Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Interpellatie over de recente RVA-cijfers betreffende de controle en sanctionering inzake de beschikbaarheid van werklozen door VDAB
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
De aanleiding voor deze vraag om uitleg is de publicatie van de RVA-cijfers (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening). De RVA heeft een benchmark gepubliceerd over het controle- en sanctioneringsbeleid van de verschillende regio’s in België.
Sta me toe mij het volgende af te vragen. Het gaat om een federale dienst die een publicatie uitbrengt, waarvan men weet dat die zeer veel impact heeft op de perceptie. Ik hoop dat de RVA dan op zijn minst de reflectie heeft gehad om die publicatie eerst af te toetsen met de bevoegde regio’s, om te kijken of het wel de juiste voorstellingen van cijfers zijn en zo meer. Dat is misschien al een eerste vraag, minister: is die publicatie afgetoetst?
Ik heb zelf meteen na de publicatie gevraagd om in dit parlement een hoorzitting te houden. Ik denk dat een hoorzitting de beste manier is om een beetje inzicht te krijgen in de cijfers en mogelijke acties die daaruit kunnen volgen. Door een interpellatie van collega Janssens zijn we hier nu met een aantal vragen. Op zich is dat nuttig, want we kunnen misschien al voorafgaand aan de hoorzitting een aantal vragen stellen, die dan volgende week, op 30 maart, ter tafel kunnen komen.
Ik ben blij dat de gedelegeerd bestuurder van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) hier ook is. Ik wil vooreerst ten aanzien van de minister en VDAB zeggen dat wat onze fractie betreft, wij VDAB zeer sterk koesteren en er zeer trots op zijn. Wereldwijd is er geen enkele speler of actor die zo goed is in het toeleiden en bemiddelen van mensen naar werk als VDAB dat is. Ik denk dat VDAB wereldwijd op dat vlak zijn gelijke niet kent. Kijk maar naar Spanje. Kijk maar naar Nederland. Ik heb zelf ook ervaring in Noord-Frankrijk. De performantie van VDAB is eigenlijk ongezien.
Kijken we dan naar de cijfers en het hele verhaal over sanctionering. Voor mijn fractie is sanctionering geen doel op zich. Voor onze fractie staat het succes van VDAB niet gelijk aan het aantal sancties dat wordt uitgesproken. Het is natuurlijk wel belangrijk voor onze fractie dat er wordt opgetreden tegenover wie niet wil ingaan op een aanbod van opleiding, wie niet actief naar werk zoekt, wie geen werkaanbod aanneemt.
Onder het voorbehoud van de vraag of de RVA effectief de regio’s geconsulteerd heeft alvorens te publiceren, zijn er na een eerste lezing van de cijfers toch een aantal bezorgdheden die wij als fractie hebben en die we voor alle duidelijkheid niet vandaag, maar volgende week ten gronde willen bespreken. Maar ik ga toch een aantal van die bezorgdheden al meegeven, samen met een aantal van onze veronderstellingen, of op zijn minst zaken waarvan wij zeggen: misschien zou het daaraan kunnen liggen, maar we zeggen dat met een zeer groot voorbehoud. We willen VDAB ook de kans geven om dat eerst ten gronde toe te lichten.
Wat zijn voor ons zaken die in een eerste lezing opvallen? Als we kijken naar de mensen die passief beschikbaar horen te zijn, zien we in de cijfers dat er een dikke zesduizend zijn die zich niet aangemeld hebben bij een plaatsingsdienst of een dienst voor beroepsopleiding. Maar die zien we dan niet terugkomen in andere cijfers, bijvoorbeeld die van weigering van deelname aan een opleiding en zo meer. Dat wil dus zeggen – en dat lijkt ons toch wat frappant – dat veel mensen zich niet aanmelden, maar dan in de andere categorieën niet voorkomen. Dat is iets waar we opheldering over zouden willen.
Wat de actief beschikbaren betreft, zijn de nul verwittigingen en de kleine zevenhonderd sancties de twee meest frappante cijfers. Wat zijn dan de zaken die de voorbije week door mijn hoofd spookten? Als ik het goed begrijp, werkt VDAB met een gewone afspraak, een formele afspraak en een ultieme afspraak. Daar is een assumptie misschien dat mensen op een formele afspraak moesten komen, maar dat die formele afspraken door VDAB niet als dusdanig geregistreerd zijn. Als we zouden weten hoeveel formele afspraken er zijn, dan zouden we dat ook al kunnen vertalen naar verwittigingen.
Een tweede vraag – en dat is meer een beleidsvraag – is of zo’n cascadesysteem nuttig is. Iemand die uitgenodigd wordt en niet op een afspraak komt, voor mij is dat eigenlijk al een formele afspraak. Dan is de vraag of die dan nog door een controledienst moet worden uitgenodigd voor een verhoor. Want pas dan, als die dan niet komt, kan er al dan niet opgetreden worden. Is dat geen te lang systeem? Moet dat systeem niet herzien worden?
Een tweede luik dat door ons hoofd spookte, was: is er een verschil in aanpak tussen actieve beschikbaarheid en passief beschikbaren? Bij actief beschikbaren weten we dat er vaak een maand voor het verstrijken van de tijd wordt gecheckt. Is dat soms al niet te laat? Kunnen we niet korter op de bal spelen? Zijn er daar geen mogelijkheden? Is er ook een andere aanpak van de ongeveer 220.000 werklozen? Hoeveel zijn er vandaag actief en passief beschikbaar?
En als we kijken in de cijfers, zien we dat er vaak wordt gerapporteerd op basis van het niet aanwezig zijn, het niet ingaan op een oproep. Maar hoe zit het eigenlijk met mensen die naar een werkgever komen en daar ook werkonwillig blijken? Is er ook een beleid ten aanzien van dat type mensen?
Er zijn voor ons twee grote werven: de manier van afspraken maken en de aanpak van passief en actief beschikbare werklozen en het type transmissies.
De heer Janssens heeft het woord.
Ik wil aan alle collega’s en genodigden mijn excuses aanbieden voor de laattijdigheid. Ik zat in dezelfde trein als de voorzitter: gedeelde smart is halve smart.
Minister, ik was het idee van de hoorzittingen die de heer Ronse voorstelt, wel genegen maar ik vond toch ook dat die niet mogen dienen als bliksemafleider voor de verantwoordelijkheid van de bevoegde minister. Daarom vond ik het ook pertinent om ook met u, minister, dit thema uit te spitten.
U weet zelf beter dan wie ook dat u hierover in uw beleidsnota aan het begin van de legislatuur al hebt geschreven en ook in de daarna volgende beleidsbrieven. Ik ga daar niet uitgebreid uit citeren. U en de vaste collega’s van deze commissie weten beter dan ik wat daar allemaal in staat. Maar in elk geval hebt u vanaf het begin van deze beleidsperiode benadrukt dat u het activeringsbeleid wilt versterken en uitbreiden en dat u daar ook altijd uitdrukkelijk bij hebt verwezen naar het versterken van de opvolging en controle van de beschikbaarheid van de werklozen. In uw beleidsbrief van vorig jaar hebt u dat nog eens herhaald en hebt u gezegd dat het activeringsbeleid in het teken staat van de inkanteling van de controle op het zoekgedrag van de werkzoekende en de sanctioneringsbevoegdheid in de werking van VDAB.
Midden 2016 zei u dat de werking van de nieuw opgerichte controledienst al helemaal op schema was. Toen dit een gewestelijke bevoegdheid werd binnen het normatief kader dat federaal blijft, konden de modaliteiten per gewest kunnen ingevuld en kondigde VDAB aan dat te willen doen op een efficiënte en moderne manier. We kunnen heel veel zeggen over die zesde staatshervorming, minister. We hebben daar allebei vanuit onze partij al heel veel kritiek op gehad, maar dit was wel een van de belangrijkste bevoegdheden die zijn overgekomen naar het gewestniveau.
U zei toen ook, begin vorig jaar toen VDAB hiervoor de bevoegdheid kreeg, dat de mechanische controle op vaste momenten van de RVA verdwijnt en wordt vervangen door een consequente opvolging op maat van het individu. Niet iedereen zal door dezelfde molen worden gedraaid. Dat was de schets waarbinnen u dacht dat deze nieuwe dienst zou moeten werken.
Nu blijkt inderdaad uit cijfers van de RVA dat er vorig jaar in Vlaanderen toch een pak minder sancties zijn uitgevaardigd tegen werklozen die te weinig op zoek zouden zijn of te weinig actief op zoek zouden zijn naar werk. VDAB heeft toen ook gecommuniceerd dat er andere manier was van tellen, rapporteren en registreren en dat er zou worden gewerkt met een nieuw systeem van opvolgen, bemiddelen en controle op maat. Om die reden zouden ook de cijfers van het jaar voordien, van 2015, niet te vergelijken zijn met die van 2016.
Voor dat laatste wil ik wel begrip opbrengen, maar toch leek de communicatie vanuit VDAB me niet voldoende. Ik denk dat niet iedereen daar genoegen mee heeft genomen. Uit de reacties van de werkgevers bleek onbegrip voor de lage cijfers, zeker gezien de krapte op de arbeidsmarkt, het aantal vacatures dat oningevuld blijft, het aantal mensen dat niet wordt gevonden voor jobs die nochtans worden aangeboden. De werkgevers kunnen weinig begrip tonen voor het feit dat niet-werkwillige werkzoekenden niet zouden worden gesanctioneerd. Ook vanuit de coalitiepartners, ook al waren het dan de ‘usual suspects’ kwam er kritiek op het feit dat de minister misschien wel te laat, te traag heeft gereageerd en niet alles voldoende keurig heeft opgevolgd.
Minister, de gewesten bepalen natuurlijk zelf de modaliteiten. Zitten daar misschien de verschillen, ook in de cijfers van 2016, bijvoorbeeld met Wallonië, waar opvallend veel meer uitsluitingen of schorsingen van uitkeringen zouden zijn gebeurd in vergelijking met Vlaanderen?
U zei zelf ook verrast te zijn over de cijfers die bekend werden gemaakt, en dat verbaasde mij dan weer een beetje omdat ik dacht dat u als bevoegd minister toch een en ander opvolgt. U hebt zelf natuurlijk ook iemand in de raad van bestuur van VDAB afgevaardigd die een en ander mee kan opvolgen. Het feit dat u dus niet op de hoogte zou zijn van de nieuwe manier van werken, zou me verbazen. Misschien kunt u ook toelichten wat u dan precies heeft verrast toen de cijfers bekend werden gemaakt.
Welke beleidsmaatregelen hebt u zelf al genomen sinds 1 januari vorig jaar om de opvolging en de controle van de beschikbaarheid van de werklozen in Vlaanderen te versterken zoals u inderdaad hebt aangegeven in uw beleidsnota en beleidsbrieven?
Hoe zult u ervoor zorgen dat de nieuwe controledienst van VDAB effectief een versterking van de opvolging en controle van de beschikbaarheid zal teweegbrengen aangezien dit uit de cijfers die tot op dit moment bekend zijn, niet onmiddellijk blijkt?
Ik ben ook blij dat de gedelegeerd bestuurder van VDAB hier aanwezig is en misschien ook wel meteen een en ander verder samen met u kan toelichten.
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik heb het initiatief genomen om aan de heer Leroy te vragen om mee te komen. Ik ben verantwoordelijk voor het beleid. De operationele uitvoering is in zijn handen. Het is soms moeilijk om het beleid en de operationele uitvoering van elkaar te scheiden. We staan samen achter het beleid. Ook inzake uitvoering kan ik me terugvinden in de manier waarop VDAB dit doet. Ik vond het echter duidelijker als de heer Leroy ook aanwezig is. Als er dan vragen zijn over het operationele luik, dan kan hij ofwel het antwoord aan mij influisteren, ofwel zelf antwoord geven als de commissie dat goedvindt.
Ik ben ook blij dat we dit in de commissie ten gronde kunnen aanpakken. Dat kan nooit met wat tweets of persberichten. Daarom ben ik blij dat ik een vraag om uitleg heb gekregen en een interpellatie die het beleid in vraag stelt. Ik zal daar dan ook grondig en lang op antwoorden.
Hoe is de RVA-tabel tot stand gekomen? Zoals u weet, heeft de RVA geen bevoegdheid meer over controles en sancties van werkzoekenden. Maar ze zijn via een samenwerkingsakkoord tussen de gewesten wel nog gemachtigd om een aantal rapporten en tabellen te maken. De RVA heeft dus een hele reeks gegevens opgevraagd aan de verschillende gewesten en die dan zelf in een overzichtstabel proberen te gieten, zonder rekening te houden met de uiteenlopende manieren waarop gewesten de controle- en sanctioneringsbevoegdheid georganiseerd hebben sinds begin 2016.
Ik begrijp de RVA, laat me dat duidelijk stellen. Ze willen graag een tabelletje met voor elk gewest een apart cijfertje, allemaal volgens dezelfde opdeling in categorieën van sancties en acties. Maar de werkelijkheid in België is helaas voor de RVA veel complexer. We hebben niet in elk gewest hetzelfde beleid, niet in elk gewest dezelfde soort sancties, niet in elk gewest dezelfde manier van monitoren en rapporteren enzovoort. Je stoot dus onontkoombaar op problemen als je verschillend beleid in een tabel wilt samenvatten.
De RVA heeft de gegevens van VDAB zelf en autonoom herwerkt en een aantal dingen van plaats verschoven of zelf ingevuld omdat er geen gegevens voor aangeleverd waren. Dit maakt dat de RVA-cijfers geen correcte en ook geen volledige weergave zijn van het Vlaams controle- en sanctioneringsproces en de resultaten hiervan. De cijfers zijn niet vergelijkbaar met de interne monitoring van VDAB. Ik geef enkele voorbeelden ter illustratie.
Formele verwittigingen uit het bemiddelingsproces worden niet opgenomen in de synthesetabel van de RVA. Dit verklaart, mijnheer Ronse, de nul voor Vlaanderen in 2016. Er werden nochtans 5605 verwittigingen gegeven in het bemiddelingsproces en nog eens 5086 verwittigingen aan jongeren in beroepsinschakelingstijd. We hebben dus meer dan 10.000 verwittigingen die eigenlijk gerust opgenomen zouden kunnen zijn in formele verwittigingen, maar omdat wij de aanpak anders doen dan in het verleden, staat dat niet bij de controle en sanctionering maar bij de bemiddeling. Die verwittiging is officieel gebeurd en is genoteerd.
De cijfers worden door de RVA niet in totaliteit bekeken. Er worden cijfers opgesplitst tussen actief en passief zoekgedrag en vergeleken tussen 2015 en 2016, maar door de gewijzigde aanpak mag je bepaalde cijfers in eenzelfde rij niet vergelijken. Als je alles in totaliteit bekijkt en ook verwittigingen meeneemt die bij ons in het bemiddelingsproces overeenstemmen met formele verwittigingen bij de RVA, dan kom je voor geheel 2016 in Vlaanderen op 19.550 sancties. De heer Leroy zal volgende week lijn per lijn de RVA-cijfers meer toelichten als dat gewenst is. Dat kan ook vandaag als dat gewenst is. Het is aan u om te kiezen.
Binnen VDAB wordt op kwartaalbasis een opvolging en rapportage opgemaakt van de werking van de controledienst aan de raad van bestuur van VDAB. Dat is ook logisch. En ja, ik heb daar geen lid van de raad van bestuur maar wel een regeringscommissaris in de raad van bestuur.
Op 8 maart werd een jaarrapport toegelicht en besproken met betrekking tot het eerste operationele jaar van de werking van de controledienst van VDAB. Het feit dat deze eigen monitoring niet overeenstemt met de gepubliceerde RVA-cijfers was de reden waarom ik in de pers aangaf verrast te zijn. In de tabel worden appelen met peren vergeleken. Ik baseer mij voor mijn beleid en de resultaten van VDAB op de gegevens die zij zelf bijhouden en die wel overeenstemmen met wat werkelijk op het terrein gebeurt.
De RVA-tabel is dus geen goede voorstellingswijze van de resultaten van de Vlaamse controle- en sanctioneringsactiviteiten omdat we heel anders te werk gaan. Vanuit het dienstverleningsmodel van VDAB wordt bewust gekozen voor de bemiddeling op maat van de werkzoekende met focus op consequent activeren. VDAB motiveert werkzoekenden door een bemiddelingstraject en de nodige ondersteuning aan te bieden waar nodig en mogelijk. Dat gebeurt al jaren. Het is de wortel waarmee de werkzoekenden geholpen worden. De sanctionering is het sluitstuk van de bemiddeling, de stok achter de deur voor als de wortel niet voldoende blijkt. Wie niet meewerkt of geen moeite doet, moet daarop aangesproken worden, opgevolgd en gesanctioneerd als het nodig is.
Bij de overname van de controle- en sanctioneringsbevoegdheid waren er drie opties.
Ofwel kon men de bestaande situatie behouden. Dat is wat Actiris in Brussel doet. Zij betalen de RVA om de controle- en sanctioneringsbevoegdheid uit te voeren, net zoals in het verleden. Ofwel wijzigt men het lichtjes, zoals het Waalse Gewest doet, met het federale systeem zoals Le Forem heeft uitgewerkt. Ofwel gaat men de bevoegdheid volledig inbedden volgens de logica van de eigen werking. Dit is wat VDAB deed. Mij lijkt dat de enige en logische stap die VDAB moest zetten. Er werd expliciet gekozen om de controle van het zoekgedrag van werkzoekenden fundamenteel anders te organiseren. In plaats van de lineaire controle bijna mechanisch op gezette tijden door een ander orgaan te laten uitvoeren, hebben we de controlebevoegdheid in het bemiddelingsproces geïntegreerd. De sanctioneringsbevoegdheid wordt opgenomen door een onafhankelijk orgaan binnen VDAB. Vroeger kon de bemiddelaar van VDAB enkel vaststellen en doorsturen naar de RVA dat een werkzoekende niet actief zocht naar werk – of te weinig moeite deed – en voor het overige was er geen verantwoordelijkheid meer voor de bemiddelaar. Vandaag heeft de bemiddelaar zowel de positieve als negatieve incentives om een werkzoekende te begeleiden naar werk. Dat is het meest efficiënte en effectieve.
Om werkzoekenden te motiveren, heb je natuurlijk ook een stok achter de deur nodig. Die stok is er ook binnen VDAB gekomen door de controle- en sanctioneringsbevoegdheid over te nemen van de RVA. Op deze manier werkt VDAB op een efficiëntere manier dan vroeger want er zijn geen dubbele controles meer nodig. Het is ook een verbetering voor de werkzoekende die zich maar naar één instantie moet richten en niet van hier naar daar moet gaan om te bewijzen dat hij al dan niet goed bezig is. Deze werkwijze geeft VDAB ook de mogelijkheid om korter op de bal te spelen, wat ook het meest effectief is voor het aanmoedigen van het activeringsgedrag van de werkzoekenden. VDAB heeft de opdracht om te activeren, maar moet daarbij een evenwicht tussen rechten en plichten nastreven. Wie werk wil zoeken en dat ook actief doet, moet ondersteund worden, maar wie dat niet doet, kan niet meesurfen op het systeem en moet dus gesanctioneerd worden.
De resultaten – zowel die van instroom, doorlooptijd als sancties – van onze controlebevoegdheid worden per kwartaal nauw opgevolgd en bijgestuurd door de raad van bestuur van VDAB. Ik geef jullie een samenvattende tabel (zie bijlage 1) en ook een grafiek (zie bijlage 2).
Ik zei daarnet al dat het niet altijd evident is om de vergelijking te maken. We doen het hier toch, en dat zorgt voor een aantal nuances. In 2016 waren er 26.292 transmissies, wat aanzienlijk hoger ligt dan de 22.454 in 2015. Dit is een stijging met 17 procent. De volgende grafiek geeft het aantal transmissies per kwartaal. Als u deze cijfers zou uitzuiveren in functie van de conjunctuurgevoeligheden, zou u zien dat ze in 2016 in stijgende lijn zijn. Ook de eerste maanden van 2017 tonen fundamenteel meer transmissies dan in 2016.
De cijfers van de ontvankelijke dossiers zijn ook gestegen, waardoor we kunnen stellen dat we ook een performante controledienst hebben. Er is een stijging met 27 procentpunten van de ontvankelijkheidsratio van de ontvangen transmissies: van 48 procent in 2015 naar 75 procent in 2016. Over 22 beroepsdossiers voor de arbeidsrechtbanken werd al een uitspraak gedaan: 18 in het voordeel van VDAB, in 4 dossiers is VDAB in hoger beroep gegaan. Ook daar zie je dat men op een efficiënte manier aan het werken is.
Er is bewust gekozen om geen cijfermatige doelstellingen te zetten op de sanctionering. Dat is logisch omdat de focus niet ligt op sanctioneren maar op mensen aan het werk helpen. Ik wil niet per se meer mensen schorsen, ik wil wel per se meer mensen aan een job helpen. Maar ik wil wél dat wie onterecht een beroep doet op een uitkering, daarvoor gesanctioneerd wordt. Vandaar dat ik VDAB enkele kwantitatieve doelstellingen heb opgelegd inzake uitstroom. Dat is namelijk het belangrijkste, en ik hoop dat iedereen het daarmee eens is.
Uit de cijfers die ik net heb gegeven, kunnen we wel concluderen dat VDAB een kwalitatieve en effectieve controledienst heeft opgezet. We hebben dus een goede principiële keuze gemaakt.
Uit alles wat ik al heb gezegd, blijkt duidelijk dat wij een activerend beleid met wortel en stok voorstaan. Er waren nog nooit zoveel instrumenten om werkzoekenden op maat te activeren en te bemiddelen. Onze uitstroomcijfers naar werk na opleiding, bemiddeling of werkplekleren zijn stijgende. We worden bovendien beschouwd als een van de voorlopers van de Europese bemiddelingsdiensten. Er was onlangs een benchmarking door de EU met andere EU-bemiddelingsdiensten. Het Benchlearning Report 2015 zegt over VDAB: “VDAB is way ahead of the curve when it comes to PES (Public Employment Service) excellence and maturity. It would therefore be difficult to propose any fundamental recommendations.” Het compliment krijgen dat je geen enkel verbetervoorstel kunt krijgen, dat je geen aanbeveling kunt doen: daar mag je best wel fier op zijn.
Naar de stok moet nog meer aandacht gaan. Transmissie is geen doel op zich, dat heb ik al gezegd, maar moet, waar nodig, effectief gebeuren. De controle- en sanctioneringsbevoegdheid wordt opgevolgd binnen de raad van bestuur. De resultaten worden per kwartaal bekeken en bijgestuurd. Op basis van de positieve trend in de cijfers kan worden gesteld dat er een mentaliteitsswitch doorsijpelt is bij de bemiddelaars. Dat is ook logisch, die mensen hebben in het verleden, zoals ik daarstraks al zei, alleen de bemiddeling gedaan en niet de controle. Als je vraagt om de stok sterker in beeld te brengen, dan vraag je een stukje mentaliteitsswitch. Als je kijkt naar de grafiek en naar de start van 2017, die fundamenteel hoger ligt, dan heb ik de indruk dat die mentaliteitsswitch er bij de bemiddelaars aan het komen is. Zij worden elke dag consequenter door de wortel en de stok in één hand te gebruiken. Daar moet VDAB zeker verder aan blijven werken. Daar is inderdaad wel nog marge om te groeien.
Ik heb naar aanleiding van de eerste VDAB-jaarrapportage van de controledienst en de gepubliceerde RVA-cijfers aan VDAB gevraagd om te bekijken wat er geleerd kan worden na een jaar uitvoering van deze nieuwe bevoegdheid en om, indien nodig, een actieplan met bijsturingen op te maken. Het VDAB-management is hier volop mee bezig en zal dat met zijn raad van bestuur samen met de sociale partners opnemen.
Tot slot wens ik te benadrukken dat we het activeringsbeleid nog verder kunnen versterken en uitbreiden. Het proces van bemiddeling werd de voorbije jaren sterk bijgestuurd, zowel qua visie als qua methodiek en tools. De toeleidingsinstrumenten liggen steeds meer bij de VDAB. De bemiddelaar beschikt over een brede waaier aan opleidingsmogelijkheden en vormen van werkplekleren. Er zijn diverse vormen van dienstverlening bij gespecialiseerde partners voor kwetsbare werkzoekenden. We breiden ook ons instrumentarium verder uit via Wijk-werken, tijdelijke werkervaring enzovoort. Naast de bemiddeling van werkzoekenden, zet VDAB ook volop in op gegarandeerde en intensieve dienstverlening aan werkgevers. Het is duidelijk dat we elke kans aangrijpen om vacatures in te vullen.
Naast het inzetten van alle middelen voor activering moet er natuurlijk een evenwicht zijn van rechten en plichten, dus ook van plichten van de werkzoekende. We willen elke werkzoekende op maat kansen geven, maar dan moeten de werkzoekenden die kansen ook maximaal grijpen en zich hiervoor inspannen. Impliciet is VDAB nu ook bevoegd voor het mee bewaken van de sociale zekerheid. Daar dragen we samen een maatschappelijke verantwoordelijkheid in. Ook andere actoren spelen een belangrijke rol in de uitvoering van de controle op de beschikbaarheid van werklozen. We kunnen dat alleen consequent en effectief opnemen als ook zij meewerken. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk dat werkgevers aan de bemiddelaars feedback geven over de werkzoekenden die bij hen solliciteren. Dat is niet alleen nuttig ten aanzien van sanctionering, maar ook ten aanzien van het beter kunnen begeleiden van die werklozen omdat je dat mee in het leerproces van de werklozen kunt steken. Ook van de externe bemiddelaars bij tenderpartners wordt verwacht dat ze de wortel en de stok hanteren in de bemiddeling en dat ze informatie in het werkzoekendendossier noteren indien de werkzoekende zijn plicht niet nakomt.
Ik denk dat ik met dit overzicht en dit lange antwoord jullie wat meer zicht heb gegeven en dat ik jullie ook inzicht heb gegeven in het feit dat ik verrast was omdat de cijfers van de RVA niet overeenkomen met wat wij konden concluderen uit het jaarrapport. Ik heb u ook uitgelegd hoe de cijfers van de RVA tot stand zijn gekomen. Ik heb u het verschil in beleid tussen wat in het verleden gebeurde en wat vandaag gebeurt uitdrukkelijk uitgelegd. Dat is fundamenteel verschillend. Na een jaar controle- en sanctioneringsbevoegdheid te hebben uitgeoefend samen met de raad van bestuur en het management van VDAB, zien we hoe we die functie vandaag uitoefenen en nog kunnen optimaliseren in de toekomst vanuit de filosofie van vooral activeren en van sanctioneren van zij die niet willen.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil beginnen met een vraag aan de minister. Het zou goed zijn mocht er vanuit de Vlaamse Regering naar de RVA toe een communicatie komen met de vraag om, als ze in de toekomst dergelijke zaken publiceren, ze eerst hun ontwerppublicatie doorsturen naar de regio’s zodat dergelijke perceptiestoornissen niet meer kunnen voorkomen. Ik denk dat dat trouwens ook een minimale beleefdheid zou zijn van de RVA naar de regio's om dat te doen.
Verder ben ik blij dat de minister al een eerste reeks aanzetten heeft gegeven om te gaan in de richting van een juiste voorstelling van de cijfers, een voorstelling die, als je ze leest, veel minder dramatisch is dan degene die we van de RVA hebben gekregen, waar meer logica in zit maar waarbij een hoorzitting een veel gepaster middel is om er dieper op in te gaan. Dit is geen materie waar je in een vraag om uitleg op 10 minuutjes tijd snel snel over kunt gaan.
Uiteraard is onze fractie het volmondig eens met de filosofie dat uitstroom de resultaatsverbintenis moet zijn. Wie een andere filosofie voorstaat, zoals het sanctioneren, is een sadist, en dat zijn wij niet, ook al wordt dat soms ergens gefluisterd, collega Bothuyne. De integratie die is gebeurd, getuigt tenminste van politieke moed. Als ik het zo hoor, heeft men het in de andere regio's gewoon bij het status quo gehouden. Wij hebben iets gedaan met onze bevoegdheden. Dat zegt ook iets over het voluntarisme en de dynamiek die Vlaanderen heeft ten aanzien van andere regio's. Dat zegt iets dat haaks staat op wat de RVA-cijfers net lieten blijken. We zijn daar veel doortastender in geweest dan andere regio's.
Ik hoop ten stelligste dat we volgende week een tabel hebben met cijfers via de VDAB-bril of de Vlaamse bril. Dat is een eerste stap. Zo’n tabel zal ons als parlement in staat stellen om suggesties te doen. En ook al is het geen doel op zich, de sanctionering, we moeten ons als democratie kunnen verzekeren dat wie werkonwillig is, ook gesanctioneerd of aangepakt wordt. Dus ik denk – ondanks het feit dat er een update zal komen van de cijfers, en dat die beter zullen zijn – dat we toch nog het debat moeten kunnen voeren over verbetervoorstellen.
Ik heb zelf in elk geval lichte suggesties. Inzake het cascadesysteem wil ik weten: zitten we daar met een efficiëntieverlies of niet? Zijn er nog mogelijkheden inzake differentiatie – en aanpak – tussen actief en passief beschikbaar? Transmissies zijn vooral gebaseerd op het ‘niet ingaan’ op iets. Kunnen we ook het ‘niet-werkwillig zijn’…? Dat zijn zaken waarover we moeten kunnen spreken.
Minister, ik ben het met u eens dat de bemiddelaar op vandaag meer tools in handen heeft. Maar ik kan me voorstellen – dat is puur menselijk – dat een bemiddelaar die met een dossier, een persoon bezig is en daarin gelooft – men gaat daar automatisch wat meer in geloven – soms iets minder snel geneigd zal zijn om scherp te zijn in de controle. Dat is een assumptie, dat is geen stelling. Dat is zeker iets wat in een hoorzitting op zijn minst moet kunnen worden besproken. De ervaringen van VDAB ter zake moeten aan bod komen.
Deze ochtend heeft al een aantal goeie zaken opgeleverd. Het smaakt naar meer. Op 30 maart gaan we daar verder op in.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, dank voor je uitgebreide antwoord.
In eerste instantie denk ik dat de werking van de RVA niet tot navolging strekt. Als men informatie opvraagt bij de verschillende regio’s en men maakt er een eigen bericht van en stuurt dat de wereld in, zonder daarover eerst terug te koppelen met de regio’s, dat lijkt me niet meteen een correcte manier van werken. Ook wat de communicatie vanuit VDAB en/of de Vlaamse Regering betreft, ware het misschien toch niet slecht geweest om dat anders te doen. Door de communicatie die de RVA zelf in de hand had en zelf de wereld heeft ingestuurd, ontstond er natuurlijk een zekere negatieve beeldvorming over VDAB. Het was misschien beter geweest om heel kort op de bal te spelen en de informatie die u nu via de tabellen hier aan ons geeft, meteen kenbaar te maken. Het gaat immers over cijfers van 2016. Ik ga ervan uit dat die cijfers een tweetal weken geleden ook al beschikbaar waren en dat u meteen had kunnen communiceren en een en ander rechtzetten.
Ik ben het natuurlijk met u eens, minister, als u zegt dat u geen kwantitatieve doelstellingen hebt inzake uitstroom. Het is inderdaad beter iemand aan een job te helpen dan die te moeten uitsluiten. Sanctioneren doe je natuurlijk nooit voor je plezier. Mijn fractie wil uiteraard niet elke werkzoekende viseren, maar we hebben nood aan die stok achter de deur waar u ook naar verwijst. Wie niet wil ingaan op een jobaanbieding, wie geen beroeps- of jobopleiding wil volgen, wie weigert om zich goed in te spannen om aan een job te komen, moet daar op een of andere manier natuurlijk voor worden gesanctioneerd. Het kan niet dat die mensen een uitkering krijgen waar anderen wel hun best voor doen of gaan werken zodat zij hun uitkering kunnen krijgen.
Los daarvan nog een aantal bedenkingen. Ook vanuit werkgeversorganisaties heb ik – of tenminste vanuit één hoek – in de krant een reactie gelezen. Ze zeiden: over die sancties bestaat toch al even onduidelijkheid; we hebben daar ook in de raad van bestuur opheldering over gevraagd, maar we hebben die tot dusver niet of niet voldoende gekregen. Dat is een beetje de communicatie in de raad van bestuur. Ik kan natuurlijk niet oordelen over wat daar al dan niet gezegd wordt. Ik begrijp toch dat men vanuit werkgeverskringen nog met vragen zat over de nieuwe manier van werken en eventueel opgelegde sancties.
Een expert van de arbeidsmarkt, Jan Denys, vond dit een dikke onvoldoende voor VDAB en zei dat Vlaanderen een zwak figuur sloeg. Ik wil op dit moment niet te veel gewicht aan zijn woorden geven, omdat hij er niet is om ze toe te lichten. Het zou niet correct zijn om daar al te veel gewicht aan te geven. Maar het is toch een element van een expert die blijkbaar toch nog heel wat vragen had.
Minister, ik heb een concrete vraag. U hebt verwezen naar die verwittigingen waarvoor het cijfer nul in de tabel van de RVA stond en dat weinig geloofwaardig was, ook al omdat in antwoorden op schriftelijke vragen u zelf al aangegeven had dat daar een en ander in gebeurde en dat de cijfers niet overeenkwamen met wat de RVA heeft gecommuniceerd. Wat de schorsingen van de uitkeringen of andere elementen met het raken aan de uitkering betreft, stond nu in de tabel van de RVA 679 tegenover 5135 in Wallonië. Wat de verwittigingen betreft, dat hebt u geduid en genuanceerd, dat hebt u rechtgezet, maar inzake de elementen inzake de uitkeringen heb ik u niets concreet horen zeggen. Hoe verklaart u dat grote verschil? Ik denk niet dat er iemand in Vlaanderen gelooft dat men in Wallonië strenger zou opvolgen en sanctioneren wat niet-werkwillige werkzoekenden betreft. Kunt u daar nog wat toelichting bij geven?
Voka deed een voorstel. Om te kunnen inschatten welke werkzoekenden voldoende gemotiveerd en werkwillig zijn, zouden we misschien een betere feedback tussen de werkgevers en VDAB kunnen organiseren. Na een sollicitatieprocedure zouden zij kunnen terugkoppelen met VDAB, zodat men beter kan opvolgen wie precies degelijk op zoek is naar werk en wie aan zijn verplichtingen probeert te ontkomen en niet voldoende inspanningen doet om aan werk te geraken.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Ik had over dit onderwerp ook een vraag om uitleg ingediend, maar die moest het onderspit delven tegenover het reglement van het parlement. Ik ben echter wel tevreden met de aanpak, namelijk dat we vandaag al een reeks antwoorden krijgen – ik heb al veel verduidelijking van u gekregen, minister – en dat we volgende week een hoorzitting houden. Daar kijk ik naar uit, want het is belangrijk dat we op bepaalde zaken gedetailleerd kunnen ingaan om een duidelijk beeld te krijgen en enkele misinterpretaties uit de wereld te helpen.
Naar aanleiding van wat er in de pers is verschenen, wil ik toch enkele nuances aanbrengen. Ik begin met het communautair perspectief, de redelijk schrille verschillen tussen het Vlaamse en het Waalse Gewest. Ik wil dat nuanceren. In het Waalse Gewest hebben we verhoudingsgewijs altijd meer sancties gehad omdat het aandeel langdurige en jonge werklozen er groter was. Dat beeld moet zeker worden meegenomen. Daarnaast ben ik het er volkomen mee eens dat we geen heksenjacht op werkzoekenden beogen. Wie constructief deelneemt aan de activering, hoeven we ook helemaal niet te sanctioneren. Dat moet het uitgangspunt zijn van het beleid dat we in Vlaanderen willen voeren. Het is een stimulerend activeringsbeleid op maat, en het is duidelijk gebleken dat het in Vlaanderen een bredere toepassing krijgt dan in Wallonië. Daar werd onlangs nog bekend dat Forem niet voldeed aan de doelstellingen die in de beheersovereenkomst met de Waalse Regering zijn opgenomen.
Vanuit de vraag om uitleg die ik had ingediend, heb ik ook enkele kritische kanttekeningen, onder andere over de reactie van VDAB dat de cijfers op zich niet zoveel zeggen, maar dat we nieuwe vergelijkingen moeten maken omdat de berekeningen helemaal anders zijn. Aanvankelijk was dat een beetje verontrustend, omdat we tussen 2015 en 2016 een uitgesproken daling hadden. Vanop een afstand gezien, lijkt het alsof we dat redelijk eenvoudig moeten kunnen berekenen, maar u hebt al uitgelegd, minister, dat het veel complexer is. Daarom kijk ik ook uit naar de gedetailleerde becijfering volgende week.
Het is duidelijk dat de nieuwe aanpak, met de nadruk op activering en trajectbegeleiding, kinderziektes kan vertonen en dat het systeem zich nog moet ontwikkelen. Ik had dan ook vragen over de omslag voor het VDAB-personeel, het verhaal van rechten en plichten, maar u hebt gezegd dat de mentaliteitswijziging is ingezet en dat we daar verder op moeten doorgaan. Ik sluit me daarbij aan. We moeten dit goed en van nabij opvolgen, zodat het goed kan verlopen.
Er is een krapte op de arbeidsmarkt. Een correcte opvolging, activering en ook sanctionering zijn heel belangrijk. Daarom had ik dezelfde opmerking als collega Janssens over de verantwoordelijkheid van de werkgevers. We stellen vast dat 82 procent van de sancties het gevolg is van afwezigheid bij sollicitatiegesprekken. Dat is een verontrustend hoog cijfer. Kunnen we de sollicitatiefeedback nog intensifiëren? Kunnen we aan de andere kant de werkgevers misschien ook sensibiliseren om spontaan feedback te geven? Ook dat is enorm belangrijk en die verantwoordelijkheid mogen we van hen wel vragen.
Alle partijen moeten hun verantwoordelijkheid nemen: VDAB, de minister, de werkgevers, de werklozen en ook wij hier in het parlement. Daarom zou ik heel graag op regelmatige basis de cijfers kunnen opvolgen. Kunnen ze niet automatisch aan ons worden bezorgd, zonder dat we er schriftelijke vragen over moeten stellen? Het is belangrijk dat we inzicht krijgen in hoe het proces loopt en op hoeveel mensen het betrekking heeft door klaarheid in de cijfers.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de toelichting bij de vragen. Ook de aanwezigheid van de gedelegeerd bestuurder van VDAB is een indicatie dat er belang wordt gehecht aan de bezorgdheid die er in het parlement leeft over de berichtgeving over het sanctioneringsbeleid.
Ik heb wel eerst een opmerking voor u, voorzitter. Vandaag wisselen we een uur van gedachten over deze thematiek, maar een paar vragen om uitleg, van collega Talpe en van mezelf, werden op basis van het reglement afgewezen. Volgende week voeren we opnieuw dezelfde discussie. Parlementsleden hebben zeker de redelijkheid om iets rationeler met de tijd om te gaan. We hadden dat perfect samen kunnen organiseren. Nu hebben we een ‘voorprogramma’ en ik vind het goed dat de gedelegeerd bestuurder mee het voorprogramma wil doen, maar volgende week zullen we nog eens een heel uur hetzelfde zeggen. Dat vind ik een heel rare manier van werken. Dit gezegd zijnde, vond ik wat ik allemaal heb gehoord, wel zeer boeiend. Ik zal de vragen die ik in mijn vraag om uitleg had opgenomen, nu niet stellen, want dan moet ik volgende week hetzelfde nummertje opvoeren, maar ik wil wel reageren op wat vandaag al is gezegd.
Minister, wij waren in eerste instantie verbaasd dat u verrast was. U hebt uitgelegd waarom en in uw eerste reactie zei u terecht dat u eerst de werkelijkheid achter de cijfers wilde kennen en dat bij een sanctioneringsbeleid het sanctioneren geen doel op zich is. Het moet de effectiviteit van het algehele beleid versterken. Als de RVA van al die cijfers een ‘mannekesblad’ maakt, zoals we dat in schoon Vlaams zeggen, dan is het voor de toekomst misschien aangewezen niet alleen een brief naar de federale overheid te sturen, collega Ronse, maar gewoon eens samen te zitten en een gezamenlijk monitoring- en cijferrapport te maken. Ik denk dat we nog altijd wel kunnen leren van de verschillen in aanpak tussen de regio’s. De bedoeling van de regionalisering was ook net om elkaar te stimuleren door een gezonde competitie.
Dan heb ik nog een punt voor volgende week. Ik weet niet of men die gegevens al heeft, maar ik denk dat het wel interessant is om niet alleen een profiel te hebben van de effectieve sancties, maar ook van de gesanctioneerden. In het voorgaande sanctioneringsbeleid was er een automatisme: als je niet kwam opdagen, werd je gesanctioneerd. Dat was een soort hakbijlscenario dat gehanteerd werd, maar we merkten wel dat diegenen die het vaakst gesanctioneerd waren, vaak werkzoekenden waren die meerdere problemen hadden, die er bijvoorbeeld om verschillende redenen niet raakten – ik zeg dat niet om dat goed te praten. Dan is dat wel nuttig om te weten. In die zin is het wel aangewezen om het profiel te hebben van de gesanctioneerden.
Ik kijk uit naar de gedachtewisseling van volgende week, waar wij onze punctuele vragen dan zullen voorleggen aan VDAB. En ik wil nogmaals een oproep doen om voortaan iets efficiënter om te gaan met het tijdsgebruik.
Mevrouw Kherbache, ik ben maar voorzitter van deze commissie en ik kan maar reglementen toepassen als die aan mij worden voorgelegd. De vragen die ik onontvankelijk heb verklaard, heb ik als voorzitter van deze commissie persoonlijk onontvankelijk verklaard op basis van reglementen, waar eigenlijk geen speld tussen te krijgen is. Maar als de commissie dan vorige week, nadat ik die vragen onontvankelijk heb verklaard, beslist om een hoorzitting te organiseren, is dat een beslissing van de commissie op zich. De commissie regelt haar werkzaamheden zoals zij dat wil, en heeft voorgesteld om een hoorzitting te houden. Dat gebeurde dus nadat de vragen om uitleg onontvankelijk zijn verklaard. Ik kan moeilijk alle vragen laten hangen tot de commissie eens beslist om ooit over te gaan tot een hoorzitting.
Ik denk dat ik het reglement perfect heb toegepast en dat daar geen speld tussen te krijgen is. Ik vind het jammer dat u insinueert dat ik daarmee misschien inefficiënt werk of dat ik om een of andere reden die vragen heb tegengehouden. Dat is helemaal niet zo. Bekijk gewoon het reglement, dan is het heel duidelijk.
U zegt nu publiekelijk dat ik van alles insinueer. Ik wil alleen maar aangeven dat het in andere commissies al gebeurd is dat als er vragen zijn die bijvoorbeeld wegvallen omwille van de timing of het reglement, en men stelt vast dat men bijvoorbeeld een hoorzitting organiseert, de voorzitter dan het voorstel doet om dat gezamenlijk aan te pakken. En dan gebeurt dat. (Opmerkingen van Axel Ronse)
Het kan zijn dat collega Janssens daarop aangedrongen heeft, maar hebt u aan hem de vraag gesteld of we dat niet beter in één geheel zouden doen, voorzitter? Ik denk dat dat geen belemmering is geweest. Hij zou misschien ingestemd hebben om dat in één keer gezamenlijk te doen. Dat is het enige voorstel dat ik doe, meer niet.
Mochten alle collega’s van de commissie de regeling van de werkzaamheden bijwonen, zouden we die discussie nu niet hebben. Wij hebben ons met de collega’s – er waren enkel collega’s van de meerderheid bij de regeling van de werkzaamheden – een half uur over die kwestie gebogen. Ik vraag nu als commissie om die discussie te sluiten en roep alle collega’s op om naar de regeling van de werkzaamheden te komen.
Ik ga deze discussie inderdaad beëindigen. We gaan ons, zeker in aanwezigheid van de mensen die hier zijn, beperken tot de inhoud van de zaak. Ik hoop dat als er in het vervolg opmerkingen gemaakt worden omtrent zulke zaken, dat in de regeling van de werkzaamheden gebeurt of dat u mij persoonlijk komt zoeken of daarover spreken. Ik blijf erbij dat het reglement hier perfect is toegepast. We zullen de rest inderdaad bespreken in de regeling van de werkzaamheden.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik dank de minister en de gedelegeerd bestuurder, enerzijds om antwoord te geven en anderzijds om hier aanwezig te zijn. Dat duidt toch op het belang van de problematiek.
Dat is natuurlijk ook niet onlogisch. Dit gaat over een van de bevoegdheden die via de zesde staatshervormingen zijn overgekomen en waar we al lang vragende partij voor waren. Ik heb in de vorige legislatuur heel veel vragen aan u gesteld, minister, waarbij u zei: we hebben wel een wortel, maar we hebben geen stok en kunnen dus niets doen. We hebben de stok nu en we moeten hem op een consequente en goede manier gebruiken. Niet dat die stok of een sanctie de doelstelling moet zijn. Ook in onze fractie zijn er geen sadisten, toch niet openlijk. (Gelach. Opmerkingen)
Wij hechten belang aan een goede toepassing van die nieuwe bevoegdheid. Het siert VDAB dat ze dat op hun eigen manier gaan doen, wat de vergelijkbaarheid met cijfers van andere deelstaten uiteraard een stuk complexer maakt. Dat is ook de rode draad van hoe Vlaanderen met die nieuwe bevoegdheden omgaat. Van kinderbijslag tot arbeidsmarktbeleid, we maken daar een eigen invulling van. Zo hoort het ook. Dat was de bedoeling van de staatshervorming en van al die nieuwe bevoegdheden.
De vraag is dan natuurlijk of we ze goed gebruiken. Het was niet evident om de cijfers te beoordelen op basis van de communicatie van twee weken geleden. Ik denk niet dat we de RVA daar kwade bedoelingen moeten toedichten. Ik denk dat dat misschien een van de kinderziektes is in de samenwerking die nu bestaat tussen RVA en VDAB, dat er misschien op een bepaald moment gemeenschappelijk gecommuniceerd kan worden over de manier waarop gewerkt is. Er is een samenwerkingsakkoord. Ik ga ervan uit dat daar ook een bepaling in staat over monitoring en communicatie. Dat kan zeker opgenomen worden, veronderstel ik.
Ik heb in uw uitleg een hele uiteenzetting gehoord over hoe wij met verwittigingen werken in het kader van onze flow ten aanzien van werkzoekenden. Dat verklaart de cijfers wat betreft de effectieve sancties, schorsingen en het intrekken van uitkeringen inderdaad niet helemaal. Daar is nog wel wat meer uitleg bij nodig over wat daar is gebeurd. Ik hoorde in de voorbije weken ook opstartproblemen bij het implementeren van de nieuwe bevoegdheid binnen VDAB vermeld worden als een van de mogelijke verklaringen waarom de cijfers zouden afwijken. Ik zou daar graag wat uitleg bij krijgen van de gedelegeerd bestuurder. Zijn er inderdaad opstartproblemen bij het inkantelen van deze nieuwe bevoegdheid? Welke waren die? Zijn die effectief opgelost?
Het ware natuurlijk nuttig geweest, minister, mocht er direct na de communicatie van de RVA, met het jaarrapport in de hand dat op 8 maart op de raad van bestuur is geweest, communicatie met enige nuancering zijn geweest. Kort op de bal spelen is zowel met betrekking tot het uitvoeren van de bevoegdheid als met betrekking tot het communiceren over een bevoegdheid natuurlijk bijzonder belangrijk.
Ten gronde zei u ook dat er werk wordt gemaakt van een evaluatie en dat eventuele bijsturingen aan het beleid worden onderzocht. Wat is de timing van dat verhaal? Wat zou de inhoud of de aard van die bijsturingen kunnen zijn?
Ik dacht persoonlijk ook aan het gebruik van datamining in de uitoefening van onze bevoegdheid. Ik weet dat de fiscus daar op een steeds efficiëntere manier werk van maakt. Het is misschien een moeilijke vergelijking met de fiscus, maar misschien kan dat ook door VDAB gebeuren. We hebben een heel uitgebreide set van data over de werkzoekenden, over de manier waarop we die werkzoekenden begeleiden en opvolgen. Op basis daarvan moet er met datamining wel iets uit te halen zijn dat meer is dan alleen de opvolging en begeleiding die we in onze flow ten aanzien van werkzoekenden gaan gebruiken. Ik had graag ook daarover uw mening gehoord.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil een paar reacties geven, ten eerste over de cijfers van de RVA en de toekomst van cijfers van de RVA. Ik heb aan de heer Leroy al gevraagd om dat in zijn volgende contact met de top van de RVA en met de collega’s van de andere bemiddelingsdiensten ter sprake te brengen en daar goede afspraken rond te maken. Als dat niet zou lukken, kunnen wij op het niveau van minister actie ondernemen, maar ik wil het eerst aan de verschillende gedelegeerd bestuurders zelf voorleggen.
Er is een paar keer gesproken over ‘beter snel rechtzetten’. Ik denk eigenlijk dat de communicatie juist is gebeurd. Er is direct gezegd, door VDAB zelf, dat appelen met peren vergeleken zijn. Dat is onmiddellijk naar buiten gekomen. De aard van de cijfers was wel zo dat wij niet onmiddellijk een rechtzetting konden doen. En het feit dat ik zelfs met de cijfers die ik hier naar voren heb gebracht, u nog niet voldoende kan uitleggen hoe de verschillen zijn en er volgende week een hoorzitting van kan komen, toont duidelijk aan dat het niet iets is dat je op een-twee-drie rechtzet.
En als hier wordt gevraagd hoe die 679 moeten worden bekeken, waar die terug te vinden zijn en hoe die moeten worden geïnterpreteerd, dan vraagt dat uitleg. De meesten onder u weten dat je bij de pers niet echt de tijd hebt om heel die uitleg te doen. Ik had die uitleg trouwens ook niet op de dag dat de RVA zijn cijfers heeft gepubliceerd. We konden daar op dat moment niet lijn per lijn die uitleg geven. Daarna was er een interpellatie. Ik wil gerust niet langer wachten op een interpellatie om de uitleg via de pers te geven, maar gewoonlijk krijg ik dan op mijn donder van de voorzitter van het parlement na klachten van parlementsleden over het feit dat ik aan de pers al gegevens heb verstrekt die het parlement nog niet heeft gekregen. Als dat hier het gevoel is, heb ik er geen enkel probleem mee om dat in de toekomst naast mij neer te leggen.
Mijnheer Van Malderen, er zijn twee collega’s die dat hebben gevraagd. Als de rest zich daarbij aansluit …
Ik wil gewoon opmerken dat u geen gemakkelijk leven hebt, minister.
Bedankt voor uw sympathie.
Vandaag hebben we een eerste aanzet gegeven. Uit de enkele voorbeelden die ik heb gegeven, blijkt dat de tabel van de RVA niet alleen voorzichtig maar gewoon anders moet worden bekeken, en dat die zelfs fouten bevat. De verwittigingen zijn daar het beste voorbeeld van. Er zijn niet nul verwittigingen, zoals VDAB duidelijk heeft gemaakt.
Ik heb ook heel duidelijk uitgelegd dat ik verrast was omdat de cijfers die wij hadden, wel heel duidelijk waren en een andere trend gaven. Ik ga ervan uit dat de heer Leroy volgende week op al die vragen dieper in kan gaan.
Mijnheer Janssens, ik ga ervan uit dat de werkgeversorganisaties die dezelfde tabellen hadden gezien als ik in de raad van bestuur, dezelfde vragen stelden als ik. Idem dito Jan Denys. Als je dan hoorde wat de RVA zei, dan stelde je vast dat er iets helemaal anders gebeurde. Als je dan niet onmiddellijk ziet waar die cijfers vandaan komen, en je die communautair gaat vergelijken terwijl dat appelen met peren vergelijken is, dan ben je verrast en dan stel je je vragen. Ik denk dat ik het correct heb gedaan. Ik heb gezegd dat ik verrast was en eerst de juiste interpretatie van de cijfers wilde. Sanctioneren is geen doel op zich. Als het dan nodig is, vraag ik een actieplan van VDAB om meer te doen inzake controle. Ik stel dat wel voorwaardelijk: als het nodig is.
Volgende week zult u lijn per lijn de uitleg krijgen van de heer Leroy.
Mevrouw Talpe, de cijfers die worden goedgekeurd door de raad van bestuur – ik denk dat het om kwartaalcijfers gaat –, zijn publiek en kunnen dus worden geraadpleegd.
Mevrouw Kherbache, het profiel van een gesanctioneerde is toevallig ook een vraag die is gesteld door de raad van bestuur van VDAB. VDAB bekijkt nu hoe aan die vraag kan worden tegemoetgekomen. Eventueel kan de heer Leroy daar vandaag of volgende week verder op ingaan.
Mijnheer Bothuyne, het mogelijke actieplan dat het management nu voorbereidt, zal worden voorgelegd aan de raad van bestuur van april en mei. Wij hopen dat de raad van bestuur op 3 mei eensgezind tot een besluit komt over het actieplan inzake sanctionering.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, een aantal collega’s hebben verwezen naar het voorstel om ook de werkgevers meer te betrekken.
Mijnheer Ronse, we moeten inzetten op de feedback van de werkgevers. We zullen dat agenderen op de raad van bestuur van VDAB met het oog op een betere sanctionering en op een betere begeleiding. Wanneer we van de werkgever weten waarom iemand niet wordt aangenomen, kan dat het proces voor een betere bemiddeling in de toekomst alleen verbeteren. Die feedback is zeker voor verbetering vatbaar. Dat komt eerst op de raad van bestuur, maar ook ik ben eventueel bereid daar met de werkgeversorganisaties op door te gaan.
Ik ben het volmondig eens met de geest van dat voorstel. Het enige waar ik in dat kader een beetje voor wil waarschuwen, is dat we planlast voor de werkgevers daarbij zeker moeten vermijden. Voor mij moet VDAB een soort ‘invisible hand’ zijn die aan bemiddeling doet, onder meer ten aanzien van de werkgevers. Er moet echt worden gezocht naar een goede manier om dat te doen.
Verder onthoud ik vooral dat de cijfers verkeerd werden voorgesteld, dat er nog heel veel nuance op zit, dat er intussen al een verbeterde voorstelling is en dat we volgende week verdere verfijning zullen krijgen alsook zullen debatteren vanuit het parlement over een aantal extra wijzigingen in het sanctioneringsbeleid van VDAB.
De heer Janssens heeft het woord.
Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat wij natuurlijk geen werkzoekenden viseren die heel hard hun best doen om werk te vinden en daar desondanks niet in slagen. Dat onderscheid wil ik duidelijk maken, maar dan moet het systeem natuurlijk wel waterdicht zijn. Degenen die niet bereid zijn om te werken, mogen niet door de mazen van het net glippen. Zeker gezien de krapte op de arbeidsmarkt en het grote aantal openstaande vacatures, het grootste aantal sinds 15 jaar, lees ik in allerlei analyses, kunnen we ons dat niet permitteren. Iedereen die arbeidsgeschikt is en kansen krijgt, moet die kansen ook grijpen. En als de regels op dit moment onvoldoende streng zouden zijn, moeten die worden aangescherpt. Ik denk dat we daar volgende donderdag meer toelichting, duiding en eventueel bijsturingen over kunnen krijgen.
De vraag om uitleg en de interpellatie zijn afgehandeld.