Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, toen ik vannacht de uitzending van De Slimste Mens bekeek was een van de vragen: ‘Noem de vijf dieren die het meest overreden worden in ons verkeer’. Dat waren egels, konijnen, vogels, ratten en kikkers. Rendieren werden ook genoemd, maar waren daar niet bij. Everzwijnen waren daar ook niet bij.
Dat zijn allemaal diertjes die overreden worden, wat verder meestal weinig impact heeft op de verkeersveiligheid. Behalve misschien een bruusk remmanoeuvre of uitwijkmanoeuvre van een chauffeur, kan dat niet meteen gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid.
Waar ik vandaag met u eens over wil spreken, is mijn zeer diepe bezorgdheid – ik wil dat beklemtonen – voor het grote wild dat zich meer en meer in onze contreien begint te begeven, en de mogelijke gevaren voor de verkeersveiligheid die dat met zich meebrengt, en dan heel concreet ten aanzien van everzwijnen. Als er in het verleden ergens everzwijnen gemonitord werden, werd er snel geconcludeerd dat jagers ze hadden uitgezet en men wilde dat dat snel opgelost was: weg ermee, want dat dier hoort hier niet thuis.
Door de vele inspanningen die er gebeurd zijn voor ontsnippering, grotere natuurgebieden en dergelijke, is het groter wild terug naar onze regio gekomen. Ik denk dat niemand nog ontkent dat met name in de regio Limburg, maar ondertussen ook in de Antwerpse Kempen als ik het goed heb, er everzwijnen zijn gekomen, deels vanuit migratie, die zonder predatoren heel welig tieren en zich verder voortplanten. We beginnen daar de gevolgen van te zien.
Er zijn gevolgen voor de landbouwsector. Collega Schauvliege heeft in 2014 een code van goede praktijken ondertekend, om aan te geven dat het belangrijk is om zelf maatregelen te nemen en om bijvoorbeeld, concreet voor de landbouwers dan, je gewassen te beschermen door het plaatsen van een elektrische afrastering van minimaal drie draden op regelmatige afstand of met maaswijdte van maximaal 10 centimeter en een minimale hoogte van 0,6 meter.
Maar dat gaat dus over de landbouwsector. Ik wil vandaag echt focussen op de verkeersveiligheid. Ik heb bij de politiezones de cijfers opgevraagd van verkeersongevallen met everzwijnen. Het gaat dan over aangegeven verkeersongevallen. Zoals u weet, is wild in onze wetgeving res nullius: wild behoort niemand toe. Met andere woorden: een automobilist die een ongeval heeft met een overstekend dier, zal die schade op niemand kunnen verhalen. Als hij een omniumverzekering heeft, zal hij dat via die verzekering kunnen recupereren, mits aangifte bij de politie. Iemand die een licht ongeval heeft en geen omniumverzekering, zal dus waarschijnlijk zelfs geen aangifte van dat ongeval doen bij de politie.
Ik schrok toch van de cijfers. In mijn eigen politiezone waren er in 2015 6 ongevallen. In Kempenland 7 ongevallen, in MidLim 22 ongevallen, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Voor heel Limburg ging het over 48 aangegeven ongevallen met everzwijnen in 2015. In 2016 waren er dat 2 weken geleden 32, maar daar kan ik er uit mijn eigen politiezone op die 2 weken tijd alweer 3 aan toevoegen.
Gelukkig gaat dat tot op heden allemaal over ongevallen met stoffelijke schade, althans wat de passagiers betreft, want voor de zwijntjes is het wel al minder gelukkig afgelopen. Ik houd wel mijn hart vast, minister, voor de dag dat een auto frontaal crasht tegen een van die grotere exemplaren, die gemakkelijk 150 tot 200 kilogram wegen en die vrij laag op hun poten staan. Dat kan desastreuze gevolgen hebben.
Als we intussen een code goede praktijken hebben om onze gewassen te beschermen, en we moedigen onze landbouwers aan om die maatregelen te nemen, vraag ik me af welke maatregelen u wilt nemen om onze gewestwegen te beschermen. Ik weet dat er zo veel kilometers zijn in Vlaanderen dat het onmogelijk is om alle gewestwegen te beschermen, maar ondertussen is het ook wel duidelijk, op basis van cijfers van politiezones en van indicaties waar die ongevallen gebeuren, waar maatregelen zich opdringen: die lange, eenzame gewestwegen die kilometers en kilometers door bossen lopen – en daarvan zijn er in Limburg nogal wat – en gebieden waar everzwijnen aanwezig zijn. Gisteren of eergisteren stond in de krant een foto uit mijn gemeente van een rotonde, waar langs de vier kanten bewoning ligt. De zijkant van die rotonde was volledig omgewoeld door everzwijnen. Het hoeft geen betoog: die dieren hebben gewoon over de weg gelopen. Aan een rotonde zal dat weinig gevaar met zich meebrengen, want daar hebben de wagens een lage snelheid, maar ik betwijfel dat die diertjes het besef hebben dat ze altijd beter de weg oversteken aan een rotonde.
Dat is volgens mij een heel groot gevaar, minister, waartegen wij moeten handelen voordat er zware ongevallen gebeuren. Bent u bereid om in het belang van de verkeersveiligheid een gelijknamige code goede praktijk op te stellen? Welke maatregelen zult u treffen om onze wegen en weggebruikers beter tegen overstekend wild te beschermen? Bent u bereid om extra rasters langs risicowegen te plaatsen? Indien ja, binnen welke termijn zullen die rasters er staan?
Minister Weyts heeft het woord.
De code goede praktijk voor wildschade, waar u naar verwijst, bevat preventieve maatregelen die je kunt nemen om schade door wildsoorten en andere soorten aan landbouwgewassen en goederen te voorkomen. Die maatregelen dienen mede om te beoordelen of er een schadevergoeding voor schade door wild kan worden uitgekeerd of dat men het wild mag bestrijden. Als je minstens een van die basismaatregelen genomen hebt – voor everzwijnen zijn dat een elektrische omheining, gaskanon, geluidssystemen, bewegende poppen – kun je schadevergoeding aanvragen en mag je het wild bestrijden.
Ik weet niet of we baat hebben bij een soortgelijke code, en uit wat die dan zou moeten bestaan, voor het bestrijden van het wild zelf. We hebben wel aandacht voor de problematiek van overstekend wild langsheen onze gewestwegen en autosnelwegen. Onze administraties zitten op wekelijkse basis samen met de diensten van collega Schauvliege, meer bepaald het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) en het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). In geval van signalisatie van manifeste problemen bekijkt men welke maatregelen men kan treffen om ongevallen met overstekend wild te vermijden. Ten eerste heb je het waarschuwen van de automobilisten en het plaatsen van verkeersborden – u kent dat gevaarsbord wel, met een springend hert erin – om te signaleren dat er mogelijk groot wild kan oversteken. Vervolgens heb je de maatregelen met betrekking tot de ontsnippering. We hebben ook een specifieke ontsnipperingstool, die is uitgewerkt door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). Dat is een theoretisch model, waarbij aangeduid wordt welke maatregelen je in welke gevallen kunt hanteren.
Als het nodig is, plaatsen we rasters. Maar dat vergroot natuurlijk de versnippering in Vlaanderen. Het gevolg is immers dat je niet alleen de weg afsluit voor groot wild maar ipso facto ook voor klein wild. Daarom worden nooit rasters geplaatst zonder dat er passagemogelijkheden zijn, zonder dat je kunt toeleiden naar een veilige oversteekmogelijkheid, zoals dassentunnels, amfibieëntunnels, ecoduikers, ecotunnels en ecoducten. De rasters moeten in samenhang daarmee worden aangelegd.
Langs verschillende gewestwegen hebben we ook wildspiegels. Die draaien rond en zorgen er door de reflectie voor dat het wild wordt opgeschrikt en ervoor terugdeinst om de weg over te steken. Een andere maatregel is de bermen langs de weg vrijhouden van hoge vegetatie. Op die manier kunnen de bestuurders sneller zien dat er wild oversteekt. Zo hebben de chauffeurs meer marge, hun gezichtsveld is iets ruimer dan wanneer de dieren uit de vegetatie opduiken.
U weet dat verkeersveiligheid, net als de dieren natuurlijk, mij na aan het hart ligt. Daarom zetten we flink in op extra rasters en op extra tracés die we voor ogen hebben in de risicozones, altijd in combinatie met oversteekmogelijkheden. Nu zijn we bezig op de ring rond Brussel, ter hoogte van het Zoniënwoud. Om die versnippering tegen te gaan rasteren we af en leiden toe naar een ecoduct over de ring. Het zijn lange tracés. Ik weet het zo niet uit het hoofd maar het gaat over enkele kilometers. Dan is er de planning ter hoogte van het Meerdaalwoud. Ook daar willen we een ecoduct. En ook in het Nationaal Park Hoge Kempen. In Hechtel-Eksel zijn we momenteel bezig met de uitrol van een wilddetectiesysteem. Dat hebt u waarschijnlijk kunnen lezen. Dat wilddetectiesysteem heeft zijn deugdelijkheid bewezen in het buitenland. Een oplichtend bord meldt de chauffeurs dat er wild oversteekt. De detectie van wild langs de kant van de weg doet de gevaarborden op dynamische wijze oplichten.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik verwees naar de codex van goede praktijken, goed wetende dat dat voor de landbouwgewassen bedoeld is, maar dan wel vanuit de redenering dat als we aan landbouwers kunnen vragen om hun gewassen te beschermen, dat Vlaanderen dan toch ook moet kunnen nadenken over de vraag of wij onze wegen kunnen beschermen.
Minister, ik ben het niet eens met u – of ik denk dat er ergens een kortsluiting is. U zegt dat er wekelijks wordt overlegd tussen AWV en het ANB, om snel te kunnen handelen. Maar ik stel enkel vast dat ik die problematiek al meerdere jaren aankaart bij AWV, en dat ik permanent het antwoord krijg dat er geen budgetten zijn om dat te doen.
Trouwens, er wordt nergens gevraagd om volledig sluitende rasters te maken waardoor klein wild ook tegengehouden wordt. Er zijn volgens mij goedkopere maatregelen, waar je ten minste al groot wild mee kunt tegenhouden. Als je met drie draden groot wild van de maïsakker kunt houden, dan zal het zo ook wel voor een gewestweg kunnen worden tegengehouden. Er moeten op dat vlak keuzes worden gemaakt.
Ik heb na drie jaar bidden en smeken gedaan gekregen dat in mijn gemeente twee van die verkeersborden werden geplaatst. Dat verwittigt de bestuurder en kan hem ’s nachts de reflex doen hebben om niet te snel te rijden.
De berm vrijhouden? Met alle respect, maar ik wil wel eens samen met u in Limburg de wegen afrijden waar er kilometers lang bossen zijn. De heer Keulen zal dat kunnen bevestigen. Ik heb helemaal geen bezwaar tegen de initiatieven die u neemt in de Vlaamse Rand, maar we kunnen in Limburg bovenaan in het grootste bos van Vlaanderen vertrekken, de duinengordel doorrijden met 3000 hectare aaneengesloten bos, en dan het Nationaal Park Hoge Kempen met 6000 hectare, en dan het hele Maasland van boven tot onder, waar tientallen kilometers gewestwegen doorheen lopen, en waar die bossen altijd tot aan de wegrand lopen. Als u daar 5 meter berm wilt vrijhouden, dan moet u maar eens de optelsom maken hoeveel hectare bos daar zou moeten verdwijnen om dat vrij te houden. Dat is gewoon een onmogelijke opdracht.
Ik vind het heel goed dat er wordt gekeken naar wilddetectiesystemen. Maar die kun je ook niet over het hele tracé plaatsen. Dat is uiteindelijk de oversteekplaats waar het wild naartoe wordt geleid. Daarom denk ik, nogmaals, dat hier het gezond verstand moet primeren. Er moet over nagedacht worden. Het hoeven echt niet de rasters te zijn om alle diersoorten het oversteken te beletten, maar dan toch minstens die grotere, die een echte bedreiging vormen voor het verkeer. We moeten daarin investeren. Anders komt de dag dat men zal moeten vaststellen dat er een dodelijk ongeval is gebeurd. Dan gaan we dat halsoverkop doen. We moeten ons terdege bewust zijn van dit gevaar. We moeten daar inspanningen voor leveren. Dat moeten niet echt grote budgetten zijn. Maar ik stel vandaag vast dat AWV zegt dat we daar geen budgetten voor hebben.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb u net vier investeringen opgesomd, het klopt niet dat er niet geïnvesteerd wordt. Het zijn niet bepaald goedkope oplossingen, bijvoorbeeld in het Zoniënwoud, dat zijn lange tracés. Ook in Limburg nemen we maatregelen. Ik heb het Nationaal Park Hoge Kempen en Hechtel-Eksel genoemd, maar ook het Meerdaalwoud.
Soms kan men rasters maken die iets selectiever zijn. Afhankelijk van de gaten en de hoogte kunnen sommige dieren ertussen of erover. Meestal wordt onderaan een klein raster gespannen voor de kleinere dieren, die natuurlijk ook wel platgereden kunnen worden. Het is altijd, ‘case by case’, een evaluatie om te zien welke maatregelen kunnen worden genomen. Ik geef u wel een opsomming van concrete maatregelen die we hebben genomen.
Dat gebeurt trouwens in samenspraak met LNE en het ANB en meestal in de verhouding 50 procent van AWV, 25 procent van LNE en 25 procent van ANB. Dat is de werkwijze van de meeste voorbeelden die ik heb aangehaald. Men moet altijd een zekere afweging maken, ‘case by case’.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik heb het al gezegd: ik doe absoluut geen afbreuk aan de projecten die vandaag in de steigers staan. Die zullen daar altijd met recht en reden worden geplaatst. Er zijn vandaag faunabeheerzones gemaakt. Men kan in kaart brengen waar het probleem zit, waar die everzwijnen zich bevinden. Daar kan men de kaart van het gewest op leggen en dan weet men perfect waar de problemen zijn. Er zijn nog kilometers en kilometers gewestweg in Limburg die onbeschermd zijn en waar het gevaar heel reëel is.
Van januari 2015 tot nu zijn er tachtig ongevallen geregistreerd. Dat is gigantisch veel. Maatregelen dringen zich op. Als ik het Agentschap Wegen en Verkeer daar vragen over stel, maak ik me ten zeerste ongerust. We moeten durven na te denken over een pragmatische oplossing. Om te beginnen zou het goed zijn om die problematische wegen in kaart te brengen zodat een plan van aanpak kan worden opgesteld, eerder dan te wachten tot de ongevallen zich opstapelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.