Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Recent, op 17 maart, heeft de federale ministerraad een aantal maatregelen goedgekeurd om langetermijninvesteringen in infrastructuur aan te trekken. Het gaat onder andere over de gereglementeerde vastgoedvennootschappen (GVV’s). Er is een wijziging die ervoor moet zorgen dat men naast vastgoed vooral ook in infrastructuur zou kunnen investeren. Daardoor kan zowel institutioneel als particulier geld aangetrokken worden voor publieke infrastructuur, zoals tunnels, wegen en dergelijke meer.
Daarnaast wil de federale ministerraad een nieuwe categorie invoeren, namelijk de gereglementeerde vastgoedvennootschap met sociaal oogmerk. Dat moet de financiering van vastgoedinfrastructuur op een ruimere basis en door het publiek mogelijk maken via toekenning van een fiscaal statuut, gelijkaardig aan dat van openbare en institutionele gereglementeerde vastgoedvennootschappen. Daardoor kunnen coöperatieven die actief zijn in de vastgoed voor zorg, hetzelfde statuut krijgen als de klassieke spelers.
Minister, de bovenstaande wijzigingen aan de wetgeving bieden stimulansen voor vastgoed en infrastructuur die ook betrekking hebben op Vlaamse beleidsdomeinen, zoals Welzijn, Mobiliteit en dergelijke meer. Hoe schat u de impact van die wijzigingen op federaal vlak in voor Vlaanderen?
Ten tijde van de volkslening is er een soort al dan niet geformaliseerd akkoord gemaakt om te bekijken om het fiscale voordeel dat toegekend werd, toe te spitsen op investeringen die door de deelstaten beschouwd werden als zijnde prioritair. Is er over de nieuwe federale maatregel enig overleg geweest met Vlaanderen, om na te gaan of dat maximaal toegespitst kan worden op de investeringsagenda, die een gewestelijke bevoegdheid is, zoals dat in het verleden gebeurd is? Misschien zou het ook nuttig zijn dat dat hier zou gebeuren, zodanig dat de fiscale kortingen waar men op federaal niveau in voorziet voor investeringen, als het ware in de goede richting gekanaliseerd worden in Vlaanderen.
Minister Tommelein heeft het woord.
Collega Van Rompuy, u geeft terecht aan dat de aanpassingen aan de regelgeving inzake de gereglementeerde vastgoedvennootschappen een in hoofdlijnen drieledig doel hebben. Eerst en vooral: het uitbreiden van de scope waarin een GVV kan investeren. Zo zal men nu ook, naast vastgoed, kunnen investeren in infrastructuur, zoals wegen en energie. Ten tweede: het versoepelen van de actuele beperking inzake de intrede van particulier kapitaal in een GVV en het versoepelen van de verplichting om als GVV een exclusieve of gezamenlijke controle te hebben over de vennootschappen waarin een GVV aandelen bezit. Ten derde: de sociale GVV wordt opgericht, waardoor coöperatieven die actief zijn in zorgvastgoed, het statuut van een GVV kunnen overnemen.
Ik zal niet ontkennen dat die uitbreidingen en versoepelingen aan de regelgeving, vooral als het over energie gaat, zeker een goede zaak zijn voor de financiering van investeringen in infrastructuur in het algemeen. Voor overheidsinvesteringen die op de balans van de overheid worden genomen, stelt er zich momenteel geen probleem voor de Vlaamse overheid om financiering te vinden op de internationale kapitaalmarkt. Door haar goede rating kan de Vlaamse overheid momenteel aan goedkope financiering raken door de uitgifte van obligaties. Er is dus niet echt behoefte aan andere oplossingen. Maar voor alternatief gefinancierde projecten die niet op de balans van de overheid staan, kan de wijziging in de federale wetgeving zeker nuttig zijn. Zo kunnen deze GVV’s bijvoorbeeld deelnemen aan de financiering van een publiek-privaat gefinancierd infrastructuurproject of voor een zorg- of energieproject. Elke extra speler op het terrein kan uiteraard voor extra concurrentie zorgen in de aanbieders van financiering, wat zich vervolgens dan ook kan vertalen in lagere rentemarges. Dat is een goede zaak voor de verschillende initiatiefnemers ter zake.
Met betrekking tot uw vraag inzake de betrokkenheid van de gewesten, kan ik alvast meegeven dat er in de voorbereiding van de gewijzigde regelgeving inzake de GVV’s, voor zover ik weet, geen formeel overleg met gewesten of gemeenschappen heeft plaatsgevonden. Budgettair gezien impacteert deze regelgeving sowieso enkel de federale overheid.
Inzake de besteding van de middelen, lijkt het me niet gewenst dat een overheid intervenieert in de risicoafweging die elke GVV zal dienen te maken om tot een investeringsbeslissing te komen. Uiteraard kunnen er op formele en informele wijze contacten worden gelegd met de sector van de GVV’s om een bepaald project aan hen kenbaar te maken, maar verder dan dat lijkt een overheid mij niet te kunnen gaan.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ik begrijp uw standpunt, minister.
Alleen, mijn laatste vraag is blijven liggen. In het verleden is er over die volkslening –maar ik kan me vergissen – toch een overleg geweest tussen de federale overheid en de deelstaten? Men heeft toen bekeken hoe men de middelen die het fiscale voordeel zouden genieten – en ik denk dat verschillende van die vehikels hier ook federale fiscale voordelen genieten – prioritair kon doen gaan naar investeringen die door Vlaanderen als belangrijk beschouwd zouden worden. Ik kan me vergissen, ik begrijp dat men dat openlaat. Dat is een verdedigbare beleidskeuze.
Mijn vraag was gewoon: waarom heeft men dat in het verleden wel gedaan en nu niet?
De heer Lantmeeters heeft het woord.
De vraag lijkt mij nogal eigenaardig. Eén, ik denk dat we het er allemaal over eens zijn, de minister heeft dat ook zo gezegd, dat het een heel goede zaak is dat die mogelijkheden van die GVV’s uitgebreid zijn. Twee, zoals de minister het zegt: het volledige budgettaire gevolg is voor het federale niveau. Drie, de minister is zeer tevreden, terecht, over het feit dat er talrijke voordelen voor Vlaanderen zijn.
Ik begrijp eigenlijk niet dat men aandringt of zijn beklag maakt over het feit dat er geen formeel overleg met Vlaanderen is gebeurd. We zijn toch allemaal op de hoogte van het feit dat er informele contacten zijn geweest – en altijd zijn – als we te maken hebben met regeringen die een spiegel van elkaar zijn. Dat begrijp ik niet.
Namens mijn fractie kan ik hier wel zeggen dat wij ook zeer tevreden zijn, minister, met deze maatregel en met de voordelen voor Vlaanderen, terwijl de budgettaire gevolgen voor de federale overheid zijn.
De heer Bertels heeft het woord.
Ik wil met een positieve noot beginnen. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat elk instrument dat de overheidsinvesteringen naar boven kan halen, welkom is. Dat is hier al een paar keer gezegd en iedereen vraagt meer overheidsinvesteringen. De maatregelen die daar federaal genomen zijn, zijn dus goede maatregelen.
Ik doe een vervolg op wat de minister-president hier vorige week heeft verteld, namelijk dat de federale premier eind deze maand een overheidspact voor investeringen zal indienen. Ik neem aan dat u daarbij dan betrokken gaat worden, wat ook wel een impact zal hebben op de Vlaamse bevoegdheden voor overheidsinvesteringen die Vlaanderen ook nodig heeft.
Ik had de vraag van de heer Van Rompuy niet zo negatief begrepen als de heer Lantmeeters, maar misschien heb ik ze verkeerd begrepen. Mijn oproep zou zijn dat u toch even overleg pleegt met uw federale collega’s om te zien of dat Vlaamse spaargeld – en we weten allemaal dat er veel geld op de Vlaamse spaarboekjes staat – kan worden aangewend te nutte van overheidsinvesteringen die Vlaanderen ook ten goede kunnen komen. Ik wil u vragen om dat mee te nemen in uw discussies over het overheidspact dat al een paar keren is aangekondigd en eind deze maand zal landen voor de minister-president.
Minister Tommelein heeft het woord.
De federale overheid doet aankondigingen, maar behalve een aankondiging in een overlegcomité heb ik daar niets meer over vernomen. Ik heb me ook de bedenking gemaakt dat investeringen, zeker in een aantal zaken, nu eenmaal in de gewesten moeten gebeuren. Dat zijn ook de bevoegdheden van de gewesten.
Ik denk dat het goed is om daar overleg over te hebben, maar ik heb alvast niets meer gehoord.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ik had ook niet door dat ik mijn beklag aan het doen was.
De regering – ik heb even gebeld – waar we toch nog altijd deel van uitmaken, heeft de maatregel genomen en ik steun die maatregel. Ik wist niet dat ik zo negatief was overgekomen. Ik zal in de toekomst voorzichtiger zijn in mijn harde bewoordingen.
Ik ben alleen bezorgd over het feit dat Vlaanderen een gewestelijke investeringspolitiek wil voeren en dat we daarin autonoom moeten kunnen blijven. Maar ik ben gerustgesteld door uw antwoorden, minister, dat onze autonomie niet geschonden wordt, dat het ons alleen ten goede kan komen, en ons nog niets zal kosten ook. Daarmee kan ik met een gerust hart mijn vraag afsluiten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.