Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Wouters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik wens iedereen een smakelijk en lekker jaar met goede streekproducten. Daarover gaat natuurlijk ook meteen mijn eerste vraag.
Waalse vleesverwerkende bedrijven hebben een Europees dossier opgestart om de Ardense salami te erkennen als beschermde geografische aanduiding. Waals minister van Landbouw René Collin heeft het dossier bij de Europese Commissie ingediend. Als Europa de aanvraag goedkeurt, mag de Ardense salami enkel nog in de Ardennen worden geproduceerd.
Vlaamse producenten van de salami zijn niet blij met de aanvraag. Volgens hen wordt de salami zowel in Wallonië als in Vlaanderen gemaakt met hetzelfde varkensvlees en zit de specifieke smaak enkel in de bereidingswijze. Dat is ook al jaren zo. Dertig jaar geleden stond het recept van de Ardense salami al in mijn handboeken voor de spekslagerij, voor het vervaardigen van charcuterie dus. Ik heb de salami zelf gemaakt en ik ben een Vlaming, geen Ardenner. Technisch moet het dus kunnen. De Vlaamse producenten pleiten daarom ook voor een lastenboek. Zo kan de Ardense salami enkel volgens bepaalde voorwaarden worden gemaakt.
U, minister, gaf in enkele media al aan dat u een overgangsperiode wilt instellen. De Europese wetgeving biedt die mogelijkheid, zodat Vlaamse bedrijven zich aan de nieuwe situatie kunnen aanpassen. Wallonië wil een overgangstermijn alleen toestaan op voorwaarde dat op de verpakking al wordt vermeld dat de producten niet in de Ardennen zijn gemaakt.
Hierover heb ik volgende vragen, minister. Wat is uw visie op de aanvraag van Wallonië bij de Europese Commissie om de Ardense salami een beschermde geografische aanduiding toe te kennen? Welke maatregelen neemt u in deze kwestie voor Vlaamse vleesproducenten? Hoe wilt u de overgangsperiode vormgeven?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ook van mij aan iedereen de allerbeste wensen voor het nieuwe jaar. We kijken uit naar een jaar vol goede samenwerking, in het belang van onze Vlaamse land- en tuinbouw.
Mijnheer Wouters, wanneer ik u op woensdagvoormiddag hoor praten over onze kwaliteitsproducten, dan loopt het water me steeds in de mond en krijg ik honger. Dit is een delicaat uur om deze commissie te laten plaatsvinden, voorzitter. Maar goed, we proberen ons te concentreren op de essentie en op de vragen.
Ik wil eerst het algemene principe schetsen. De lidstaten van de Europese Unie beschikken over een uitgebreid palet aan typische landbouwproducten en voedingswaren, die vaak ook internationaal een heel sterke reputatie hebben. Zodra een streekproduct internationaal zo’n goede reputatie heeft opgebouwd, beginnen er natuurlijk commerciële belangen te spelen. Dan gebeurt het dat het streekproduct concurrentie krijgt van producten die zich voordoen als het origineel, maar dat eigenlijk niet zijn. Die concurrentie ontmoedigt niet alleen de lokale producenten, maar misleidt ook de consument.
Daarom heeft Europa in de jaren 1990 binnen het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid een juridisch kader uitgewerkt om de lokale producenten van streekgebonden kwaliteitsproducten te beschermen. Er zijn drie types. Een eerste is de gegarandeerde traditionele specialiteit, de GTS, een tweede de beschermde oorsprongsbenaming, BOB, en ten slotte een derde, de beschermde geografische aanduiding, BGA. In Vlaanderen hebben we de voorbije jaren al verscheidene streekproducten laten beschermen. Typische voorbeelden zijn de Geraardsbergse mattentaarten, de Gentse azalea’s, het Brussels grondwitloof en zelfs de oude Geuze.
Belangrijk om te weten is dat dergelijke beschermingsdossiers niet door de overheid worden opgestart. De lokale bedrijven doen de aanvraag. Ze moeten een uitgebreid productdossier opmaken en een heel traject doorlopen. Uiteindelijk neemt altijd de Europese Commissie de beslissing. Dat is ook logisch, omdat de bescherming geldt voor het hele grondgebied van de Europese Unie en soms zelfs daarbuiten, als dat in handelsakkoorden met derde landen wordt afgesproken.
Wat is nu mijn visie op het specifieke dossier van de Ardense salami? Ik ben van mening dat de salamiproducenten uit de Ardennen het volste recht hadden om zo’n dossier op te maken, net zoals Vlaamse producenten dat ook hebben. Noch ikzelf noch de Waalse overheid, maar enkel de Europese Commissie kan concrete dossiers beoordelen. De Europese Commissie gaat daarbij niet over één nacht ijs en toetst verschillende zaken af. In dit dossier heeft de Europese Commissie nog geen beslissing genomen. We kunnen er dus niet op vooruitlopen.
Ik weet dat een Vlaams vleesverwerkend bedrijf gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een overgangstermijn te verkrijgen ingeval de bescherming er komt. Het bedrijf heeft de vraag al aan de Europese Commissie gesteld. In de procedure is ook opgenomen dat een bedrijf dat kan. Dat lijkt me zeker gerechtvaardigd, maar opnieuw is het de Commissie die een beslissing moet nemen. Ik sta achter het verzoek om een overgangsperiode en ondersteun dat ook. Niet wijzelf zullen uiteindelijk de beslissing nemen, maar ik begrijp de bekommernis, sta volledig achter de vraag, maar de Ardense producenten hebben natuurlijk het recht om die vraag in te dienen. Als we ons daartegen zouden verzetten, zou er wel eens verzet kunnen komen tegen aanvragen vanuit Vlaanderen. Het is dus niet zo simpel.
De heer Wouters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ten dele kan ik inkomen in wat u zegt. Het is belangrijk dat bepaalde zaken worden beschermd. Er zijn eeuwenoude recepten waarop verschillende namen zijn geplakt, zoals Ardense paté en boerenpaté. Dat zijn min of meer dezelfde producten. Als morgen de Waalse vleesbedrijven op die producten het label ‘Ardens’ gaan plakken, dan kan dat toch niet betekenen dat een bedrijf dat al dertig jaar dat product maakt, daar het slachtoffer van wordt. Het zou al te gek zijn dat dit bedrijf dat product niet meer zou mogen maken of verplicht zou worden om het een andere naam te geven.
Ik deel uw mening dat alle streekproducten goed moeten worden onderzocht. We moeten de oorsprongserkenning goed aanpakken. Mijns inziens moet dat vooral garanties bieden op het vlak van kwaliteit. Dat moet zorgen voor betere vleesproducten, en dat is ook het doel van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing, VLAM. Het zou dus vooral om een kwaliteitslabel moeten gaan, en niet om een instrument om zijn of haar markt af te schermen.
De heer De Croo heeft het woord.
Minister, misschien kunt u ons een nota bezorgen met een overzicht van alle producten, en hoe die worden gekwalificeerd. Enkele weken geleden sprak ik de vereniging van Brewers of Europe toe. Op die dag had het Belgisch bier een indrukwekkende erkenning als cultureel waardevol product gekregen. Labels worden op verschillende niveaus toegekend. De UNESCO doet dat, en ook Europa doet dat. Hetzelfde gebeurt op lokaal niveau. Ik was zelf erg actief opdat mattentaarten een label kregen. Dat label wordt uitsluitend toegekend voor het product dat is geproduceerd met melk van Geraardsbergen en Lierde. De promotie kan worden ondersteund met bijvoorbeeld de uitgifte van een postzegel, zoals gebeurde toen ik minister van PTT was. Ik ben een sterke voorstander van het goed benutten van het streekgebonden karakter van de producten, maar zonder te overdrijven.
Vanochtend hoorde ik op de radio mijn goede vriend Willy Naessens zeggen dat we het dan maar over de salami van de Vlaamse Ardennen moeten hebben. Dat is misschien nog niet zo gek, denk maar aan de publiciteit van de Waalse Ardennen waarin die mensen stelden dat zij de echte Ardennen zijn. Het zorgt voor wat concurrentie met de mooie streek waarin ik mag wonen en leven. Kunt u toch zorgen voor wat documentatie, zodat we beter weten welke elementen van belang zijn, en hoe belangrijk die ook zijn? Het heeft van Geraardsbergen veel lobbywerk gekost om het dossier van de mattentaarten afgerond te krijgen.
Een kleine, maar interessante anekdote. In Oudenaarde stond en staat een fabriek van Samsonite. Het bedrijf wou het label ‘Made in France’ op zijn luxetassen plaatsen. Dat vereiste evenwel een productiezetel in Frankrijk. Die is er net over de grens gekomen. Als minister van PTT ben ik er dan in geslaagd om de telefoontarieven in Belgische handen te houden, hoewel het bedrijf in Frankrijk ligt. Ik zou dus graag vernemen aan welke criteria men moet voldoen om een oorsprongserkenning te krijgen. In Keulen stelden we vast dat varkensvleesproducten bijna deelstaat per deelstaat worden aangeboden. Kunnen we meer vernemen over de criteria?
De heer Verstreken heeft het woord.
De Oostendse garnalen zal ik niet ‘crevettes de Wallonie’ noemen, dat is evident. Maar alle gekheid op een stokje, ik wil toch het voorbeeld van ‘Belgian Chocolates’ vermelden. Chocolade die in het buitenland door een Vlaamse firma wordt gemaakt, mag op de doos niet de vermelding ‘Made in Belgium’ of ‘Belgian Chocolates’ krijgen. De chocolade moet daadwerkelijk in België worden gemaakt. De suggestie van de heer De Croo is goed: kunnen we vernemen hoe de regels precies in elkaar zitten?
Een ander voorbeeld hebben we onlangs nog kunnen proeven: het potjesvlees uit de Westhoek.
Ik begrijp uit het gesprek dat plaatsheeft, minister, dat een mogelijk alternatief is dat men de salami uit de Vlaamse Ardennen ook laat erkennen, of de salami uit het Meetjesland of het Waasland, uiteraard mits het doorlopen van een heel specifieke procedure. U zult ons meer informatie bezorgen over wat die procedure juist inhoudt. Ik denk dat we veeleer in die richting moeten kijken dan ons af te zetten tegen een Europese regelgeving, die ook haar voordelen heeft, ook voor bedrijven in Vlaanderen. Daar mogen we zeker en vast niet blind voor zijn.
Is er in een dergelijke procedure een overgangsperiode, die de Vlaamse bedrijven in deze situatie hebben om zich eventueel in orde te stellen? Ik denk dat die overgangsperiode voor Vlaamse bedrijven die dezelfde benaming gebruiken, economisch gezien bijzonder belangrijk is.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik zal graag een overzicht bezorgen van de procedure die doorlopen moet worden. Er is verwezen naar de erkenning van de biercultuur. Dat gaat dan over de culturele tradities. We kennen allemaal het onroerend erfgoed, maar daar gaat het over de tradities en het roerend erfgoed. Er is bijvoorbeeld ook de frietkotcultuur. Dat is meer een cultureel gegeven vanuit UNESCO. Hier gaat het echt over oorsprongsbenamingen en de productie. Ik zal die verschillende soorten eens allemaal laten oplijsten en overmaken. De voorbeelden die zijn genoemd met betrekking tot waar je moet produceren, vallen onder een andere bevoegdheid. Dat valt minder onder onze bevoegdheid. We zullen daar een mooi overzicht van maken.
Er is effectief voorzien in overgangsfases. Die aanvraag is al ingediend door de bedrijven die niet in de Ardennen gelegen zijn en die ook die Ardense salami maken. Zij hebben zo’n dossier ingediend, of zijn daarmee bezig. Dat is dus opgenomen in de regelgeving. Het is niet zo dat je van vandaag op morgen niets meer kunt doen. Die procedure loopt dus, en wij kunnen daar uiteraard ook alle steun aan geven.
Het zal uiteindelijk de Europese Commissie zijn die daarover beslist. De erkenning van de Ardense salami is er nog niet. Dat zal samen bekeken worden: die erkenning en de afwijkingsmogelijkheid. Ik weet niet voor hoelang die overgangsperiode is ingediend, dat zullen we eens nakijken. Het zal uiteindelijk de Europese Commissie zijn die daarover beslist.
De heer Wouters heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor hun bezorgdheid in dezen. Dit is iets wat we met deze commissie goed moeten opvolgen. De bescherming van namen en producten is ook voor Vlaanderen heel belangrijk, maar we moeten daar wel een bepaalde lijn in houden, zodat het echt het unieke naar voren brengt. Poperingse hopscheuten zijn bijvoorbeeld duidelijk van Poperingen. Dat kan moeilijk ergens anders geteeld worden. We moeten erover waken dat we de markt beschermen, maar waar dat echt nodig is, en daar niet algemene zaken bij gaan betrekken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.