Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, de problematiek van de oudere holebi’s in de rvt’s is niet nieuw. Toch blijft de positie aangaande de aanvaarding en de integratie van heel wat oudere holebi’s anno 2017 precair. Velen onder hen kruipen onder druk van de omstandigheden opnieuw in de kast. Ze komen immers in een milieu terecht waarin ze verblijven tussen andere residenten die stammen uit een generatie waarbinnen homoseksualiteit niet werd aanvaard of volledig aan de openbaarheid werd onttrokken. Bovendien blijken heel wat rvt’s nog zeer heteronormatief te functioneren, niet het minst in hun officiële documenten.
Daarnaast blijkt het verzorgend personeel, maar bijvoorbeeld ook het personeel in de keuken of van de poetsdienst, niet altijd de juiste vorming te hebben gehad, laat staan begrip voor de situatie te hebben. Bij het lagere kader bevinden zich, zeker in de grotere steden, vaak allochtonen met een culturele achtergrond waarin, om het ruw te schetsen, homoseksualiteit nog vaak een taboe is.
In het verleden hebben we al vaker gevraagd om rvt’s te sensibiliseren opdat ze een omgeving zouden creëren die erop gericht is om LGBT’s op een neutrale manier te bejegenen en maatschappelijk te aanvaarden. Het feit dat de overheid zelfs niet bij benadering kan inschatten hoeveel holebi’s er in de Vlaamse rvt’s verblijven – dat heeft natuurlijk een voor- en een nadeel – is alvast een eerste teken aan de wand dat velen nog schrik hebben om zich te outen en dus kiezen voor de veilige optie om in de kast te blijven of om daar heel discreet over te zijn.
Minister, hebt u al een bevraging gedaan bij rvt’s om na te gaan in welke mate ze een holebi- en transgendervriendelijk beleid ontwikkelen?
Vond er al overleg plaats met çavaria om na te gaan welke problemen die vereniging op basis van anonieme getuigenissen heeft gedetecteerd?
In welke mate hebben de rvt’s hun administratieve documenten en hun gesprekken met residenten of toekomstige residenten genderneutraal gemaakt? Op welke manier wordt er vanuit het beleid op toegekeken dat hier werk van wordt gemaakt?
In welke mate werd het personeel van rvt’s gevormd om op een gepaste manier om te gaan met LGBT-residenten?
Wordt hierbij gewaakt over het feit dat alle geledingen van het personeel, dus niet alleen verzorgenden maar ook mensen van ondersteunende diensten als keuken- en poetshulp, door deze vormingsinitiatieven worden gevat?
Welke maatregelen neemt u om te garanderen dat er in de Vlaamse rvt’s een beleid wordt gevoerd gericht op maatschappelijke aanvaarding en integratie van oudere LGBT’s?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, er wordt vastgesteld dat er binnen de ouderenzorg over het algemeen weinig rekenschap wordt gegeven van de specifieke behoeften en verwachtingen van oudere holebi’s en transgenderpersonen. Vaak hoort men zeggen dat er geen holebi’s of transgenders wonen in de residentiële ouderzorgvoorzieningen en dat dit zich dus niet als een probleem aankondigt.
Bijkomend bestaat er zowel binnen als buiten de woonzorgcentra nog een belangrijk taboe als men het heeft over seksualiteit en intimiteit bij ouderen, zowel bij de ouderen zelf als bij hun familie en de professionele zorgverleners. Als we echt luisteren naar de verhalen van de oudere holebi- en transgenderpersonen die in een woonzorgcentrum of groep van assistentiewoningen wonen, stellen we vast dat zij drempels ervaren om hun identiteitsaspecten tot uiting te brengen, uit angst voor de reacties van anderen: familie, medebewoners en hulpverleners. In veel gevallen botsen deze ouderen op de heteronorm die homoseksualiteit onder de radar houdt. Men is nog altijd beducht voor negativiteit ten aanzien van holebi’s en transgenders. Oudere bewoners die wel open zijn over hun geaardheid krijgen soms te maken met discriminatie en uitsluiting.
Ouderen die homoseksuele, lesbische, biseksuele en transgendergevoelens hebben, zijn veelal onzichtbaar. Zij komen ook uit een generatie waar het gewoon was dit soort gevoelens verborgen te houden. Schaamte hierover komt bij hen nog veel voor. Soms gaan ouderen, wanneer ze aangewezen zijn op zorg, opnieuw de kast in. Oudere holebi’s en transgenderpersonen willen – net als anderen – zorg, ondersteuning of begeleiding in een veilige sfeer met respect voor hun leefstijl en identiteit. Het holebi- of transgender-zijn behoort tot hun identiteit. De aandacht voor genderidentiteit en seksuele diversiteit in de ouderenzorg neemt steeds toe. Dit sluit aan bij de hedendaagse paradigma’s in de zorg, namelijk persoonsgerichtheid, kwaliteit van zorg, waardigheidsondersteunende zorg, geïntegreerde, multidisciplinaire zorg, vermaatschappelijking en inclusie. Integrale zorg vertrekt van een holistische mensvisie waarbij rekening gehouden wordt met de lichamelijke, sociale, psychische en spirituele dimensie van de mens. De seksuele geaardheid, de genderidentiteit en de behoeften van een persoon zijn onlosmakelijk verbonden met zijn unieke menselijke identiteit.
In het regeerakkoord 2014-2019 werd onder het aandachtsdomein ‘diversiteit’ bepaald dat de Vlaamse Regering streeft naar een volwaardige participatie van alle groepen in de samenleving aan het zorg- en welzijnsaanbod. Daarbij heeft men onder andere aandacht voor holebi’s en het bestrijden van genderstereotypen in de zorg- en welzijnssector. In mijn beleidsnota 2014-2019 heb ik – voor wat betreft de ouderenzorg – uitdrukkelijk bepaald dat er stappen zouden worden ondernomen om de nodige sensitiviteit te ontwikkelen voor de behoeften van onder meer oudere holebi’s en transgenders.
In mijn beleidsbrief 2015-2016 kondigde ik reeds aan dat – samen met de koepelorganisaties en holebiverenigingen – een studiedag rond het thema ‘holebivriendelijk woonzorgcentrum’ zou worden georganiseerd. Deze studiedag heeft op 19 januari plaatsgevonden onder de titel ‘Tachtig tinten. Genderidentiteit en seksuele diversiteit in woonzorgcentra’.
De vzw KliQ, die zich tot doel stelt expertise te verzamelen op het vlak van genderidentiteit en seksuele identiteit, door vorming, sensibiliseren, begeleiden/coachen en adviseren, heeft in samenwerking met de vzw çavaria, belangenbehartiger voor holebi’s en transgenders in Vlaanderen en Brussel, in 2016 een projectsubsidie toegewezen gekregen vanuit het Agentschap Zorg en Gezondheid voor de organisatie van een studiedag met als doel bestuurders, directies, middenkader, kwaliteitscoördinatoren en diversiteitsmedewerkers van woonzorgcentra bewuster te maken van én referentiekaders aan te reiken over de specifieke behoeften van oudere holebi- en transgenderpersonen die wonen in een woonzorgcentrum. De studiedag werd in de loop van 2016 voorbereid door een werkgroep bestaande uit de vertegenwoordigers van de koepelorganisaties van de woonzorgcentra – de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), het Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk (VLOZO), Zorgnet-Icuro, Ferubel –, de ouderenraad, wetenschappers, vzw KliQ, Zorginspectie, Agentschap Zorg en Gezondheid, vertegenwoordigers van het holebi- en transgendermiddenveld – werkgroep Janus, çavaria, KliQ – en vertegenwoordigers van andere beleidsdomeinen: Gelijke Kansen, transversaal beleid. De leden van de werkgroep kozen ervoor om het thema te situeren en uit te werken binnen het aandachtsdomein diversiteitsbeleid enerzijds, en anderzijds binnen het beleid van de woonzorgcentra met betrekking tot seksualiteit en intimiteit.
De werkgroep stelde vast dat er tot op heden weinig wetenschappelijk onderzoek beschikbaar is over de specifieke behoeften van oudere holebi- en transgenderpersonen die wonen in een woonzorgcentrum of in een groep van assistentiewoningen. Ook op het terrein zelf zijn er slechts zeer beperkte ervaringen. Om deze reden werd voor de studiedag een beroep gedaan op specifieke expertise en ‘good practices’ uit het buitenland, met name uit Duitsland en in Nederland. Maar ook hier stellen we vast dat in verpleeghuizen een holebi- en transgendersensitief diversiteitsbeleid nog geen gemeengoed is en volop in ontwikkeling is.
Ter gelegenheid van de studiedag heeft de vzw KliQ twee video-opnames gerealiseerd. De eerste video-opname omvat diverse indringende persoonlijke getuigenissen van oudere holebi- en transgenderpersonen die wonen in een woonzorgcentrum of een assistentiewoning én van diegenen die er nog niet wonen, maar reflecteren over wat hen bezighoudt indien zij er zouden gaan wonen. Ik onthoud uit deze video dat de geïnterviewden uitdrukkelijk pleiten voor inclusie en geen voorstander zijn van de realisatie van woonzorgzorgcentra of leefgroepen binnen het woonzorgcentrum exclusief voor holebi- en/of transgenderbewoners. Wel vragen zij expliciete openheid en een beleid dat ertoe leidt dat er een veilige omgeving gecreëerd wordt voor personeel, bewoners en bezoekers met betrekking tot seksuele identiteit en genderidentiteit.
In de tweede video-opname licht een directeur van diverse woonzorgcentra in Duitsland, de heer Lauscher, toe welke stappen hij heeft ondernomen om binnen het diversiteitsbeleid van zijn organisatie ook de specifieke behoeften en verwachtingen van holebi’s en transgenders te includeren. Ik ben zeer verheugd vast te stellen dat er vanuit de wetenschappelijke hoek tijdens de studiedag vier professoren bereid zijn gevonden om hun inzichten met de deelnemers te delen: professor Joz Motmans van het onderzoekscentrum voor Cultuur en Gender van de Universiteit Gent en coördinator Transgender Infopunt van het Universitair Ziekenhuis Gent; professor Alexis Dewaele, eveneens van de Universiteit Gent, Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie; professor Mark Leys, socioloog, specialisatie gezondheidswetenschappen, verbonden aan de Vrije Universiteit van Brussel; professor Luc Van De Ven, klinisch ouderenpsycholoog, dienst Ouderenpsychiatrie, Universitair Psychiatrisch Centrum van de KU Leuven. Deze vier professoren hebben de actuele wetenschappelijke kennis, opvattingen en ervaringen met betrekking tot holebi- en transgenderpersonen aan de deelnemers toegelicht. In de workshops en lezingen die in de namiddag van de studiedag werden georganiseerd, werd – onder andere – verkend op welke wijze de aandacht voor de behoeften en verwachtingen van oudere holebi- en transgenderpersonen kon worden ingepast in het diversiteits- en kwaliteitsbeleid van een woonzorgcentrum. Er werd eveneens een folder ontwikkeld en aangeboden aan de deelnemers van de studiedag waarin tien richtinggevende tips staan om op een holebi- en transgenderinclusieve manier om te gaan met de bewoners van het woonzorgcentrum. Deze folder zal nog ruimer verspreid worden naar alle woonzorgcentra in Vlaanderen. Hij is ook beschikbaar op de website www.tachtigtinten.be, samen met drie ondersteunende cartoons. Ook de presentaties van de studiedag zijn te vinden op deze website.
Al dit materiaal kan worden gebruikt om tijdens een vormingssessie of teamvergadering het thema bespreekbaar te maken. Het genderneutraal maken van administratieve documenten en gesprekken behoort tot de tips die opgenomen zijn in de folder. Deze tips zijn toegankelijk zowel voor het zorg- als voor het ondersteunend personeel.
Ter informatie: er waren voor deze boeiende studiedag 170 deelnemers ingeschreven.
In 2017 wordt een tweede stap gezet in het sensibiliseringsproject rond holebi- en transgendersensitief beleid in woonzorgcentra en groepen van assistentiewoningen. Zeven voorzieningen in Vlaanderen krijgen de kans om begeleiding op maat én aan huis te ontvangen om rond genderidentiteit en seksuele diversiteit aan de slag te gaan. De begeleiding hiervan zal in handen zijn van de vzw KliQ.
Een oproep hiertoe werd gedaan tijdens de studiedag van vorige week en dit onder de benaming ‘tachtigtintenprijs’. De details van de oproep zijn terug te vinden op de al eerder genoemde website. Van de ingediende projecten zullen er zeven worden geselecteerd. Zij zullen kunnen genieten van vorming en begeleiding bij de ontwikkeling van een integrale beleidsvisie rond genderidentiteit en seksuele diversiteit. Daarnaast kunnen zij rekenen op ondersteuning bij de integratie van deze visie op de verschillende deeldomeinen van hun dagelijkse werking. Na één jaar, vermoedelijk in mei 2018, zullen de zeven projecten hun implementatietraject en resultaten presenteren aan de sector van de woonzorgcentra ter gelegenheid van een studiemiddag, zodat hun ervaringen en good practices kunnen worden gedeeld met een professioneel publiek. Het is de bedoeling dat de door de voorzieningen opgedane ervaring en expertise worden verspreid naar alle woonzorgcentra. Aan de hand van hun ervaringen zal ook geëvalueerd worden welke verdere stappen er kunnen worden gezet in een verdere sensibilisering en opvolging van een actief holebi- en transgenderinclusief diversiteitsbeleid.
Ik moet u ook nog informeren over het feit dat woonzorgcentra en groepen van assistentiewoningen een beroep kunnen doen op het vormingsaanbod van de vzw Aditi, die advies, informatie en ondersteuning betreffende seksualiteit bij, onder andere, oudere personen geeft. Men kan ook een beroep doen op deze vzw voor het begeleiden van visie- en missieontwikkeling. Tijdens de studiedag werd eveneens verwezen naar de missie, de visie en het aanbod van de vzw Aditi.
Ik ben ervan overtuigd dat we met de studiedag, de folder, de cartoons en de oproep voor de tachtigtintenprijs belangrijke stappen in de goede richting zetten, waarbij het de bedoeling is om in 2017 op hetzelfde elan verder te gaan door de realisatie van de zeven voorbeeldprojecten. Menswaardige, persoonsgerichte ouderenzorg en ondersteuning heeft de kwaliteit van het leven, de integriteit en de waardigheid van de oudere persoon voor ogen, ongeacht zijn seksuele identiteit of genderidentiteit. Woonzorgcentra, voorzieningen waar mensen voor een lange tijd samenwonen en een gemeenschap vormen, en dit met een toenemende zorgafhankelijkheid, moeten daar uiteraard ook op inzetten. Het is belangrijk dat in deze woonzorgvorm oudere holebi’s en transgenderpersonen welkom zijn, dat men open staat voor hun specifieke noden en behoeften en dat ook zij kunnen rekenen op zorg op maat. Het is mijn overtuiging dat, juist in situaties van toenemende kwetsbaarheid, het oog en oor hebben voor de specifieke behoeften en noden van de bewoner cruciaal moet zijn in het kader van kwaliteit van leven en inclusie.
Bestuurders en leidinggevenden kunnen een belangrijke rol vervullen en zorg dragen voor een geïmplementeerde visie en een beleid inzake diversiteit, relaties, seksualiteitsbeleving en inclusie, en ervoor zorgen dat deze visie kenbaar wordt gemaakt aan bewoners, potentiële bewoners en hun naasten. Maar zij kunnen ook voorzien in vorming van de medewerkers rond de ontwikkeling van relaties, intimiteit en seksualiteit op hoge leeftijd. En zorgen voor een sfeer van sereniteit, respect, aanvaarding en nabijheid in de benadering van de seksuele identiteit en de seksuele beleving van de bewoner. En, ten slotte, kunnen zij zorgen voor een organisatie, architectuur en inrichting die ruimte biedt voor de noodzakelijke privacy en intimiteit.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, dank u voor uw zeer uitvoerige antwoord van wel vijftien minuten. U hebt een zeer warme en belangrijke boodschap gebracht, die ik volledig onderschrijf en waarmee ik uiteraard zeer tevreden ben.
U hebt een aantal dingen gezegd die we al wisten. We zijn het eens, minister, over uw antwoord – er is geen meningsverschil – maar ik heb helaas geen antwoorden gekregen op een aantal vragen.
Grosso modo zou ik kunnen stellen dat ik begrepen heb dat mijn vijfde en zesde vraag beantwoord zijn, al weet ik bij de vijfde – de specifieke geledingen van het personeel – niet of ze de goede folder zullen lezen die naar aanleiding van de goede studiedag gepubliceerd is. Grosso modo denk ik dat de studiedag, de folder en de follow-up van de studiedag zullen leiden tot maatregelen, maar u stelt dat er nog weinig wetenschappelijk onderzoek is. Daarom was mijn eerste vraag of er een bevraging gebeurd was bij de rvt’s. Misschien kan ik daaruit afleiden dat dat niet zo is.
Çavaria is betrokken bij de studiedag, net als heel wat andere stakeholders, maar mijn vraag blijft hoeveel centra er aanwezig waren en wat ze ermee gaan doen. Ik heb begrepen dat er 170 deelnemers waren, maar er zijn heel wat stakeholders in de sector. U hebt gesproken over KliQ, Joz Motmans, Alexis Dewaele en zo meer. Ik weet dat die daarin een zeer waardevolle bijdrage geleverd hebben. Er zullen zeven centra begeleiding op maat krijgen, en dan zullen er ‘best practices’ gedeeld worden. Het is dus een ‘work in progress’, als ik het goed begrepen heb.
Als u het hebt over die administratieve documenten die rvt’s hebben, en de mogelijkheid om een genderneutraal beleid te voeren, neem ik aan dat u bedoelt dat ze de folder kunnen raadplegen om te kijken op welke manier ze dat zouden kunnen doen. Maar dan blijft mijn vraag wel op welke manier er een opvolging komt vanuit het beleid, om te zien of ze effectief gebruikmaken van die folder.
Ik ben niet zo vaak bezig met de welzijnssector, wel met onderwijs. Ik maak even de vergelijking met cultuureducatie in het onderwijs. Er zijn heel veel folders, maar wat stellen we jaarlijks vast, bij inspectie en dergelijke meer? Dat er weinig cultuuractiviteiten zijn op onze scholen, maar wel zeer mooie acties en folders. Dat is een beetje een bezorgdheid die ik u wou meegeven.
Ik ken de vzw KliQ. Zij geven zeer degelijke vormingen. Zeven centra voor een begeleiding op maat, dat is een begin. Ik ben zeer tevreden met dat begin, maar ik denk dat er nog een traject af te leggen is. De eerste stappen worden gezet, in de goede richting. Het zou ook interessant zijn om na te gaan, vooral in grootstedelijke context, hoe het gesteld is met de diversiteit onder de werknemers. Eigenlijk gaat deze problematiek niet alleen over hoe de residenten zich voelen in de rvt’s, maar over hoe diversiteit in het algemeen aangevoeld wordt, hoe ermee omgegaan wordt in de verschillende richtingen: residenten versus personeel, maar ook personeel versus residenten, en ook personeel onder elkaar. Dat dat een thema is, werd in Brussel onder andere opgemerkt door uw collega, Bianca Debaets, die daar een project rond uitgeschreven heeft. Dat project wil werken op het aanvaarden van diversiteit in de brede zin en in elke richting in de rvt’s, om iedereen te laten inzien dat diversiteit wel positief is in die setting.
Minister, ik denk dat er met deze studiedag en andere zaken die u vermeld hebt, heel wat goede stappen in de juiste richting gezet zijn. Ik ben daar zeer verheugd over.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik was zelf verontschuldigd op de studiedag. Mijn medewerker was een van de 170 aanwezigen. Hij getuigde dat het een bijzonder geslaagd initiatief was. Proficiat dus aan de initiatiefnemers, onder andere het agentschap, de vzw KliQ, en dan vergeet ik er waarschijnlijk nog een aantal. In elk geval een pluim voor het werk dat geleverd is.
Ik wil even inpikken op een bezorgdheid die ook geuit is door collega Brusseel en die mij ook uit persoonlijke getuigenissen van oudere homo’s en lesbiennes in rvt’s geregeld onder de aandacht wordt gebracht.
Het gaat over de moeilijkheid waarmee het zorgpersoneel, en nog meer het ondersteunend personeel, vertrouwd is, vertrouwd geraakt en vertrouwd wordt gemaakt met verschillende leefvormen, met een culturele diversiteit, met diversiteit wat betreft samenlevingsvorm, geaardheid enzovoort. Als we daar niet tegelijkertijd heel erg op inzetten, riskeren we een belangrijke schakel te missen. Dan heb je een management dat iedereen verwelkomt en daar ook organisatorisch de nodige initiatieven toe neemt, die we alleen maar kunnen toejuichen. Ten tweede heb je het directe zorgpersoneel, dat daar ook voldoende in geschoold en getraind is, en dat zich ook met een even grote openheid openstelt voor alle mogelijke bewoners van een rvt. Maar we moeten ook die derde groep meekrijgen. Dat is wellicht de moeilijkste groep. Ik zeg niet dat die per definitie onwillig is, maar het is wellicht de moeilijkste groep om mee te krijgen in dat inclusieve verhaal. Als we daar niet tegelijkertijd keihard op inzetten, riskeren we een belangrijke schakel te missen.
Ik heb dat gehoord, zowel in de bekommernis van collega Brusseel, als op de studiedag, als in het antwoord van de minister. Ik wil beklemtonen dat voor ons de samenhang tussen die drie domeinen – het management, het zorgpersoneel en het ondersteunend personeel – cruciaal is om de volgende jaren te evolueren naar een inclusieve ouderenzorg waarin iemands geaardheid van geen tel meer is. Alle succes dus aan initiatieven die in die richting gaan. We zullen daar ook op tijd en stond op terugkomen.
Ik wil ook namens onze fractie nog een paar zaken inbrengen, al is het maar omdat collega Bertels hier in het verleden ook al een aantal vragen over gesteld heeft.
Op mijn beurt dank, minister, voor het relaas van de studiedag. Het was een gedetailleerd verslag dat u bracht. Het was bijna alsof we er zelf bij waren, wat niet het geval was. Er waren 170 deelnemers, een ervan is al geïdentificeerd. Maar de onderliggende vraag in de repliek van mevrouw Brusseel blijft natuurlijk wel overeind: hoe gaan we ervoor zorgen dat wat daar gezegd is, ook een groter bereik krijgt dan die 170? U had het over 7 voorzieningen die nu een project gaan uitwerken. Er komt dan nog een studiedag. Uiteraard is dat een ‘work in progress’ en uiteraard vertrekken we niet van nul, maar het lijkt mij dat we toch eens moeten nadenken over hoe de ervaring, de kennis, de initiatieven die op het terrein genomen worden, ingang kunnen vinden.
In de statistiek heb je altijd de voorlopers, die heel snel zijn. Dan heb je een grote groep, en dan is er nog een groep, die ongeveer even groot is als de groep voorlopers, die met hun hakken in het zand gaan staan en wat trager gaan. De vraag zal zijn hoe je ervoor gaat zorgen dat je sectorbreed een aanpak kunt organiseren. Wat zijn daarbij dan uw kritische succesfactoren? Goed, we hebben een studiedag met 170 deelnemers. Dat is heel interessant, dat ga ik absoluut niet betwisten. Maar wat is de kritische succesfactor als het gaat over het verspreiden en het uitrollen van een beleid dat effectief inclusief is ten aanzien van alle vormen van seksuele geaardheid?
Het valt mij op dat er heel veel gepraat wordt over het kenbaar kunnen maken van je seksuele geaardheid. Dan drukken we dat uit in termen als ‘uit de kast’ en mensen die ‘terug in de kast gaan’. Uiteraard is het een bekommernis en op zich zelfs een doelstelling dat mensen zich moeten kunnen uiten, maar het kan daar niet stoppen. Het gaat niet over je geaardheid kenbaar kunnen maken. Ik denk dat mensen evengoed het recht hebben om dat niet te doen. Maar ik vind het ook essentieel dat mensen hun seksualiteit en intimiteit kunnen beleven. Wat heb je eraan dat iedereen met een stempeltje op het hoofd bekend is, als geen van die mensen in het verhaal die intimiteit en die geaardheid ook kan beleven als men dat wil? Die stap is minstens even essentieel als het zich kunnen outen in een bepaalde geaardheid. Ik zie dat te weinig in de antwoorden. Ik hoor heel veel dat verhaal over in en uit de kast, maar dat is maar een deel van het doel dat we moeten nastreven, minister.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, ik weet niet hoe u mijn antwoord hebt geïnterpreteerd, maar volgens mij heb ik meer over de rest gesproken dan over het uit de kast komen. Het gaat over veel meer dan dat. In mijn antwoord, dat u zult kunnen nalezen, heb ik veel meer de nadruk op de paradigmashift gelegd. Dit beleid moet een onderdeel vormen van een kwalitatief beleid in elke voorziening. Dat is waar de lat ligt. We moeten er uiteindelijk toe komen dat dit in Vlaanderen gewoon tot het goede kwaliteitsbeleid van alle voorzieningen behoort. Dat is de horizon waarop we ons moeten richten.
Dat in dit verband een heel traject moet worden afgelegd, valt moeilijk te ontkennen. Het gaat niet enkel om de verwachtingen van de holebi’s of de transgenders. Het gaat ook om intimiteit en seksualiteit in de brede zin. Ook op dat vlak valt, zeker in de residentiële ouderenzorg, nog een heel traject af te leggen.
Ik wil hier geen studiedag ophemelen. Ik zeg niet dat iedereen die dag het grote licht heeft gezien. Ik heb echter wel vastgesteld dat we het thema in de residentiële ouderenzorg die dag voor het eerst echt hebben aangekaart. Ik ben er op het einde geweest. Ik heb moeten vaststellen dat er nogal wat enthousiasme en tevredenheid was over de wijze waarop dit is aangepakt.
Er moet natuurlijk opvolging komen. Zoals zo vaak gebeurt indien er op het vlak van de organisatiecultuur iets moet gebeuren, denken mensen wel eens dit met drie regeltjes in een wet te kunnen doen. Ik vrees dat dit een heel pakket aan flankerende maatregelen veronderstelt. Het gaat dan om vorming, om best practices en om de articulatie als onderdeel van een kwaliteitsbeleid. Op een bepaald ogenblik zal de manier waarop hiermee wordt omgegaan een deel van de handhaving worden.
We laten dit niet los. De volgende stap bestaat erin te proberen zeer goede praktijken als ambassadeurs hiervan te gebruiken. De betrokkenen kunnen aantonen en met ervaringen illustreren hoe dit traject echt kan worden aangevat. Indien we in een organisatie met betrekking tot de zorgcultuur een verandering willen provoceren, moeten we dit bottom-up trachten te stimuleren en te waarderen.
Er komt natuurlijk een moment waarop we beslissen die ook in het handhavingsbeleid op te nemen. Daarover moeten we niet wazig zijn. Dit uitvoeren zonder een flankerend beleid te faciliteren, lijkt me echter geen goede aanpak. We zijn van plan door te gaan. Ik hoop dat we voldoende enthousiaste kandidaten krijgen. We zullen ervoor zorgen dat hun getuigenissen aanstekelijk zullen werken. We zullen dit verder aan bod laten komen in het globaal ouderenbeleid.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, we zijn het erover eens dat een mentaliteitswijziging aan de basis moet groeien. Ik zou vanuit mijn fractie echter willen aandringen op een algehele bevraging. We vinden uw studiedagen zeer waardevol, maar er zou wetenschappelijk onderzoek moeten komen om beter in kaart te brengen wat precies de problemen zijn en wat de oplossingen zouden kunnen zijn.
U had het net nog over uw hoop dat de beste initiatieven zullen worden opgepikt. Mijns inziens mogen we niet verder gaan met de hoop dat het zichzelf wel zal verspreiden. Er is echter, zoals de heer Van Malderen heeft verklaard, een voorhoede die naar de studiedagen komt. Daarachter volgen nog twee groepen. De eerste groep bestaat uit diegenen die er niet mee bezig zijn, maar ook niet onwillig zijn. De tweede groep bestaat uit de onwilligen. Zij komen zeker niet naar uw studiedagen. Dit is een reden tot bezorgdheid. Zeker ten aanzien van bepaalde groepen in de instellingen moeten we vanaf een bepaald ogenblik stellen dat bepaalde zaken in orde moeten worden gebracht. Dat kan dan gaan om documenten of om opleidingen. Dat lijkt me geen stringente regelgeving.
Ik onderschrijf uw visie op de integrale zorg. Wat inclusie betreft, is het duidelijk dat iedereen vragende partij is. Soms moeten we echter een stevige duw in de rug geven. U kunt dat vanuit het beleid. Wij rekenen daarvoor op u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.