Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Mijn gedicht heet ‘Spoeddebat’.
Je zou je regelrecht in Artis wanen:
een kleine kikker kwaakt en blaast zich op,
luid toegejuicht door kippen zonder kop,
de ezels huilen krokodilletranen.
Een zevenslaper zit discreet te snurken,
een zwartekousenkraai krast ach en wee,
de ratelslang heeft weer eens geen idee,
maar wijt in stilte alles aan de Turken.
Ziedaar een blik in ‘s lands vergaderzaal,
het onderwerp is de cultuur ditmaal.
Dat was een gedichtje uit 2000 van Jan Boerstoel. Ik denk dat dat een Nederlander is. Het gaat uiteraard niet over deze assemblee, collega’s, en zeker niet over deze hooggeëerde commissie.
Dit was, denk ik, meteen het hoogtepunt van mijn voormiddag, want nu komt mijn vraag.
Eind vorig jaar keurden we bijna unaniem de regels voor een nieuw radiolandschap goed. Het is een mijlpaal in de sector en slaat een pagina om. Op de nieuwe pagina staat echter nog een paragraaf die al op de vorige pagina stond. Want als we ervoor willen zorgen dat alle erkende radiozenders maximaal beluisterbaar zijn in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, zal er moeten worden samengewerkt met onze Franstalige collega’s. Jawel, hier duiken ze opnieuw op.
Minister, ik stelde u hierover al verschillende vragen, ook nog in mei laatstleden. De problematiek is gekend: een pak Brusselaars kunnen onze openbare omroep nauwelijks of helemaal niet ontvangen doordat de radiogolven overstemd worden door krachtigere radiosignalen van vooral Franstalige radiozenders. Die overtreden duidelijk de afgesproken maximale zendkracht. Ook hierover zijn het regeerakkoord en de beleidsnota duidelijk: “We nemen een daadkrachtige houding aan tegenover storingen van Vlaamse radio-omroepen door piraatradio’s uit binnen- en buitenland.”
Bij de bespreking in november 2016 van de beleidsnota en begroting 2017 kondigde u verder overleg aan: “Nog voor het einde van 2016 heeft minister Gatz een afspraak met minister Marcourt. De kabinetten en administraties van de twee ministers hebben de dossiers voorbereid. Er lijken oplossingen in de maak voor de storingen van radiozenders. Die discussie is echter nog niet afgerond. Ook het nieuwe frequentieplan moet volgens de Europese regels, maar ook volgens de Raad van State met de Franse Gemeenschap worden afgestemd. Dat wordt een boeiende oefening.”
Minister, mijn vier vragen zijn variaties op hetzelfde thema. Werd er intussen al een akkoord bereikt over de resterende 27 Franstalige en 18 Vlaamse frequenties waarover medio 2016 nog geen akkoord was bereikt? Staan er nog steeds dossiers hierover on hold bij de Raad van State in afwachting van de onderhandelingen? Zo ja, hoeveel? Zijn er ondertussen ook al dossiers afgesloten? Wat is het resultaat hiervan? Hebt u sinds de begrotingsbespreking van 24 november 2016 overleg gepleegd in het kader van dit dossier met uw Franstalige collega Marcourt? Welke punten stonden er op de agenda van de laatste vergadering tussen de bevoegde kabinetten? Wanneer vinden de volgende overlegmomenten plaats?
Minister Gatz heeft het woord.
Zoals u weet, volg ik de problematiek rond radiofrequenties nauwgezet op. Tijdens de bespreking van de beleidsbrief van dit zittingsjaar kondigde ik inderdaad verder overleg aan. Dat heeft intussen ook plaatsgevonden. Op 13 december heb ik minister Marcourt ontmoet in de beste omstandigheden. In februari plan ik een nieuw overleg.
Over het geheel van frequenties is er thans nog geen akkoord. Er is wel progressie ten aanzien van de contentieux. Zoals eerder in deze commissie aangegeven, werd, na het principeakkoord uit de vorige legislatuur, het startpunt van de te onderhandelen frequenties vastgesteld op 888 in totaal: 425 langs Vlaamse zijde en 463 langs Franstalige zijde. Sinds het begin van deze legislatuur werd een akkoord bereikt over 854 frequenties. Er resten vandaag nog 34 frequenties: 13 Vlaamse en 21 Franstalige. Er is dus nog steeds vooruitgang, maar naarmate de rest kleiner wordt, hoe complexer het gegeven wordt, natuurlijk. Dat zal u niet verbazen.
Ik heb met minister Marcourt afgesproken om hier in de komende weken verder aan te werken. Ik heb er een goed oog in dat we tot een overeenstemming kunnen komen. Dat gaf in elk geval de gedachtewisseling van 13 december aan. Een akkoord moet leiden tot een nieuw samenwerkingsakkoord tussen de gemeenschappen. Dat moet niet alleen tegemoetkomen aan de verzuchtingen van de Raad van State en het Grondwettelijk Hof, en het moet uiteindelijk – na nog een lang af te leggen traject – resulteren in het vervallen van alle wederzijdse vorderingen. Het samenwerkingsakkoord moet ook de basis vormen van de toekomstige manier om frequenties en frequentiewijzigingen te coördineren.
U begrijpt dat dit geen eenvoudig dossier is. De problematiek dateert ook niet van gisteren. Ik wil vooruitgaan. Dat wil mijn ‘homologue’ in de Franse Gemeenschap ook. Zo kan zowel de Vlaamse Gemeenschap als de Franse Gemeenschap de volledige focus richten op het nieuwe radiolandschap. Als dit een beetje tijd extra vraagt, dan is dit zo. Het gaat vooruit, dat is de voornaamste boodschap die ik vandaag breng. De witte rook komt nog niet uit de schoorsteen. Ik verwacht hem wel binnenkort.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. 888 frequenties, en dit is ook vraag om uitleg nummer 888: dat kan geen toeval zijn. Ondertussen is het aantal dossiers dat nog moet worden opgelost, gezakt van 45 naar 34. Dat is een positieve stap, maar het gaat niet echt snel vooruit. U zegt dat u binnenkort hopelijk witte rook zult hebben. Durft u daar een timing op te kleven? Dat vraag ik niet om u vast te pinnen, maar om iets meer duidelijkheid te hebben.
Hebt u al met de Franse Gemeenschap onderhandeld over het nieuwe plan voor ons radiolandschap?
– Caroline Bastiaens treedt als voorzitter op.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik heb dit thema hier ook al een aantal keren ter sprake gebracht. Minister, ik ben hoopvol gestemd als ik nu opnieuw uw tussentijdse rapportage hoor. Er wordt blijkbaar vooruitgang geboekt in een dossier dat al heel lang ‘op ons systeem werkt’. Ik ben vol goede moed nu ik hoor hoever u al geraakt bent. Natuurlijk wegen de laatste loodjes altijd het zwaarst. Ik ben benieuwd naar de uiteindelijke uitkomst. Dan kunnen we de balans opmaken met betrekking tot de vragen of dit een goed akkoord is, of de minister het goed heeft gedaan, of hij hier en daar toch te veel heeft toegegeven.
Voorzitter, misschien is het nu tijd voor mijn gedicht? Ik twijfelde of ik dat zou doen.
Minister, ik had nooit gedacht dat ik van straat zou geraken. Ik denk dat ik niet de enige was die dat dacht. Maar het is toch gelukt. Ik ben intussen dertig jaar getrouwd. Mijn vrouw heeft zeer veel geduld. (Opmerkingen van Marius Meremans)
Vroeger was het de gewoonte dat je, als je trouwde, een tekstje maakte of wat teksten bijeensprokkelde om de viering wat persoonlijker te maken. Ik heb altijd een rare verhouding gehad met de priesters – al is het woord ‘verhouding’ geen goed woord, in het licht van de actualiteit – maar er was tussen mij en de parochiepriester altijd een beetje pestgedrag heen en weer. (Opmerkingen van Yamila Idrissi)
Moei u niet! (Gelach)
Ik had in mijn tekst de zin “tussen droom en daad staan wetten in den weg en praktische bezwaren” binnengebracht. De man heeft dan natuurlijk de lof van het huwelijk gezwaaid en daartussen dan met evenveel vuur die zin uitgesproken. Maar de zin komt natuurlijk uit een heel andere context, want in zijn gedicht ‘Het huwelijk’ wil Willem Elsschot niets liever dan zijn vrouw de kop inslaan. Wat hij uiteindelijk niet doet omdat er “wetten in den weg staan en praktische bezwaren”. Dat was tijdens mijn huwelijksviering een leuk moment. Om dertig jaar huwelijk te vieren, neem ik het gedicht van Elsschot. Het klinkt allemaal wat ouderwets, maar dat mag ook eens.
Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd
in d’ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij den baard
en mat haar met den blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar tóch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in den weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man dien zij hun vader heetten,
bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.
Nu ik toch met anekdotiek bezig ben, nog iets over die verhouding met de pastoors. Wij hebben in het dorp elk jaar een massaal bijgewoonde paardenzegening. Het schepencollege staat dan op de eerste rij. Toen ik schepen was, stond ik daar ook. Toen de pastoor op een bepaald moment begon te kwispelen met zijn wijwater, zei hij: “Wilfried, ik zou u toch willen vragen om een paar stappen achteruit te zetten want ik weet echt niet wat er gaat gebeuren als gij in aanraking komt met dat wijwater.”
Minister Gatz heeft het woord.
Het is wonderlijk om vast te stellen hoe iedereen zijn eigen performance geeft. Sommigen doen dat ingetogen en blijven bij de tekst, anderen maken er een nauwelijks te subsidiëren voorstelling van. Deze commissie, mijnheer Vandaele, kan ook wat barok verdragen. Dank daarvoor.
Ik zie minister Marcourt in februari. Op verdere timing ga ik mij niet vastpinnen. Hoewel het contentieux van het verleden, en ook nog wel een beetje van het heden, aan bod komt, bespreken wij natuurlijk ook wel de samenwerking inzake de nieuwe frequentieplannen en de doorstart, zowel in het noorden als het zuiden van dit land, van FM naar DAB+. Het is dus in een bredere context dat we elkaar zien. Ik nodig u uit om mij binnen niet al te lange tijd verdere uitleg te vragen. Ik zal u die dan met plezier geven.
De heer Poschet heeft het woord.
Die uitnodiging zal ik graag aanvaarden, minister. Onderhandelen is sowieso goed. Uiteindelijk zullen we toch ergens een oplossing moeten vinden. We kunnen nog wel een paar maanden wachten. Maar we zullen het toch niet kunnen blijven rekken tot in het oneindige. De Raad van State zal ook nog adviezen moeten geven. Ik mag officieel geen vraag meer stellen, maar dan weet ik niet wat we anders nog kunnen doen buiten eventueel naar het Europees Hof gaan om daar de rechten te doen gelden van de radiozenders die worden overspoeld door mensen die te sterk uitzenden. Ik zal dit dossier verder blijven opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.