Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Er is recent een nieuwe omzendbrief vertrokken waarin de uitbreiding van de middelen die in de begroting staat, wordt verdeeld. Dat is een goede zaak, die uitbreiding op zich is al een goede zaak, de noden zijn immers erg groot. Ik ga hier niet herhalen hoe de voorziene uitbreiding nog niet volstaat om effectief alle noden te lenigen, maar wel om te kijken waar het budget voor wordt gebruikt.
Tijdens de bespreking van de begroting – ik heb de verslagen nog eens vastgepakt – liet u weten, minister, dat u in de drie prioriteitengroepen beweging wilt krijgen. U maakte tevens gewag van het advies van het raadgevend comité dat zegt dat het extra PAB-budget (persoonlijkeassistentiebudget) voor minderjarigen significant moest zijn en dat er aandacht moest zijn voor GES en GES-plus (gedrags- enf emotionele stoornis).
Uit de omzendbrief blijkt dat dit advies voor minderjarigen niet gevolgd wordt. Er wordt 15 procent van het uitbereidingsbudget ingeschreven voor minderjarigen en dit gaat volledig naar PAB’s. Ik wil het helder en duidelijk zeggen, die uitbreiding van de PAB’s is zeer goed, er is een absolute nood aan. Er wachten nog ongeveer 1300 kinderen en jongeren op een PAB. Sommigen moeten tien tot vijftien jaar wachten. De wachttijden zijn enorm en er beweegt heel weinig. Zelfs met het budget waarin nu voorzien is, kunnen we 200 à 300 mensen extra een PAB toekennen terwijl er 1300 kinderen en jongeren wachten. Het bestaande ritme is onvoldoende, in die zin is dat extra budget goed, maar het blijft onvoldoende.
Tegelijk was er een vraag voor GES en GES-plus. Het is niet omdat er een ongelooflijk acute nood is voor PAB’s dat de noden voor GES en GES-plus er niet meer zijn. Het raadgevend comité zal dat advies niet zomaar gegeven hebben. Waarom werd dat advies niet gevolgd? Welke redenering zit daarachter?
Er gaat 85 procent van het budget naar volwassenen, vooral naar prioriteitengroep 1, dat is logisch, daar zitten de grootste noden; er gaat 5 procent naar prioriteitengroep 2 en 10 procent naar prioriteitengroep 3. Dat is een manier om effectief overal beweging in te brengen. Wat betekent dit voor de wachtlijsten? Hoeveel mensen gaat u daarmee viseren? Voor een PAB kan men dat redelijk berekenen omdat de gemiddeldes bekend zijn. Wat zal dit betekenen voor de wachttijd voor die mensen? Hoe zit het met de timing?
In de omzendbrief staat – en dat vind ik belangrijker dan precieze cijfers – dat het nog niet duidelijk is wanneer de budgetten worden toegekend. Als u in 2017 een budget hebt voor uitbreiding, kan ik er alleen maar voor pleiten dat dit vanaf 1 januari wordt toegekend en niet op 31 december, want dat is weer een heel jaar verloren voor mensen die wachten op aangepaste zorg. U hebt die middelen toegezegd gekregen van de regering, waarom is het nog niet duidelijk wanneer die echt worden toegekend? Ze zijn ongelooflijk prangend.
Daarbij aansluitend, ook voor minderjarigen speelt de timing. Minderjarigen moesten voor 16 januari hun checklist doorgeven. De jongeren die budgetten aanvroegen – vaak gaat het om een heel dringende nood – hebben nog geen antwoord gekregen en hebben op sommige plekken zelfs nog geen zicht op de samenkomst van de prioriteitencommissie.
Al het werk is gebeurd. Mensen hebben ook vaak hemel en aarde moeten bewegen om dat allemaal rond te krijgen. Er zijn immers toch een aantal administratieve lasten. Hoe komt het dat ze nog geen antwoord hebben? Waarom duurt dat zo lang? Is er geen deadline? Kan echt iedere RPC voor zich gaan beslissen om al dan niet bijeen te komen, en wanneer dat is? Hoe wordt ten behoeve van die mensen gecommuniceerd? Zij wachten intussen immers toch al meer dan een maand op antwoorden. Als ze eenmaal antwoord krijgen, welke mogelijkheden zijn er om eventueel in beroep te gaan tegen beslissingen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, op korte termijn is een bijkomend budget beschikbaar voor PAB’s bij minderjarigen van 7.852.500 euro. Dat past in het uitbreidingsbeleid voor 2017. Het aantal personen die hiermee een PAB ter beschikking gesteld kunnen krijgen, is afhankelijk van de hun toegewezen budgethoogte. Dit zal ongeveer 200 à 220 personen bedragen.
Jaarlijks voorzien we in een aanzienlijk bijkomend budget voor de ondersteuning van personen met een handicap, met de bedoeling de wachttijden terug te dringen. Tevens werken we ook voor minderjarigen een systeem uit van persoonsvolgende financiering, met aandacht voor inclusie en vermaatschappelijking van de zorg.
We volgen het advies van het raadgevend comité dat voor minderjarigen primair zou worden ingezet op persoonlijkeassistentiebudgetten en inspanningen voor jongeren met ernstige gedrags- en emotionele stoornissen. We hanteren echter een andere aanpak dan werd vooropgesteld. We reserveren de middelen binnen het uitbreidingsbeleid maximaal voor bijkomende PAB’s voor minderjarigen en bijkomende persoonsvolgende budgetten (PVB’s).
Daarnaast wensen we de capaciteit die vrijkomt in de multifunctionele centra, anders in te zetten. Door de zorgcontinuïteit in de overgang van minder- naar meerderjarigenondersteuning te garanderen, komen er in 2017 ongeveer 450 plaatsen vrij in de multifunctionele centra. Die zullen primair worden ingezet voor kinderen en jongeren met ernstige ondersteuningsnoden, zoals GES en GES-plus en ernstige meervoudige beperkingen. De manier waarop dat kan gebeuren, zal worden besproken door een interadministratieve werkgroep, samen met vertegenwoordigers uit het werkveld en de gebruikersorganisaties. Die zal zich ook baseren op de adviezen van een bestaande werkgroep GES-plus, die het bestaande aanbod van GES-plus evalueert en bijstuurt waar nodig. Dit advies wordt op dit moment afgerond en zal worden besproken met de diverse stakeholders. Naast een mogelijke uitbreiding van het GES-plus-aanbod zal ook bijvoorbeeld de toeleiding en de organisatie van het aanbod onder de loep worden genomen. Het is dus zeker niet juist dat er voor deze doelgroep geen actie zal gebeuren in 2017.
Bij de meerderjarigen werd op 1 januari 2017 het systeem van de persoonsvolgende financiering volledig uitgerold. Binnen dit systeem werden een aantal groepen voor automatische toekenning bepaald. Het gaat om mensen in een noodsituatie, een PVB na een noodsituatie, een spoedprocedure voor snel degeneratieve aandoeningen, maatschappelijke noodzaak en de continuïteit van ondersteuning minderjarigen-meerderjarigen. Het VAPH heeft een inschatting gemaakt van het budget dat nodig is om heel het jaar door aan die groepen onmiddellijk een budget beschikbaar te stellen.
Tevens heeft het VAPH een inschatting gemaakt van het beschikbare budget in 2017 voor het ter beschikking stellen van nieuwe PVB’s. Dat beschikbare budget wordt samengesteld uit het uitbreidingsbeleid en de middelen die vrijkomen door uitstroom, dus overlijdens en het stopzetten van PVB’s. Aangezien het systeem pas begin 2017 werd uitgerold, zijn die inschattingen gemaakt op basis van de kennis en ervaring met het oude systeem. Het is dus noodzakelijk om gedurende het jaar een monitoring op te zetten en desgevallend de inschattingen aan te passen, zodat wordt vermeden dat er onvoldoende budgetten zijn voor de groepen voor automatische toekenning en zodat we anderzijds zo veel mogelijk budgetten ter beschikking stellen in de prioriteitengroepen.
Ondertussen zijn reeds 100 PVB’s ter beschikking gesteld voor prioriteitengroep 1. De groepen voor automatische toekenning worden geschat op 1034 PVB’s. Daardoor zouden er nog ongeveer 386 PVB’s ter beschikking kunnen worden gesteld in de drie prioriteitengroepen, wat het totaal op 486 PVB’s brengt. Deze cijfers zijn, zoals gezegd, nog onderhevig aan wijzigingen op basis van de monitoring.
De verdeling van de uitbreidingsmiddelen tussen meerderjarigen en minderjarigen is het voorwerp van een beslissing door de Vlaamse Regering. Het betrokken besluit werd goedgekeurd op 3 februari 2017. Vervolgens diende de verdeling over de prioriteitengroepen te worden vastgelegd in een ministerieel besluit, en moet de verdere operationalisering worden vastgelegd in een ministeriële omzendbrief.
De lijst van wachtenden is een voortdurend evoluerend gegeven, door overlijdens, mensen die ondertussen een andere keuze hebben gemaakt enzovoort. Dit wordt extra complex doordat er op dit moment ook nog effecten zijn van de transitie van gebruikers binnen de zorg in natura en de PAB-budgethouders naar persoonsvolgende financiering. Het VAPH heeft na de beslissing dus nog enige tijd nodig om ervoor te zorgen dat de budgetten exact aan de juiste personen worden toegekend, met respect voor alle elementen, namelijk prioriteit, wachtlijst, impact van de transitie enzovoort. Dit wordt momenteel volop voorbereid. Op korte termijn zullen ongeveer tweehonderd PVB’s ter beschikking worden gesteld.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, u hebt, denk ik, niet geantwoord op de vraag wanneer de minderjarigen die voor 16 januari hun checklist moesten indienen, een antwoord krijgen. Ik begrijp uw antwoord over het uitbreidingsbeleid voor volwassenen. Het VAPH moet dat uitbreiden. Waarom moesten minderjarigen voor hun budgetaanvraag echter alles doorgeven tegen 16 januari, als dan pas een hele procedure in gang wordt gezet? Is een maand geen redelijke termijn om die mensen een antwoord te bieden? Nu wachten ouders van kinderen in een dringende situatie immers tot hun prioriteitencommissie samenkomt om een antwoord te geven, terwijl zij wel heel snel alles in orde hebben moeten maken.
Een andere vraag waarop u geen antwoord hebt gegeven – maar eerlijk gezegd had ik dat niet verwacht –, is natuurlijk de vraag wat het perspectief is voor die 1000 minderjarigen die wachten op een PAB en die nu niet in aanmerking zullen komen. U stelt dat er met deze uitbreiding 200 à 220 in aanmerking zullen komen voor een PAB. Dat is een gigantisch goede zaak voor die kinderen en jongeren, maar er zijn er dus nog 1000 op die wachtlijst die dat perspectief niet hebben. Ook zij hebben een perspectief nodig. U geeft prioriteit op basis van noodsituatie, van maatschappelijke nood, maar wat geen criterium is voor prioriteit, is die wachttijd. Zo krijg je natuurlijk kinderen die er tien à vijftien jaar op staan omdat de ouders het nog wel eventjes uithouden, omdat er geen absoluut dringende nood is. Dat zijn echter wel mensen die hun kinderen op een inclusieve manier willen grootbrengen en die op hun tandvlees zitten. Zij moeten ook een perspectief kunnen krijgen. Net zoals u bij de volwassenen in prioriteitengroep 3 mensen wilt laten vooruitgaan – en het is ook logisch dat er in alle prioriteitengroepen vooruitgang is –, moet er ook bij de minderjarigen vooruitgang en perspectief zijn voor die ouders die nu al jaren op hun tandvlees zitten, maar dus niet die absolute urgentie kennen van mensen in een veranderde noodsituatie. Zult u de wachttijd voortaan ook niet op een of andere manier mee in rekening brengen bij het toekennen van PAB’s? Dat lijkt me immers absoluut nodig om de inclusie waarover u het hebt, waar te maken.
Ik had nog een vraag over het budget. U had het over 7,85 miljoen euro voor minderjarigen, maar als ik 15 procent van uw 54 miljoen euro neem, dan kom ik uit op 8,2 miljoen euro. Ik kom dus uit op een ander bedrag. Dat zijn misschien kleine verschillen, maar ze zijn toch wel opvallend. Waar zit dat verschil? Ook wat de volwassenen betreft, kom ik met mijn berekeningen op iets anders uit. Het is toch wel belangrijk dat de schaarse middelen die er zijn, toch heel duidelijk worden toegekend.
Minister, misschien is het nuttig dat we de tabel zouden kunnen krijgen. Ik heb immers ook even de wenkbrauwen gefronst bij een deel van de wiskundeoefening. Het zal aan mij liggen dat ik niet meteen mee was, maar ik had toch ook andere cijfers in het hoofd. Dat was een algemene opmerking.
Uiteraard is het een goede zaak dat u vandaag een accent probeert te leggen bij een groep waar we de afgelopen jaren te lang stilstand hebben gezien, met name minderjarigen die een PAB aanvragen.
Alleen hebben wij ook al bij de begrotingsbespreking aangestipt dat de inspanning die u doet, wellicht net zal volstaan om de bijkomende aanvragen voor dit jaar af te dekken. In goed geval krijgen we daar te maken met een status quo, waarbij de lijst niet langer wordt.
Dat brengt me tot de vraag van mevrouw Van den Brandt, die ik kan onderschrijven. U hebt het zelf een aantal keer gehad over ‘wachttijden’. Dat woord hebt u gebruikt. Alleen is dat natuurlijk in het beoordelen van cases geen criterium. Het is inderdaad zo dat voor mensen in die categorie de tekorten – ik kan op zich nog begrip opbrengen voor de manier waarop die zijn ontstaan –, aanleiding geven tot wel heel lang wachten. Als je dat combineert met de ambitie om in elk van de prioriteitengroep een beetje vooruitgang te boeken met 5 of 10 procent, dan leidt dat ertoe dat mensen altijd wel iemand voor zien gaan en gecumuleerd wel heel lang aan het wachten zijn, namelijk 4, 5 of 6 jaar. De vraag is dan of men het zover moet laten komen dat er een absolute noodsituatie is om tot een oplossing te komen. Heel wat ouders lopen zich het vuur uit de sloffen, gaan in min in hun energiereserves, om toch maar alle zeilen bij te zetten en proberen een oplossing te bieden aan de hulpvraag.
Als je dit systeem vooruitgang doet boeken op elk van de drie prioriteitengroepen, is het dan niet het moment om op een of andere manier de duurtijd van wachten en de elasticiteit van de mantelzorgers in het vizier te nemen? Moeten we niet proberen om oplossingen te bieden voordat mensen knakken, voordat ze hun klop krijgen en het misschien niet meer aankunnen? De vergrijzing is een feit. Ook de populatie van mensen met een handicap wordt ouder. Dat betekent dat de druk op de mantelzorger alsmaar toeneemt. Het zijn zestigers en zeventigers die voor veertigers en vijftigers met een handicap zorgen, vaak al jarenlang. Uit die groep komen de meest dramatische noodkreten. Mensen vragen oplossingen, een perspectief – het woord is gevallen – voor het geval dat zij het niet meer kunnen. Er zou een meer proactieve aanpak moeten komen die toelaat om in de budgetcategorieën wachttijd mee te nemen. Ik kan alleen maar deze suggestie doen vanuit de praktijk.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voor de volwassenen is er een systeem waarbij daar toch wel op een of andere manier rekening mee wordt gehouden.
Op het vlak van de cijfers ga ik voort op wat in het antwoord is voorbereid. Ik neem aan dat we die kunnen verifiëren en doorgeven.
Ik kom nog even terug op de minderjarigen. We hebben voor de volwassenen die nog onder het minderjarigenaanbod zitten, gezegd dat ze, gelet op de principes van het nieuwe systeem, continuïteit moeten kunnen krijgen. Die nemen we mee. Dat wil zeggen dat er capaciteit zal vrijkomen binnen de multifunctionele centra, dus minderjarigen waar we nog voorlopig zitten met het systeem van een aanbodgefinancierd verhaal. Er zal een transitie moeten gebeuren van de capaciteit in de MFC’s naar de vraag van de doelgroep GES, GES++, jongeren met autisme. Dat zal niet zo één op één kunnen, dat is een operatie die we gefaseerd zullen moeten uitvoeren.
Het is trouwens te verwachten dat een voorziening in het nieuwe financieringssysteem een aantal 23- of 24-jarigen die daar nu verblijven, zal blijven opvangen, ook als die een rugzak krijgt onder het volwassenenaanbod. Het zal niet zo zijn dat die plaatsen allemaal fysiek zullen leegkomen. Ik wil het hopen voor de jonge mensen die zich er goed voelen, dat dit niet zo is. Deze beweging moet gemaakt worden. We hebben er uiteraard met het VAPH over gesproken hoe we dat proces zullen organiseren.
Het was ook een vraag van deze commissie om in het uitbreidingsbeleid zwaar in te zetten op de minderjarige PAB’ers. Vanuit de sector zelf is er in januari vraag geweest om nog wat respijt te krijgen omdat een aantal contactpersonen zeggen dat de dossiers nog niet klaar zijn. Omdat het misschien zou betekenen dat men toch mensen onrecht aandoet, is er besloten om nog even te schuiven en om een deel toewijzingen al mogelijk te maken, maar op een manier dat er voor de prioriteringen toch al een beeld kan worden verkregen over een globaler situatie dan alleen van die die klaar geraakten met het dossier op dat moment.
Vergeet niet dat intussen ook het basisondersteuningsbudget is geïnstalleerd voor de wachtenden. Het nieuwe systeem is er net op gemaakt om serieus extra budget in te zetten voor trap 2, maar ook om een recht te openen voor gecibleerde doelgroepen – die we geleidelijk moeten uitbreiden – voor een basisondersteuningsbudget. Verhoogde kinderbijslag hebben en een aantal jaar op de registratielijst staan, zijn zeker gebruikt om de rechten op het basisondersteuningsbudget te organiseren. Het is net een van de mechanismen geweest om het dilemma ‘het is alles of niks’ voor een deel te overstijgen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik ga het pleidooi herhalen om de wachttijd van minderjarigen te registreren maar ook mee te nemen bij de criteria zodat ook voor hen de wachttijd tot een PAB wordt erkend.
U zegt dat niet iedereen voor 16 januari een dossier heeft kunnen indienen en daarom duurt het langer. De mensen die wel een dossier hebben ingediend, weten dat niet. Zij hebben wel braaf hun huiswerk gemaakt en het is belangrijk dat die communicatie ook tot bij hen geraakt: 'Bedankt. Het is niet voor iedereen gelukt, dus is er een extra wachttijd.' Nu zijn ze in het ongewisse. Ze hebben hun dossier ingediend en alles afgewerkt. Op sommige plaatsen is de commissie nog niet eens samengekomen en kan er dus nog niets worden toegekend.
Conceptueel hebben wij gezegd dat dit niet wil zeggen dat alles wordt uitgesteld en er niet wordt toegewezen, maar door het signaal dat dit niet te rechtvaardigen zou zijn, wachten we nog op die dossiers. Maar we gaan die ruimere termijn niet laten vertalen in ‘er wordt niets beslist’. Ik zal nog eens navragen of er commissies zijn die dat niet hebben gedaan.
En die nog niet zijn samengekomen.
U gaat de exacte cijfers geven, wat belangrijk is.
Het is een goede zaak dat er, doordat er continuïteit is, een aantal plaatsen vrijkomen in de MFC’s en er budgetten zijn die in de sector dan op de best mogelijke manier worden toegewezen. Ik wil er wel op wijzen – maar ik denk dat u er zich van bewust bent – dat daarmee de kous niet af is. Een deel van die 450 plaatsen gaan dan langzaamaan verschuiven naar GES en GES++. Bij de MFC’s zijn ook tekorten en ook wachttijden. In die zin is er daar een grotere nood, is het een logische verschuiving, maar moet er een gehele, extra inspanning komen, willen we dat alle minderjarigen de zorg krijgen waar ze recht op hebben.
U hebt weer niet op de vraag geantwoord over de duizend minderjarigen die op de wachtlijst staan en voor wie er geen perspectief is. Zullen we ooit tot een dag komen dat het een acceptabele wachttijd is – en ik vraag niet om hem volledig weg te werken. Met heel veel optimisme gaan er driehonderd van die wachtlijst verdwijnen omdat ze effectief zorg krijgen, maar die duizend andere jongeren die wachten op een PAB, soms heel hun jeugd, schuiven door naar volwassenenhulp zonder dat ze zorg hebben gekregen. Wat is uw termijn? Wat is uw ambitie? Tegen welk decennium gaan we kunnen zorgen dat die kinderen die een erkend recht hebben op ondersteuning, ook effectief die zorg krijgen? Enkel op die manier immers kunnen we een inclusieve samenleving waarmaken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.