Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord
Minister, deze vraag gaat over een tendens die we anderhalve maand geleden in deze commissie al hebben besproken. Nieuwe gegevens geven ons nu een herkansing om bepaalde dingen grondiger te sturen vanuit Vlaanderen.
Er is in Vlaanderen een tendens van zogenaamde commercialisering van het lokaal sociaal beleid, waarbij steeds meer publieke actoren via aanbestedingen, projectoproepen en tenders een steeds breder scala aan sociale voorzieningen in de markt plaatsen en laten uitvoeren door commerciële spelers.
Deze tendens zet zich momenteel opmerkelijk sterk door in Antwerpen, waar het lokale bestuur beslist heeft om de voorziening van tal van sociale hulp- en dienstverleningen voor kwetsbare groepen voortaan te organiseren via projectoproepen. Concreet gaat het over daklozenopvang, buurtwerking, arbeidszorg voor OCMW-cliënten, psychologische hulp bij familiaal geweld en woonbegeleiding van huurders op de private en sociale woonmarkt met complexe dossiers.
In uw antwoord op mijn interpellatie van 5 oktober 2016 over deze thematiek bevestigde u dat zulke commercialisering een aantal risico’s en negatieve effecten met zich meebrengt, zoals de ervaringen in Nederland hebben aangetoond. U zei toen dat u graag in gesprek wilde gaan met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) over kwaliteitsstandaarden en randvoorwaarden voor dergelijke projectoproepen. De nodige contacten met de VVSG hadden toen al plaatsgevonden.
U stelde: “Tot slot vinden we het nu vooral belangrijk dat we in overleg en dialoog kunnen gaan met de stad Antwerpen, en bij uitbreiding met alle lokale besturen, over de afstemming van de lokale beleidsdoelstellingen en de Vlaamse beleidsdoelstellingen. Momenteel werken we inderdaad aan een nieuw decreet Lokaal Sociaal Beleid dat hiervoor de sleutel moet zijn.(…) Concreet wat Antwerpen betreft, zijn we alvast vragende partij en zeer bereid om samen met de stad Antwerpen onze inzichten vanuit de evoluerende kwaliteitskaders binnen Welzijn mee te vertalen in een duidelijke overeenkomst inzake de opdrachten die gelinkt zijn aan het lokaal sociaal beleid, en dat met aandacht voor een duidelijke en gedeelde evaluatie. (…) Ook zijn we er natuurlijk wel in geïnteresseerd – maar dat is een vraag van ons – om mee te begeleiden, te observeren en te kunnen zien wat de effecten zijn van het project, van de manier waarop het contract is gelibelleerd en de manier waarop het wordt opgevolgd in Antwerpen. Ik zal daarover ook contact opnemen met de stad Antwerpen.”
Ik had toen nooit kunnen raden dat u een herkansing zou krijgen. Op dat moment was pas bekendgemaakt dat het inloopcentrum voor daklozen De Vaart in Antwerpen voortaan zou worden uitgebaat door G4S en niet langer door het centrum algemeen welzijnswerk (CAW) dat het inloopcentrum de voorbije 18 jaar uitbaatte. Het voornemen van de minister om in overleg te treden met het Antwerpse bestuur kwam voor het inloopcentrum De Vaart dus te laat.
De beslissing van het OCMW om de uitbating van De Vaart toe te kennen aan G4S werd op 15 december 2016 echter geschorst door de Antwerpse gouverneur, omdat die de artikelen 51 en 52 van het OCMW-decreet schendt en dus onwettig is. Het komt erop neer dat het managementcomité van het Antwerpse OCMW besliste om een open oproep te lanceren en ook besliste over de voorwaarden en bepalingen ervan, terwijl deze beslissingen toekomen aan de OCMW-raad. De bevoegdheidsverdeling werd dus niet gerespecteerd. Het gaat in feite om een procedurele fout die de gouverneur een halt heeft toegeroepen, onder andere naar aanleiding van een klacht van de sp.a-fractieleden in de OCMW-raad. Dit geeft u een kans, minister. De procedure moet vanaf het begin worden hernomen. In die procedure zal binnen de Antwerpse OCMW-raad een debat gevoerd moeten worden over de nieuwe werkwijze om een partner voor de uitbating van het inloopcentrum De Vaart te zoeken. Bovengenoemde schorsing geeft u de tijd die u voorheen niet had om het proces van aanbesteding van sociale dienst- en hulpverlening in Antwerpen en andere gemeenten van in het begin mee te begeleiden, op te volgen en hierover in dialoog te treden, zoals u eerder vooropstelde.
Minister, uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 17 oktober 2016 bleek dat het stakeholderoverleg over het nieuwe decreet Lokaal Sociaal Beleid met de VVSG, het Netwerk tegen Armoede, de instituten voor samenlevingsopbouw enzovoort volop bezig was. Wat is de huidige stand van zaken? Wanneer plant u dat het decreet voorgelegd zal worden aan het Vlaams Parlement? In dat antwoord op mijn schriftelijke vraag stelde u: “Met het decreet Lokaal Sociaal Beleid wensen we geen beperkingen op te leggen aan lokale besturen. Zij dragen zelf de verantwoordelijkheid om een goed lokaal sociaal beleid te realiseren op hun grondgebied en dienen zelf te bepalen op welke wijze dit het beste kan worden gerealiseerd.”
Minister, hoe moet dit geïnterpreteerd worden? In welke mate zullen de afspraken over kwaliteitsstandaarden en -criteria, die volgens het decreet inzake het lokaal sociaal beleid gehanteerd moeten worden bij het organiseren of ondersteunen van sociale dienst- en hulpverlening, bindend en dus afdwingbaar zijn? Wat is daar het evenwicht tussen enerzijds zelf verantwoordelijkheid nemen en anderzijds de normen die vanuit Vlaanderen worden opgelegd met betrekking tot het lokaal sociaal beleid? Betekent dit dat een lokaal bestuur zonder enig gevolg kan verzaken aan zijn verantwoordelijkheid om sociale grondrechten en/of de toegang tot sociale hulp- en dienstverlening, ook voor de meest kwetsbaren, te garanderen?
Wat was de reactie van het Antwerpse stadsbestuur op uw vraag om in dialoog te treden over de kwaliteitskaders voor opdrachten die gelinkt zijn aan het lokaal sociaal beleid? Heeft die dialoog al plaatsgevonden of zal dat nog gebeuren? Zijn er inzichten vanuit de manier waarop Antwerpen invulling geeft aan zijn lokaal sociaal beleid die u meeneemt in de totstandkoming van het nieuwe decreet inzake het lokaal sociaal beleid? Zal deze dialoog gevolgen hebben voor het proces van aanbesteding dat momenteel in Antwerpen, maar ook, bij uitbreiding, in andere steden bezig is? Stemt uw visie inzake de te hanteren kwaliteitsstandaarden en -criteria bij het organiseren van sociale dienst- en hulpverlening overeen met de visie van het Antwerpse stadsbestuur? Stemmen de Vlaamse beleidsdoelstellingen inzake sociale hulp- en dienstverlening overeen met de Antwerpse beleidsdoelstellingen ter zake? Zo nee, ziet u mogelijkheden om die beter op elkaar af te stemmen?
Wat was de reactie van het Antwerpse stadsbestuur op uw vraag om ‘mee te begeleiden, te observeren en te kunnen zien wat de effecten zijn van het project, van de manier waarop het contract is gelibelleerd en de manier waarop het wordt opgevolgd in Antwerpen’? Minister, ik wil eigenlijk weten wat u hebt gedaan met de woorden die u hebt gebruikt in uw antwoord op mijn interpellatie, wat de reactie van het Antwerpse stadsbestuur is en welke lessen eruit worden getrokken bij het zo breed mogelijk bijstellen van de kwaliteitseisen bij de volgende tendering of projectoproep of hoe u het ook noemt bij het uitvoeren van het sociaal beleid.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Op dit ogenblik is het voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid in opmaak. Het overleg gepleegd met alle actoren is zo goed als beëindigd. Na een principiële goedkeuring door de Vlaamse Regering zal het advies worden ingewonnen van de Strategische Adviesraad voor het Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid (SARWGG) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Deze instanties krijgen de tijd om hun adviezen te verstrekken. Dan moet nog het advies komen van de Raad van State. Er zullen dus nog een aantal maanden overheen gaan vooraleer dat voor een definitieve goedkeuring aan de regering kan worden voorgelegd en aan het parlement kan worden overgemaakt.
U weet dat minister Homans werkt aan een globaal decreet inzake lokaal bestuur, of het basisdecreet. Wij zullen uiteraard proberen om min of meer die dynamiek aan te houden.
Voetnoot: ik heb bij mijn vorige toelichting gezegd dat dat decreet een kaderdecreet is. Dat zal ook zo zijn. Wij hebben ondertussen van de VVSG daarover al een reactie binnengekregen. Er is een globale positieve evaluatie van de manier waarop we op dit ogenblik die redeneringen opbouwen. Het zal u niet verbazen dat ook vanuit de VVSG, vanuit alle politieke partijen die daarin vertegenwoordigd zijn, zeer sterk wordt aangedrongen op meer doorzettingsvermogen, en op meer instrumenten in handen van de lokale overheid om hun eigen autonoom beleid te voeren. Er is niet echt een vraag om meer imperatieven te krijgen met betrekking tot de manier waarop men dat moet organiseren op het lokale niveau. Ik zou bijna zeggen: integendeel.
Dat is wat er gebeurt. Het decreet inzake het lokaal sociaal beleid bevestigt inderdaad de autonomie van de lokale besturen. Dit was ook al het geval in het bestaande decreet inzake het lokaal sociaal beleid. Het behoort tot de grondwettelijke autonomie van de gemeenten om beleidskeuzes te maken in functie van lokale noden en behoeften. Die autonomie wordt uiteraard gerespecteerd, met dien verstande dat het lokaal bestuur een aantal door de hogere overheid opgelegde taken moet uitvoeren in het kader van de federale sociale bijstandsregeling.
In het decreet inzake het lokaal sociaal beleid willen we kwaliteitscriteria en minimale functies definiëren. Ik geef enkele voorbeelden.
Een eerste voorbeeld betreft de lokale sociale beleidsplanning. Een goed lokaal sociaal beleid betekent onder andere dat een lokaal bestuur samen met de welzijns- en gezondheidsactoren beleidsdoelstellingen in functie van lokale noden formuleert, binnen de principes van de beleids- en beheerscyclus (BBC) en in consistentie met de Vlaamse beleidsdoelstellingen ter zake. Hierbij moet bijzondere aandacht gaan naar de meest kwetsbare burgers. Om rekening te houden met de stem van deze kwetsbare burgers in het gevoerde beleid en antwoorden te bieden op hun noden en behoeften zullen specifieke methoden van beleidsparticipatie moeten worden ingezet.
Een ander voorbeeld is de coördinatie van vraag en aanbod. Dat betekent dat een lokaal bestuur, al dan niet in samenwerking met andere welzijns- en gezondheidsactoren, minimaal in staat is om dubbel aanbod of blinde vlekken in het aanbod te detecteren, en samen met de hulp- en dienstverlenende partners instaat voor het realiseren van een goed afgestemd laagdrempelig hulpaanbod.
Een ander voorbeeld betreft de toegankelijkheid van de lokale hulp- en dienstverlening. Dat betekent minimaal dat voor een burger volgende functies gegarandeerd worden: het verstrekken van neutrale informatie over het aanbod van lokale sociale hulp- en dienstverlening, het verkennen en realiseren van rechten, het verhelderen van hulpvragen en het doorverwijzen naar gepaste hulp- en dienstverlening.
Op sommige terreinen kunnen Vlaamse overheid en lokale besturen ook gezamenlijke verantwoordelijkheid nemen, waarbij complementair en/of ondersteunend gewerkt wordt. Daarom willen we in sectorale regelgeving ook opnemen hoe gesubsidieerde, erkende of vergunde voorzieningen moeten bijdragen aan lokaal geformuleerde beleidsdoelstellingen. Het is niet mogelijk om hiervoor algemene regels af te spreken, aangezien sectoren verschillend gefinancierd en erkend worden afhankelijk van de historische ontwikkeling van de sector, de specifieke context en opdracht. Er zullen modaliteiten bepaald worden wat betreft de afstemming van bijvoorbeeld Vlaamse programmatie op lokale strategische meerjarenplannen. Daarnaast wordt in de mogelijkheid voorzien dat subsidies, erkenningen of vergunningen afhankelijk kunnen worden gemaakt in functie van de bijdrage aan lokaal sociaal beleid. Daartegenover staat dan dat het engagement dat Vlaanderen aangaat, wordt verbonden aan bepaalde kwaliteitscriteria waaraan het lokaal sociaal beleid moet voldoen.
Dat zijn kaders. Ik zeg het hier een beetje algemeen. De tekst is zeker nog niet helemaal afgeklopt.
Het Antwerpse stadsbestuur en het OCMW zijn inderdaad uitgenodigd om in dialoog te gaan met ons. Zij zijn hierop ingegaan. Het afgesproken overleg heeft echter niet kunnen plaatsvinden. U hebt de reden hiervoor genoemd. Blijkbaar heeft de gouverneur die beslissing vernietigd of geschorst. Er moet nu een nieuw moment worden afgesproken.
Voor alle duidelijkheid, en ik ga daar niet te veel misverstand over laten bestaan: ik ga niet een soort voogdij uitoefenen, proactief op wat de OCMW-raad al dan niet in Antwerpen mag en niet mag doen. Stelt u zich voor dat ik dat in Leuven of in andere plaatsen zou doen. Ik denk dat andere burgemeesters ook not echt 'amused' zouden zijn indien ik mij zou moeien in hun lokale autonomie. Dat ga ik daar dus ook niet doen. Zij hebben het initiatief en de autonomie om dat te doen. Wat we wel doen, en dat is de logische gang van zaken naar aanleiding van wat er gebeurd is en het debat dat daaruit is ontstaan, en zoals ik ook heb aangekondigd in de vorige bespreking: er is naar aanleiding van die casus overleg met de VVSG over kwaliteitsstandaarden en criteria in het kader van sociale hulp- en dienstverlening. In dit overleg is afgesproken dat we in 2017 een focus zullen leggen op zowel de procedures – hoe kan je dat doen en wat kan je doen – als op de mogelijke kwaliteitscriteria en de opvolging ervan. We hebben met hen afgesproken dat we zullen samenzitten om de kaders op te stellen.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord en voor de stand van zaken van het decreet inzake sociaal lokaal beleid en van het globale decreet inzake lokaal bestuur, dat bij minister Homans in behandeling is. U zegt dat jullie de dynamiek daar zullen aanhouden. Ik heb niet begrepen wat u daarmee bedoelde.
Er is op lokaal niveau veel vraag om naar aanleiding van de integratie van de OCMW’s ook het kader van het decreet inzake lokaal sociaal beleid te updaten. We zullen dat proberen. Dat hoeft niet strikt synchroon te gebeuren, maar het is toch belangrijk dat in diezelfde periode ook dat aspect opnieuw bekeken wordt.
Dank u voor deze verduidelijking.
U hebt ongeveer aangegeven wat er in dat lokaal sociaal beleid zal zitten. Er zullen een aantal definiëringen komen, er zullen een aantal minimumgaranties worden geëist, er zullen een aantal minimumfuncties worden gedefinieerd – ik zal het verslag er nog eens op nalezen. Eigenlijk vraag ik niet méér van u wat betreft het voorbeeld vanuit Antwerpen. U hebt gezegd dat u zich daar niet proactief mee zult moeien. De burgemeesters van Gent of Leuven zouden daar ook niet blij mee zijn. Wel, in alle eerlijkheid, het zal mij worst wezen wat de burgemeesters daarvan vinden. Wat wij vandaag voor ogen hebben, is de kwaliteitsvolle dienstverlening voor de meest kwetsbaren. Daar gaat het om. Het gaat niet om het gelukkig of tevreden houden van een of andere burgemeester.
Ik heb vooral uw eigen antwoord van 5 oktober geciteerd. U had het over mee begeleiden, mee evalueren, mee opstellen. U was dat van plan. U wilde dat doen, wetende dat er gegund was aan een private commerciële speler. Ja, als u het achteraf doet … Nu is het geschorst. U hebt gezegd dat u in dialoog bent getreden. Maar uit uw antwoord concludeer ik dat er hoogstens een telefonische oproep is geweest, want het overleg zelf heeft vanwege de schorsing door de gouverneur niet kunnen plaatsvinden. Die schorsing is juist een gelegenheid om er op tijd bij te zijn, in dialoog en met overtuiging. Ik zeg niet dat u een curatele moet stellen in Antwerpen. U zegt dat u een aanbod tot dialoog hebt gedaan en dat ze dat vanuit Antwerpen hebben gegrepen. Ga in overleg! Doe dat op voorhand! Het gaat mij echt niet om welk bestuur dat is en om wie daar gelukkig of ongelukkig van gaat worden. Het gaat om de kwaliteitscriteria. U zegt het zelf: de kwaliteitscriteria bepalen, een kader aangeven. U zegt dat u met de VVSG hebt afgesproken, en dat die gunningen in 2017 op de agenda staan. Doe dat toch versneld! In Antwerpen hebben ze uw begeleiding nodig, want het is misgelopen. Het is misgelopen. De gouverneur heeft het geschorst.
U vindt dat grappig. Maar kwaliteitseisen stellen voor de hulpverlening voor de meest kwetsbaren, dat vind ik allesbehalve grappig. En dat de gouverneur – by the way, iemand die u goed kent – tot de schorsing overgaat, dat vind ik toch ook een duidelijk signaal. U zou daar werk van moeten maken, in plaats van te zeggen dat u zich niet gaat moeien met het lokale beleid. Ja, dan vraag ik mij af wat u als minister met uw kwaliteitscriteria en uw kader bent.
De heer Parys heeft het woord.
Ik dank mevrouw Turan uiteraard voor haar vraag en ook voor haar lichtere noot in deze commissie.
Mevrouw Turan, u zegt dat het u worst zal wezen wat de burgemeesters denken of vinden. U zegt met andere woorden dat lokale autonomie totaal ondergeschikt is aan andere doeleinden.
Ik heb dan een quizvraag voor u. Herkent u de volgende woorden? Ik citeer: “Het gemeentelijke niveau is het beste niveau op het gebied van democratische legitimiteit, nabijheid en het vermogen om het welzijn van hun inwoners door concrete maatregelen te verhogen. Omdat wij ernaar streven het leven van mensen beter te maken via overheidsbeleid, heeft het gemeentelijke niveau voor ons een bijzonder potentieel en een bijzondere betekenis. Wij willen dan ook dat de autonomie van gemeenten versterkt wordt door het toezicht dat op hen gehouden wordt te beperken tot een louter wettelijkheidstoezicht.”
Mevrouw Turan, het is een kwisvraag. Ik weet niet of u er meteen op wilt antwoorden, maar ik zal u anders helpen: het is een citaat uit uw eigen partijprogramma.
Mevrouw Turan, ik weet wel dat in het parlement rechtlijnigheid niet altijd onze eerste en beste kwaliteit is, maar dit gaat nu toch wel echt volledig in tegen wat u zelf propageert. Ik ontwaar hier toch een links trekje: lokale autonomie moet afgebouwd worden als die autonomie niet leidt tot het sp.a-resultaat. Dat kun je ook zien als er inderdaad een princiepsbeslissing moet worden genomen door de OCMW-raad. De gouverneur heeft dat ook gezegd en heeft daar klacht tegen ingediend. Maar u hebt dat nooit gedaan toen het CAW en andere organisaties deze projectoproep of de dienstverlening wel hebben kunnen uitvoeren. Het vreemde is dat als het resultaat u zint, dat er dan geen procedurele bezwaren zijn, hoewel exact dezelfde procedure is gevolgd. Ik vind dat eerlijk gezegd toch wel een beetje eigenaardig.
U spreekt dan over vermarkting. Ik zou toch graag in de woorden die wij gebruiken enige hygiëne aan de dag willen leggen. Het gaat hier niet over een vermarkting. Het gaat hier over een open projectoproep waarop het CAW en andere sociale organisaties en wie dan ook kunnen intekenen. De essentie is over wie het hier gaat. Het gaat hier niet over de organisaties die het recht krijgen en dus ook de subsidies die daarmee gepaard gaan om een bepaalde dienstverlening uit te oefenen. Het gaat hier over de cliënt. Het gaat hier over de Vlaming die hulp nodig heeft. Als je dan bijvoorbeeld de casus vergelijkt van het inloopcentrum, dan kun je zien dat de nu geschorste werking een werking was die een betere en uitgebreidere dienstverlening aanbood aan de hulpbehoevende Vlaming. Toen het CAW dit project beheerde, was het vijf dagen open. En dan konden de mensen vijf halve dagen terecht bij het inloopcentrum. Dat zijn nu zeven dagen geworden, waarbij het inloopcentrum telkens negen uren open is. Vergelijk die twee met elkaar: waar is de Vlaming het beste mee af? Dat is de vraag die hier wordt gesteld. Er zijn een aantal problemen. We slagen er niet altijd in om die goed op te lossen.
Mevrouw Turan, u kent ongetwijfeld de definitie van krankzinnigheid. Dat is: altijd hetzelfde doen en een nieuw resultaat verwachten. We moeten soms eens proberen om andere vormen van hulpverlening binnen te laten, en om organisaties op het sociale terrein alert te houden, en om te bekijken of een andere aanpak misschien andere en betere resultaten oplevert. Dat is wat hier gebeurt. Mijn grote frustratie met wat u hier net hebt verkondigd, is dat u in uw partijprogramma zegt dat u voor absolute lokale autonomie bent en dat het enige wat u wilt dat Vlaanderen doet een wettelijkheidstoets is, maar dat u tegelijkertijd de minister bevraagt en zegt dat hij alstublieft eens moet optreden omdat het resultaat dat wordt verkregen niet is wat u in uw gedachten hebt. Die spiegel zou u zich toch eens mogen voorhouden.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het decreet inzake het sociaal beleid, zoals het nu ontwikkeld wordt en waarover de VVSG haar mening al heeft gegeven – en daar zitten alle politieke partijen ook aan tafel – is geen decreet waarbij we een nieuwe vorm van subtiele voogdij over de lokale besturen organiseren. Daar staat niet in dat wij gaan controleren of bepaalde zaken die in een goed lokaal sociaal beleid belangrijk zijn worden gedaan of niet. Wij geven in dat decreet de ankerpunten aan, en de dingen waarvan we denken dat het kader duidelijk moet zeggen dat een lokale overheid kan werken of geacht wordt te werken. Maar dat is geen decreet waarin in een soort beroepsprocedure wordt voorzien waarbij iemand kan zeggen dat hij vindt dat het decreet niet wordt gevolgd en waarbij de voogdijregels die normaal een algemeen toezicht inhouden nu nog eens worden gebypassed door een nieuwe bijzondere voogdijprocedure. Dat staat daar niet in. Dat stond niet in het vorige en dat zal ook niet in het nieuwe staan.
Het tegendeel is waar. Ik denk dat al onze vertegenwoordigers in de VVSG het omgekeerde vragen: een kader, en dan ervoor zorgen dat wat op ons niveau wordt ontwikkeld voldoende wordt afgestemd, en dat we dan respect opbrengen voor wat op lokaal niveau de prioriteiten zijn en hoe zij dat willen invullen. Zij vragen instrumenten om hun beslissingen minder vrijblijvend te maken, ook ten opzichte van de initiatieven van de Vlaamse overheid. Dat is wat de VVSG uiteraard vraagt. Kijk maar naar de werkgroepen: dat is wat de lokale overheid vraagt.
Uiteraard vertrekken wij vanuit het feit dat de lokale overheden moeten meewerken aan de realisatie van grondrechten enzovoort. Dat zijn heel belangrijke principiële uitgangspunten die in dat decreet uiteraard op veel steun uit alle hoeken kunnen rekenen.
Een debat over wat mogelijke kwaliteitscriteria en gunningscriteria zijn, gaan we natuurlijk naar aanleiding van de discussie die in Antwerpen is gerezen, voeren, maar niet met de stad Antwerpen. Dat doen we met de VVSG, aan wie wij vragen om namens haar leden inhoudelijk te kijken hoe wij dat zien en hoe ze hun leden kunnen ondersteunen bij de opstelling van die criteria of van het gebruiken van goede praktijken. Dat zal trouwens niet alleen zijn voor de thema's die nu aan bod zijn, er zijn nog een aantal andere thema's, vormen van welzijn, waarin juist dezelfde discussies aan bod zijn. Eigenlijk is het ook niet relevant wat mijn mening daar ten gronde over is. Dat is gewoon respect voor de autonomie die wij daarin moeten opbrengen.
Wij gaan dat overleg met de VVSG wel degelijk voeren. Mevrouw Turan, ik heb veel appreciatie voor wat u doet in de politiek en in Antwerpen gedaan hebt, maar wij gaan hier niet het debat dat zich in de politiek van Antwerpen moet afspelen en waar dat ook thuishoort, nog eens dunnetjes overdoen. Ik vind dat geen verstandige manier van werken. U verwijst naar de beslissing van de gouverneur en zegt dat die zelfs heeft aangegeven dat het allemaal niet deugt in Antwerpen, als ik u mag parafraseren. Neen, u hebt bij uw vraag zelf terecht opgemerkt dat de gouverneur een meer procedurele positie heeft ingenomen en over de kwaliteit van het contract en dergelijke totaal niets gezegd. Bij de motieven die zij gebruikt heeft om haar beslissing te nemen, is dat niet aan de orde geweest.
Wij gaan doen wat we hebben afgesproken. Wij gaan met de VVSG dat issue opnemen, want het is een belangrijk issue. We gaan nu niet heel specifiek in een situatie interveniëren. We hebben met de stad Antwerpen zeer veel contacten. We hebben op een aantal terreinen samenwerkingsakkoorden die zelfs pioniers zijn in Vlaanderen. Maar ik ben echt niet van plan om nu aan het OCMW van Antwerpen te gaan zeggen wat ze mogen doen en wat ze niet mogen doen. Dat is hun autonomie. Ik ga ervan uit dat zij zich laten bijstaan. Ze hebben resources genoeg om dat te kunnen en om te weten hoe zij die procedure moeten aanpakken en voor de nodige kwaliteitsgaranties zorgen.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Lokale autonomie is belangrijk. Maar wat wij hier vanuit de commissie, vanuit Vlaanderen doen, is een aantal kwaliteitseisen stellen. Als u het vandaag met mij compleet oneens zou zijn, minister, en als het compleet onzinnig zou zijn wat ik hier vandaag zeg, dan zou u vandaag niet in overleg zijn met de VVSG, al dan niet op hun vraag, om te werken aan toekomstige kwaliteitscriteria voor wat betreft die vergunningen en oproepen die vandaag bezig zijn. U hebt zelf naar aanleiding van de interpellatie op 5 oktober 2016 aangegeven dat daar risico's aan verbonden zijn, dat er al good of bad practices vanuit Nederland zijn en dat u daar samen met de VVSG rekening mee ging houden. Er zijn verschillende risico's.
Ik heb ook genoteerd dat de klacht bij de gouverneur van Antwerpen tweeërlei was: procedureel en inhoudelijk. Inhoudelijk heeft ze inderdaad geen uitspraak gedaan. Er zijn ook verschillende argumenten ontwikkeld. U had zelf aangegeven dat u wilde betrokken worden en vanuit Antwerpen was men bereid met u in dialoog te gaan, dat is mij ook in de gemeenteraad van Antwerpen bevestigd. U bevestigt dat allebei.
Antwerpen is inderdaad al lang bezig, het is het grootste OCMW. Ik kan vandaag op bepaalde aspecten kritiek hebben, maar op andere aspecten heb ik geen kritiek. Wat ik niet begrijp is: er is een schorsing, waarom hebt u dan dat overleg afgelast? U kunt perfect met Antwerpen, want ze gaan akkoord, in dialoog gaan. Ik zeg niet dat u hen moet dwingen, maar dat er een aantal kwaliteitscriteria moeten komen, dat zijn uw woorden. Dus zeg ik: maak daar gewoon werk van. Ik weet niet of men er in Antwerpen afkerig tegenover zal staan om op voorhand samen te zitten, want ook zij zijn het procedureel aan het bekijken.
Collega, maak u absoluut geen zorgen over de krankzinnigheid van de hulpverlening. Anders, en het wordt beter.
CAW’s over heel het Vlaamse land bieden verschillende hulpverleningen aan en doen dat al jaren. Ik herinner me vaag nog van de vorige legislatuur dat verschillende CAW’s moesten samengaan. Minister, u zult daar de details nog veel beter van kennen. Dat was om versterkt bepaalde dienstverleningen te kunnen bieden. Op zich is er geen probleem mee om andere spelers te betrekken, mijnheer Parys, ik ben het daarmee eens. We moeten één ding altijd voor ogen houden, en dat is de beste kwaliteitsvolle hulpverlening voor de meest kwetsbaren. Of dat hier inhoudelijk niet is gebeurd, daar kan ik vandaag zelfs niet over discussiëren omdat de gouverneur zich daar niet over heeft uitgesproken. Inderdaad, de collega’s in de OCMW-raad zullen daarover in de toekomst discussies voeren.
Voorzitter, om af te sluiten, dank ik u voor de gelegenheid om de vraag te stellen. Minister, ik stel alleen maar vast dat u doorgaat met achter de feiten aan te lopen, ook al hebt u vandaag een kans gekregen om op voorhand die criteria te bespreken met Antwerpen. Ik hoop dat op het einde van de rit de meest kwetsbaren, al dan niet in Antwerpen, niet van een kale reis zullen terugkomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.