al over had: het basisniveau, het midden- en het pre-professioneel niveau.
Een eerste screening van het landschap leerde Brussels Philharmonic dat er veel meer initiatieven bestaan in Vlaanderen dan enkel de voormalige projecten van Jeugd en Muziek in Antwerpen, die ondergebracht werden bij Amaj. Zonder afbreuk te willen doen aan de werking van Amaj, dat overigens zakelijk voldoende en artistiek nipt onvoldoende beoordeeld werd tijdens de laatste structurele ronde, komt Brussels Philharmonic tot de conclusie dat een grondigere analyse van de noden en waarden van deze lappendeken aan initiatieven én de afstemming via een overkoepelend en richtinggevend project een uitgebreidere aanpak vraagt. Ook de afstemming met bestaande koepels, zoals de Vlaamse Amateurmuziekorganisatie (Vlamo) of zelfs Koor&Stem, moet besproken en onderzocht worden, al was het maar om best practices over te nemen of om te leren uit het overkoepelend werk van deze organisaties, die in de wereld van het amateur-musiceren binnen hun specialisatie een diepe ervaring hebben.
Parallel daarmee startte Brussels Philharmonic een overleg op met de grote huizen om een preprofessioneel jeugdorkest op te starten op de kortst mogelijke termijn. Daartoe zitten in een eerste fase de drie grote orkesten, namelijk dat van het Kunsthuis, deFilharmonie en Brussels Philharmonic zelf, de vier conservatoria, namelijk Brussel, Gent, Leuven en Antwerpen, en vier door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde zalen, namelijk het Concertgebouw Brugge, De Bijloke in Gent, deSingel in Antwerpen en Flagey in Brussel aan tafel. Vanuit deze groep wordt tegen eind juni een concreet voorstel verwacht.
Intussen neemt Brussels Philharmonic zich voor om waardevolle werkingen die al bestaan, vooral niet te laten verloren gaan. Waar nodig, kan Brussels Philharmonic daar tijdelijk ondersteunend optreden, zonder daarmee een voorafname te doen op toekomstige structuren. Om de optimale werking te definiëren, is grondigere kennis van het veld nodig. Daartoe loopt bij Brussels Philharmonic momenteel de procedure voor de aanwerving van een coördinator/coördinatrice, die in de loop van de komende weken effectief wordt afgerond. Tot deze opdracht zal, naast de effectieve opstart van het genoemde preprofessioneel orkest, ook het in kaart brengen van de bestaande initiatieven in Vlaanderen behoren, waarna een globaal plan voor de toekomst kan worden gemaakt. Dit zal gebeuren in overleg met de partners die dichter bij de humuslaag staan, zoals het deeltijds kunstonderwijs (dko), de culturele centra of andere organisaties uit het culturele en lokale middenveld en partners uit de Kunstendecreet- of cultuuromgeving, meer specifiek dan ensembles en lokale organisatoren.
Ik wil Brussels Philharmonic ten volle de kans geven om zijn visie en de hierboven geschetste aanpak te volgen en wil dus geen voorafname doen op mogelijke samenwerkingen.
Brussels Philharmonic kiest voor een bredere bevraging, maar is zich zeker ook ten volle bewust van de noodzaak om bestaande waardevolle trajecten intussen te ondersteunen. Mijn kabinet en administratie zullen dit hele project van dichtbij opvolgen en er zich van vergewissen dat alle elementen uit de piramide voldoende aan bod komen, niet alleen voor de meest begaafde en preprofessionele jongeren, maar ook voor de basiswerking die de dko-aanbieders overstijgt.
Zoals hierboven aangegeven, ziet Brussels Philharmonic ook ten volle de noodzaak van de opdeling in diverse niveaus. Er wordt van Brussels Philharmonic verwacht dat er een grondige visie ontwikkeld wordt en dat er enkele krachtige aanzetten komen, ook in samenwerking met de vele partners. Daartoe werd de deelname aan en het engagement in dit traject ook opgenomen in de beheersovereenkomsten met Kunsthuis, deFilharmonie, deSingel en Concertgebouw Brugge. Ook daar hebben we proactief voor het nodige netwerk gezorgd.
De verdere ontwikkelingen zullen van kortbij gevolgd worden en de eventueel daaruit voortkomende noden worden grondig geëvalueerd. Dit initiatief is een eerste stap in de richting van een structurele oplossing voor de lacune in het klassiekemuzieklandschap. Het doel is het creëren van unieke mogelijkheden om samen te musiceren voor honderden jonge orkestmusici, van jonge kinderen tot jonge volwassen, en het verhogen van de kansen van de jonge professionele musici die afgeleverd worden door de conservatoria. Het is niet ondenkbaar dat hiervoor in de toekomst extra zuurstof, lees extra financiële zuurstof, zal nodig zijn, maar, mijnheer Caron, u zult uit het voorgaande deel van het antwoord wel begrepen hebben dat dat te gepasten tijde zal worden geëvalueerd nadat alles goed in kaart is gebracht. We kunnen wel zeggen dat de bal stevig aan het rollen is en dat we in elk geval met de bijkomende middelen ook weer nieuwe perspectieven hebben gecreëerd.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik begrijp dat we nog in een relatief jonge fase van de ontwikkeling van die werking zitten. De aanwerving van die coördinator toont dat aan. Inhoudelijk ben ik het eens met uw niveaubenadering en met het in kaart brengen. Ik zie ook dat er uitdrukkelijk gezocht wordt naar ankerpunten, zowel bij de amateurs als bij de preprofessionelen, de zalen, de orkesten en de opleiding. Ik zal geduld oefenen. Ik leer er wel uit dat de intentie niet is om een totaal nieuw verhaal te maken maar elementen uit de bestaande losse verhalen samen te brengen en daar zo nodig nog een laag, een extra dimensie en kwaliteitsinput aan toe te voegen. Ik hoop dat dat verder kan gaan en dat de intentie om samen te werken met de actoren behouden blijft. We volgen het verder op.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Ik sluit me heel graag aan bij de bezorgdheden van collega Caron. Ik begrijp dat de minister zegt dat hij geen voorafname wil doen. Er zal nu met alle spelers worden gepraat. Zodra die coördinator er is, zal er een visie worden ontwikkeld en zal worden gekeken wie en hoe dat allemaal kan worden samengebracht. Dat is een juiste maar ook een logische stap.
Ik heb het niet gehoord in uw antwoord maar ik wil er toch voor pleiten dat verenigingen die vandaag aanwezig zijn op het veld, die een lange traditie hebben, zoals Amaj, en die ook een zekere knowhow hebben, worden meegenomen. Vooralsnog heb ik niet begrepen dat dat niet het geval zal zijn. We zijn nog in een te vroeg stadium om die conclusie te trekken.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Vanuit de CD&V-fractie wil ik de vraag van collega Caron ondersteunen. We waren zelf op zoek naar de beheersovereenkomst, die ondertussen twee maanden geleden al ondertekend werd. Ofwel passeerde er bij collega Caron een gunstige wind ofwel kan hij beter zoeken, maar wij hadden ze na diverse pogingen nog niet gevonden. Minister, er bestaat een artikel 80, paragraaf 1, in het Kunstendecreet, dat u verplicht om die overeenkomsten over te maken aan het Vlaams Parlement. We waren eigenlijk aan het wachten op de definitieve ondertekende teksten om ook een vraag in te dienen. Maar de vraag is nu gesteld en we ondersteunen zeker uw aanpak in dezen. We hebben daar inhoudelijk geen enkel probleem mee. Dit is een formele bemerking vanuit onze fractie.
Voor de rest hebt u onze volledige inhoudelijke steun om de jeugdorkestenwerking opnieuw op poten te zetten.
Minister Gatz heeft het woord.
De bekommernissen van de mensen die een repliek hebben gegeven, zijn ook de mijne en blijken ook uit het antwoord dat ik nu gegeven heb. Mevrouw Brouwers, formeel klopt het inderdaad wat u zegt. Pas vorige week – als dat te laat is, wil ik me daarvoor verontschuldigen – heb ik de brief ondertekend en verstuurd naar het Vlaams Parlement waarin de beheersovereenkomsten onderweg zijn, met postduiven. Ze zullen op uw banken terecht komen. Ik ben effectief bereid om daarover, ofwel globaal ofwel met specifieke vragen over deze of gene beheersovereenkomst, nog een debat te hebben. Ze zijn dus wel degelijk onderweg. Het is mij niet geheel duidelijk waarom we daarin enige achterstand hebben. Ze zijn een maand geleden, zoals u hebt kunnen merken, formeel ondertekend. Dit had wel iets vroeger kunnen gebeuren. Dit neemt niet weg dat er altijd tijd en ruimte is voor debat, waar ik graag op inga.
De heer Caron heeft het woord.
Collega Brouwers, ik zal u eerlijk bekennen dat ik niet meer weet waar ik ze gehaald heb. Ik dacht eerst uit DORIS, maar het klopt niet. Ik denk dat ik naar het kabinet van de minister een mailtje heb gestuurd om een en ander op te vragen. Dat durf ik wel eens doen. Dat kabinet is meestal zeer bereidwillig om informatie te verstrekken.
Het zou toch niet mogen afhangen van de bereidwilligheid van het kabinet.
Neen, maar het wordt rechtgezet. Ik heb absoluut niet de bedoeling gehad om een of andere kroon te ontbloten of van voorrechten te mogen genieten. Geef toe, mevrouw Brouwers, meestal deel ik niet in die prijzen. U hebt gelijk, maar, minister en collega's, het is belangrijk dat we een goede jeugdorkestenwerking hebben op alle niveaus, van amateur tot preprofessioneel, dat dat goed gestructureerd loopt, dat het middenveld daarbij wordt betrokken, van de amateurs in Vlamo, Koor&Stem enzovoort, tot en met de opleidingen en de zalen. Ik kijk ernaar uit dat er in de komende maanden de aanwerving van de coördinator komt en het plan van Brussels Philharmonic naar een actieve werking met alle spelers, waar Amaj er dan wellicht een van is, en ook een belangrijke speler, want het heeft een geschiedenis. Ik hoop dat er een fantastisch ambitieus plan komt. Ik herinner mij overigens persoonlijk, collega's, dat ik zelf nog, lang geleden, in een dergelijk jeugdorkest heb gespeeld. Ik heb daar een onwaarschijnlijke muzikale ervaring aan overgehouden, die tot vandaag doorwerkt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.